Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlagtwedde

Beleidsplan 2012 - 2013 Sociale Zaken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlagtwedde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan 2012 - 2013 Sociale Zaken
CiteertitelBeleidsplan 2012 - 2013 Sociale Zaken
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2012Onbekend

12-06-2012

Ter Apeler Courant 26-6-2012

ZA.11-13522/DB.12-824
01-01-201001-07-2012

15-12-2009

- Ter Apeler Courant, 14 april 2010

Z.09-3729/D.09-4183

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan 2012 - 2013 Sociale Zaken

 

 

INLEIDING

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand (Wwb), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), Besluit bijstand zelfstandigen (Bbz), de Wet inburgering (Wi), de Wet stimulering arbeidsparticipatie (STAP) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Het kabinet heeft de Wet werken naar vermogen (Wwnv) ter besluitvorming naar de Tweede Kamer gestuurd. Door de val van het kabinet is het op dit moment nog niet zeker of de Tweede Kamer de wet gaat behandelen of dat de wet controversieel wordt verklaard. Als dat laatste van toepassing is dan zal niet eerder dan na de verkiezingen van 12 september de wet in de Tweede Kamer behandeld worden. In dat geval is het zeer onwaarschijnlijk dat de wet per 1-1-2013 in werking zal treden. Indien de Wwnv op enig moment wordt aangenomen en van kracht wordt dan moet de Wwb in dit beleidsplan gelezen worden als de Wwnv. Al deze wetten en regelingen zullen in dit beleidsplan verder als ‘de wet’ worden aangehaald. De wet biedt aan de gemeente Vlagtwedde de ruimte om eigen beleid te vormen. De gemeenteraad heeft in verschillende verordeningen de kaders vastgelegd. Het college van burgemeester en wethouders heeft de mogelijkheid nadere beleidsregels vast te stellen voor een adequate uitvoering van de wet en de verordeningen. De beleidsregels zijn opgenomen in het voorliggende Beleidsplan Sociale Zaken 2012-2013. Bij de totstandkoming van dit beleidsplan is rekening gehouden met de voorschriften zoals die voortvloeien vanuit de wet. Dit beleidsplan treedt in werking per 1 juli 2012 en vervangt het Beleidsplan Sociale Zaken 2011-2012. Het Beleidsplan Sociale Zaken 2012-2013 is geldig totdat er een nieuw beleidsplan wordt vastgesteld en vormt een leidraad voor alle medewerkers van de afdeling Samenleving. Daarnaast is dit beleidsplan een voorlichtingsdocument voor een ieder die in het beleid van de gemeente geïnteresseerd is.

Visie en doelstellingen

Het beleid van de gemeente is gericht op:

  • a.

    De bevordering van een doelmatige en rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • b.

    Het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners van de gemeente met als doel de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid te bevorderen.

  • c.

    De bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening door middel van inschakeling van arbeid in dienstbetrekking.

  • d.

    Het bemiddelen naar maatschappelijk actieve deelname van inwoners van de gemeente die in eerste instantie niet naar (reguliere) arbeid kunnen worden toe geleid.

De gemeente onderschrijft de stelling dat arbeid een basis is voor zelfontplooiing, zelfstandigheid, ontwikkeling van vaardigheden, contacten en van sociale betrokkenheid. De gemeente stimuleert de eigen verantwoordelijkheid van de burger met als doel het bevorderen van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid. De gemeente stelt zich dan ook ten doel om bij de uitvoering van de wet iedere inwoner van de gemeente Vlagtwedde, die niet op eigen kracht een reguliere betaalde baan kan vinden en/of behouden, daarbij te ondersteunen. Concreet is de doelstelling om ondanks de economische crisis het aantal bijstandsgerechtigden van 141 (stand 20-05-2012) terug te brengen naar 130 ultimo 2013. Uitgangspunt hierbij is: iedereen aan het werk, regulier betaald werk of als dat nog niet mogelijk is sociaal werk (vrijwilligerswerk) tenzij bepaalde beperkingen zich daar gedeeltelijk of volledig tegen verzetten. Mensen die niet in staat zijn om arbeid te verrichten, kunnen op een andere manier meedoen. Nadruk ligt bij deze groep burgers op het bevorderen van maatschappelijk actieve deelname. Dit is tevens een van de aandachtsvelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In dat opzicht zijn de Wwb en Wmo sterk met elkaar verbonden.

De gemeente stelt zich ten doel om maatschappelijke uitval van burgers te voorkomen, armoede te bestrijden door middel van participatiebevordering, schuldhulpverlening en ondersteuning van burgers die rond het minimum leven. De gemeente focust zich daarbij primair op de door de Wwb aan haar toegewezen doelgroepen maar stelt haar expertise ter beschikking aan iedere inwoner die ondersteuning nodig heeft.

Daarnaast presenteert de gemeente zich in de markt als een professionele dienstverlener aan het bedrijfsleven in het algemeen en het MKB in het bijzonder, waarbij de toegevoegde waarde kan worden gevonden in het bieden van werving en selectie van goede arbeidskrachten, een gratis korte kennismakingsperiode, advisering op het gebied van HRM, geen bureaucratie, ondersteuning en scholing van werknemers en toegang tot (Europese) subsidiemogelijkheden.

De gemeente heeft daarbij voor zichzelf de volgende principes (normen en waarden) geformuleerd:

Klantvriendelijkheid

Iedere klant, daaronder verstaan: inwoners en werkgevers die een beroep doen op de diensten van de gemeente, alsook interne klanten, zullen door medewerkers van de gemeente steeds naar beste kunnen worden geholpen. Maatwerk, persoonlijk contact, accuraatheid, snelheid van handelen, het principe “afspraak is afspraak” en pro-activiteit zullen hierbij een basishouding van de medewerkers zijn.

Transparantie

De gemeente maakt haar ambities, processen en resultaten meetbaar, kenbaar en openbaar.

Professionaliteit

De gemeente hecht aan een professionele, betrokken en flexibele opstelling van alle medewerkers en stelt hoge eisen aan het niveau van dienstverlening aan de klant. Van de medewerkers wordt verwacht dat zij de klant kennen, weten wat er bij de klant leeft, wat diens wensen en (on)mogelijkheden zijn. Deze mogelijkheden staan centraal in de manier waarop zij hun functie vervullen.

Maatwerk

De gemeente biedt aan iedere klant de 1-2-3-methode aan. Daar waar nodig wordt het aanbod op maat gemaakt om de klant te ondersteunen de hoogst haalbare trede op de participatieladder te bereiken.

Resultaatgerichtheid

De gemeente stelt kwantitatief meetbare doelen en maakt deze waar.

Voor de jaren 2012 en 2013 zijn de navolgende meetbare doelstellingen geformuleerd;

  • 1)

    Het terugbrengen van het aantal uitkeringen van 141 naar 130 uitkeringen ultimo 2013;

  • 2)

    Het realiseren van de taakstelling Wsw;

  • 3)

    Het realiseren van de taakstelling huisvesting van statushouders.

HOOFDSTUK 1 BELEID ALGEMEEN

Inleiding

Het streven is om de wet zo rechtmatig en doelmatig mogelijk uit te voeren.

1.1 Organisatie

De afdeling Samenleving is opgedeeld in een aantal functies en werkzaamheden die we onderbrengen in een aantal taakvelden. Dit beleidsplan spitst zich toe op het taakveld Sociale Zaken. Bij het taakveld Sociale Zaken vindt er door verschillende (wets) wijzigingen een continue proces van beleidsontwikkeling en veranderingen plaats. Onderstaande beschrijvingen van functies en taken zijn dan ook indicatief.

Het taakveld Sociale Zaken bestaat uit verschillende disciplines zoals Inkomen en Zorg, Werk, Inburgering, Huisvesting Statushouders, Volwassen Educatie, Beleid en Administratie.

De twee Adviseurs Inkomen en Zorg (adviseur IZ) houden zich primair bezig met het beoordelen van de rechtmatigheid van de uitkering en het geven van voorlichting c.q. advies over de voorzieningen in het kader van het minimabeleid. Daarnaast is handhaving een belangrijke taak die bestaat uit het verstrekken van goede en transparante informatie over de rechten en plichten van de uitkering aan de klant, fraudepreventie, fraudebestrijding en het uitvoeren van een streng doch rechtvaardig sanctiebeleid. Daarnaast voert de adviseur IZ een sterke poortwachterfunctie uit, waardoor de instroom wordt beperkt.

Werk bestaat uit twee werkcoaches die tevens accountmanagers zijn. Beide medewerkers van het taakveld Werk worden ingehuurd middels payrolling en uit het Participatiebudget (Werkdeel Wwb) gefinancierd. Daartoe voeren de medewerkers geen wettelijke taken uit. De wettelijke taken met betrekking tot re-integratie worden uitgevoerd door Beleid. De werkcoaches hebben als primaire taak klanten te begeleiden naar werk inclusief voorafgaande diagnose, verwijzing, inzet van instrumenten, geven van trainingen, presentatie van kandidaten e.d.) en hen te matchen met concrete vacatures (inclusief nazorg aan kandidaten). De werkcoaches/ accountmanagers zijn verantwoordelijk voor de acquisitie van vacatures en stageplaatsen, netwerkbeheer en het maken van afspraken met werkgevers alsook de matching van kandidaten met vacatures. Ook voor de werkcoach is handhaving een belangrijk aspect van de functievervulling, vooral door het uitvoeren van een streng doch rechtvaardig sanctiebeleid. Daartoe geeft de werkcoach signalen door aan taakveld Beleid die de inhoudelijke beoordeling doen en de beschikking opmaken. In samenspel met de Adviseur Inkomen en Zorg heeft de werkcoach, ook wat fraudepreventie / fraudebestrijding aangaat, een signalerende functie.

Beleid bestaat uit één senior beleidsmedewerker en twee medewerkers beleidsondersteuning. De twee medewerkers beleidsondersteuning houden zich naast Sociale Zaken ook bezig met de Wmo. De senior beleidsmedewerker zorgt voor de ontwikkeling van het beleid. De beleidsondersteuners geven ondersteuning in de uitvoering en ontwikkeling van het vastgestelde beleid. Ze bewaken de kwaliteit en coachen de collega’s om de kwaliteit zo hoog mogelijk te krijgen c.q. houden. Daarnaast verzorgen zij de bezwaar- en beroepszaken van Sociale Zaken als ook de Wmo.

Inburgering en Huisvesting Statushouders is sinds 1-1-2012 uitbesteedt aan stichting Rzijn. Educatie voor volwassenen is voor 2012 uitbesteed aan het ROC Noorderpoort. Voor 2013 zal gekeken worden welke partij het meest geschikt is om de educatie voor volwassenen uit te voeren.

Administratie bestaat in de basis uit vier medewerkers, één fulltime medewerker beleidsondersteuning administratie, twee medewerkers die verantwoordelijk zijn voor betaling van uitkeringen en uitbetalingen Wmo, één medewerker voor debiteurenbeheer. De werkzaamheden met betrekking tot terugvordering en verhaal zijn als proef uitbesteedt aan de gemeente Stadskanaal.

1.2 Ontwikkelingen

In deze paragraaf zal kort aandacht worden besteed aan de ontwikkelingen die relevant zijn voor het gemeentelijke beleid in het kader van de wet voor de komende jaren.

Wet werken naar vermogen

Het kabinet heeft de nieuwe wet werken naar vermogen (Wwnv) ter besluitvorming naar de Tweede Kamer gezonden. Door de val van het kabinet is het op dit moment nog niet zeker of de Tweede Kamer de wet gaat behandelen of dat de wet controversieel wordt verklaard. Als dat laatste van toepassing is dan zal niet eerder dan na de verkiezingen van 12 september 2012 de wet in de Tweede Kamer behandeld worden. In dat geval is het zeer onwaarschijnlijk dat de wet per 1-1-2013 in werking zal treden. Indien de Wwnv op enig moment wordt aangenomen en van kracht wordt dan moet de Wwb in dit beleidsplan gelezen worden als de Wwnv. De Wwnv komt namelijk in plaats van de Wwb. Verder worden de toelatingseisen van de Wsw en de Wajong aangescherpt, waardoor de toestroom zich zal verplaatsen naar de Wwnv. Alleen mensen die zijn aangewezen op beschut werken komen nog in aanmerking van instroom in de Wsw. De Wajong biedt alleen nog toegang voor die mensen die geen tot nauwelijks arbeidsproductiviteit hebben. Tegelijk wil het kabinet flink bezuinigen op het re-integratiebudget en Wsw. In het ‘Kunduz’ akkoord hebben vijf politieke partijen samen afspraken gemaakt voor de begroting 2013. Daarbij wordt de Wsw gespaard en is de bezuiniging voor 2013 van de baan. Het re-integratiebudget blijft vooralsnog op de hoogte van 2012 gehandhaafd.

Wet werk en bijstand

Deze wet vormt de basis voor de re-integratietaak van Vlagtwedde en de budgetten die zij daarvoor van het Rijk ontvangt. De budgetten zijn door het Rijk de laatste jaren sterk verlaagd. Het Inkomensdeel is het budget ter dekking van de uitkeringskosten. Het Werkdeel als onderdeel van het Participatiebudget is het budget ter dekking van de re-integratiekosten. Onderstaande tabel geeft het verloop weer.

Omschrijving

Bedrag

Omschrijving

Bedrag

Inkomensdeel 2004

€ 1.829.064

Werkdeel 2004

€ 1.891.755

Inkomensdeel 2005

€ 2.186.952

Werkdeel 2005

€ 1.924.195

Inkomensdeel 2006

€ 2.121.587

Werkdeel 2006

€ 1.763.215

Inkomensdeel 2007

€ 1.857.407

Werkdeel 2007

€ 1.602.549

Inkomensdeel 2008

€ 1.814.580

Werkdeel 2008

€ 1.390.009

Inkomensdeel 2009

€ 1.633.123

Werkdeel 2009

€ 1.205.894

Inkomensdeel 2010

€ 1.168.666

Werkdeel 2010

€ 901.926

Inkomensdeel 2011

€ 1.276.278

Werkdeel 2011

€ 598.722

Inkomensdeel 2012

€ 1.601.299

Werkdeel 2012

€ 398.378

Wet participatiebudget

Vanaf 1-1-2009 is de Wet participatiebudget in werking getreden. Deze wet regelt een bundeling van drie budgetten, het Werkdeel Wwb, de middelen op grond van de Wet Inburgering en de middelen voor volwasseneducatie. De vorming van het participatiebudget biedt de gemeente meer mogelijkheden om burgers te laten participeren. Door de economische situatie en wijzigingen in wet- en regelgeving is de toegezegde ontschotting van de drie verschillende geldstromen uitgesteld tot 1-1-2013.

Wet investeren in jongeren (Wij)

De Wij is op 1-10-2009 in werking getreden en is per 1-1-2012 ingetrokken. Vanaf die datum kunnen jongeren in de leeftijd tot 27 jaar een beroep doen op de Wwb. De jongere die zich meldt voor een uitkering wordt direct middels de 1-2-3-methode ondersteund om terug naar school te gaan, betaald werk te zoeken of een combinatie.

Economie

Het CBS verwacht dat de economie in 2012 verder krimpt met 0,75%. De vooruitzichten voor 2013 zijn onzeker. Onderzoek wijst uit dat de krimp van het aantal banen in de regio Oost-Groningen groter is dan in andere delen van het land. Door vergrijzing zal op termijn krapte op de arbeidsmarkt ontstaan. Daarbij is de verwachting dat dit vooral in de zorg en technische beroepen zal zijn. Ondanks de vergrijzing blijven de arbeidskansen voor laagopgeleiden, ouderen en langdurig werklozen ongunstig, vanwege het achterwege blijven van laaggeschoolde arbeid. Hier ligt een uitdaging voor Vlagtwedde voor de komende jaren namelijk: zoveel mogelijk scholing stimuleren, bovendien vraag en aanbod goed op elkaar afstemmen. De afdelingen Samenleving en Ruimte (Economische Zaken) werken nauw samen met ondernemers om vacatures binnen het bedrijfsleven of de non-profit sector in de regio te vervullen en nieuwe bedrijven naar Vlagtwedde te halen. Vlagtwedde bemiddelt actief tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Tevens zal er worden ingespeeld op de vervangingsvraag van werkgevers, waardoor kandidaten tijdig geschoold kunnen worden om toekomstige vrije vacatures te vervullen.

Huisvesting statushouders

Vlagtwedde heeft in 2011 veel energie gestoken in het realiseren van de taakstelling. Dankzij deze inspanningen is een voorsprong op de taakstelling ontstaan van 2. In 2012 en 2013 wordt het beleid voortgezet om de volledige taakstelling te behalen. Daarmee heeft Vlagtwedde in de afgelopen jaren in totaal zo’n 200 statushouders van een huis voorzien. Hoe het er nu naar uitziet wordt de Wet Inburgering per 1-1-2013 aangepast, waardoor de gemeente afgezien van maatschappelijke begeleiding, verder geen rol meer heeft in de inburgering. De gemeente Vlagtwedde laat de huisvesting statushouders en de maatschappelijke begeleiding door stichting Rzijn uitvoeren.

Wet sociale werkvoorziening

Door de modernisering heeft er sinds 2008 een herverdeling plaats gevonden van het aantal WSW dienstverbanden over alle gemeenten van Nederland. Voor Vlagtwedde heeft de herverdeling negatieve gevolgen, waardoor het aantal toegekende WSW dienstverbanden steeds verder daalt. Onderstaande tabel laat de herverdeling zien die per 2008 tot uitdrukking komt en in 2012 verder wordt voortgezet.

Jaar

Aantal SE’s

Bedrag

2008

362,4

€ 9.181.987

2009

351,53

€ 9.519.428

2010

335,71

€ 9.091.018

2011

328,43

€ 8.459.846

2012

316,26

€ 8.146.378

Voor 2012 krijgt de gemeente Vlagtwedde nog maar 316,26 SE’s (standaard eenheden: dienstverbanden van 36 uur per week) toegekend ten opzichte van 328,43 SE’s in 2011. Dit zal betekenen dat van 8 full-time dienstverbanden afscheid zal moeten worden genomen door natuurlijk verloop. Het niet verlengen van tijdelijke dienstverbanden is niet meer van toepassing, doordat de gemeenteraad in 2011 er voor heeft gekozen alle tijdelijke contracten om te zetten naar contracten voor onbepaalde tijd. De wachtlijst (70 personen op 1-5-2012) is redelijk stabiel sinds 2010 toen er ook 70 mensen op de wachtlijst stonden. Er is een kans dat in 2012 of 2013 door natuurlijk verloop WSW dienstbetrekkingen beschikbaar komen voor mensen met een WSW indicatie die op de wachtlijst staan. Door het college is een voorstel naar de raad gestuurd om een wachtlijstverordening Wsw vast te stellen. Dankzij de wachtlijstverordening Wsw kunnen vacatures die ontstaan in het kader van begeleid werken bij werkgevers ingevuld worden door de meest geschikte kandidaat. Daarmee is er hoop om de wachtlijst te laten dalen.

Het kabinet is voornemens om de Wsw af te gaan bouwen van landelijk 100.000 SE naar 30.000 SE. De daling van 70% zal de komende jaren ook Vlagtwedde treffen. Om een dergelijke afbouw mogelijk te maken heeft het Rijk een herstructureringsfaciliteit in het leven geroepen van 400 miljoen euro landelijk. Voor Vlagtwedde gaat het om 1.389.314 euro voor de periode 2012 tot en met 2018. Samen met de andere gemeenten die bij werkvoorzieningschap Wedeka is aangesloten, is een aanvraag ingediend voor de herstructureringsfaciliteit. Door de val van het kabinet is het op dit moment onzeker of de herstructureringsfaciliteit wordt doorgezet of niet. Mocht de herstructureringsfaciliteit wel worden voortgezet dan zal Wedeka met deze middelen de komende jaren omgebouwd worden naar een breed werkleerbedrijf voor het re-integreren van de doelgroepen van de wet en beschut werken van de Wsw. Er zal meer nadruk komen te liggen op ‘Begeleid Werken’ (BW). Bij BW gaan mensen met een WSW indicatie in het reguliere bedrijfsleven aan de slag. Zij hebben een dienstverband bij desbetreffend bedrijf, waarvoor dat bedrijf een loonkostensubsidie krijgt van de gemeente. Doordat bedrijven zelf een deel van de kosten betalen kan de WSW enigszins betaalbaar gemaakt worden. Vlagtwedde voert de WSW-BW in eigen beheer uit. Voor acquisitie en jobcoaching wordt een specialist van Wedeka ingehuurd. Dit levert een extra voordeel op doordat het netwerk van contacten met werkgevers van Wedeka ook ingezet kan worden voor uitplaatsing.

Visie en Strategie Vlagtwedde 2020

De raad van de gemeente Vlagtwedde heeft een visie op de gemeente tot en met het jaar 2020 vastgesteld. Het toekomstbeeld Vlagtwedde 2020 moet gestalte krijgen door de uitvoering van strategische projecten, waarbij – voor zover relevant – ingezet wordt op

  • economische kansen voor de zorg;

  • een agrocluster met intensieve veehouderij en;

  • toerisme.

Deze drie onderdelen vormen het integrale gemeentelijke beleidskader, hetgeen inhoudt dat beleidsontwikkeling op de diverse afdelingen hierop zal moeten worden afgestemd. Voor de afdeling Samenleving betekent dit in ieder geval dat haar activiteiten binnen deze sectoren – Vlagtwedde beschikt al over een relevant netwerk – zullen worden uitgebreid.

HOOFDSTUK 2 RE-INTEGRATIE

De activiteiten die in dit hoofdstuk staan beschreven, worden mede mogelijk gemaakt door financiering vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF). Voor de periode mei 2012 tot november 2013 heeft de gemeente Vlagtwedde een ESF subsidie aangevraagd om de doelgroepen: Niet uitkeringsgerechtigden (NUO’s), arbeidsbelemmerden, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en uitkeringsgerechtigden van 55 jaar of ouder te re-integreren. Op grond van de wet heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om werkzoekende burgers te ondersteunen bij het (her)vinden van betaald werk. Op grond van de wet heeft de gemeenteraad de kaders vastgelegd in verschillende verordeningen. In dit hoofdstuk zijn de beleidsregels opgenomen op grond van de ‘Re-integratieverordening gemeente Vlagtwedde’, verder te noemen de ‘re-integratieverordening’. De gemeente Vlagtwedde voert de re-integratie zelfstandig uit. De gemeente koopt sinds 2004 geen re-integratietrajecten in bij re-integratiebedrijven, maar werft zelf professionals, stuurt deze aan en koopt instrumenten in die de professionals nodig hebben voor effectieve re-integratie. De gemeente is daarmee zelf verantwoordelijk voor resultaten.

De gemeente Vlagtwedde is een vooruitstrevende gemeente als het om re-integratie gaat. De gemeente Vlagtwedde heeft zijn eigen methode ontwikkeld: de 1-2-3-methode. Kern van deze methode is een directe inschakeling in arbeid van kandidaten, een directe oplossing van alle relevante belemmeringen, maximale inzet op uitstroom naar regulier werk, een werkweek van 40-uur, trajectbegeleiding vanuit het werkgeversperspectief en maatschappelijke participatie.

Daarnaast onderscheidt de gemeente Vlagtwedde zich in haar zakelijke werkgeversbenadering. De gemeente beschikt over twee werkcoaches/accountmanagers die in samenwerking met bedrijvencontactfunctionaris van de afdeling economische zaken zorgdragen voor de acquisitie van stageplaatsen en vacatures, netwerkontwikkeling en relatiebeheer. De gemeente ontwikkelt zich daarmee van een dienstverlener aan kandidaten eveneens tot een dienstverlener aan werkgevers.

Doelgroepen(artikel 2 re-integratieverordening)

De wet bepaalt dat de gemeente verantwoordelijk is voor re-integratie van een zestal doelgroepen:

  • 1.

    Inwoners aan wie de gemeente krachtens de Wwb, Ioaw of Ioaz een uitkering tot levensonderhoud verstrekt: uitkeringsgerechtigden;

  • 2.

    Inwoners die, zonder recht op een uitkering van de gemeente of de Uitvoeringsinstelling Werknemers Verzekeringen (Uwv), bij het UWV werkbedrijf zijn ingeschreven als niet werkende werkzoekende: NUO’s;

  • 3.

    Inwoners die onder het participatiebudget vallen;

  • 4.

    Inwoners die van de Sociale Verzekeringsbank een uitkering tot levensonderhoud ontvangen op grond van de Algemene nabestaandenwet: Anw-ers;

  • 5.

    Inwoners met een dienstverband dat gesubsidieerd wordt op basis van het Wwb Werkdeel (voorheen de Wiw of het Besluit ID-banen);

  • 6.

    Inwoners met een Uwv uitkering waarvan het Uwv heeft aangegeven dat de gemeente een rol kan c.q. mag vervullen in het kader van re-integratie. In het kader van het ESF project gaat het hierbij in ieder geval om de doelgroepen: arbeidsbelemmerden, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en uitkeringsgerechtigden van 55 jaar of ouder. De termen kandidaat, klant, cliënt en werkzoekende hebben dezelfde betekenis. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Hieruit komt een zevende doelgroep naar voren:

  • 7.

    Inwoners die wegens een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperking niet tot reguliere arbeid in staat zijn en aan wie derhalve een beschutte werkplek moet worden geboden: Wsw-ers.

2.1 Uitwerking artikel 3 van de re-integratieverordening

Aan het re-integratiebeleid liggen een aantal uitgangspunten ten grondslag. Onderstaand worden deze uitgangspunten kort genoemd en nader geconcretiseerd. Daarnaast worden waar nodig per doelgroep aanvullende uitgangspunten geformuleerd.

2.1.1. Prioriteiten

Er worden alleen dan voorzieningen aangeboden indien het beschikbare budget dit toelaat. Alle werkzoekenden in de gemeente Vlagtwedde kunnen een beroep doen op de gemeente voor ondersteuning naar (betaald) werk. De eerste prioriteit (inzet van menskracht en financiële middelen) ligt weliswaar bij de groep uitkeringsgerechtigden. Er zal echter (in overleg met de ketenpartners) gekeken worden naar optimalisering van de dienstverlening aan overige inwoners van de gemeente Vlagtwedde. Doel van de trajectbegeleiding voor deze bredere doelgroep is om de instroom in de bijstand te voorkomen en gekwalificeerd aanbod te hebben voor werkgevers.

2.1.2. Snelheid en intensiviteit

Eén van de belangrijkste uitgangspunten is snelheid, oftewel beperking van onnodig tijdverlies door bureaucratie. Dit uitgangspunt komt onder meer tot uiting in de snelle intake en start van het traject en de snelle inzet van diagnose-instrumenten. Met andere woorden: kandidaten worden binnen afzienbare tijd (enkele werkdagen) naar werk of activering bemiddeld. Iedere klant heeft tijdens de trajectbegeleiding periodiek een persoonlijk gesprek met de werkcoach in samenwerking met de Adviseur Inkomen en Zorg. Uitgangspunten hiervan zijn “Ken je klant en heb hem/haar volledig in beeld”.

2.1.3. Iedereen doet mee

Een minstens zo belangrijk uitgangspunt als snelheid is het opdoen en/of behouden van werkritme en –ervaring gedurende het re-integratietraject. Iedereen die een uitkering ontvangt zal zich maximaal moeten inspannen om te re-integreren c.q. zijn/haar perspectief op werk te verbeteren. Werken is daarbij noodzakelijk, of het nou plaatsvindt in het kader van een stage, het opdoen van werkervaring, het voorkomen van lacunes in een cv of sociale activering. Werken tijdens de uitkeringsperiode vergroot de inpasbaarheid in het arbeidsproces en voorkomt sociaal isolement. Tevens is het een onderdeel van de diagnose. Om die reden dient een werkzoekende zich 40 uur per week in te zetten voor het re-integratietraject. Met andere worden: iedereen aan het werk, tenzij bepaalde beperkingen zich daar gedeeltelijk of volledig tegen verzetten. In dat geval zal bij de inzet van het werk rekening worden gehouden met de mogelijkheden c.q. beperkingen en zal het aantal uren per week waarschijnlijk minder zijn dan 40 uur per week. Dit zal op een zo objectief mogelijke manier worden gemotiveerd door bijvoorbeeld een advies van de arbo-arts of een Sociaal Medisch Advies van het Uwv. Mensen die niet in staat zijn om arbeid te verrichten, kunnen op een andere manier meedoen. Nadruk ligt bij deze groep burgers op het bevorderen van maatschappelijk actieve deelname en het voorkomen van sociale uitsluiting. Een intensief traject biedt ook de mogelijkheid om zo de klant echt te leren kennen.

2.1.4. Eigen initiatief

De rol van de gemeente is die van ondersteuner. Het vinden en behouden van een reguliere baan is primair de verantwoordelijkheid van de werkzoekende. Afhankelijkheid van de behoeften van de individuele klant kan de ondersteuning door de gemeente minder vergaand zijn (ondersteuning bij sollicitaties) of juist uiterst vergaand zijn (bemiddeling, het vinden van een baan).

2.1.5. Werk boven inkomen

De klant zal maximaal worden geprikkeld om uit te stromen naar regulier werk. Deze prikkels zijn onder meer:

  • a.

    een streng sanctiebeleid: iedere weigering c.q. wanprestatie van de klant zal – na waarschuwing door de werkcoach, worden bestraft met een verlaging (afstemming) die kan oplopen tot 100% van de bijstand. De duur en hoogte van deze afstemming wordt bepaald aan de hand van de afstemmingverordening van de gemeente. Daarnaast zal worden onderzocht of en in hoeverre, indien een re-integratietraject door het handelen of nalaten van de klant wordt stopgezet, de door de gemeente tot dan toe verschuldigde trajectkosten volledig van de klant kunnen worden teruggevorderd.

  • b.

    een strikte toepassing van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid. Dit betekent dat een klant alle arbeid moet aanvaarden, behalve arbeid die in strijd is met de wet of de goede zeden. De klant zal zich tevreden moeten stellen met alle arbeid die voorhanden is c.q. binnen de termijn van het re-integratietraject zal worden gevraagd.

2.1.6. Grenzen van investeringen artikel 3 lid 2 re-integratieverordening

De re-integratieactiviteiten gericht op bemiddeling naar een reguliere baan zullen te allen tijde ten doel hebben de klant in een zo kort mogelijke tijd en met zo min mogelijk kosten blijvend toe te laten treden tot de reguliere arbeidsmarkt op een minimaal voor de klant bereikbaar niveau. Uitgangspunt hierbij is dat de re-integratie zich voornamelijk richt op de kortste weg naar werk en/of maatschappelijke participatie en sociale zelfredzaamheid. Kansen voor duurzame uitstroom worden zoveel mogelijk benut en bevorderd middels scholing, stages en opleidingscoaches in te zetten. De werkzoekende kan geen eisen stellen aan de investering die de gemeente doet. Als het participatiebudget besteed is, is de gemeente gerechtigd om alle voorzieningen te staken, zoals reiskostenvergoeding, premies, etc.

2.2 Uitwerking artikel 4 van de re-integratieverordening

Alle algemeen geaccepteerde arbeid moet worden aanvaard, zie artikel 4 lid 1 re-integratieverordening. Het college van B&W, bepaalt in eerste instantie de reikwijdte van dit begrip en de toepassing van de criteria in individuele situaties. Bij deze beoordeling kunnen gewetensbezwaren (bijvoorbeeld uit geloofsovertuiging) een rol spelen, maar dan alleen als onderdeel van een complex van afwegingen, waarbij tevens gekeken wordt naar bijkomende omstandigheden, zoals de inspanningen die betrokkene heeft gedaan om werkloosheid te vermijden of een andere baan te vinden. Ook zal over het algemeen bekeken worden hoeveel mogelijkheden iemand heeft om op korte termijn een andere, algemeen geaccepteerde baan te vinden. Met andere woorden, "het werkloosheidsrisico" vormt een belangrijk criterium. Bovendien kan een beroep op gewetensbezwaren alleen, wanneer deze een zodanig conflict met de te verrichten arbeid oplevert, dat die arbeid in het geheel niet meer verricht kan worden. Waar het in de kern om gaat is dat iemand de financiële gevolgen van de eigen keuzes niet mag afwentelen op de maatschappij door afhankelijk te blijven van een uitkering wanneer betaald werk voorhanden is.

Artikel 4 lid 2 re-integratieverordening biedt de werkzoekende de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen van de gemeente bij arbeidsinschakeling. Vlagtwedde doet dit door het toepassen van de 1-2-3-methode. De 1-2-3-methode is sinds 2004 door Vlagtwedde ontwikkeld en houdt het volgende in:

Dag 1: Voor de jongere tot 27 jaar geldt de baanzoekplicht van 4 weken zoals beschreven onder punt 2.2.10. De werkzoekende van 27 jaar of ouder meldt zich bij het Uwv-werkbedrijf als werkzoekende. De gemeente Vlagtwedde ontvangt via het Uwv de aanmelding en nodigt de werkzoekende schriftelijk uit met het verzoek om alle ontbrekende documenten in te leveren tijdens de werkintake op dag 2. De werkzoekende dient zelf en op eigen kosten te zorgen voor vervoer en kinderopvang voor zowel dag 1 als dag 2. Indien de werkzoekende op dag 2 niet verschijnt wordt de aanvraag per beschikking buiten behandeling gesteld. Als de werkzoekende alsnog in aanmerking wil komen voor een bijstandsuitkering, zal deze zich opnieuw moeten melden bij het Uwv. Het niet hebben van vervoer of kinderopvang zijn geen geldende redenen om niet op dag 2 bij de werkintake te verschijnen.

Dag 2: de werkzoekende ontvangt bij de werkintake informatie over de wet en het beleid van de gemeente (de 1-2-3-methode). De wensen en (on)mogelijkheden van de werkzoekende worden besproken. Er worden afspraken gemaakt over de re-integratie en vastgelegd in het re-integratieplan. Voor jongeren in de leeftijd tot 27 jaar en alleenstaande ouders worden de gemaakte afspraken omtrent de re-integratie vastgelegd in het plan van aanpak. Het plan wordt door de werkzoekende en de gemeente ondertekend. De gemeente bevestigd de gemaakte afspraken door middel van een beschikking die separaat wordt toegestuurd.

Dag 3: De werkzoekende gaat aan de slag met de afspraken die in het re-integratieplan zijn vastgelegd.

Op grond van artikel 4 lid 3 re-integratieverordening is de 1-2-3-methode voor alle bijstandsgerechtigden een verplicht onderdeel waar volledige medewerking aan verleend moet worden. Binnen de 1-2-3-methode gelden de volgende uitgangspunten:

2.2.1. Huisregels en agressie

Kandidaten dienen zich te houden aan de huisregels zoals beschreven in bijlage 2. Agressie wordt niet getolereerd. Mocht er op enigerlei wijze sprake zijn van agressie dan wordt het agressieprotocol van de gemeente gevolgd. Op grond van de Afstemmingsverordening Wwb kan dit leiden tot een verlaging van de uitkering.

2.2.2. Arbeidstraining / Stage

Iedere uitkeringsgerechtigde klant zal zo spoedig mogelijk na aanmelding worden bemiddeld naar een stageplaats of arbeidstraining. In combinatie met de workshops van de gemeente en persoonlijke begeleiding door de werkcoach is de tijdsbelasting 40 uur per week, tenzij dit door beperkingen niet mogelijk is. In dat geval is het aantal uren per week leidend wat het hoogst haalbare is. Dit aantal uren zal zo objectief mogelijk vastgesteld worden door een arbo-arts of een Sociaal Medisch Advies (SMA) van het Uwv. In dit verband onderhoudt en vergroot de gemeente een netwerk van werkgevers. Op een stageplaats c.q. arbeidstrai-ningsplaats wordt de klant aangestuurd door de betreffende organisatie, maar onder regie van de werkcoach. De stage dient steeds een specifiek doel, met name arbeidsritme en het opdoen van werknemersvaardigheden. De werkcoach zal bij selectie van de stageplaats zoveel mogelijk rekening houden met het bemiddelingsberoep of de bemiddelingsrichting van de klant.

2.2.3. Arbodienst

Waar gewerkt wordt, dient een arbodienst aanwezig te zijn, zowel in het belang van de klant (arbeidsomstandigheden, ziekteverzuimbegeleiding) als in het belang van de gemeente (verzuimpreventie). Concreet komt deze dienstverlening erop neer dat een klant die van mening is dat hij vanwege ziekte niet in staat is zijn of haar trajectverplichtingen na te komen, dat dient te melden bij zijn arbeidstrainingsplaats/stageplaats én de werkcoach. De klant dient zich aan het verzuimprotocol te houden, zoals beschreven in bijlage 1. De werkcoach registreert deze ziekmelding in het online meldingssysteem en vraagt aan de arbodienst– afhankelijk van de concrete situatie – daaraan een passend vervolg te geven. De gemeente zal in veel voorkomende gevallen ook een verzuimmedewerker inzetten om door huisbezoek vast te stellen dat iemand ziek thuis is. De zieke dient in alle gevallen bereikbaar te zijn voor de gemeente en is zelf verantwoordelijk om bij de gemeente aan te geven hoe en op welke wijze de zieke bereikbaar is. In ieder geval geldt daarbij als uitgangspunt dat de contactfrequentie van de Wet Poortwachter, die overigens niet van toepassing is, wordt nagestreefd.

2.2.4. Verlof/vakantie

In de Wwb is vakantie alleen toegestaan mits dit de arbeidsinschakeling niet belemmert. Een werknemer in Nederland heeft gemiddeld 24 vakantiedagen per jaar bij een veertig urige werkweek. Kandidaten bouwen per ingezet uur 6 minuten verlof op, bij een inzet van 40 uur per week, heeft iemand na 4 weken in totaal 2 verlofdagen van 8 uur opgebouwd. Verlof kan pas worden opgenomen indien het verlof ook daadwerkelijk is opgebouwd en onder de voorwaarde dat er maximaal vier weken aansluitend vakantie mag worden genomen. Het opgebouwde verlof kan nooit omgezet worden in geld en daarmee nooit tot uitbetaling in geld leiden. Indien een klant aan de start van een traject staat, zal vakantie als belemmerend worden beschouwd en niet worden toegestaan, tenzij de werkcoach individuele omstandigheden en/of dringende redenen constateert waardoor van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij een werksituatie, is er voor gekozen dat kandidaten via het klant re-integratiesysteem (KRS) digitaal een verzoek tot verlof dienen te doen bij de werkcoach. De werkcoach beoordeelt of het opnemen van de vrije dagen/ vakantie niet belemmerend werkt voor de voortgang van het traject. Een reden om het verzoek tot verlof af te keuren is als de kandidaat het regelmatig laat af weten op de werkplek en/of zich onvoldoende inzet op de werkplek, dan wel een arbeidshouding heeft die verbetering behoeft. Als het verlof c.q. vakantie door de werkcoach wordt goedgekeurd en door de kandidaat wordt opgenomen, dient deze het verlof wel te vermelden op het maandelijkse rechtmatigheidsonderzoeks-formulier (ROF). Ieder opgebouwd verlof vervalt aan het einde van het traject. Tijdens ziekte bouwt de klant geen verlof op.

2.2.5. Diagnose-instrumenten

De werkcoach heeft de beschikking om – in geval van vermeende lichamelijke, psychische of verstandelijke beperkingen – aanvullende diagnose-instrumenten in te zetten, zoals sociaal-medisch, arbeidskundig of psychologisch onderzoek. Ieder van deze onderzoeken heeft ten doel beperkingen te signaleren, alsmede de resterende belastbaarheid en daarbij behorende beroepen. Daarnaast zijn ook instrumenten als beroepsinteresse- en intelligentietesten beschikbaar. Onderzoeken vinden binnen twee werkdagen na aanmelding plaats en rapportage wordt binnen twee werkdagen na onderzoek aangeleverd.

2.2.6. Werkgeversperspectief

Hoewel de verhouding tussen de gemeente en kandidaten geen formele werkgevers-werknemersrelatie is, zal de periode in de uitkering zoveel mogelijk aansluiten bij de beoogde werksituatie. Dit om de overgang naar de werksituatie zo optimaal mogelijk vorm te kunnen geven. Dit betekent onder meer dat ieder traject van kandidaten:

Ø Een tijdsinvestering van 40 uur per week zal vergen tenzij dit door omstandigheden niet mogelijk is;

Ø Een arbodienst ziekteverzuimbegeleiding en risico-inventarisaties zal verzorgen;

Ø Concrete situaties en vraagstukken vanuit een werkgeversperspectief zullen worden benaderd;

Ø Als uitgangspunt heeft, dat de kandidaat als een normale werknemer wordt behandeld.

2.2.7. Onafhankelijkheid

De gemeente is volledig verantwoordelijk voor de re-integratie van de doelgroep en wordt daar ook financieel op afgerekend. Dit betekent dat de gemeente en de partners die in dit proces zijn betrokken optimaal moeten presteren. De gemeente zal waar mogelijk hierop sturen. Daarbij zal zoveel mogelijk worden samengewerkt met de ketenpartners, zoals het UWV WERKBEDRIJF.

2.2.8. Scholing

Scholing kan deel uitmaken van het re-integratietraject indien de gemeente van mening is dat de scholing bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Scholing is geen recht waar de klant zich op kan beroepen. In principe worden alleen vakgerichte scholingen ingezet zoals VCA, heftruckcertificaat, etc. indien dit aansluit bij het kunnen laten werken van de werkzoekende. De kosten van reguliere scholing als Bol en Bbl dient de klant zelf te voldoen om rechtsongelijkheid met medestudenten te voorkomen die geen vergoeding van de gemeente kunnen krijgen. Alleen als dit tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden kan het college hiervan afwijken. Alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar kunnen ontheffing aanvragen van de re-integratieplicht voor de duur van maximaal 5 jaar, maar dan staat er een scholingsplicht tegenover. In dat geval zal de gemeente Vlagtwedde een scholingsaanbod aan de alleenstaande ouder doen en is een vergoeding vanuit de gemeente mogelijk. De inkoop van scholing zal steeds door de werkcoach worden gemotiveerd en is uitsluitend mogelijk indien en voor zover een relatie bestaat met reële beroepskansen na afronding. Financiering van de scholing en toestemming voor de kandidaten om scholing te starten met behoud van uitkering, vindt alleen dan plaats, indien er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals bijvoorbeeld studiefinanciering. Daarnaast wordt ingezet op het stimuleren van duurzame uitstroom door het in kaart brengen van de vervangingsvraag en opleidingsbehoeften bij werkgevers door de werkcoaches/ accountmanagers en dit te koppelen aan de werkzoekenden. Door werkzoekenden die werken met behoud van uitkering op te leiden naar de vraag van werkgevers, is de kans op duurzame arbeid groter. De kans van terugval op de bijstand is kleiner.

2.2.9. Bereikbaarheid

De werkzoekende is zelf verantwoordelijk om op eigen kosten telefonisch bereikbaar te zijn. Het niet hebben van voldoende financiële middelen is geen argument, omdat een deel van de bijstandsuitkering hiervoor is bedoeld. Als de werkcoach een vacature heeft, dient de werkcoach bereikbaar te zijn op werkdagen van 8.00 uur tot 17.00 uur. De werkzoekende is verantwoordelijk om wijziging van telefoonnummer dan wel bereikbaarheid aan de werkcoach door te geven.

2.2.10. Baanzoekplicht jongeren tot 27 jaar

De jongere tot 27 jaar die zich meldt bij het Uwv voor een bijstandsuitkering, moet eerst 4 weken zeer intensief zoeken naar betaald werk of een opleiding die valt onder de studiefinanciering. Deze 4 weken wordt ook wel de ‘baanzoekplicht’ genoemd. De gemeente Vlagtwedde verstaat onder de baanzoekplicht in ieder geval dat de jongere zich laat inschrijven bij 5 uitzendbureaus en elke werkdag minimaal 1 concrete sollicitatie op werkelijke vacatures verricht. In 4 weken zijn dat dus 20 aantoonbare sollicitaties. Open sollicitaties vallen daar niet onder. De jongere die binnen de 4 weken geen betaald werk of studie heeft gevonden kan een aanvraag indienen voor een bijstandsuitkering. Bij de werkintake dient de jongere een overzicht in te leveren van de 5 inschrijvingen bij uitzendbureaus en van 20 verrichte sollicitaties. De werkcoach beoordeelt vervolgens de inspanningsverplichting. Als uit de houding en gedragingen van de jongere ondubbelzinnig blijkt dat hij of zij de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, lid 1 Wwb, of artikel 55 Wwb niet wil nakomen, door bijvoorbeeld maar bij 1 uitzendbureau in te schrijven en enkele sollicitaties te hebben verricht, dan wordt dat door de gemeente beoordeeld als niet voldaan aan de inspanningsverplichting. In dat geval zal de aanvraag in principe worden afgewezen. Indien de jongere alsnog voor een uitkering in aanmerking wil komen, zal deze een nieuwe aanvraag bij het Uwv moeten indienen. Indien de jongere gedeeltelijk aan de baanzoekplicht heeft voldaan door bij meer dan 1 uitzendbureau ingeschreven te staan en meer dan 3 concrete sollicitaties te verrichten, dan wordt er conform artikel 3 derde lid sub c en artikel 4 lid 1 sub c van de afstemmingsverordening Wwb een verlaging van 30% op de uitkering toegepast.

2.3 Uitwerking artikel 5 re-integratieverordening NUO’s en ANW-ers

Niet uitkeringsgerechtigden ofwel niet uitkering ontvangers (NUO’s) en ANW-ers, komen in aanmerking voor ondersteuning van de werkcoaches/accountmanagers in de vorm van persoonlijke begeleiding, trainingen, workshops en gesprekken.

2.3.1. Geen recht

NUO’s en ANW-ers komen niet in aanmerking voor reiskostenvergoeding, premies, subsidiebanen, loonkostensubsidie en scholing, tenzij deze gekoppeld is aan betaald werk en naar het oordeel van de gemeente de investering rechtvaardigen. NUO’s en ANW-ers met een bruto inkomen boven de 115% van de voor hen geldende bijstandsnorm komen niet in aanmerking voor de inzet van overige voorzieningen, zoals scholing en voorzieningen die de gemeente geld kosten anders dan de personele inzet van werkcoaches/accountmanagers. Alleen als dit tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden kan het college hiervan afwijken.

2.3.2. Eigen bijdrage

Op grond van artikel 8 lid 4 re-integratieverordening kan de gemeente ten alle tijden een eigen bijdrage eisen van de NUO’s en ANW-ers. Op grond van het mandaatbesluit kan de manager afdeling Samenleving daar nadere invulling aan geven.

2.4 Uitwerking artikel 6 van de re-integratieverordening ontheffingen

Volledige ontheffing van alle Wwb arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9 lid 1 sub a en sub b Wwb is alleen mogelijk indien iemand een indicatie heeft op grond van de wet sociale werkvoorziening (WSW) of een Wajong uitkering heeft. De verplichting voor het leveren van een tegenprestatie zoals benoemd in artikel 9 lid 1 sub c Wwb is wel op voorgenoemde doelgroepen van toepassing. Hoofdstuk 3 gaat nader in op het leveren van de tegenprestatie en wat de gemeente Vlagtwedde daar onder verstaat.

2.4.1. Volledige ontheffing is niet mogelijk

Voor de Wwb-gerechtigden zonder WSW-indicatie is volledige ontheffing van alle Wwb arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9 lid 1 Wwb niet mogelijk. De verplichting die altijd van toepassing is en blijft is de plicht om te participeren en sociaal actief te zijn in de mate waarin dat voor de Wwb-gerechtigde mogelijk is. Zelfs in de situatie dat een klant allerlei beperkingen heeft, is de klant niet ontheven van de plicht van sociale activering. De plicht om mee te werken aan een onderzoek naar arbeidsinschakeling blijft ook ten alle tijden van toepassing. Een gedeeltelijke ontheffing van de verplichtingen is wel mogelijk op grond van artikel 9 Wwb, lid 2 en 4. De gedeeltelijke ontheffing zal middels een beschikking aan de klant kenbaar worden gemaakt. De gedeeltelijke ontheffing is altijd voor bepaalde tijd. In beginsel nooit langer dan één jaar.

2.5 Uitwerking artikel 7 van de re-integratieverordening voorzieningen

In deze paragraaf wordt het re-integratieproces en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt, zo concreet mogelijk weergegeven en moet gezien worden als een voorziening op grond van artikel 7 lid 1 van de re-integratieverordening. In feite vormt deze paragraaf het belangrijkste onderdeel van dit beleidsplan: het beleid in uitvoering.

2.5.1. Melding, Intake en Traject (1-2-3-methodiek)

2.5.1.1 Melding (dag 1)

Het proces begint op het moment dat een tot de doelgroep behorende klant zich meldt bij het UWV WERKBEDRIJF voor een uitkering of een traject op grond van de Wwb of via internet een aanvraag Wwb doet. Voor de jongere tot 27 jaar geldt de baanzoekplicht zoals beschreven onder punt 2.2.10. Na 4 weken meldt de jongere zich weer bij het Uwv. De melding komt binnen bij het UWV WERKBEDRIJF die de aanvraag doorzet naar de gemeente Vlagtwedde, met daarin de naw-gegevens van de nieuwe klant, alsmede zijn of haar telefoonnummer. De werkzoekende wordt uitgenodigd voor een werkintake en diagnose met de werkcoach bij de gemeente Vlagtwedde op dag 2. De werkzoekende dient zelf en op eigen kosten te zorgen voor vervoer en kinderopvang voor zowel dag 1 als dag 2. Indien de werkzoekende op dag 2 niet verschijnt wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld en zal de werkzoekende zich opnieuw moeten melden voor de aanvraag van een bijstandsuitkering. De ingangsdatum van de bijstandsuitkering zal in die situatie niet langer de meldingsdatum zijn bij het Uwv, maar de datum wanneer de werkintake horende bij de bijstandsaanvraag daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het niet hebben van vervoer of kinderopvang zijn geen geldende redenen om niet op dag 2 bij de werkintake te verschijnen.

2.5.1.2 Intake en diagnose (dag 2)

De klant meldt zich voor een werkintakegesprek met de werkcoach. De klant wordt informatie verstrekt over de re-integratiemethode van Vlagtwedde, ontvangt een werkmap met het verzuimprotocol, het digitale KRS systeem via www.ons-werk.nl wordt uitgelegd, de klant overhandigt aan de werkcoach een curriculum Vitae (CV) en motivatiebrief. Tijdens het gesprek stelt de werkcoach een diagnose en vormt een belangrijk onderdeel van het proces. Op basis van deze diagnose worden voor de klant en de gemeente verstrekkende besluiten genomen. Voor de klant, omdat bepaald wordt naar welk van de twee voorlopig bereikbare doelen zal worden toegewerkt.[1] Voor de gemeente, omdat een verkeerde keuze direct financiële consequenties heeft. Een goede voorbereiding, een zorgvuldige gespreksvoering en intensieve evaluatie zijn derhalve voor beide partijen noodzakelijk. Het diagnosegesprek heeft ten doel te bepalen wat het voor de klant bereikbare doel is en welk traject c.q. welke instrumenten zullen worden ingezet om dat doel te bereiken. Er wordt naar gestreefd om het traject, dat tot het gekozen doel zal moeten leiden, te starten op uiterlijk de eerstvolgende werkdag. De keuzes die – op hoofdlijnen – kunnen worden gemaakt, zijn de volgende:

A. Regulier werk

  • a. Directe bemiddeling (maximaal drie maanden)

  • b. Kortdurend toeleidingstraject (maximaal zes maanden)

  • c. Langdurig toeleidingstraject (maximaal drie jaar)

B. Sociale activering

  • a. Activering

  • b. Toeleiding sociale werkvoorziening

  • c. Flankerende maatregelen

Treden 1,2 en 3 vallen onder keuze B (zorg, sociale activering, vrijwilligerswerk). Onderstaande figuur laat de 6 treden van de participatieladder zien: (nb: het is technisch niet mogelijk het figuur hier in te voegen.

Trede 1 is geïsoleerd,

trede 2 is sociale contacten buitenshuis,

trede 3 is deelname georganiseerde activiteiten,

trede 4 is onbetaald werk,

trede 5 is betaald werk met ondersteuning,

trede 6 is betaald werk).

De procedure om tot de bovenstaande doelen te komen zal hierna op hoofdlijnen worden weergegeven. Essentieel is dat steeds een vervolgafspraak wordt gemaakt, zodat de klant in beeld blijft.

1.2.1 De werkcoach gaat na of de klant redelijkerwijs binnen maximaal drie maanden een reguliere baan kan vinden. De klant wordt dan aangemerkt als “direct bemiddelbaar” of “hot cliënt”. Als dat zo is en de klant geen belemmeringen van betekenis aanvoert, zal de klant op de volgende werkdag starten met een intensief bemiddelingstraject, dat wordt uitgevoerd door de werkcoaches en een intensief arbeidstrainingstraject van in totaal 40 uur per week. Hij/zij zal in deze 40 uur arbeidstraining doorlopen voor het behoud van arbeidsritme en eventueel opdoen van werkervaring, daarnaast is hij/zij tijdens de werkweek op uitnodiging in het gemeentehuis aanwezig voor het coachen en stimuleren en het volgen van een training of workshops dan wel naar het werkplein en uitzendbureaus op zoek naar werk.

1.2.2 Tijdens het gesprek met de werkcoach/accountmanager zal deze een goed beeld proberen te krijgen van de klant om deze zorgvuldig te bemiddelen naar een werkgever.

1.2.3 Indien een klant belemmeringen van betekenis aanvoert (zoals medische klachten, financiële problemen of een gebrek aan kinderopvang), lost de werkcoach dit in samenwerking met de Adviseur Inkomen en Zorg en de klant zoveel mogelijk ter plekke op. Hieronder zijn de verschillende mogelijkheden opgesomd:

  • a.

    De klant voert medische (lichamelijke, psychische en/of verstandelijke) belemmeringen aan. De werkcoach maakt, indien wenselijk, tijdens het gesprek telefonisch een afspraak voor de klant bij een keuringsarts, arbeidsdeskundige of psycholoog. De keuring bij het Uwv voor een Sociaal Medisch Advies (SMA) vindt doorgaans plaats binnen tien werkdagen, de rapportage wordt binnen twee werkdagen daarna aangeleverd. De werkcoach maakt in het gesprek een vervolgafspraak voor na ontvangst van de rapportage. Ook wordt de afspraak gemaakt om de eerst volgende werkdag met een intensief bemiddelingstraject te starten, zoals beschreven onder punt 1. Belemmeringen en eventueel benodigde aanpassing van de werkplek worden doorgegeven aan de begeleider van de werkplek. Het functioneren op de werkplek wordt meegenomen bij de verdere diagnose.

  • b.

    De klant voert praktische belemmeringen aan, zoals het ontbreken van kinderopvang of vervoersproblemen. De werkcoach gaat in geval van kinderopvang na of de klant dit zelf kan opvangen (gastouderopvang). Als dit niet mogelijk is, verwijst de werkcoach in het gesprek de klant naar de kinderopvanginstelling(en) om zo spoedig mogelijk kinderopvang te regelen. Dit is de proimaire verantwoordelijkheid van de klant. Voor vervoersproblemen is de klant zelf en op eigen kosten verantwoordelijk voor de aanschaf van een OV-chipkaart. De reiskosten van het verdere re-integratietrajct kunnen onder bepaalde voorwaarden worden vergoedt door de gemeente. Over het algemeen heeft de gemeente bussen aanwezig waar de klant gebruik van kan maken. Reizen binnen 10 kilometer van het huis van de klant worden niet vergoedt indien de klant in staat is de afstand per fiets af te leggen. Beschikt de klant niet over een fiets, dan kan de gemeente een leenfiets beschikbaar stellen. Ook wordt de afspraak gemaakt om met een intensief bemiddelingstraject te starten, zoals beschreven onder punt 1, wanneer de kinderopvang en vervoer geregeld zijn.

1.2.4 Indien de klant niet direct bemiddelbaar is, bepaalt de werkcoach wat het hoogst haalbare einddoel voor de klant is: regulier werk of uitsluitend een uitkering met sociale activering c.q. werken met behoud van uitkering (participatieplaats).

1.2.5 De werkcoach stelt een uitstroomgericht re-integratieplan dan wel plan van aanpak op, zie artikel 3 lid 4 en lid 5 van de re-integratieverordening. De werkcoach is regievoerder en de klant is verantwoordelijk voor de uitvoering van het traject. De werkcoach koopt waar nodig externe re-integratieproducten in.

1.2.6 Indien de werkcoach tot de conclusie komt dat regulier werk niet haalbaar is, maar de klant wel de capaciteiten heeft om regelmatige loonvormende arbeid te verrichten, leidt de werkcoach de klant toe naar een activeringstraject. Daarnaast zal de klant die geconfronteerd wordt met ingrijpende problemen (schulden, psychische problemen, verslaving, etc.) in het gesprek worden doorverwezen naar budgetbegeleiding en/of de daarvoor bestaande hulpverleningsinstanties. De werkcoach blijft het traject bewaken en regiseren.

1.2.7 Indien de klant niet in staat is tot enige vorm van loonvormende arbeid, kan aan de klant een individuele vrijstelling voor bepaalde duur worden verleend voor solliciteren naar betaald werk. Er vindt geen vrijstelling plaats voor sociale activering. Verlening van een vrijstelling vindt steeds plaats op basis van individuele omstandigheden maar in ieder geval:

  • -

    Indien de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor alleenstaande ouders voor maximaal de duur van deze onmogelijkheid;

  • -

    Indien kandidaten om psychische dan wel medische redenen niet in staat zijn om te werken voor de duur van de periode van ontheffing en in de mate waarin zij niet in staat zijn tot werken of tot maatschappelijke participatie.

De onder het eerste aandachtsstreepje genoemde uitzonderingsgrond kan ook in individuele gevallen worden toegepast voor anderen dan alleenstaande ouders, waaronder pleegouders.

1.2.8 Voor jongeren geldt een bijzondere procedure op grond van de wet. De jongere is namelijk verplicht om de eerste 4 weken na melding bij het Uwv alles te doen om betaald werk te vinden of scholing die valt onder studiefinanciering. Deze 4 weken wordt ook wel de ‘baanzoekplicht’ genoemd. De gemeente Vlagtwedde verstaat onder de baanzoekplicht in ieder geval dat de jongere zich laat inschrijven bij 5 uitzendbureaus en elke werkdag minimaal 1 concrete sollicitatie op werkelijk bestaande vacatures verricht. In 4 weken zijn dat dus 20 aantoonbare sollicitaties. Open sollicitaties vallen daar niet onder. De jongere die binnen de 4 weken geen betaald werk of studie heeft gevonden kan een aanvraag indienen voor een bijstandsuitkering. Bij de werkintake dient de jongere bij de werkcoach een overzicht in te leveren van de 5 inschrijvingen bij uitzendbureaus en van 20 verrichte sollicitaties. De werkcoach beoordeelt vervolgens de inspanningsverplichting. Indien de jongere niks of nagenoeg niks heeft gedaan door bijvoorbeeld maar bij 1 uitzendbureau ingeschreven en 2 of 3 sollicitaties heeft gedaan, dan wordt dat door de gemeente beoordeelt als niet voldaan aan de inspanningsverplichting. In dat geval zal een nieuwe baanzoekplicht van 4 weken intreden en verschuift de eerst mogelijke ingangsdatum van de wwb uitkering naar de datum dat de tweede termijn van de baanzoekplicht is ingegaan. Indien de jongere gedeeltelijk aan de baanzoekplicht heeft voldaan door bij meer dan 1 uitzendbureau ingeschreven te staan en meer dan 3 concrete sollicitaties te verrichten, dan wordt er conform artikel 3 derde lid sub c en artikel 4 lid 1 sub c van de afstemmingsverordening Wwb een verlaging van 30% op de uitkering toegepast. De werkcoach gaat vervolgens met de jongere een plan van aanpak maken. Voor een jongere zonder startkwalificatie geldt als uitgangspunt: terug naar school. De werkcoach zal dit in het intakegesprek als eerste onderzoeken. Tot de uitstroom uit de bijstand is gerealiseerd is een intensief traject van 40 uur per week van toepassing op de jongere met arbeidstraining, sollicitatiebegeleiding en gesprekken met de werkcoach. Het traject voor een jongere behelst voor zover mogelijk steeds het gebruikmaken van de mogelijkheden van studiefinanciering.

Aan het eind van het gesprek stelt de werkcoach samen met de klant een re-integratieplan of plan van aanpak op, waarin de uitkomst van het gesprek wordt vastgelegd in termen van einddoel, traject / instrumenten, arbeidstraining en (vervolg)afspraken. Hierna vangt het traject daadwerkelijk aan. Indien de klant tijdens het gesprek heeft aangegeven van een uitkering af te zien, wordt hiervan een verklaring ingevuld.

2.5.1.3 Intensieve coaching

Iedere klant wordt gedurende zijn re-integratietraject gecoacht door een vaste werkcoach. De intensiteit van deze coaching is afhankelijk van de specifieke aandachtspunten van de klant en vindt periodiek plaats. Bij ieder contact worden de acties van klant en werkcoach steeds aan het plan getoetst en vindt waar nodig bijsturing plaats. Noemenswaardige notities worden in het logboek van het klant re-integratiesysteem (KRS) vastgelegd. Het is in principe niet mogelijk dat een klant op eigen verzoek van werkcoach kan wisselen. In het bedrijfsleven zal de klant ook met persoonlijkheden te maken krijgen die hem of haar niet zo liggen. Het kunnen omgaan met een werkcoach hoort daarom bij de training van de klant.

2.5.1.4 Het traject

De invulling van deze fase vloeit voort uit de keuzes die in de eerste fase zijn gemaakt. In de meeste gevallen zal sprake zijn van een re-integratietraject met als onderdeel arbeidstraining en (sollicitatie)begeleiding in de trainingsruimte van de gemeente met een tijdsbelasting van 40 uur per week. Voor alle kandidaten geldt dat zij in ruil voor hun uitkering alles in het werk zullen moeten stellen om terug te keren in het arbeidsproces. Dit betekent dat iemand met een uitkering in principe gedurende 40 uur per week re-integratieactiviteiten zal moeten verrichten. De aard van deze activiteiten is afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt en de specifieke belemmeringen die moeten worden opgelost. Bij ieder traject is sprake van individueel maatwerk. De klant dient alle activiteiten in het klant re-integratiesysteem (KRS) bij te houden. Met de 40 urige ‘werk’week is aansluiting gezocht bij banen in het bedrijfsleven. Die zijn over het algemeen ook 40 uur per week. Een belasting van 40 uur per week is bedoeld om te voorkomen dat werkzoekenden moeilijkheden gaan ervaren met gewenning, uithoudingsvermogen en ritme, wanneer men ‘ineens’ wel 40 uur per week gaat werken. Indien de klant uiteindelijk met minder dan 40 uren onafhankelijk kan worden van de bijstand, dan treedt er eerder een positief effect op dan negatief. Om die reden is in het kader van artikel 7 lid 2 van de re-integratieverordening gekozen voor een verplichte 40 urige inzet voor arbeidstraining, sollicitatiebegeleiding en gesprekken met de werkcoach.

De werkcoach voert samen met de klant het traject uit, bewaakt de met de klant gemaakte afspraken en stuurt bij waar nodig. Uitgangspunt bij de begeleiding en coaching zal het motto “Ken je klant” zijn. Dit wordt vooral bereikt door de ervaringen uit de 40 urige ‘werk’week van de klant. Persoonlijk contact en inzicht in motivatie, capaciteit en het netwerk van de klant zijn noodzakelijk om de klant optimaal te kunnen coachen. Nauwe samenwerking tussen de verschillende partijen waar de klant mee te maken heeft, is dan ook absolute noodzaak. Dit vraagt van de werkcoach en de Adviseur Inkomen en Zorg een sterke regiefunctie, een hoge mate van flexibiliteit, een pro-actieve houding, handelen volgens het principe “afspraak is afspraak” en een nauwkeurige vastlegging van contactmoment en gespreksverslagen in het logboek van de klant.

2.5.1.5 Bemiddeling

Deze fase komt in feite alleen aan de orde in trajecten voor kandidaten met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt, de zogehete ‘hot cliënts’. Direct bemiddelbare kandidaten kunnen daardoor meeliften op het netwerk van de gemeente naast hun eigen sollicitatieactiviteiten en vinden daardoor sneller een regulier betaalde baan. Bij kandidaten die meer moeite hebben met het vinden van een reguliere baan, zal de ondersteuning door de gemeente een verdergaand karakter hebben. De acquisitie van werkervaringsplaatsen/stages, subsidiebanen en reguliere banen is in handen van de werkcoach/accountmanagers.

2.5.1.7 Instrumenten

Bij het re-integratieproces staan de werkcoach en de klant verschillende instrumenten ter beschikking. Gaandeweg kan een behoefte ontstaan aan nieuwe instrumenten. Deze kunnen dan onder toepassing van het gemeentelijke inkoopbeleid door de werkcoach middels een mandaatadvies worden ingekocht na akkoord van de medewerker beleid. Als deze nieuwe instrumenten een structureel karakter krijgen, zullen zij worden beschreven in het beleidsplan.

2.5.1.7.1 Ondersteunende instrumenten

De gemeente stelt zich ten doel kandidaten zo optimaal mogelijk te steunen bij het vinden van een reguliere baan en het uitvoeren van een traject. Dit betekent dat de gemeente, afhankelijk van het traject, bepaalde ondersteunende instrumenten kan inzetten. Het gaat daarbij voornamelijk om de financiering van zaken als:

  • -

    Reiskosten die een klant maakt in het kader van zijn traject, daaronder begrepen het frequent bezoeken van de arbeidstrainingsplek en het gemeentehuis in het kader van het traject, mits de vergoeding is vastgelegd in het re-integratieplan. Reiskosten voor reizen binnen de 10 kilometer enkele reis worden niet vergoed. De vergoeding bedraagt de werkelijke kosten van het Openbaar Vervoer (2de klas) of, mits met eigen vervoer wordt gereisd, 0,19 euro per kilometer en kan achteraf digitaal bij de gemeente worden gedeclareerd middels het Klant reïntegratiesysteem (KRS) via www.ons-werk.nl. De klant is zelf verantwoordelijk voor het indienen van de reiskostendeclaraties. Reiskostendeclaraties voor reizen ouder dan 2 maanden op de datum van indiening worden niet vergoed. Indien de gemeente zelf vervoer geregeld heeft, bestaat geen recht op reiskostenvergoeding. Nug-ers hebben geen recht op reiskostenvergoeding. De klant heeft geen recht op vergoeding voor het bezoek aan het UWV werkbedrijf en de gemeente als het niet in het kader is van het re-integratietraject. De klant heeft geen recht op reiskostenvergoeding voor overige reizen die niet in het kader van het re-integratietraject worden gemaakt;

  • -

    Brommer of fiets. Aan kandidaten die in het kader van re-integratie grote afstanden moeten reizen dan wel de reisafstand niet of onvoldoende adequaat met het openbaar vervoer kunnen afleggen en over onvoldoende middelen beschikken om daar zelf adequaat in te voorzien, kan een brommer of een fiets in bruikleen worden verstrekt. Dit ter beoordeling van de werkcoach;

  • -

    Kleding en persoonlijke verzorging. Aan kandidaten die in het kader van re-integratie kleding en persoonlijke verzorging nodig hebben ten behoeve van sollicitatie-activiteiten, een stage of anderszins en over onvoldoende middelen beschikken om daar zelf adequaat in te voorzien, kan representatieve kleding en voorzieningen in het kader van persoonlijke verzorging worden verstrekt. Dit ter beoordeling van de werkcoach;

  • -

    Computer. Aan kandidaten die niet of in beperkte mate met een computer overweg kunnen en daardoor bij het vinden van een reguliere baan of andere vormen van maatschappelijke participatie in een achterstandspositie verkeren, kan computer- onderwijs worden gegeven. Hiervoor heeft de gemeente Vlagtwedde op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs afspraken gemaakt met het regionaal opleidingscentrum (ROC). Indien de klant thuis niet over een computer beschikt, kan een vergoeding van maximaal 450 euro worden verstrekt in de tegemoetkoming van de kosten. Een voorwaarde is wel dat dit een noodzakelijkheid in het re-integratietraject is;

  • -

    Advisering en hulpverlening bij financiële problemen. Aan kandidaten met beginnende of vergevorderde schuldenproblematiek wordt coaching van hun bestedingspatroon, hulpverlening bij schuldsanering en/of budgetcursus aangeboden met als doel: een financieel gezonde huishouding. Dit is zowel preventief als regressief gericht. Hierin werkt de gemeente samen met eerdergenoemde ROC.

Indien de klant zich onvoldoende inzet voor het re-integratietraject, dan kunnen, op grond van artikel 10 lid 1 van de re-integratieverordening, de verstrekte vergoedingen – afhankelijk van de verwijtbaarheid van de klant – worden teruggevorderd.

2.5.1.7.2 Flankerende dienstverlening

In een traject kan het voorkomen dat bepaalde beperkingen de start of voortzetting van een traject onmogelijk maken. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld verslaving, psychische problemen etc. De gemeente kan in deze gevallen – buiten de bestaande kanalen – experts inschakelen die deze problemen samen met de klant gaan oplossen. Het gaat daarbij onder meer om:

  • -

    Psychologische of psychiatrische hulpverlening

  • -

    Verslavingszorg

  • -

    Gezinscoaching

2.5.1.7.3 Werkgeversdienstverlening

Vlagtwedde presenteert zich als dienstverlener aan bedrijven in de regio Oost-Groningen.

Vlagtwedde biedt in deze markt concreet de volgende producten:

  • -

    Arbeidskrachten;

  • -

    Gratis korte kennismakings- c.q. inwerkperiode / proeftijd;

  • -

    Flexibele arbeidsverhoudingen;

  • -

    Gratis scholing en training van (potentiële) medewerkers;

  • -

    Advies en maatwerkoplossingen op het gebied van HRM;

  • -

    Een laagdrempelige toegang tot overige gemeentelijke diensten.

2.5.1.7.4 Inkoop

De gemeente voert de re-integratie zoveel mogelijk in eigen beheer in en koopt bij de uitvoering van haar re-integratietaak desgewenst instrumenten in. Deze inkoop vindt plaats conform de regels die het Europese, nationale aanbestedingsrecht en het gemeentelijke inkoop- en aanbestedingsbeleid stelt.

2.5.1.7.5 Interne training

Vanaf de eerste dag van het traject zal de klant geplaatst worden in de training ook wel persoonlijke begeleiding genoemd.

Deze training heeft een aantal doelen namelijk:

  • a.

    begeleiding bij solliciteren;

  • b.

    klant in beeld krijgen c.q. hebben;

  • c.

    arbeidsritme opdoen c.q. behouden;

  • d.

    veranderings- en leerproces op gang brengen bij de klant;

  • e.

    uitstroom realiseren.

a. Actieve begeleiding, ondersteuning bij het solliciteren. De klant wordt gewezen op vacatures, heeft toegang tot internet om te solliciteren, heeft de beschikking over gratis postzegels voor het versturen van sollicitatiebrieven, kan gratis zijn/haar brief kopiëren, heeft de beschikking over enveloppen, krijgt indien nodig training in het solliciteren, communiceren, presenteren, etc.

b. De klant is in beeld. De klant volgt een 40 urige trajectweek waarvan een aantal uren per week training. De training werkt tevens als diagnose instrument (qua gedrag, motivatie en opstelling) en heeft een signaalfunctie qua eventuele nevenactiviteiten. Het motto “ken je klant” komt ten volle tot uiting met als subdoel dat je ook als werkcoaches elkaars klanten leert kennen.

c. Zie b.

d. Veranderingsproces. De klant wordt gecoacht op mentaliteit, houding en mogelijkheden. Tevens wordt hij/zij gestimuleerd om maatschappelijk te participeren indien werk (nog) niet haalbaar is. Er zal veel aandacht zijn voor kernkwaliteiten, communicatie, uiterlijke presentatie, normen en waarden.

e. Plaatsing op regulier, gesubsidieerd of sociaal werk.

Naast de persoonlijke begeleiding zijn er ook workshops waarbij een professionele acteur wordt ingehuurd om rollenspellen te oefenen, zodat de klant beter toegerust is om zich te presenteren tijdens een sollicitatiegesprek.

2.5.2. Overige voorzieningen

Naast de voorzieningen die onder punt 1 zijn benoemd, staan in artikel 7 van de re-integratieverordening nog enkele mogelijkheden benoemd. Hierna volgen de beleidsregels hieromtrent.

2.5.2.1 Subsidiebaan artikel 7 lid 5 en 6 re-integratieverordening

Wegens zeer beperkte middelen in het participatiebudget, maakt de gemeente Vlagtwedde slechts in de grootst mogelijke uitzondering gebruik van subsidiebanen of loonkostensubsidies. Indien dit wordt ingezet zal dit veelal middels een mandaatadvies duidelijk beargumenteerd worden. Uitzondering hierop is het aflopende 60+ project ‘Oud is Goud’ waar loonkostensubsidie aan wordt verstrekt zolang het project loopt.

2.5.2.2 Eigen bedrijf of zelfstandig beroep artikel 7 lid 8 re-integratieverordening

Primaire richting van een re-integratietraject naar werk zal een dienstbetrekking in loondienst zijn. Gedurende het traject kan de werkcoach op grond van de individuele omstandigheden van de klant tot de conclusie komen dat het vinden van een regulier dienstverband zeer moeizaam of niet realiseerbaar zal zijn, maar dat het starten van een eigen bedrijf meer kans van slagen heeft.

Mocht de klant op enig moment aangeven aan de werkcoach of Adviseur Inkomen en Zorg zelfstandige te willen worden, dan zal de werkcoach volgens een stappenplan te werk. Het stappenplan is zeer intensief met een werkbelasting van 40 uur per week en wordt in een zo kort mogelijke termijn doorlopen. Stappen 1 tot en met 4 binnen 2 weken, stappen 5 tot en met 7 in 6 maanden.

Dit is nodig omdat niet iedereen het in zich heeft om een zelfstandige ondernemer te zijn. Indien de aspirant ondernemer het niet op kan brengen om 40 uur per week met het traject bezig te zijn, zich niet aan afspraken kan houden en de opdrachten niet goed vervult dan ontbreekt het naar mening van de gemeente Vlagtwedde aan capaciteiten om een zelfstandige ondernemer te zijn. Dit wordt dan ook al op voorhand bij stap 1 duidelijk besproken.

Als op enig moment duidelijk wordt dat het eigen bedrijf geen kans van slagen heeft, wordt de klant direct opgenomen in de (sollicitatie)begeleiding om te solliciteren naar banen in loondienst.

Stap 1 is erop gericht om de klant op weg te helpen. Door middel van een intakegesprek wordt informatie verstrekt en een trajectplan opgesteld met opdrachten die de klant gaat vervullen zoals:

- Korte beschrijving van het ondernemersplan

- Vervolgafspraak

- Werkervaring op doen in het werk waar de beoogd zelfstandig ondernemer een eigenbedrijf wil starten.

Stap 2 Bespreken korte ondernemersplan

Stap 3 Competentietest zelfstandig ondernemer bij het UWV WERKBEDRIJF

Stap 4 Bespreken uitslag competentietest en diagnose wel of geen haalbaarheid. Indien niet, dan wordt de klant ingedeeld in de (sollicitatie)begeleiding om te solliciteren naar banen in loondienst. Indien wel, dan wordt het trajectplan bijgesteld met de vervolgstappen.

Stap 5 Opstellen uitgebreid ondernemersplan. De klant wordt daar waar nodig intensief gecoacht door het ROI of een een jobcoach. Hier hoort ook het bezoeken van de Kamer van Koophandel bij, banken, verzekeringskantoren, marktonderzoek, etc.

Stap 6 Aanvraag BBZ (inclusief onderzoek levensvatbaarheid door IMK).

Stap 7 Start Bbz, coaching en nazorg.

Naast alle stappen blijft het opdoen van werkervaring in het werk waar de beoogd zelfstandig ondernemer een eigenbedrijf wil starten, een belangrijk onderdeel van het traject met een tijdsbelasting van 40 uur per week.

2.5.2.3 Sociale activering

Sociale activering is maatwerk en één van de stappen van re-integratie. Zeker indien de kandidaat nog te veel beperkingen heeft om regulier aan het werk te gaan. Ook voor kandidaten die vooralsnog geen uitzicht hebben op regulier werk is sociale activering noodzakelijk en heeft ten doel de betrokken klant maatschappelijk te laten participeren om een sociaal isolement of de dreiging daarvan op te heffen. Het instrument is daarom ook niet in aard en omvang beperkt (behoudens financiële grenzen).

2.5.2.4 Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

Inwoners van de gemeente die vanwege lichamelijke, psychische of verstandelijke beperkingen niet in staat zijn een reguliere baan te aanvaarden, kunnen in aanmerking komen voor een dienstbetrekking in de sociale werkvoorziening. Daartoe moeten zij een aanvraag indienen bij het UWV WERKBEDRIJF[2]. Het UWV WERKBEDRIJF zal op deze aanvraag binnen 16 weken een besluit nemen. Voor kandidaten die tot de doelgroep van de gemeente behoren, zal de werkcoach de klant indien gewenst ondersteunen bij zijn aanvraag.

Bij een besluit tot toelating wordt de klant overgedragen aan de gemeente, bij een besluit tot afwijzing wordt de betrokkene doorverwezen naar de instantie die een vervolgtraject zal moeten uitzetten (werkgever, Uwv, gemeente, zorginstelling). De gemeente is verantwoordelijk voor plaatsing in de sociale werkvoorziening (beschut werken) en uitvoering van begeleid werken. Zie ook beleidsregel 2.4 lid 1.

2.5.2.5 Verantwoording

Met ingang van het verantwoordingsjaar 2006 is ten aanzien van een aantal specifieke uitkeringen het principe “single information singel audit (“sisa”) ingevoerd. Eén van deze specifieke uitkeringen is de Wwb. Basisidee bij het principe “sisa” is dat het Rijk bij het vragen van informatie zoveel mogelijk aansluit bij de informatiebehoeften en verantwoordingsmomenten van de medeoverheden zelf. De gemeente hoeft niet speciaal meer een aparte verantwoording voor het rijk op te stellen, maar kan het eigen jaarverslag gebruiken. In een bijlage bij de jaarrekening wordt de verantwoordingsinformatie opgenomen over specifieke uitkeringen die het Rijk nodig heeft om de uitkeringen te kunnen beoordelen. “Sisa” betekent voor de gemeente;

  • Ø

    Verantwoording via toelichting op de jaarrekening. Beperkte verantwoording.

  • Ø

    Geen afzonderlijke accountantsverklaring per specifieke uitkering maar een jaarrekening inclusief accountantsverklaring is voldoende.

  • Ø

    Eén verantwoordingsmoment (uiterlijk 15 juli) aan het CBS namens het ministerie van BZK.

  • Ø

    Minder intensieve controle: reguliere jaarrekeningcontrole + enige extra controle voor Algemene Rekenkamer.

  • Ø

    Controleprotocollen vervallen. In plaats daarvan jaarrekeningcontrolevoorschriften.

  • Ø

    Rapport van bevindingen per jaarrekening volstaat + rapporten over kleinere fouten en onzekerheden in plaats van rapport per specifieke uitkering.

Tot slot levert de gemeente aan het CBS statistische gegevens in het kader van de SRG-monitor, Statistiek Re-integratie Gemeenten en aan het inlichtingenbureau inzake het digitaal klantdossier (DKD). Belangrijkste gegevens die hierin worden verantwoord zijn het aantal kandidaten dat wordt bediend, het aantal kandidaten dat uitstroomt naar regulier werk en de frequentie en gemiddelde duur van de inzet van het instrument gesubsidieerde arbeid.

2.5.2.6 Budgetplafond

De hoogte van het SZW deel in het participatiebudget is leidend voor de inzet van voorzieningen. Er worden alleen dan voorzieningen aangeboden indien het beschikbare budget dit toelaat.

2.6 Uitwerking artikel 11 re-integratieverordening beëindiging

Indien de voorziening, bedoeld in beleidsregel 2.5, beëindigd wordt op grond van artikel 11 lid 1 van de re-integratieverordening, dan bepaalt de werkcoach voor welke periode de voorziening niet wordt aangeboden. Tevens bepaalt de werkcoach of en in welke mate de werkzoekende in tweede aanleg in aanmerking komt voor een voorziening.

2.7 Uitwerking artikel 12 en 12A re-integratieverordening premie wet STAP

In het kader van artikel 12 en 12A Wet stimuleren arbeidsparticipatie (STAP) van de re-integratieverordening wordt het instrument premie ingezet in combinatie met ‘euro-banen’. Euro-banen zijn gecreëerde alternatieve werkplekken bij werkgevers waar bijstandsgerechtigden met behoud van uitkering aan het werk gaan. De werkgever betaald in dat geval een bijdrage in de kosten van re-integratie in de vorm van een inleenvergoeding. Bij een 3 eurobaan is de inleenvergoeding die de werkgever betaald 3 euro per uur, bij een 5 eurobaan 5 euro per uur, etc. De hoogte van de eurobaan is een zaak tussen de werkcoach/accountmanager en de werkgever en heeft tot doel om de werkgevers zoveel mogelijk bij te laten dragen in de kosten van re-integratie, omdat de werkgevers uiteindelijk ook belang hebben bij goed personeel. Als het werken met behoud van uitkering gedurende minimaal zes maanden naar behoren wordt vervuld, wordt aan de klant een premie uitgekeerd van maximaal het bedrag dat in de re-integratieverordening artikel 12A is opgenomen. Indien de bijstandgerechtigde met behoud van uitkering aan het werk gaat in een zogeheten eurobaan wordt dit gezien als participatieplaats op grond van de wet.

2.7.1. Voorwaarden premie

Naast hetgeen in artikel 12A van de re-integratieverordening is gesteld, zijn op grond van artikel 12A lid 7 re-integratieverordening de volgende beleidsregels van toepassing:

- de klant doet een verzoek van de premie aan de werkcoach;

- de premie wordt alleen dan aan de klant uitgekeerd indien er een getekende overeenkomst aanwezig is met een werkgever waarin het werken met behoud van uitkering in verband met een eurobaan is vastgelegd;

- alleen de uren die in het Klant re-integratiesysteem (KRS) via www.ons-werk.nl door de klant zijn geregistreerd én in het kader van werken met behoud van uitkering zijn gewerkt tellen mee voor de premie.

HOOFDSTUK 3 Beleid aangaande de tegenprestatie

In artikel 9, lid 1 sub c van de Wet werk en bijstand (Wwb) en artikel 37, lid 1 onder f Ioaw respectievelijk Ioaz is de wettelijke basis vastgelegd voor de tegenprestatie die iedere bijstandsgerechtigde verplicht is te leveren. Deze plicht tot tegenprestatie geldt ook voor de Wsw en Wajong geïndiceerden. In dit hoofdstuk worden de beleidsregels beschreven die betrekking hebben op de tegenprestatie.

Beleidsregel 1 Doelstelling

De gemeente Vlagtwedde is van mening dat mensen die een bijstandsuitkering op grond van de Wwb, Ioaw of Ioaz krijgen of hebben aangevraagd de plicht hebben om daarvoor naar vermogen bepaalde onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. De werkzaamheden worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en mogen niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Men noemt dit de plicht tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen.

Het doel van de verplichting is om een tegenprestatie te verlangen voor het beroep op de solidariteit van de samenleving.

Beleidsregel 2 Eisen werkzaamheden

De werkzaamheden die de gemeente oplegt voldoen aan de volgende eisen:

  • 1.

    onbeloond;

  • 2.

    maatschappelijk nuttig;

  • 3.

    geen belemmering voor het accepteren van werk;

  • 4.

    geen belemmering voor de re-integratie;

  • 5.

    beperkt in omvang;

  • 6.

    beperkt in tijdsduur;

  • 7.

    worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid;

  • 8.

    leiden niet tot verdringing op de arbeidsmarkt;

  • 9.

    de bijstandsgerechtigde moet in staat zijn ze te verrichten;

  • 10.

    de bijstandsgerechtigde is verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en aansprakelijkheid.

Beleidsregel 3 Samenloop met arbeidsplicht en re-integratie

De plicht tot het leveren van een tegenprestatie staat in principe los van de arbeidsplicht en het re-integratietraject. Het is niet bedoeld als re-integratie-instrument.

Beleidsregel 4 Opleggen verplichting

De werkcoach/accountmanager bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de beschikbare onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten, de aard duur een omvang van de tegenprestatie. Deze worden vastgelegd in een rapport en een beschikking.

Beleidsregel 5 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Bij het opleggen van de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie hanteert de gemeente de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit betekent dat de werkcoach altijd het volgende moet doen:

  • 1.

    Onderzoeken of de bijstandsgerechtigde in staat is om de werkzaamheden te verrichten (zorgvuldige voorbereiding). De werkcoach zal indien nodig (medisch) advies moeten inwinnen bij derden. Het gaat immers om een tegenprestatie naar vermogen.

  • 2.

    Aannemelijk maken in de beschikking dat de werkzaamheden voldoen aan de daaraan gestelde eisen (motiveringsplicht).

  • 3.

    De plicht niet zo maar aan iemand opleggen (verbod van willekeur). Om die reden geldt de plicht tot tegenprestatie voor alle bijstandsgerechtigden.

  • 4.

    In vergelijkbare gevallen dezelfde soort verplichting tot het leveren van een tegenprestatie opleggen (gelijkheidsbeginsel).

  • 5.

    De verplichting niet opleggen met een ander doel dan het verlangen van een tegenprestatie voor de bijstand (verbod van détournement de pouvoir). De gemeente zal de verplichting dus niet opleggen om iemand te straffen.

Beleidsregel 6 Verzekering en aansprakelijkheid

De partij waar de tegenprestatie wordt verricht, zorgt dat de bijstandsgerechtigde tijdens het verrichten van de werkzaamheden verzekerd is. Het gaat daarbij om het afdekken van de risico's van arbeidsongeschiktheid en aansprakelijkheid. De gemeente is niet aansprakelijk als het werk leidt tot arbeidsongeschiktheid van de bijstandsgerechtigde of tot schade bij derden. De gemeente is niet aansprakelijk voor een vergoeding of loon voor de verrichte tegenprestatie als de bijstand achteraf wordt teruggevorderd over een periode waarin de verplichting tot tegenprestatie is opgelegd, Bij de aanvraag voor een bijstandsuitkering dient de bijstandsgerechtigde zich te realiseren dat aan de aanvraag het verrichten van een tegenprestatie is gekoppeld ook al blijkt de aanvraag niet tot een bijstandsuitkering te leiden of dat de bijstandsuitkering om wat voor reden dan ook later wordt teruggevorderd. De tegenprestatie kan in geen enkel opzicht gezien worden als het verrichten van reguliere betaalde werkzaamheden, waardoor de gemeente niet aansprakelijk gesteld kan worden voor loon of een vergoeding.

Beleidsregel 7 Combinatie met zorg voor gezinslid met AWBZ-indicatie

De gemeente zal bij het opleggen van de verplichting tot tegenprestatie aan iemand die een gezinslid met een AWBZ-indicatie verzorgt, nagaan of die zorg te combineren is met de tegenprestatie. Daarbij is niet relevant of de gemeente het gezinslid met AWBZ-indicatie voor de WWB als alleenstaande of gezinslid beschouwt.

Beleidsregel 8 Aanvullende regels

De werkcoach/accountmanager kan aanvullende regels stellen ten aanzien van het opleggen van de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen.

Beleidsregel 9 Gevolgen niet nakomen verplichting

Als een bijstandsgerechtigde de opgelegde verplichting tot het leveren van een tegenprestatie niet nakomt, kan de gemeente de bijstandsuitkering tijdelijk verlagen conform de afstemmingsverordening Wwb.

Beleidsregel 10 Verschil met participatieplaats

De relatie tussen de tegenprestatie en de participatieplaats is dat het gaat om twee verschillende instrumenten die gemeenten tot hun beschikking hebben. Beide instrumenten richten zich op het verrichten van werkzaamheden met behoud van uitkering waarbij het karakter van de werkzaamheden additioneel is. Beide instrumenten zijn ook duidelijk van elkaar te onderscheiden. De werkzaamheden op een participatieplaats dienen primair nuttig te zijn voor de ontwikkeling van betrokkene richting de arbeidsmarkt. De werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie worden daarentegen verricht omdat van de uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie wordt verwacht voor de uitkering die nuttig is voor de samenleving. In het verlengde hiervan is aan de tegenprestatie geen scholing of een opleiding gekoppeld. Dit instrument is immers niet bedoeld als re-integratie instrument. Verder zal het leveren van een tegenprestatie vaak werkzaamheden van korte duur omvatten, terwijl een participatieplaats voorziet in werken voor een langere periode van maximaal twee jaar met, onder omstandigheden, een verlengingsmogelijkheid. Een laatste verschil is dat voor het werken op een participatieplaats de gemeente een premie (eurobaan) zal toekennen aan de uitkeringsgerechtigde indien hij voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op arbeidsinschakeling, terwijl dat niet het geval is bij het verrichten van een tegenprestatie.

Beleidsregel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen genoemd in dit hoofdstuk, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

HOOFDSTUK 4 RICHTLIJNEN BEHANDELING AANVRAGEN EN TOEPASSING WWB, IOAW EN IOAZ

Ingevolge de Wwb, Ioaw en Ioaz moet onder andere vorm worden gegeven aan een gerichte aanpak van de fraudebestrijding. Hiervoor is een handhavingsverordening opgesteld. Daarnaast is er deze beleidsnota. In deze beleidsnota is de aantoonplicht van de belanghebbende omschreven. Wie aanspraak wil maken op bijstand of een uitkering op grond van de Wwb, Ioaw/Ioaz moet dus aan bepaalde eisen voldoen. Tevens is de verificatie van de verstrekte gegevens door de gemeente (de zogenaamde poortwachterfunctie) geregeld. In deze beleidsnota is tevens de onderzoeksplicht van de gemeente geregeld.

Algemeen beleid

Om het vermogen bij aanvang en tijdens de periode van bijstandsverlening te kunnen vaststellen zijn in deze paragraaf richtlijnen vastgesteld.

In artikel 34 en 50 Wwb zijn de bepalingen opgenomen over het recht op bijstand voor belanghebbenden die eigenaar zijn van de door hem of zijn gezin bewoonde woning. In de Wwb zijn geen echter bepalingen meer opgenomen omtrent de verlening van bijstand in de vorm van een krediethypotheek. In de Wwb is alleen opgenomen dat de bijstand in de vorm van de geldlening wordt verstrekt wanneer de hoogte van de algemene bijstand over de periode van een jaar naar verwachting meer zal gaan bedragen dan het wettelijke minimumloon en het vermogen gebonden in de woning meer bedraagt dan artikel 34, lid 2, sub d Wwb. Toch is in het kader van bijstandsverlening wenselijk om bijstand in de vorm van een hypotheek te verlenen ter zekerheidstelling van de geldlening.

Vermogen

Voor de toepassing van de Wet werk en bijstand wordt op grond van artikel 34 Wwb onder vermogen verstaan:

  • -

    De waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering;

  • -

    Middelen die worden ontvangen in de periode waarover algemene bijstand is toegekend, voorzover deze geen inkomsten betreffen als bedoeld in de artikelen 32 en 33.

Bij de bepaling van het vermogen ten aanzien van banksaldi rekening worden gehouden met het normale uitgavenpatroon van de belanghebbende. Toevallige schommelingen in het positieve saldo moeten gedeeltelijk of geheel buiten de berekening van het vermogen blijven. Zo zal een kort voor de aanvang van de bijstand bijgeschreven uitkering of loon, niet betrekking hebbend op de lopende bijstandsperiode, buiten beschouwing blijven mits deze inkomsten niet meer bedragen dan de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief de vakantietoeslag) en het rekeningnummer waarop het inkomen is bijgeschreven een positief saldo heeft. Van enkele vermogensbestanddelen is het ongewenst of onbillijk om deze als vermogen in aanmerking te nemen en van de aanvrager te vergen deze in te zetten voor het levensonderhoud. Deze bestanddelen zijn limitatief opgesomd in artikel 34, tweede en vierde lid Wwb. Ook de langdurigheidstoeslag dient te worden vrijgelaten, voor zover van toepassing.

Algemeen gebruikelijke bezittingen

Bezittingen in natura worden niet in aanmerking genomen als vermogen, indien deze naar aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn.

Antiek

Op grond van voorgenoemde regel wordt gebruikelijke woninginrichting buiten beschouwing gelaten; een antieke kast die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt niet. Dit geldt evenzeer voor sieraden. Hoewel zeker niet doorslaggevend voor een te maken beoordeling, kan een eerste toets op het (on)gebruikelijke karakter van huisraad of sieraden zijn het al dan niet afgesloten hebben van een afzonderlijke kostbaarhedenverzekering.

Auto

De auto kan zonder meer worden beschouwd als een naar aard algemeen gebruikelijke bezitting, maar niet iedere auto kan uit oogpunt van waarde als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Bij welke waarde de auto het algemeen gebruikelijk karakter wordt ontzegd, moet nader worden bepaald.

Uitgangspunt is dat het wettelijk criterium "algemeen gebruikelijk naar aard en waarde" niet onderscheidt naar inkomensniveau. Het gaat dus niet om de waarde van auto's waarover uitkeringsgerechtigden plegen te beschikken. Er is geen aanleiding om van een andere waarde uit te gaan dan die van de algemeen gebruikelijke auto voor privé gebruik.

Vooral in een gebied als de gemeente Vlagtwedde, een behoorlijk uitgestrekt gebied waarin het openbaar vervoer niet optimaal is, is een auto bijna onmisbaar. De meeste huishoudens in de gemeente Vlagtwedde bezitten een auto. Ook veel huishoudens met een bijstandsuitkering bezitten een auto. Tevens dient te worden bedacht dat ook in het kader van uitstroom steeds hogere eisen aan de mobiliteit van mensen worden gesteld.

De waarde van een algemeen gebruikelijke auto kan worden bepaald op € 5.500,=.

Voor zover de waarde van de auto - inkoopprijs volgens ANWB internetkoerslijst – (dan wel en andere vorm van waardebepaling) uitstijgt boven de vermelde grenswaarde, wordt het meerdere als vermogen in aanmerking genomen. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat de met de auto verbonden schuld niet volledig in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van het vermogen.

Onder omstandigheden kan het voorkomen dat de belanghebbende vóór het moment waarop bijstand wordt gevraagd aanwezig vermogen, dat naar omvang in beginsel een beletsel is voor bijstand, besteedt aan de aanschaf van algemeen gebruikelijke bezittingen, die in beginsel buiten beschouwing blijven bij de middelentoets. Weliswaar staat het een ieder vrij naar eigen goeddunken zijn vermogen te besteden, mits de voorziening in de kosten van het bestaan daarbij is gewaarborgd. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende om zich niet eerder dan nodig afhankelijk te maken van bijstand. Er is dan ook reden om, als de aanvrager een zodanig verwijt valt te maken, niet aan het in de auto opgesloten vermogen voorbij te gaan, dan wel van de aanvrager te vergen het vermogen te gelde te maken.

Boot/caravan/motor en auto als tweede vervoermiddel

Een boot en caravan kunnen niet worden gezien als een algemeen gebruikelijke bezitting in natura. Aan de waarde daarvan kan niet worden voorbijgegaan.

Ook kan niet aan de waarde van een motor voorbij worden gegaan wanneer de belanghebbende ook in het bezit is van een auto met een waarde die lager is dan algemeen gebruikelijk. Wanneer de belanghebbende in het bezit is van twee of meer auto’s wordt de auto die hoogste waarde aangemerkt als eerste auto. Tot een waarde van € 5.500,00 zal deze auto niet tot het vermogen worden gerekend. De overige auto’s worden volledig tot het vermogen gerekend.

Niet algemeen gebruikelijke, maar wel noodzakelijke bezittingen

Niet naar aard en waarde algemeen gebruikelijke zaken worden als vermogen aangemerkt, tenzij het gebruik daarvan noodzakelijk is. Te denken valt aan duurdere, aan een handicap aangepaste vervoermiddelen.

Artikel 1 - Begripsbepalingen

Deze beleidsnota verstaat onder:

  • a.

    Aanvrager: De persoon, die voor zichzelf of voor zijn gezin een uitkering op grond van de Wwb, Bbz2004, Ioaw/Ioaz vraagt;

  • b.

    Echtgenoot: Als gehuwd of als echtgenoot/partner wordt mede aangemerkt de gehuwde die in gezinsverband leeft met de persoon met wie hij gehuwd is, alsmede de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, zoals bedoeld in de Wet werk en Bijstand (Wwb), de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz),

  • c.

    Wet: De Wet werk en bijstand en/of de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en/of de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

  • d.

    UWV werkbedrijf Het UWV werkbedrijf te Stadskanaal.

Artikel 2 – Bevoegde instantie

  • 1.

    Een aanvraag om bijstand in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, (ingevolge de Wwb en Ioaw), wordt schriftelijk ingediend bij het UWV door middel van een daartoe uitgereikt aanvraagformulier (behoudens de in de wet genoemde uitzonderingen).

  • 2.

    Aanvragen anders dan bedoeld in het eerste lid worden schriftelijk ingediend bij de afdeling samenleving door middel van een daartoe uitgereikt aanvraagformulier.

Artikel 3 – Indiening van de aanvraag

  • 1.

    Het aanvraagformulier wordt door aanvrager zelf volledig ingevuld en ondertekend. Wanneer er een partner is, ondertekent deze het aanvraagformulier eveneens.

  • 2.

    De aanvraag geschiedt door de echtgenoten gezamenlijk, dan wel door een van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 3.

    Indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, wordt de bijstand, of uitkering op grond van de Ioaw/Ioaz ambtshalve vastgesteld.

  • 4.

    Aanvrager en diens partner worden in de gelegenheid gesteld de aanvraag mondeling toe te lichten c.q. hun zienswijze over de aanvraag naar voren te brengen.

Artikel 4 – Voorlichting

  • 1.

    Onder meer door het verstrekken van de zogenaamde werkmap aan de aanvrager en diens partner bij de indiening van de aanvraag wordt voorlichting verstrekt over het gemeentelijk beleid. Hierin zit een globale inhoudelijke toelichting op de wetgeving en de belangrijkste verplichtingen van de uitkeringsgerechtigden.

  • 2.

    De inhoud van de folder/brochure, zoals vermeld in lid 1, wordt uitgelegd en aanvrager en diens partner tekenen een verklaring voor ontvangst van het informatiemateriaal en kennisneming daarvan.

  • 3.

    Zonodig kan de verklaring, als bedoeld in lid 2, met relevante gegevens, welke van toepassing zijn op de specifieke situatie van aanvrager en diens partner, worden aangevuld. Deze informatie wordt afzonderlijk ondertekend, door zowel klant als diens partner.

Artikel 5 - Onderzoek

  • 1.

    De identiteit van aanvrager en diens partner wordt vastgesteld aan de hand van een geldig document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, welke daartoe dient te worden getoond. Van dit document wordt een fotokopie gemaakt, waaruit aard en nummer blijkt.

  • 2.

    Aanvrager en diens partner maken voor de verstrekking van gegevens o.a. gebruik van een inlichtingenformulier, dat bij de aanvraag wordt verstrekt. Indien de aanvraag volgt binnen drie maanden na beëindiging van het recht op bijstand, kan gebruik gemaakt worden van een verkort inlichtingenformulier.

  • 3.

    Indien aanvrager en diens partner reeds een periodieke uitkering ingevolge de Wwb ontvangen, kan bij het indienen van een aanvraag om bijzondere bijstand worden volstaan met het invullen van een aanvraagformulier.

  • 4.

    Het formulier wordt door aanvrager en diens partner zelf volledig ingevuld en ondertekend.

  • 5.

    De besstukken zoals vermeld in bijlage I dienen – voor zover van toepassing - mede ter verifiëring van hetgeen op het aanvraag- en inlichtingenformulier is gesteld door aanvrager en diens partner bij het formulier ter inzage te worden verstrekt.

  • 6.

    Aanvrager en diens partner zijn verplicht aan de afdeling samenleving inzage te verstrekken in alle overige bescheiden, die van belang zijn voor de verlening van bijstand of uitkering, ter verificatie van hetgeen op het aanvraag- en het inlichtingenformulier is gesteld en/of mondeling ter toelichting op de aanvraag naar voren is gebracht.

  • 7.

    Aanvrager en diens partner doen op verzoek of uit eigener beweging onverwijld, d.w.z. bij de eerstvolgende Rechtmatigheids onderzoeksformulier (ROF) mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan hem/haar wordt betaald.

  • 8.

    De afdeling samenleving en het UWV winnen inlichtingen in betreffende de verblijfplaats, de burgerlijke staat van de aanvrager en - indien deze in gezinsverband leeft - ook over de samenstelling van diens gezin, door raadpleging van het bevolkingsregister. Er wordt tevens een uitdraai gemaakt met daarop vermeld de persoonsgegevens, adres en woonplaats en eventuele inwonenden.

  • 9.

    Verificatie van de benodigde gegevens heeft plaats bij:

    • a.

      de klant, eventueel door middel van huisbezoek;

    • b.

      de in de artikelen 63 en 64 Wwb, artikel 45 Ioaw/Ioaz genoemde personen, instellingen en instanties;

    • c.

      derden, voorzover er sprake is van informatie (verklaringen en tips), die van daadwerkelijke invloed is op de uitkering/inkomensvoorziening;

    • d.

      de Adviseur Inkomen en Zorg, aan de hand van de waarnemingen van deze functionaris in de contacten met de klant.

    • e.

      Het inlichtingenbureau

    • f.

      SUWI-net

Indien bij verificatie blijkt dat de verstrekte informatie onjuist of onvolledig is, worden aanvrager en diens partner in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn. Tot het verzuim hersteld is, worden in beginsel geen voorschotten verstrekt.

Artikel 6 - Huisbezoek

  • 1.

    Huisbezoek is mogelijk indien daar een redelijke grond voor bestaat. Van een redelijke grond is sprake indien op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid van de door betrokkene over zijn of haar woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen.

  • 2.

    Wanneer er twijfel blijft bestaan ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie en de overige mogelijkheden om deze gegevens op waarheid te verifiëren volledig zijn benut, vindt aangekondigd huisbezoek plaats door de Adviseur Inkomen en Zorg. Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan huisbezoek onaangekondigd plaatsvinden.

  • 3.

    Bij onduidelijkheid over de woon- of leefsituatie wordt meteen overgegaan tot huisbezoek.

  • 4.

    Bij weigering van huisbezoek wordt niet tot (verdere) bijstandsverlening overgegaan. Hierbij wordt het ”informed consent” gehanteerd, zoals in de uitspraken van de Crvb van 11-4-2007.

  • 5.

    In geval van een huisbezoek als bedoeld in lid 1, legitimeert de Adviseur Inkomen en Zorg zich met een hiertoe door burgemeester en wethouders afgegeven identiteitsbewijs.

Artikel 7 - Het horen van derden

De afdeling Samenleving geeft aan een derde, die bij de aanvraag om bijstand betrokken kan zijn, op zijn verzoek gelegenheid daarover te worden gehoord.

Artikel 8 - Onvolledige informatie

Indien aanvrager of diens partner niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, wordt de aanvraag niet verder in behandeling genomen, tenzij aanvrager van de geboden gelegenheid gebruik maakt de aanvraag binnen de gestelde termijn aan te vullen. Het gestelde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht blijft onverkort van toepassing.

Verificatie van gegevens

De afdeling samenleving en het UWV hebben op grond van de Wwb (artikel 53a) de verplichting de voor de aanvraag relevante klantgegevens te controleren.

De controle kan op twee manieren:

  • 1.

    Verzamelen van gegevens op SUWI-net;

  • 2.

    Verificatie van gegevens door controle van documenten en bewijsstukken van de klant;

  • 3.

    Validering door bij externe instanties zekerheid te verkrijgen over de volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen. Dit kunnen ook digitale gegevens zijn.

Uitgangspunt

  • -

    De gemeente is op grond van de Wet Eenmalige Uitvraag gegevens (WEU) verantwoordelijk voor het verzamelen van alle reeds beschikbare informatie in de SUWI-keten van de klant ten aanzien van de rechtmatigheid van desbetreffende uitkering;

  • -

    De klant is verantwoordelijk voor het leveren van bewijsstukken die de gemeente niet zelf kan krijgen. Hierbij wordt rekening gehouden dan de gegevens die in de SUWI-keten reeds zijn gevraagd niet nogmaals worden gevraagd (wet éénmalige gegevensuitvraag)

  • -

    Als de klant de bewijsstukken niet kan leveren, of er getwijfeld wordt over de juistheid, dan zal de afdeling Samenleving zelf externe bronnen raadplegen (validering).

Welke gegevens?

De te verifiëren gegevens corresponderen met de gegevens die op het gebruikte aanvraag en/of eventuele inlichtingenformulier worden gevraagd. Daarnaast kunnen aanvullende gegevens nodig zijn. De gegevens die nodig zijn voor het aanvraagformulier verstrekkingenboekje staan vermeld in het bijbehorende verstrekkingenboekje.

Artikel 10.de schuifregeling

Op grond van artikel 44 eerste lid Wwb gaat het recht op bijstand niet eerder in dan de dag waarop men zich heeft gemeld bij het UWV. In gevallen van verwijzing door- of afwijzende beschikking van een sociale verzekeringsinstelling, ligt de meldingsdatum voor een Wwb uitkering vaak ver na de eerste werkloosheidsdag, cq. de datum waarop de veronderstelde voorliggende voorziening in zou gaan. Daarmee zou de ingangsdatum van de Wwb uitkering onredelijk ver van het moment van laatste inkomsten liggen. Van betrokkene wordt echter wel de nodige voortvarendheid verwacht. In onderstaande “Schuifregeling” is opgenomen hoe in dergelijke gevallen de ingangsdatum van de uitkering te bepalen. Deze regeling kan ook worden toegepast bij de Ioaw/Ioaz.

artikel 10.1 definities

In deze regeling wordt aangemerkt als:

  • a.

    kalenderdag: dag, waaronder ook begrepen zon- en feestdagen, als mede dagen waarop UWV werkbedrijf is gesloten;

  • b.

    werkdag: een dag waarop het UWV werkbedrijf te Stadskanaal geopend is;

  • c.

    tijdig: binnen 3 werkdagen na doorverwijzing of afwijzing door de sociale verzekeringsinstelling;

  • d.

    niet tijdig: 3 doch ten hoogste 15 dagen werkdagen, na doorverwijzing, of afwijzing door de sociale verzekeringsinstelling.

Artikel 10.2 Tijdige melding

In geval van tijdige melding bij het UWV werkbedrijf wordt de ingangsdatum van de Wwb uitkering bepaald op de datum melding, of aanvraag, voor de sociale verzekering, dan wel de datum waarop het eerdere inkomen is beëindigd, als deze datum ligt na de meldingsdatum.

Artikel 10.3 Niet tijdige melding

De ingangsdatum Wwb wordt bepaald door:

[datum dat de belanghebbende zich bij de voorliggende voorziening heeft gemeld of de dag dat de voorliggende voorziening van kracht zou zijn] + [het verschil in kalenderdagen tussen (dus zonder) de datum van de verwijzing- / afwijzingsbeschikking van de voorliggende voorziening en (dus inclusief) de datum van de melding bij het UWV-werkbedrijf te Stadskanaal)

Artikel 10.4 Uitsluiting

De schuifregeling is niet van toepassing op:

  • a.

    Wwb aanvragen volgend op de maximale uitkeringsduur van een sociale verzekering;

  • b.

    Wwb meldingen later dan bedoeld in artikel 10.1. sub d.

Toelichting Schuifregeling

Voorbeeld: Klant heeft zich op 19 april bij het UWV gemeld. Dit zou de ingangsdatum zijn van de voorliggende voorziening. Klant ontvangt een afwijzingsbeschikking, gedateerd 28 mei.

Op 8 juni meldt hij zich bij het UWV werkbedrijf voor een Wwb aanvraag.

Klant heeft zich niet binnen drie werkdagen na de afwijzende beschikking gemeld bij het UWV werkbedrijf. Hij is met 11 kalenderdagen te laat (van 29 mei tot en met 8 juni).

Deze 11 dagen moeten bij de eerste meldingsdatum bij UWV werkbedrijf of de sociale verzekeringsinstelling opgeteld worden.

Dus vanaf (inclusief) 19 april 11 kalenderdagen. De ingangsdatum wordt 29 april.

Als een aanvrager zich te laat voor een Wwb uitkering meldt, in het geval zijn WW-uitkering is verstreken, dan kan de bijstand pas ingaan per datum melding. Het UWV verzendt namelijk voorafgaand aan de beëindigingsbeschikking (‘max-bericht’) ook een voorlopig max-bericht, zodat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager behoort zich tijdig te melden.

HOOFDSTUK 5 HERONDERZOEKSPLAN

In deze nota vindt u de uitwerking van de bevoegdheid van de gemeente om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens in het kader van toekenning en voortzetting van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, IOAW en IOAZ. Het heronderzoeksplan heeft betrekking op uitkeringsgerechtigden, die een periodieke uitkering ontvangen, alsmede ex-klanten, die nog lopende verplichtingen dienen na te komen (debiteuren). Op basis van de vorming van deze doelgroepen is het heronderzoeksplan opgedeeld in twee hoofdstukken:

  • 1.

    heronderzoeken

  • 2.

    debiteuren heronderzoeken

Het beleid van de gemeente is onder meer gericht op de bevordering van een doelmatige en rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet. en het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners van de gemeente met als doel de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid te bevorderen. Het heronderzoek is in eerste instantie dan ook bedoeld om de juistheid en volledigheid van de verkregen gegevens in een voorliggende periode vast te stellen. Hiermee kan de rechtmatigheid van een verstrekte uitkering worden vastgesteld. Daarnaast kan worden vastgesteld of een uitkering dient te worden gecontinueerd of beëindigd.

Ten aanzien van het terugbrengen van het aantal uitkeringen, is het noodzaak om middels heronderzoeken onterecht gebruik van de bijstand tegen te gaan. Het tweede en belangrijke doel van het heronderzoek is om onderzoek te doen naar (niet) gebruik van voorzieningen en in aansluiting daarop de uitkeringsgerechtigden te informeren over de bestaande voorzieningen.

Wet eenmalige gegevensuitvraag (Weu)

De Wet eenmalige gegevensuitvraag regelt dat gegevens van burgers die al eens gevraagd zijn vanaf 1 januari 2008 niet nogmaals aan de burger mogen worden gevraagd (niet naar de bekende weg vragen). Het vragen van gegevens uitkeringsgerechtigden die via het Digitaal Klantdossier (DKD) bij Uwv, gemeenten, LRD (persoonsgegevens) en RDW kunnen worden geraadpleegd moeten dan worden ‘hergebruikt’ en mogen niet opnieuw aan de klant worden gevraagd. Dit vergt een andere manier van werken voor wat betreft de heronderzoeken. De gegevens uit Suwi (DKD) zullen de basis vormen van het onderzoek. De relevante stukken die niet uit Suwi te verkrijgen zijn, kunnen nog bij de klant worden opgevraagd.

Veel gegevens staan op bankafschriften, zodat wij bij aanvragen bijzondere bijstand veelal volstaan met het inleveren van deze afschriften. Dit in het kader van de klantvriendelijkheid. Worden deze gegevens niet vertrouwd dan kan aanvullend onderzoek worden verricht.

1.1.1 - Algemeen

De gemeente Vlagtwedde heeft een actief re-integratiebeleid waarbij alle klanten een zo intensief mogelijk traject doorlopen gericht op werk dan wel sociale activering. Tijdens het re-integratietraject kunnen er signalen naar voren komen die aanleiding geven om een heronderzoek c.q. deelonderzoek in te stellen. Het hanteren van vaste heronderzoekstermijnen wordt losgelaten, niet om geen heronderzoeken meer te doen, maar om meer maatwerk te leveren. De Adviseur inkomen en zorg schat zelf in na welke termijn een heronderzoek wenselijk is en laat deze opboeken door de uitkeringsadministratie. Er kan worden gekozen voor een verdere splitsing en verfijning, waarin middels meerdere deelonderzoeken steeds onderdelen van recht- en doelmatigheid worden getoetst.

Nauwgezette controle blijft plaatsvinden van de maandelijks in te leveren rechtmatigheids onderzoeksformulieren (Rof’s) en daar waar nodig zullen signalen (bijvoorbeeld van het inlichtingenbureau) worden opgepakt en doorgegeven naar de betreffende medewerker. Op deze wijze kunnen risico's van eventuele terugvordering e.d., over een periode, worden beperkt.

Voorts zal onderzoek naar specifieke voorwaarden worden uitgevoerd middels deelonderzoeken naar specifieke facetten. Termijn en aard zijn daarbij afhankelijk van de individuele situatie.

Door de intensivering van ons re-integratiebeleid hebben wij de bijstandsgerechtigden veel beter in beeld dan voorheen. Volledige vrijstelling van de arbeidsverplichtingen is niet mogelijk, de bijstandsgerechtigde heeft altijd minimaal de plicht tot sociale activering. Voor mensen die nieuw in de bijstand instromen, kan het wenselijk zijn om een heronderzoek in te plannen bijvoorbeeld 12 maanden na instroom. Dit is echter geen verplichting.

1.2.1 -Deelonderzoeken

Uitgangspunt is dat bij het reguliere heronderzoek een volledig onderzoek plaats vindt naar de rechtmatigheid van de uitkering. Daarnaast blijft het echter mogelijk dat - los van vorenstaande termijnen - naar aanleiding van bijv. Rof-jes; signalen van vermoedelijke fraude, specifieke opgelegde voorwaarden die aan termijnen zijn gebonden, ingeschatte risicofactoren etc, deelonderzoeken plaats hebben. Deze staan echter los van de reguliere heronderzoeken en de termijn hiervan wordt bepaald door de individuele omstandigheden van het de uitkeringsgerechtigde.

1.2.2 - Voorbereidende werkzaamheden

  • -

    Maandelijks wordt middels een selectie op de revisiedatum -door de geautomatiseerde klantenregistatie- een lijst met de voor de desbetreffende maand te verrichten heronderzoeken aangemaakt door de uitkeringsadministratie;

  • -

    De daartoe aangewezen adviseur inkomen en zorg raadpleegt de klantendossiers op bijzonderheden en aandachtspunten (o.a. gestelde voorwaarden), die in het heronderzoek aandacht behoeven;

  • -

    Er wordt een uitdraai gemaakt van uit het bevolkingssysteem met daarop vermeld persoonsgegevens, adres en woonplaats en eventuele inwonenden;

  • -

    Er wordt een heronderzoeksformulier opgesteld met de door de gemeente beschikbare gegevens over de klant en aan de klant ter controle toegestuurd;

  • -

    De desbetreffende klant en diens eventuele partner worden vervolgens schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek in het gemeentehuis of wordt, indien de klant niet naar het gemeentehuis toe kan komen, thuis bezocht. In de uitnodiging wordt vermeld welke bescheiden klant dient mee te nemen/gereed te leggen. Daarnaast kan het heronderzoek ook schriftelijk plaatsvinden.

1.2.3 - Gegevensverzameling/verificatie

1. Het persoonlijke gesprek

  • De klant brengt het heronderzoeksformulier mee;

  • De adviseur inkomen en zorg vraagt de klant of de gegevens correct en volledig zijn;

  • Indien de gegevens volgens de klant niet correct en volledig zijn, vult de klant het formulier aan met de juiste gegevens;

  • De klant ondertekent het formulier, hetgeen ook geldt voor een eventuele partner;

  • Desgevraagd wordt klant door de adviseur inkomen en zorg de helpende hand geboden bij het invullen van het inlichtingenformulier. Hiervan wordt mededeling gedaan op het desbetreffende formulier, onder vermelding van de reden(en). Deze verklaring wordt afzonderlijk ondertekend door klant en de eventuele partner;

  • Er worden – voor zover nog niet in het dossier aanwezig – door adviseur inkomen en zorg fotokopieën gemaakt van gegevens met betrekking tot de identiteit, inkomsten, vermogenssituatie, huurcontract, en zorgverzekering;

  • In het persoonlijk gesprek met de klant wordt door de adviseur inkomen en zorg voorlichting c.q. advies gegeven over flankerende voorzieningen en regelingen;

  • In het persoonlijke gesprek met de klant en de adviseur inkomen en zorg kan, indien van toepassing, ook ingegaan worden op schuldenproblematiek en re-integratieactiviteiten;

  • Indien er twijfel bestaat dan wel blijft bestaan t.a.v. de juistheid en volledigheid van de door klant verstrekte gegevens en de overige mogelijkheden om deze gegevens op waarheid te verifiëren volledig zijn benut, vindt huisbezoek plaats.

2. Verificatie van de benodigde en verstrekte gegevens vindt plaats bij:

  • SUWI-net;

  • De klant, eventueel d.m.v. huisbezoek (zie hiervoor);

  • De in de artikelen 63 en 64 WWB, artikel 45 Ioaw/Ioaz genoemde personen, instellingen en instanties;

  • Derden, voorzover er sprake is van informatie (verklaring of tip), die van daadwerkelijke invloed is op de bijstandsuitkering;

  • De collega adviseurs inkomen en zorg aan de hand van de waarnemingen van deze functionarissen in de contacten met de klant;

  • Het IB-systeem van het Inlichtingenbureau;

  • Het kentekenregistratiesysteem.

3. Afrondende werkzaamheden van het heronderzoek

  • Middels steekproeven kan de kwaliteit worden getoetst;

  • Aan de hand van raadpleging van het dossier worden alle gegevens die een rol hebben gespeeld bij de toekenning van de uitkering weer onderzocht;

  • Het heronderzoek sluit tevens aan bij het vorige (her)onderzoek. De adviseur inkomen en zorg controleert de in de tussenliggende periode verkregen gegevens op juistheid en volledigheid;

  • Onderzocht wordt of de uitkering juist is berekend en uitbetaald (norm, verrekening inkomsten en doorvoeren kortingen/toeslagen/inhoudingen);

  • Onderzocht wordt of en welke verplichtingen (voorwaarden en vorderingen) er zijn en of deze juist worden nagekomen dan wel dat hierin verandering dient te komen.

1.2.4 - Rapportage

De adviseur inkomen en zorg rapporteert volgens een model, waarin verslag wordt gedaan van de bevindingen en adviseert omtrent eventuele continuering van de uitkering, alsmede omtrent eventueel te stellen voorwaarden en/of door te voeren wijzigingen. De adviseur inkomen en zorg maakt tevens een beschikking.

1.2.5 - Toetsing

Doordat het mandaat bij de adviseur inkomen en zorg ligt worden rapportages en beschikkingen met betrekking tot heronderzoeken en deelonderzoeken niet vooraf getoetst door de kwaliteits- medewerker of juridisch medewerker. Deze kan achteraf steekproefsgewijs de rapportages en beschikkingen toetsen en adviseert de adviseurs inkomen en zorg daar waar nodig om de kwaliteit te verbeteren ten einde de rechtmatigheid te waarborgen. De adviseur inkomen en zorg heeft wel de mogelijkheid om de rapportage in overleg vooraf ter toetsing voor te leggen aan de kwaliteitsmedewerker/ juridisch medewerker.

1.2.6 – Besluitvorming

Besluitvorming vindt plaats conform het mandaatbesluit, waarbij voor het gros van de besluiten de adviseur inkomen en zorg (voorheen casemanager of bijstandsconsulent) beslissingsbevoegd is. De besluiten worden maandelijks op een besluitenlijst vermeld en ter vaststelling en ondertekening aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd.

1.2.7 - Beschikking

- Bij elk besluit n.a.v. een heronderzoek wordt een definitieve beschikking gemaakt t.b.v. de klant;

- Ondertekening van de beschikking is gemandateerd aan de adviseur inkomen en zorg.

1.2.8 - Administratieve verwerking

Een afschrift van de beschikking, het besluit en zonodig andere bijbehorende bescheiden, worden voor administratieve verwerking overgedragen aan de financiële uitkeringsadministratie.

DEBITEUREN HERONDERZOEK

Op grond van de Handhavingsverordening Wwb moeten nadere beleidsregels worden vastgesteld betreffende debiteuren heronderzoeken. Debiteurenonderzoeken zijn noodzakelijk om de voortgang van de invordering te kunnen bewaken en eventueel maatregelen te kunnen nemen wanneer de invordering niet goed verloopt.

2.1 Algemeen

In een debiteurenonderzoek wordt onder meer aandacht besteed aan de vastgestelde verplichting, de daarop verrichtte aflossingen en de actualisering van de betalingscapaciteit van de debiteur. De gemeente is vrij om termijnen te bepalen waarbinnen de heronderzoeken plaats kunnen vinden. Hiertoe zijn beleidsregels opgesteld.

2.1.1 Uitgangspunten

  • 1.

    Er wordt geen heronderzoek uitgevoerd indien een schuld aan de gemeente naar verwachting binnen een periode van vijf jaar na de datum van het ontstaan van de vordering zal zijn afgelost, tenzij belanghebbende zijn verplichtingen niet nakomt. Voorwaarde is wel dat het maandelijkse aflossingsbedrag ten minste zo groot is als het bedrag dat voor de aflossing van leenbijstand zou gelden, als genoemd in artikel 6; hoofdstuk 1 van ons participatieplan.

  • 2.

    Een verzoek aan de daartoe bevoegde rechter om een verhoging van de onderhoudsbijdrage af te dwingen zal pas worden ingediend als uit de voorliggende financiële bescheiden blijkt dat er sprake is van tenminste een verschil van € 45,00 per maand tussen de nieuwe berekening en het aflossingsbedrag c.q. de bijdrage en hierover op basis van vrijwilligheid geen overeenstemming kan worden bereikt.

2.1.2 Criteria

Op grond van onderstaande criteria zal differentiatie plaatsvinden naar de categorieën van vorderingen en van personen:

  • a.

    De aard van de vordering;

  • b.

    Debiteur ontvangt wel of geen periodieke uitkering van de gemeente;

  • c.

    Het naar verwachting binnen 5 jaar aflossen van de vordering;

  • d.

    Het naar verwachting wel of niet veranderen van de draagkracht;

  • e.

    De inningsmogelijkheden.

Ad a.: de aard van de vordering

Hierbij kunnen de volgende vorderingen worden onderscheiden:

  • a.

    Terugvorderingen Wwb-sec: vorderingen op de (ex-)klant zelf ontstaan uit de wet zelf.

  • b.

    Terugvordering Wwb-besluiten: vorderingen op de (ex-)klant zelf ontstaan uit het Beleidsregels krediethypotheek bijstand gemeente Vlagtwedde of Bijstandsverlening aan zelfstandigen.

  • c.

    Verhaal: vorderingen op derden, m.n. onderhoudsplichtigen.

Ad b.: debiteur ontvangt wel of geen periodieke uitkering van de gemeente

Bij terugvordering worden de volgende categorieën onderscheiden:

a. Personen met een lopende periodieke uitkering van deze gemeente.

b. Personen waarvan de uitkering is beëindigd.

ad c.: het naar verwachting binnen 5 jaar aflossen van de vordering

Het algemene uitgangspunt is dat een vordering ineens wordt voldaan, tenzij op grond van wet- en regelgeving of een overeenkomst anders is bepaald. Wanneer betaling ineens niet mogelijk blijkt, kan een betalingsregeling worden getroffen. Als de vordering op grond van de door debiteur voorgestelde regeling naar verwachting binnen 5 jaar na het ontstaan van de vordering wordt voldaan, zal geen financieel onderzoek uitgevoerd worden naar zijn aflossingscapaciteit, mits aan de betalingsverplichting wordt voldaan. Er wordt een heronderzoek uitgevoerd binnen 10 tot 12 maanden na de vermoedelijke einddatum van de vordering.

Duurt aflossing naar verwachting langer dan 5 jaar, dan zal de aflossingscapaciteit worden bepaald aan de hand van een financieel onderzoek. Er wordt in elk geval een heronderzoek uitgevoerd binnen 10 tot 12 maanden na de vermoedelijke einddatum.

Ad d.: het naar verwachting wel of niet veranderen van de draagkracht

De verwachtingen t.a.v. de financiële situatie van de klant bepalen eveneens de heronderzoeksfrequentie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

a. Financiële situaties die zich naar verwachting zullen wijzigen;

b. Financiële situaties die zich naar verwachting niet zullen wijzigen.

Aan de hand van de omstandigheden van de klant zal een conclusie door overwegingen en argumenten dienen te worden onderbouwd.

Ad e.: de inningsmogelijkheden

Als er geen inningsmogelijkheden zijn, omdat bijvoorbeeld het adres of de inkomstenbron van de debiteur onbekend zijn, wordt een heronderzoek uitgevoerd na 10 tot 12 maanden.

2.1.3 Termijnen

Als frequentie voor een debiteurenonderzoek wordt uitgegaan van de volgende termijnen:

  • 1.

    Debiteurenonderzoek als onderdeel van het heronderzoek periodieke uitkering.

  • 2.

    Onderzoekstermijn van 10 tot 13 maanden

  • 3.

    Onderzoekstermijn van 22 tot 25 maanden

  • 4.

    Onderzoekstermijn van 34 tot 37 maanden

  • 5.

    Geen heronderzoek.

2.1.4 Groepskenmerken

In onderstaand schema zijn op basis van vorenstaande uitgangspunten de navolgende categorieën debiteuren onderscheiden. Termijnen en omvang van de categorieën zijn eveneens aangegeven.

 

Bep. afloss. capaciteit

Debiteurenonderzoek

TERUGVORDERING ALGEMEEN

Personen met periodieke uitkering

Nee

Geen: in reguliere heronderzoek

Personen zonder periodieke uitkering

-vordering voldaan < 5 jaar

Nee

10 - 13 mnd na einddatum

-vordering voldaan > 5 jaar

naar verwachting wel wijzigingen

Ja

na 10 – 13 mnd

naar verwachting geen wijzigingen

Ja

na 22 – 25 mnd

Geen inningsmogelijkheden

n.v.t.

na 10 – 13 mnd

TERUGVORDERING Wwb- BESLUITEN

Krediethypotheek (Wwb)

Ja/Nee*)

na 10 – 13 mnd

BZ/Bbz

Ja/Nee*)

na 10 – 13 mnd

VERHAAL bij betalingsachterstand

Naar verwachting wel wijzigingen

--

10 - 13 mnd na financieel onderzoek

Naar verwachting geen wijzigingen

--

34 - 37 mnd na financieel onderzoek

*) Bij een krediethypotheek en BZ/Bbz leningen wordt uitsluitend een onderzoek naar de aflossingscapaciteit gedaan daar waar de aflossing door de gemeente te bepalen is. Dus niet als de aflossing wordt bepaald door regelgeving of een overeenkomst.

2.2 Organisatie, werkwijze en hieraan te stellen eisen

2.2.1 Algemeen

De verplichtingen van debiteuren met een periodieke uitkering van deze gemeente worden behandeld bij het periodieke heronderzoek zie paragraaf 1.2.3.

Onderstaande heeft daarom betrekking op overige debiteuren: die geen uitkering meer ontvangen en onderhoudsplichtigen.

2.2.2 Voorbereidende werkzaamheden

Maandelijks wordt middels een selectie op revisiedatum een lijst uitgedraaid met de voor desbetreffende maand te verrichten debiteurenonderzoeken.

De daartoe aangewezen administratief juridisch medewerker raadpleegt de klantendossiers op bijzonderheden en aandachtspunten.

2.2.3 Gegevensverzameling/verificatie

De ex-klant of onderhoudsplichtige ontvangt een inlichtingenformulier, waarbij wordt vermeld welke bescheiden (in afschrift) dienen te worden overgelegd.

De ex-klant of onderhoudsplichtige dient het formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

Indien er twijfel bestaat t.a.v. de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens worden inlichtingen ingewonnen bij de in artikel 64 Wwb genoemde instanties, dan wel de instanties waarvoor de betrokkene een machtiging heeft afgegeven middels ondertekening van het formulier.

2.2.4 Rapportage

Er wordt gerapporteerd of al dan niet een wijziging in de verplichtingen plaats dient te hebben. Tevens wordt beoordeeld of en in hoeverre aan de opgelegde verplichtingen is voldaan en of hierop juist en tijdig is gereageerd door deze gemeente (aanmaningen, verzoekschrift kantonrechter/rechtbank etc.).

Bij onderhoudsplichtigen wordt de bijdrage bepaald aan de hand van de zgn. Trema-normen, middels het kennissysteem MRE-verhaal.

Bij de overige debiteuren wordt het aflossingsbedrag in beginsel bepaald door het bedrag boven de zogenaamde beslagvrije voet, als bedoeld in artikel 475d van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering.

De aflossing van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening ten behoeve van duurzame gebruiksgoederen (zogenaamde leenbijstand) vormt hierop een uitzondering. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de richtlijnen voor bijzondere bijstand.

De rapportage mondt uit in een advies omtrent het al dan niet wijzigen van de termijnbedragen, het treffen van incassomaatregelen of het starten van een verzoekschriftenprocedure of rechtbank (verhaal).

2.2.5 - Toetsing

  • -

    De aangewezen juridisch medewerker toetst vorengenoemde rapportage en bijbehorende bescheiden op volledigheid en recht- en doelmatigheid;

  • -

    Bij onvolkomenheden of verschil van mening vindt hieromtrent nader overleg plaats met de administratief juridisch medewerker, waarna laatstgenoemde een en ander zonodig herstelt;

  • -

    Indien er omtrent de advisering geen consensus mogelijk is, voegt de juridisch medewerker zijn bevindingen toe aan de rapportage en legt deze voor aan de manager afdeling Samenleving voor definitieve standpuntbepaling inzake de advisering aan het college van B. en W.

2.2.6 - Besluitvorming

Besluitvorming is gemandateerd aan de Juridisch medewerker; zulks met inachtneming van de terzake gestelde regels/voorschriften;

De besluiten worden maandelijks op een besluitenlijst vermeld, die ter vaststelling en ondertekening aan het college van burgemeester en wethouders wordt voorgelegd.

2.2.7 - Beschikking/verzoekschriften

Bij besluiten naar aanleiding van een debiteurenonderzoek, wordt (in dien nodig) door de juridisch medewerker een beschikking gemaakt;

De verzoekschriften voor de rechtbank of kantonrechter worden eveneens opgesteld door de juridisch medewerker;

Ondertekening van de beschikking is gemandateerd aan het manager Samenleving, onder overlegging van de bijbehorende bescheiden;

Ondertekening van vorengenoemde verzoekschriften geschiedt door de burgemeester.

2.2.8 - Administratieve verwerking

Besluit en beschikking worden voor administratieve verwerking overgedragen aan de financiële uitkeringsadministratie.

HOOFDSTUK 6 FRAUDEBEHEERSPLAN EN HANDHAVING

De Wet Werk en Bijstand (Wwb) bepaalt dat de gemeenteraad een verordening vaststelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik van de wet. Dit is ook gebeurd, eveneens voor de Ioaw/Ioaz. Fraudebestrijding zorgt voor een belangrijk deel voor het draagvlak van de sociale zekerheid. Handhaving moet derhalve een belangrijke plaats innemen binnen het beleid van de afdeling Samenleving. Fraudebeleid staat niet op zich, maar hangt voor een groot deel samen met andere beleidsterreinen zoals sociale activering, uitstroombeleid en armoedebestrijding. Bij handhaving gaat het om activiteiten die er zorg voor dragen dat mensen zich spontaan aan de wet- en regelgeving houden. Het gaat erom de spontane nalevingsbereidheid van (potentiële) klanten te bevorderen. Het oogmerk is dat deze uit eigener beweging tijdig de volledige en juiste gegevens verstrekt op basis waarvan de afdeling samenleving het recht op uitkering kan bepalen. De afdeling Samenleving richt zich om dit doel zo veel mogelijk te realiseren, op de navolgende elementen:

Voorkoming van fraude (preventie):

1. Vroegtijdige voorlichting aan klanten en inwoners

Hoewel de wet zelf voorschrijft dat iedereen zichzelf van wet- en regelgeving op de hoogte moet stellen, blijkt dat in de praktijk soms heel anders uit te pakken. Klanten zijn lang niet altijd op de hoogte van zowel hun rechten als plichten. Belanghebbenden moeten goed geïnformeerd zijn met betrekking tot de regelgeving van de Wwb, Ioaw/Ioaz. Het vroegtijdig informeren van de klant is een belangrijk element. Voorkomen moet worden dat fraude door onwetendheid ontstaat. Mensen kunnen door slecht geïnformeerd te zijn een verkeerd verwachtingspatroon opbouwen. Elke klant moet zoveel en zo vroeg mogelijk geïnformeerd worden over zowel zijn rechten als zijn plichten. Juiste beeldvorming is een noodzakelijke voorwaarde voor spontane nalevingsbereidheid.

2. Optimalisering dienstverlening

De afdeling Samenleving moet zo min mogelijk organisatorische of procedurele drempels opwerpen, zodat betrokkenen de regelgeving en de controlepraktijk die eruit voortvloeien in zijn aard accepteren. Drempels die onnodig irritaties oproepen verkleinen de kans op spontane naleving. Door begrip te kweken voor de gang van zaken en het niveau van dienstverlening wordt de kans op spontane naleving vergroot.

Aanpak van fraude (repressie):

1. Vroegtijdig constateren en afhandelen van overtredingen/fraudesitiuaties.

In geval van overtreding van de regels moet de gevoelsmatige pakkans voldoende hoog zijn. Dit dient plaats te vinden via toepassing van het ‘controle-op-maat’ principe in plaats van de standaardcontrole. Controle op maat houdt in: hoe meer risico, hoe intensiever de benodigde controle. Bij vroegtijdige detectie treedt immers geen, of slechts beperkte schade op. Zo worden klanten ervoor behoed onnodig in een strafrechttraject terecht te komen, doordat de gemeente verzuimde adequaat te controleren. Instrumenten die daarbij gebruikt zijn de elektronische bronnen Suwinet en Inlichtingenbureau, waarmee witte fraude binnen enkele maanden aan het licht komt.

In het verlengde van een administratief vooronderzoek voor bepaalde groepen is inhoudelijke controle, gespreksvoering en huisbezoek nodig om vast te stellen of de gepresenteerde papieren werkelijkheid inderdaad ook de feitelijke is. Ook kan steekproefsgewijs op risicogebieden door alle soorten klanten heen intensieve nacontrole plaatsvinden.

2. Daadwerkelijke sanctionering in geval van geconstateerde fraude.

Een opgelegde en uitgevoerde straf moet proportioneel maar ook voldoende afschrikwekkend zijn. Wie fraudeert, wordt gestraft. Feitelijk moeten de ten onrechte gemaakte kosten van uitkering terugbetaald worden. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) kan soms ingeschakeld worden. De voorwaarden waarbij dit mogelijk is staan op de website.

Doelstelling/verantwoordelijkheid

De gemeente is verantwoordelijk voor een wetsconforme en doelmatige uitvoering. Misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet- en regelgeving dienen te worden voorkomen en bestreden.

Voorkoming misbruik/oneigenlijk gebruik

Voorlichting vormt een belangrijk middel om de burger te informeren omtrent de rechten en verplichtingen, die gekoppeld zijn aan de indiening van een aanvraag en eventuele toekenning van een sociale uitkering. Deze voorlichting kan worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • a.

    Algemene voorlichting, geïnitieerd door rijksoverheid en gemeente, onder andere via kranten en huis-aan-huis bladen;

  • Ontwikkeling van een algemeen voorlichtingsbeleid biedt de mogelijkheid de afzonderlijke onderdelen, waar de gemeente in de uitvoering van haar beleid aandacht aan besteedt en waar de (potentiële) klant in directe zin mee heeft (krijgt) te maken, onder de aandacht van de burger te brengen. De onderscheidene te publiceren onderwerpen zullen zijn terug te vinden in folder(s) en/of brochure(s);

  • b.

    Klant-gerichte voorlichting, middels folder(s) en/of informatiebrochure(s);

  • Folders en brochures kunnen bijdragen aan versterking van de op de (potentiële) klant gerichte voorlichting. Deze voorlichting zal naast een inhoudelijke toelichting op de wetgeving zich tevens richten op de 'spelregels', waarmee de klant te maken krijgt en waaraan hij zich heeft te houden. Uitreiking van dit voorlichtingsmateriaal maakt deel uit van de procedure die doorlopen wordt bij de indiening van de aanvraag. Zekerheidshalve zal de klant een verklaring ondertekenen waarin staat vermeld dat hij het genoemde voorlichtingsmateriaal heeft ontvangen en kennis heeft genomen van de inhoud hiervan. Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de te ondertekenen verklaring worden aangevuld met gegevens die door de aanvrager en/of Adviseur Inkomen en Zorg als relevant worden ervaren;

  • c.

    Politie-voorlichting, omtrent opsporing van fraude.

Beleidsregel 1

Middels informatiefolder(s) die in de werkmap komen die onze klanten uitgereikt krijgen i.v.m. de intensieve re-integratie worden ze voorgelicht over de verplichtingen die aan de bijstand zijn verbonden.

  • a.

    Bij de indiening van de aanvraag wordt voorlichtingsmateriaal overhandigd (in de werkmap).

  • b.

    De klant tekent een verklaring voor de ontvangst van dit informatiemateriaal en kennisneming hiervan. Zonodig kan de verklaring met relevante gegevens worden aangevuld.

Beleidsregel2

Elke burger die een uitkering aanvraagt, dient zich te identificeren met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht. Ingeval van een huwelijk of samenwoning geldt dit ook voor de partner tenzij het gaat om een niet rechthebbende partner. Deze identificatieplicht is eveneens van toepassing bij heronderzoeken andere situaties, waar sprake is van een vorm van controle.

Beleidsregel3

  • a.

    Het aanvraag- en (indien van toepassing) inlichtingenformulier wordt door de aanvrager zelf ondertekend. Wanneer er een partner is ondertekent deze de formulieren eveneens.

  • b.

    Indien er wordt over gegaan tot het gebruik van heronderzoekformulieren die al zijn ingevuld door de Adviseur Inkomen en Zorg, op basis van de bekende gegevens, vult de belanghebbende zelf de ontbrekende gegevens in en ondertekent deze formulieren.

  • c.

    Indien van het gestelde onder a. wordt afgeweken wordt hiervan gemotiveerd mededeling gedaan in een verklaring. Deze verklaring wordt afzonderlijk ondertekend door de klant en partner.

Beleidsregel 4

Verificatie van de voor de uitkering benodigde gegevens vindt plaats bij:

  • a.

    Suwinet;

  • b.

    De in de artikelen 63 en 64 Wwb, artikel 45 Ioaw/Ioaz genoemde personen, instellingen en instanties;

  • c.

    Derden, voor zover er sprake is van informatie (verklaringen en tips), die van daadwerkelijke invloed is op de bijstandsuitkering;

  • d.

    De klant, eventueel door middel van huisbezoek;

  • e.

    De Adviseur Inkomen en Zorg aan de hand van de waarnemingen van deze functionaris in de contacten met de klant.

Beleidsregel5

Voor het vaststellen van het recht op een uitkering kan het in bepaalde gevallen nodig zijn een huisbezoek af te leggen, namelijk:

  • -

    bij onduidelijkheid over de woon- of de leefsituatie;

  • -

    indien er aanwijzingen zijn dat er arbeid wordt verricht die niet aan de gemeente werd gemeld (dit kan zowel het geval zijn bij het entreeonderzoek als bij het heronderzoek of in geval er externe of interne signalen zijn ontvangen van mogelijk misbruik);

  • -

    in geval van een aanvraag om bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening voor woninginrichting of vervanging van duurzame gebruiksgoederen.

Een huisbezoek vindt plaats wanneer er twijfel blijft bestaan ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de door klant verstrekte gegevens en de overige mogelijkheden om deze gegevens op waarheid te verifiëren volledig zijn benut. In geval van onduidelijkheid over de woon- of leefsituatie wordt meteen overgegaan tot huisbezoek. Een huisbezoek kan zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden.

Beleidsregel6

Na toekenning van een periodieke uitkering dienen klanten maandelijks een rechtmatigheidsonderzoeksformulier (ROF)in te vullen en in te leveren. Aan de hand hiervan wordt de te verlenen uitkering berekend. ROF’s dienen te voldoen aan de volgende eisen:

  • a.

    Volledige invulling van het ROF, waarbij het openlaten van antwoorden en/of het plaatsen van streepjes niet wordt geaccepteerd;

  • b.

    Juiste vermelding van de datum en ondertekening door de klant en eventuele partner;

  • c.

    Gegevens omtrent inkomen dienen met bewijsstukken te zijn onderbouwd;

  • d.

    ROF’s dienen over elke maand waarover uitkering is toegekend te worden ingeleverd uiterlijk op de 10e van elke direct daarop volgende maand;

  • e.

    Bij het niet tijdig voldoen aan het gestelde in lid d, wordt een termijn van orde geboden;

  • f.

    Bij het niet tijdig voldoen aan het gestelde in lid e, wordt een hersteltermijn geboden;

  • g.

    Het niet tijdig voldoen aan het gestelde in lid f, wordt aangemerkt als een verwijtbare gedraging, op grond waarvan een afstemming of een maatregel kan worden opgelegd conform de verordeningen;

  • h.

    Het niet voldoen aan het gestelde in lid f, wordt de uitkering ingetrokken en wordt eveneens aangemerkt als een verwijtbare gedraging op grond waarvan een afstemming of een maatregel kan worden opgelegd conform de verordeningen.

Indien invulling en/of ondertekening van een ROF door een derde plaats vindt dient dit met redenen omkleed op het formulier vermeld te worden.

Beleidsregel7

Heronderzoeken met betrekking tot periodieke uitkeringen (ook inkomensvoorzieningen) vinden periodiek plaats aan de hand van een heronderzoeksplan. Met betrekking tot debiteuren vindt eveneens periodiek heronderzoek plaats op grond van het Heronderzoeksplan gemeente Vlagtwedde.

Een heronderzoek kan tevens plaats vinden op grond van wijzigingen in de woon-, leef- inkomens- en vermogensituatie, die bekend worden via (ROF), documenten of anderszins. Het heronderzoek is gericht op vaststelling van de rechtmatigheid van een uitkering en zal aan een aantal voorwaarden dienen te voldoen.

Het heronderzoek voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    De invulling en ondertekening van het heronderzoeksformulier voldoet aan de eisen als gesteld onder beleidsregel 4;

  • b.

    Het heronderzoek sluit aan bij het vorige (her)onderzoek en controleert de in de tussenliggende periode verkregen gegevens (via rechtmatigheidsonderzoeksformulieren en andere informatiebronnen) op juistheid en volledigheid;

  • c.

    Een persoonlijk gesprek met de klant maakt bij voorkeur deel uit van het heronderzoek. Wanneer er sprake is van een partner neemt deze eveneens deel aan het gesprek, behoudens uitzonderingen;

  • d.

    Huisbezoek vindt plaats conform beleidsregel 5;

Bij het verlenen van onvoldoende medewerking, het niet tijdig of onvolledig vertrekken van gegevens of gevorderde bewijsstukken is het gestelde in artikel 54 Wwb, dan wel artikel 17 Ioaw of Ioaz.

Beleidsregel 8.

  • a.

    Er vindt ad hoc overleg plaats tussen Adviseur Inkomen en Zorg en een juridisch medewerker over de klanten, in behandeling bij de Adviseur Inkomen en Zorg, waarover vermoedens van fraude bestaan. Dit overleg kenmerkt zich door een consult-functie;

  • b.

    De Adviseur Inkomen en Zorg doen zelf een onderzoek naar aanleiding van de fraudevermoedens;

Beleidsregel9

Het rapport van een beeindigingsonderzoek voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    De verkregen gegevens tussen het voorlaatste (her)onderzoeksrapport en de datum van beëindiging worden op juistheid en volledigheid gecontroleerd;

  • b.

    De reden van beëindiging van de uitkering en de juistheid van de opgegeven datum worden geverifieerd. De beëindigingsdatum wordt (zoveel mogelijk) door een bewijsstuk onderbouwd;

  • c.

    Er wordt gerapporteerd over de eventuele vordering van belanghebbende bij de afdeling Samenleving de ter zake te nemen maatregelen;

  • d.

    Het recht op uitkering van belanghebbende wordt - met inachtneming van de gegevens genoemd onder a en b - eventueel opnieuw vastgesteld indien deze gegevens tijdig beschikbaar zijn.

Beleidsregel 10

Met betrekking tot fraude en het opmaken van proces-verbaal worden de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ter zake gevolgd.

HOOFDSTUK 7 REGELING KREDIETHYPOTHEEK BIJSTAND

In artikel 50 Wwb is geregeld dat ook een belanghebbende die eigenaar is van de door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning recht heeft op bijstand. Er is voorts bepaald dat de bijstand in de vorm van de geldlening wordt verstrekt wanneer:

  • -

    het vermogen gebonden in de woning meer bedraagt dan € 48.000,-- (1-1-2012) én

  • -

    de hoogte van de algemene bijstand over de periode van een jaar naar verwachting meer zal gaan bedragen dan het wettelijke minimummaandloon.

Ter zekerheidstelling van de geldlening is het wenselijk deze lening te verstrekken in de vorm van een hypotheek. Daartoe zijn de bepalingen in de Wwb echter onvoldoende en is specifiek gemeentelijk beleid noodzakelijk. Regels daaromtrent zijn in opgenomen in onderstaande Regeling Krediethypotheek Bijstand.

Artikel 1 Kader en definities

Deze regeling is een nadere invulling van de artikelen 50 tweede lid en 48 derde lid van de Wet werk en bijstand (Wwb) en verstaat onder:

  • a.

    Belanghebbende: de bijstandsgerechtigde woningbezitter als bedoeld in artikel 50 eerste lid;

  • b.

    College: het college van Burgemeester en Wethouders van Vlagtwedde;

  • c.

    Woning: de door belanghebbende en eventuele gezin zelf bewoonde eigen woning, woonboot of woonwagen;

  • d.

    Waarde van de woning: waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering;

  • e.

    Geldlening: lening als bedoeld in artikel 50 tweede lid;

  • f.

    Krediethypotheek: geldlening onder verband van hypotheek;

  • g.

    Inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 32 Wwb;

  • h.

    Relevante norm: de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm en toeslag c.q. verlaging als bedoeld in § 3.3 en § 3.4 Wwb.

Artikel 2 Taxatie

  • 1.

    Ter vaststelling van de waarde van de woning vindt taxatie plaats door een erkend taxateur voor onroerende zaken die door het college in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen, of door een gemeentelijk taxateur.

  • 2.

    De kosten verbonden aan taxatie, vestiging van de hypotheek, alsmede bijkomende kosten, komen ten laste van belanghebbende. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als algemene bijstand, tenzij aan de belanghebbende uitsluitend bijzondere bijstand wordt verleend.

  • 3.

    Indien bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening wordt daartoe mede gerekend de eventuele bijstand in de kosten genoemd in het tweede lid.

  • 4.

    Indien uit de taxatie van de woning blijkt dat er geen krediethypotheek hoeft te worden gevestigd, kan voor de taxatiekosten bijzondere bijstand worden verleend.

Artikel 3 Lening

  • 1.

    De geldlening bedraagt ten hoogste de waarde van de woning, verminderd met de daarop rustende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid sub d Wwb.

  • 2.

    Ter zekerstelling van rente- en aflossingsverplichtingen ten aanzien van de geldlening, wordt op de woning een hypotheek gevestigd ten gunste van het college tot het bedrag bedoeld in het eerste lid;

  • 3.

    In de hypotheekakte worden de gebruikelijke bedingen opgenomen, alsmede de voorwaarden verbonden aan deze regeling, doch in elk geval de voorwaarden genoemd in de artikelen 4 en 5.

Artikel 4 Aflossing

  • 1.

    Aflossing van de geldlening vindt in beginsel plaats gedurende tien jaar.

  • 2.

    De aflossing in maandelijkse termijnen vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandverlening (of de inkomensvoorziening)

  • 3.

    De maandelijkse aflossingsverplichting wordt telkens voor een periode van een jaar vastgesteld.

  • 4.

    Over het inkomen dat de relevante norm niet te boven gaat wordt geen aflossing gevergd. Tevens wordt geen aflossing gevergd indien belanghebbende een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (Wik) ontvangt.

  • 5.

    Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven stelt het college, zo nodig tussentijds, aflossingsverplichting lager, dan wel hoger vast.

  • 6.

    Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 7.

    Indien belanghebbende schuldig nalatig is in het voldoen van de aflossingsverplichting, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 5 Rente

  • 1.

    Indien door toepassing van artikel 4 vierde tot en met zesde lid na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2.

    De rente, bedoeld in het eerste lid, bedraagt de wettelijke rente, verminderd met drie procent.

  • 3.

    Indien het door het college vast gestelde bedrag op grond van artikel 4 derde lid onvoldoende is om zowel rente als aflossing te dekken, gaat de betaling van de rente voor de aflossing. Dit is ook van toepassing indien betrokkene niet volledig aan de betalingsverplichting voldoet.

  • 4.

    Indien belanghebbende, naar het oordeel van het college, geen rente kan betalen, wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 5.

    Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

  • 6.

    Indien belanghebbende schuldig nalatig is in het voldoen van de verschuldigde rente, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 6 Verkoop van de woning

  • 1.

    Bij verkoop, of vererving van de woning aan een ander dan de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 5 bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2.

    Bij verkoop van de woning kan het college besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening onder verband van hypotheek tot ten hoogste het bedrag bedoeld in het eerste lid, voor de aankoop van een andere woning, indien er sprake is van:

    • a.

      bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende

    • b.

      werkaanvaarding elders door belanghebbende.

  • 3.

    Het tweede lid is slechts van toepassing indien belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 4.

    Indien de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije oplevering lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

  • 5.

    Kwijtschelding als bedoeld in het vierde lid vindt niet plaats indien waardevermindering van de woning naar het oordeel van het college het gevolg is van opzettelijk of nalatig handelen van belanghebbende zelf.

Artikel 7 Herhaalde bijstandsverlening

Indien na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van krediethypotheek wederom recht op bijstand ontstaat, wordt deze bijstand verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek indien:

  • -

    De bijstandverlening aanvangt binnen twee jaar na beëindiging van het eerdere recht én

  • -

    De destijds voor de bepaling van het recht op bijstand gebruikte taxatie van de woning niet ouder is dan vijf jaar.

Voor de duidelijkheid, dit geldt ook voor bijzondere bijstand.

Artikel 8 Hertaxatie

  • 1.

    Indien de bijstandverlening om niet wordt verleend, wordt de woning van de belanghebbende elke vijf jaar opnieuw getaxeerd, gerekend vanaf de datum van de taxatie.

  • 2.

    Indien bijstandsverlening plaatsvindt in de vorm van een krediethypotheek vindt hertaxatie van de woning plaats vijf jaar nadat de hypotheek is volgelopen.

  • 3.

    Lid 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de WOZ waarde binnen de termijn van 5 jaar met meer dan 10% is gestegen. In dat geval kan de gemeente eerder een hertaxatie uitvoeren ten einde de krediethypotheek te verhogen.

  • 4.

    Ten aanzien van de taxatiekosten is artikel 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Jaaropgave

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

HOOFDSTUK 8 BELEIDSREGELS TERUG- EN INVORDERING

De wet werk en bijstand (Wwb) is per 1 januari 2004 in werking getreden. Het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand is een bevoegdheid op grond van de Wwb waarvan het College van B & W van Vlagtwedde gebruik maakt. Met ingang van 1 januari 2012 is de Wwb gewijzigd en is de Wet investeren in Jongeren (WIJ) komen te vervallen. De WIJ is onderdeel geworden van de Wwb. Het beleid ten aanzien van terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand is aangepast aan de nieuwe Wwb 2012. In onderstaande beleidsregels zijn de rechten en plichten van burgers van de gemeente Vlagtwedde weergegeven voor wat betreft de Wwb en de Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).

Artikel 1 Wettelijke bevoegdheid

Het college van de gemeente Vlagtwedde (hierna te noemen “college”) maakt gebruik van:

  • a

    de bevoegdheid tot het herzien of intrekken van het toekenningbesluit ingevolge artikel 54 van de Wet werk en bijstand (Wwb), artikel 17 Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 17 Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).

  • b

    de bevoegdheid tot het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand zoals bedoeld in de artikelen 58 tot en met 60 van de Wwb, artikel 25 en 26 Ioaw en artikel 25 en 26 Ioaz.

Artikel 2 Herziening of intrekking van het toekenningbesluit

Een herziening of intrekking van het toekenningbesluit zoals bedoeld onder artikel 1a wordt genomen indien:

  • a

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 van de Wwb, artikel 13 lid 1 en 2 Ioaw en artikel 13 lid 1 en 2 Ioaz heeft geleid tot ten onterechte of te hoog verstrekte bijstand of

  • b

    indien er op een andere wijze dan artikel 2a onterecht teveel bijstand is verstrekt.

Artikel 3 Terugvordering van te veel verstrekte bijstand

  • a

    Indien er sprake is van teveel verstrekte bijstand zoals bedoeld onder artikel 1b dan zal de bijstand worden teruggevorderd. Uitgangspunt is dat het gehele bedrag van de terugvordering wordt terugbetaald.

  • b

    de verplichting tot terugbetaling van de teveel verstrekte bijstand wordt bij beschikking vastgesteld.

  • c

    de betalingstermijn wordt vastgesteld op 6 weken na bekendmaking van de beschikking. Indien er in individuele gevallen aanleiding bestaat om een andere betalingstermijn te hanteren dan wordt dat in de beschikking vermeld.

Artikel 4 Terugvordering van gezinsleden

  • a.

    Onverminderd het bepaalde onder artikel 3 worden kosten van bijstand, als de bijstand aan een gezin of alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen wordt verleend, van alle gezinsleden respectievelijk van de ten laste komende kinderen van de alleenstaande ouder teruggevorderd.

  • b.

    Als de bijstand als gezinsbijstand had moeten worden verleend, maar dit achterwege is gebleven omdat belanghebbenden verplichtingen niet of niet behoorlijk zijn nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.

  • c.

    De onder lid 1 en lid 2 genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

Artikel 5Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit

Het college kan afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit indien:

  • a.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan 150 euro en de vordering niet is ontstaan door fraude (verwijtbaar gedrag). Fraude mag immers niet lonen;

  • b.

    indien er een termijn van 6 maanden is verstreken nadat gegevens bekend zijn geworden die hadden moeten leiden tot beëindiging of wijziging van de bijstand (zes maandenjurisprudentie) Indien belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden geldt de zesmaanden jurisprudentie niet;

  • c.

    er naar oordeel van het college sprake is van zeer dringende redenen.

Artikel 6Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Het college kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van teruggevorderde bijstand, uitkering of inkomensvoorziening indien:

  • a

    een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen niet tot stand zal komen zonder een zodanig besluit. Voor fraudevorderingen (verwijtbaar gedrag) en vorderingen die worden gedekt door pand of hypotheek op een onroerend goed of andere goederen geldt deze bepaling niet, tenzij de vordering op deze goederen verhaald kan worden.

  • b

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • c

    leenbijstand vorderingen die korter dan een half jaar voor datum 1e melding bij de schuldhulp-verleningsinstantie zijn ontstaan komen niet voor kwijtschelding in aanmerking.

Artikel 7Inwerkingtreding kwijtschelding schuldenproblematiek

Een besluit tot afzien van (gedeeltelijke) terugvordering treedt pas in werking als er daadwerkelijk een schuldregeling tussen het college en/of schuldeisers en belanghebbende tot stand is gekomen.

Artikel 8 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 6 wordt ingetrokken of gewijzigd indien:

  • a

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen

  • b

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet

  • c

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 9 Kwijtschelding wegens voldoen aan de betalingsverplichting

Het college kan besluiten af te zien van verdere terugvordering indien belanghebbende:

  • a

    gedurende 60 maanden volledig aan de betalingsverplichting heeft voldaan en minstens 75% van de oorspronkelijke vordering heeft afgelost en de vordering niet is ontstaan als gevolg van verwijtbaar gedrag.

  • b

    de onder a genoemde termijn minder is dan 60 maanden maar wel 75% van de vordering is afgelost. Hierbij geldt dat er sprake moet zijn van aflossing naar draagkracht (minimaal 6% van de bijstandsnorm) en de vordering niet is ontstaan wegens verwijtbaar gedrag.

  • c

    onder niet verwijtbare vorderingen wordt verstaan:

    • -

      leenbijstandvorderingen

    • -

      onverschuldigde bedragen

    • -

      verstrekte voorschotten

  • d

    vorderingen waarvoor zekerheid is gesteld (hypotheek of pand) en B(b)z-vorderingen komen niet voor kwijtschelding in aanmerking.

Artikel 10 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in artikel 9 genoemde termijn is 36 maanden indien het de aflossing van leenbijstand betreft, met uitzondering de leenbijstand ten behoeve van schulden. Indien tenminste gedurende 36 maandelijkse termijnen volledig aan de aflossingsverplichtingen is voldaan voor een leenbijstand vordering dan wordt het resterende bedrag van de lening omgezet in bijstand om niet tenzij bijzondere omstandigheden dit in de weg staan.

Artikel 11 Kwijtschelding na aanvaarden regulier werk

a. indien belanghebbende wegens aanvaarding van regulier werk meer dan 1 jaar bijstandsonafhankelijk wordt kan een niet verwijtbare vordering zoals genoemd in artikel 9c voor kwijtschelding in aanmerking komen.

b. de kwijtschelding als onder a is maximaal 50% van de oorspronkelijke vordering met een maximum van 1.000 euro.

Artikel 12 Kwijtschelding van fraudevorderingen

Een fraudevordering (verwijtbaar gedrag) komt niet voor kwijtschelding in aanmerking tenzij:

  • a

    een bedrag in één keer wordt betaald, dat inclusief eventuele eerdere betalingen overeenkomt met tenminste 75% van de oorspronkelijke vordering, indien er vrijwel zeker vaststaat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met de afkoop van 75% wordt geïnd.

  • b

    het college kan in geval van zeer bijzondere individuele omstandigheden besluiten het onder a genoemde percentage van 75% te verlagen. Dit mag echter nooit minder zijn 50% van de oorspronkelijke vordering.

Artikel 13Terugvorderingbesluit (betalingsbeschikking)

In het terugvorderingbesluit (betalingsbeschikking) delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mede:

  • a.

    tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand of inkomensvoorziening wordt teruggevorderd.

  • b.

    de betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een andere betalingstermijn vermeldt.

  • c.

    de betaling geschiedt bij voorkeur giraal. Indien de debiteur niet beschikt over een bankrekening dan kan hiervan afgeweken worden.

Invordering van teruggevorderde bijstand.

Artikel 14 Het vaststellen van de betalingsverplichting

Het aflossingsbedrag, zoals mede gedeeld in het terugvorderingbesluit, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

  • a

    binnen twee weken na de datum van bekendmaking van het besluit, kan de belanghebbende een schriftelijk verzoek indienen tot het treffen van een betalingsregeling. Belanghebbende dient onder bijvoeging van bewijsstukken het verzoek in te dienen.

  • b

    het college neemt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek een besluit over een eventuele betalingsregeling. Indien er ingestemd wordt met een termijnbetaling, dan wordt bepaald hoe hoog de maandelijkse betalingsverplichting is, in hoeveel termijnen de vordering moet worden afgelost alsmede de rechtsgevolgen die intreden bij het niet nakomen van de betalingsverplichting.

  • c

    indien belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen een terugvorderingbesluit of tegen de vastgestelde betalingsverplichting dan heeft dit geen schorsende werking, tenzij uit een eerste onderzoek van het bezwaarschrift blijkt dat de terugvordering en/of de betalingsverplichting in zijn geheel niet juist is.

Artikel 15 Bepaling van de hoogte van de betalingsverplichting

In beginsel wordt er vanuit gegaan dat de vordering in één keer wordt terugbetaald. Indien het inkomen van de debiteur dit niet toelaat wordt er een betalingsregeling getroffen onder de volgende voorwaarden:

  • a

    indien belanghebbende een uitkering of inkomensvoorziening ontvangt in het kader van de Wwb, Ioaw of Ioaz dan bedraagt de aflossing 10% van de van toepassing zijnde norm inclusief vakantietoeslag (conform de beslagvrije voet die van toepassing is zoals vermeld in artikel 475d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In beginsel wordt uitgegaan van 10% van de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag en gemeentelijke verhoging of verlaging.

  • b

    het onder a genoemde percentage van 10% is niet van toepassing indien er sprake is van een niet verwijtbare vordering zoals bedoeld onder artikel 9 lid c. Dan kan volstaan worden met een aflossing van 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • c

    indien er sprake is van meerkosten die belanghebbende heeft boven op de algemeen noodzakelijke bestaanskosten dan kan met deze kosten rekening worden gehouden bij het bepalen van de aflossingscapaciteit. Te denken valt aan extra woonkosten en premie ziektekostenverzekering.

  • d

    indien belanghebbende een inkomen heeft dat meer bedraagt dan onder lid a, dan bedraagt voor verwijtbare vorderingen van het meerdere inkomen 100% tot het aflossingsbedrag en voor niet verwijtbare vorderingen 50%.

  • e

    indien belanghebbende geen bijstand, uitkering of inkomensvoorziening meer ontvangt zoals bedoeld in lid a dan zal er jaarlijks een heronderzoek worden uitgevoerd naar de draagkracht. Indien de aflossingsverplichting minder dan 10% afwijkt van de eerder vastgestelde aflossingsverplichting zal worden afgezien van het wijzigen van de betalingsregeling. Indien op basis van de huidige betalingsregeling een vordering binnen een jaar wordt afgelost wordt afgezien van het uitvoeren van het heronderzoek.

Artikel16 Uitstel van betaling

  • a.

    Op verzoek van de belanghebbende of ambtshalve kan uitstel van betaling worden verleend indien het uitstel naar het oordeel van het college bijdraagt tot:

    • -

      sociale activering

    • -

      arbeidsinschakeling

    • -

      een oplossing van een schuldenproblematiek

  • b.

    Voorts kan uitstel van betaling worden verleend indien er sprake is van zeer dringende redenen die het uitstel noodzakelijk maken.

  • c.

    Gedurende het uitstel zal er niet worden aangemaand of ingevorderd.

  • d.

    De bevoegdheid tot verrekening blijft wel bestaan.

  • e.

    De termijn waarvoor het uitstel geldt wordt vastgelegd in een beschikking tot uitstel van betaling. Aan deze beschikking kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een betalingsregeling of een verplichting tot het stellen van zekerheid.

Artikel 17 Weigeren uitstel van betaling

Een verzoek tot uitstel van betaling wordt in ieder geval afgewezen als:

  • a.

    de medewerking van de verzoeker naar het oordeel van het college onvoldoende is

  • b.

    onjuiste gegevens worden verstrekt

  • c.

    de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de daartoe gestelde termijn zijn verstrekt

  • d.

    de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld

  • e.

    de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kunnen worden gemaakt teneinde daarmee de verschuldigde vordering te betalen

  • f.

    de berekende aflossingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden

  • g.

    de betalingsregeling zich over een onaanvaardbare termijn uitstrekt

  • h.

    de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling geen uitkomst zal bieden

  • i.

    de schuldenaar reeds eerder een regeling heeft genoten, maar deze niet is nagekomen.

Artikel 18 Volgorde aflossing

  • a

    aflossing geschiedt ten eerste op eventueel in rekening gebrachte invorderingskosten en wettelijke rente, daarna op de hoofdsom.

  • b

    aflossing vindt plaats op de vordering die het eerst is ontstaan (de oudste vordering). Indien de debiteur anders wenst dan kan hij dit schriftelijk aangeven. Het College kan de wijze van volgorde van aflossing wijzigen indien dit geen nadelige gevolgen heeft voor de gemeente.

Artikel 19 Procedure bij niet nakoming van de betalingsverplichting

  • a

    indien belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt en ook niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling dan wordt belanghebbende éénmalig aangemaand met het verzoek om alsnog binnen 14 dagen over te gaan tot betaling.

  • b

    het college maakt gebruik van de mogelijkheid om een vergoeding in rekening te brengen conform artikel 4:113 Awb (kosten aanmaning).

  • c

    indien belanghebbende niet aan zijn betalingsverplichting voldoet binnen de termijn van twee weken na bekendmaking van de aanmaning zal er een dwangbevel worden uitgevaardigd.

Artikel 20 Het Dwangbevel

  • a

    indien niet (volledig) binnen de aanmaningstermijn is betaald, vaardigt het college een dwangbevel uit.

  • b

    het dwangbevel vermeldt naast hetgeen bepaald is in artikel 4:122 van de Awb ook de mogelijkheden van tenuitvoerlegging en de mogelijkheid van verzet.

  • c.

    er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid het dwangbevel per post te betekenen, met het bevel tot betaling over te gaan binnen twee dagen.

  • d.

    indien betekening als bedoeld in het vorige lid niet mogelijk of wenselijk is, bijvoorbeeld omdat beslag op goederen of beslag op een bankrekening de voorkeur geniet, wordt de betekening overgelaten aan de deurwaarder zoals bedoeld in artikel 4:123 van de Awb.

  • e.

    verzending van het voor de schuldenaar bestemde afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling vindt plaats aan het in de administratie van de gemeente bekende adres van de schuldenaar.

  • f.

    ten aanzien van personen zonder vaste of bekende woon- of verblijfplaats, die niet beschikken over een postbusadres, wordt het dwangbevel betekend door publicatie in het gebruikelijke huis-aan-huisblad.

  • g.

    de invorderingkosten van het dwangbevel worden bij het dwangbevel ingevorderd.

  • h.

    indien bij dezelfde schuldenaar meerdere vorderingen tot een dwangbevel leiden, worden de verschillende vorderingen zoveel mogelijk in één dwangbevel gebundeld.

  • i.

    het dwangbevel levert een executoriale titel op.

Artikel21 Beslag en Interne Verrekening

  • 1.

    Indien niet tot een minnelijke regeling kan worden gekomen wordt tot verrekening overgegaan:

    • a.

      indien de persoon van wie kosten van bijstand, uitkering of inkomensvoorziening als bedoeld in artikelen 1b wordt teruggevorderd, algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wwb, Ioaw, Ioaz, Bbz 2004 ontvangt, wordt tot verrekening van die kosten met de algemene bijstand of die uitkering overgegaan

    • b.

      indien de persoon aan wie bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend algemene bijstand of een uitkeringen als bedoeld in artikel 48, vijfde lid van de WWB ontvangt, wordt de geldlening verrekend met die algemene bijstand of die uitkering.

  • 2.

    Ten aanzien van de verrekening worden de navolgende regels gehanteerd:

    • a.

      er wordt niet tot verrekening overgegaan indien de middelen van de schuldenaar afdoende zijn om de vordering in één keer te betalen;

    • b.

      de schuldenaar wordt schriftelijk in kennis gesteld dat een vordering op grond van een terugvorderingbesluit ex artikel 1b en artikel 48, vijfde lid van de WWB met zijn of haar algemene bijstand of uitkering wordt verrekend, alsmede van de hoogte van de verrekening;

    • c.

      de schuldenaar dient door verrekening nimmer te beschikken over een inkomen dat minder is dan de voor hem of haar geldende beslagvrije voet;

    • d.

      een verleend uitstel van betaling staat verrekening niet in de weg;

    • e.

      het gereserveerde vakantiegeld wordt verrekend met de vordering, tenzij de vordering de schuldenaar niet te verwijten valt. Indien er sprake is van een opgelegde afstemming/maatregel dan deze ook worden toepast op het gereserveerde vakantietoeslag.

    • f.

      tot verrekening wordt niet eerder overgegaan dan tot zes weken nadat het terugvorderingbesluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Indien bij beëindiging van de uitkering blijkt dat er sprake is van een terugvordering en er staat ook nog een bedrag aan vakantietoeslag gereserveerd dan kan besloten worden de vakantietoeslag direct te verrekenen met de terugvordering. De betalingstermijn van 6 weken is dan niet van toepassing.

Artikel 22 Invorderingskosten en wettelijke rente

  • a

    indien er moet worden overgegaan tot beslaglegging als bedoeld in artikel 21 dan zal de vordering worden verhoogd met invorderingskosten.

  • b

    de invorderingskosten bedragen 10% van de hoofdsom en wordt in rekening gebracht vanaf het moment dat er wordt overgegaan tot beslaglegging. Indien interne verrekening plaats kan vinden wordt afgezien van het in rekening brengen van invorderingskosten. Het bedrag aan invorderingskosten bedraagt minimaal € 50,00 en heeft een maximum van € 500,00.

  • c

    het college maakt gebruik van de mogelijkheid om wettelijke rente in rekening te brengen (artikel 4:98 Awb).

  • d

    indien de vordering wordt overgedragen aan een derde (b.v. deurwaarder) dan zullen de kosten die door deze derde met de invordering verband houden verhaald worden op belanghebbende. Dit komt dan bovenop de invorderingskosten die het college in rekening brengt.

Artikel 23 Procedure invordering door deurwaarder

  • a

    indien belanghebbende niet voldoet aan een minnelijke betalingsregeling en er geen mogelijkheden zijn tot interne verrekening of beslag dan worden de incasso mogelijkheden gedurende 24 maanden na ontstaansdatum vordering bewaakt door de debiteurenadministratie.

  • b

    indien de periode genoemd onder a verstreken is en het niet de verwachting is dat de vordering in de toekomst zelfstandig geïnd kan worden dan kan het college besluiten de vordering in handen te leggen van de deurwaarder.

Artikel24 Buiteninvordering stellen van de vordering wegens oninbaarheid

Het college kan besluiten vorderingen buiten invordering te stellen indien vijf jaar na ontstaansdatum van de vordering alle incassomogelijkheden zijn aangesproken maar dit niet geleid heeft tot betaling.

Artikel 25 Brutering van de vordering

  • a

    netto vorderingen die niet (volledig) worden afgelost binnen het kalenderjaar waarin het is ontstaan zullen worden gebruteerd. Dit houdt in dat de vordering zal worden verhoogd met loonheffing die wordt afgedragen aan de belastingdienst.

  • b

    indien de bekendmaking van de netto vordering in de laatste maand van het jaar aan belanghebbende bekend wordt gemaakt zal de vordering niet worden gebruteerd indien de vordering binnen zes weken na bekendmaking van de vordering is afgelost.

  • c

    indien de vordering in zijn geheel niet is te wijten is aan handelen van belanghebbende, bijvoorbeeld als er sprake is van een foute berekening of verrekening van de gemeente dan zal de vordering niet worden gebruteerd.

Artikel 26 Saldobiljet

Jaarlijks zal aan de debiteur in de eerste maanden van het nieuwe jaar over het voorgaande jaar een overzicht worden gestuurd waarin alle mutaties, ontvangsten, het actuele saldo e.d. van de vordering zijn vermeld, het saldobiljet.

Toelichting op de artikelen die een toelichting behoeven

Volgens de Wet werk en bijstand (Wwb) is het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand een algehele bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Met onderhavige beleidsregels is een basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingbeleid uit te voeren. Gelet op de financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand alleen terecht komt bij die burgers die hierop recht hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het inkomensdeel van de Wwb. Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt dat het plegen van fraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verstrekte bijstand niet terug te vorderen.

Artikel 1 Wettelijke bevoegdheid

Op grond van de Wwb, Ioaw en Ioaz maken burgemeester en wethouders gebruik van de bevoegdheid om bijstand terug te vorderen. Zij doen dat in de gevallen en op de manier zoals bepaald in deze beleidsregels.

Artikel 2 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

  • a.

    Bepaalt dat het bijstandsrecht naar het verleden toe wordt gecorrigeerd naar de juiste situatie, indien als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting van de belanghebbende ten onrechte bijstand is verleend. Er is dan sprake van fraude.

  • b.

    Doelt op andere situaties dan het herzien wegens schending van de inlichtingenplicht. De bijstand moet weliswaar worden herzien, maar niet als gevolg van een verwijtbare gedraging. Bijvoorbeeld wijzigingen met terugwerkende kracht vanwege de verrekening van inkomsten of wijziging van de samenstelling van het huishouden. Bij vierwekelijkse inkomsten bijvoorbeeld, wordt na het verstrijken van het kalenderjaar een herberekening gemaakt om tot een juiste inkomstenverrekening over het hele jaar te komen. De bijstand die als gevolg daarvan tot een te hoog bedrag is verstrekt, kan alleen worden teruggevorderd als betrokkene redelijkerwijs kon begrijpen dat hij te veel bijstand heeft ontvangen.

Artikel 3 Terugvordering van teveel verstrekte bijstand

De betalingstermijn wordt normaliter vastgesteld op 6 weken na datum van bekendmaking van de beschikking. Indien het in individuele situaties wenselijk is om een andere betalingstermijn te hanteren

dan wordt dit in de beschikking vermeldt. Te denken valt bijvoorbeeld aan een situatie waarbij er sprake is van een debiteur waarbij beslag op snel verhandelbare goederen dit noodzakelijk maakt.

Artikel 4 Terugvordering van gezinsleden

  • a.

    Gezinsbijstand kan van alle gezinsleden of alleenstaande ouder met ten laste komende kinderen worden teruggevorderd. Geen van de in de gezinsbijstand begrepen personen kan zich daarbij beroepen op onbekendheid met de activiteiten van een ander gezinslid die tot de terugvordering hebben geleid. Alle gezinsleden worden voor de terugvordering als belanghebbende aangemerkt, ook

  • belanghebbenden die wegens schending van de inlichtingenplicht niet zijn opgenomen binnen de gezinsbijstand, maar gezien de omschrijving uit artikel 4, eerste lid onder c, tweede lid en vijfde lid WWB wel tot het gezin behoren.

  • b.

    Burgemeester en wethouders maken gebruik van hun bevoegdheid om in alle gevallen waarin bijstand die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet als gezinsbijstand is verleend, maar wel als gezinsbijstand verleend had moeten worden, tevens terug te vorderen van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden. Bijvoorbeeld: bijstand die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, wordt tevens van de verzwegen partner of het inwonend meerderjarig kind teruggevorderd.

Duidelijk moet zijn dat:

  • -

    de bijstandsontvanger het voeren van een gezamenlijke huishouding met deze partner, of het leven in gezins-verband met deze gezinsleden, zoals bedoeld in artikel 4 eerste lid onder c van de wet, heeft verzwegen én

  • -

    er sprake is van schending van de inlichtingenplicht.

De ten laste komende kinderen hebben geen zelfstandig opeisbaar recht op een deel van die bijstand. In die zin hebben zij geen rechtstreeks maar een indirect belang bij een besluit omtrent de verlening van bijstand. Op grond van artikel 59 van de wet kan van hen teruggevorderd worden. Burgemeester en wethouders maken alleen gebruik van deze bevoegdheid indien de terugvordering het gevolg is van de middelen van deze ten laste komende kinderen.

  • c.

    De personen van wie kan worden teruggevorderd zijn op grond van artikel 59 lid 3 WWB allen hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling. Vanwege deze hoofdelijke aansprakelijkheid kan bij elk van de aansprakelijk te stellen personen het volledige terugvorderingbedrag worden ingevorderd, met dien verstande dat er in totaal maar één keer behoeft te worden betaald. Heeft een van de gezinsleden het gehele bedrag of meer dan zijn aandeel terugbetaald, dan kan hij of zij voor hetgeen teveel is betaald bij de burgerlijke rechter een vordering instellen op de overige gezinsleden. Dit is echter een kwestie waar de gemeente buiten staat.

Artikel 5 Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit

Indien er sprake is van ten onrechte verstrekt bijstand welke lager is dan € 150,-- en er geen sprake is van een fraude vordering kan worden afgezien van het nemen van een terugvorderingbesluit. Fraude mag immers niet lonen. De kosten die zich met de terugvordering meebrengen zijn in bovenstaande situaties hoger dan de baten. We hebben het hierbij over “kruimelbedragen”.Indien de gemeente een terugvorderingbesluit niet binnen 6 maanden heeft genomen nadat het de gemeente bekend is geworden van een gegeven dat had moeten leiden tot wijzing of beëindiging van een bijstandsuitkering wordt afgezien van terugvordering. De gemeente dient dus voortvarend te handelen bij de verwerking van informatie. Indien de gemeente niet adequaat optreedt kan dit betekenen dat de gemeente de bijstand over de periode na die 6 maanden niet meer kan terugvorderen. Dit geldt alleen indien er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht.Indien er in individuele gevallen sprake is van een dringende reden kan worden afgezien van het nemen van een terugvorderingbesluit. Te denken valt aan situaties waarbij de vordering is ontstaan buiten toedoen van belanghebbende, en hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Bij het beoordelen van dringende redenen moeten onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties van de belanghebbende worden meegewogen.

Artikel 6 tot en met 8 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Indien er een terugvorderingbesluit is genomen kan er worden overgegaan tot kwijtschelding zoals omschreven in de artikelen 6 tot en met 8. Dit geldt echter niet voor fraudevorderingen. Tenzij er sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 12.

Artikel 9 Kwijtschelding wegens voldoen aan de betalingverplichting

Dit artikel behoeft verder geen toelichting

Artikel 10 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

Hiermee wordt aangesloten bij het beleid conform het Participatieplan gemeente Vlagtwedde 2012-2013.

Artikel 11 Kwijtschelding na aanvaarden regulier werk

Naast kwijtschelding wegens schuldenproblematiek is het ook mogelijk om op andere gronden een schuld kwijt te schelden. Bij het succesvol afronden van een re-integratie traject waarbij de belanghebbende minimaal een jaar duurzaam bijstandsonafhankelijk wordt kan maximaal 50% van de oorspronkelijke vordering worden kwijtgescholden met een maximum van € 1.000,00. Het moet daarbij wel gaan om een niet verwijtbare vordering zoals genoemd in artikel 9 sub c. Dit kan fungeren als prikkel tot het aanvaarden van betaalde arbeid of het deelnemen aan scholing en sociale activering.

Artikel 12 Kwijtschelding van fraudevorderingen

Indien het duidelijk is dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan een afkoop van 75% ineens kan het college besluiten tot het kwijtschelden van de restant fraudevordering. In bijzondere individuele situaties kan het college besluiten om dit percentage te verlagen. Dit mag echter nooit meer zijn 50% van de oorspronkelijke vordering. Dit zou in uitzonderlijke situaties voor kunnen komen, bijvoorbeeld als er gedurende meerdere jaren geen inkomen bekend is, beslaglegging daarom niet mogelijk is en debiteur zelf met een voorstel tot afkoop komt.

Artikelen 13 en 14 behoeven verder geen toelichting.

Artikel 15 Bepaling van de hoogte van de betalingsverplichting

In beginsel moet worden uitgegaan van betaling ineens van de volledige vordering. Echter de praktijk leert dat dit vaak niet realistisch is. Indien betaling ineens niet realistisch is gezien de draagkracht van belanghebbende dient er een betalingsregeling te worden getroffen die er in voorziet dat de vordering in één jaar wordt afgelost. Is de vordering dusdanig hoog en de draagkracht niet toereikend om dit in één jaar af te lossen dan kan een langere betalingsregeling worden afgesproken. Indien er sprake is van een verwijtbare vordering dient in beginsel te worden uitgegaan van aflossing van het volledige meerdere inkomen boven de voor belanghebbende geldende beslagvrije voet.

Artikelen 16 en 17 behoeven verder geen toelichting.

Artikel 18 Volgorde aflossing

De gemeente vordert de oudste vordering als eerste in om verjaring te voorkomen. Indien een belanghebbende een schriftelijk verzoek indient om af te lossen op een jongere vordering dan neemt de gemeente dit verzoek in overweging.

Artikel 19 Procedure bij niet nakoming van de betalingsverplichting

De gemeente maakt gebruik van de mogelijkheid om kosten in rekening te brengen voor het verzenden van een aanmaning (conform artikel 4:113 Awb) indien belanghebbende niet aan de betalingverplichting voldoet. De reden hiervoor is om belanghebbende hierdoor een stok achter de deur heeft om tijdig tot betaling over te gaan.

Artikelen 20 en 21 behoeven verder geen toelichting.

Artikel 22 Invorderingskosten en wettelijke rente

Indien de debiteur nalatig is in de betaling en er over wordt gegaan tot het leggen van beslag op het inkomen dan zullen invorderingkosten in rekening worden gebracht. Dit ook als stok achter de deur om de debiteur tijdig te laten betalen. Indien kan worden overgegaan tot verrekening met de uitkering dan wordt afgezien van invorderingkosten, dit met name omdat de hiermee gepaard gaande kosten lager zijn. Indien belanghebbende nalatig is in de betaling en er wordt overgegaan tot beslaglegging dan zal wettelijke rente in rekening worden gebracht met ingang van de datum waarop de betalingstermijn is verstreken. Indien de vordering niet zelfstandig kan worden geïnd en in handen wordt gelegd van een deurwaarder dan zullen alle hiermee gepaard gaande kosten worden verhaald op de debiteur.

Artikel 23 Procedure invordering door deurwaarder

Indien het na een periode van 24 maanden niet is gelukt om zelfstandig een vordering te innen en het ook niet de verwachting is dat dit in de toekomst wel zal lukken kan besloten worden de vordering in handen te leggen van een deurwaarder.

Artikel 24 Buiteninvordering stellen van de vordering wegens oninbaarheid

Indien vijf jaar na ontstaansdatum van de vordering alle incassomogelijkheden zijn aangesproken maar dit niet geleid heeft tot betaling kan worden overgegaan tot buiteninvordering.. De afweging voor buiten invordering stelling dient gemaakt te worden op basis van de verwachtingen de vordering in de toekomst te kunnen innen. Indien de kans bijna nihil is kan worden overgegaan tot afboeking van de vordering. Te denken valt aan situaties waarin de debiteur woonachtig is in het buitenland en debiteuren waarvan geen verblijfadres bekend is. Voor debiteuren waarvan bekend is dat men in het buitenland verblijft dient het Internationaal Bureau Fraude Informatie verzocht te worden om uit te zoeken of er sprake is van inkomen en/of vermogen in dat land. Indien daar sprake van is kan overwogen worden een incassoprocedure te starten in het buitenland.

Artikel 25 Brutering van de vordering

In de Wwb is het bruteren van de vordering, over het algemeen aan het einde van het kalenderjaar, als bevoegdheid geformuleerd (artikel 58 lid 4). De gemeente zal alle vorderingen die niet binnen het kalenderjaar worden terugbetaald bruteren De reden hiervoor is dat de gemeente deze belasting, premies en vergoeding niet kan verrekenen met de door het college af te dragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding. Een uitzondering wordt gemaakt voor vorderingen waarvan belanghebbende niet tijdig op de hoogte wordt gesteld de netto vordering voor 1 januari van het volgende jaar te betalen. Dit zijn netto vorderingen die in de maand december kenbaar worden gemaakt. Indien deze vorderingen wel binnen de betalingstermijn van 6 weken worden voldaan maar de aflossing plaatsvindt in het nieuwe jaar dan zal worden afgezien van brutering. Indien na 6 weken niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan zal alsnog de vordering worden gebruteerd. Indien elke verwijtbaarheid ontbreekt dan zal worden afgezien van brutering.

Artikel 26 Saldobiljet

Om belanghebbende jaarlijks op de hoogte te stellen van mutaties van de vordering, zal aan de debiteur in de eerste maanden van het nieuwe jaar over het voorgaande jaar een overzicht worden gestuurd waarin alle mutaties, ontvangsten, het actuele saldo e.d. van de vordering zijn vermeld, het saldobiljet.

Het saldobiljet heeft een stuitende werking, hiermee wordt voorkomen dat de vordering verjaard en de vordering teniet gaat.

HOOFDSTUK 9 BELEIDSREGELS VERHAAL WET WERK EN BIJSTAND

De wet werk en bijstand (Wwb) is per 1 januari 2004 in werking getreden. Het verhalen van kosten van bijstand is sinds de invoering van de Wwb een bevoegdheid geworden waarvan het College van B & W van Vlagtwedde gebruik maakt. Met ingang van 1 januari 2012 is de Wwb gewijzigd en is de Wet investeren in Jongeren (WIJ) komen te vervallen. De WIJ is onderdeel geworden van de Wwb. Het beleid ten aanzien van verhaal van kosten van bijstand is opgenomen in deze gewijzigde beleidsregels. In de Wwb is verhaal van bijstand opgenomen in de artikelen 61 en 62 Wwb en de artikelen 4:81 en 4:84 van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb). De wet geeft de uiterste grens aan. Het college kan binnen die grens zelf bepalen wanneer wordt verhaald. In de onderstaande beleidsregels zijn de rechten en plichten van de burgers weergegeven.

Artikel 1 Verhaal van uitkering

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van uitkering (bijstand):

  • a.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere uitkering is verleend;

  • d.

    op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de uitkeringsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schen-ker ten tijde van de schenking de noodzaak van uitkeringsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien

  • e.

    op de nalatenschap van de persoon indien:

    • aan die persoon ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend of anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

    • bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

  • f.

    behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel e, ten tweede, worden kosten van de uitkering die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

Artikel 2 Limitering

Beperking van toepassing van verhaal geschiedt op 2 gronden

  • 1.

    Op grond van de verhaalsnovelle is aansluiting gevonden bij de Wet limitering die bepaalt dat de onderhoudsverplichting ten behoeve van de ex-echtgenoot, beperkt is tot 12 jaar te rekenen vanaf de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.

  • 2.

    Indien de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaren en uit dit huwelijk geen kinderen zijn geboren, eindigt de verplichting tot levensonderhoud van rechtswege na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk en die aanvangt op de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand

Artikel 3 Geheel of gedeeltelijk afzien van een verhaalsbesluit

Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het invorderen van een verhaalsbesluit indien:

  • a.

    het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 45 per maand

  • b.

    daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 4 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van beleidsregel 1 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van de uitkering voor zover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen. De schuldenregeling moet tot stand worden gebracht door een erkend schuldhulpverleningbureau. Het verzoek tot kwijtschelding moet namens de onderhoudsplichtige door dit bureau worden gedaan;

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 5 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in beleidsregel 4 onder b. tot stand is gekomen.

Artikel 6 Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in de beleidsregel 4 genoemde voorwaarden a, b en c;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 7 Ambtshalve kwijtschelding

Het college kan in onderstaande situaties besluiten ambtshalve kwijtschelding te verlenen van een door de rechtbank bekrachtigde vordering aan onderhoudsbijdrage:

  • a.

    De belanghebbende heeft gedurende vijf jaar geen betalingen verricht en het is niet aannemelijk dat er op enig moment in de toekomst betaald zal worden;

  • b.

    Ingestelde incassomaatregelen hebben gedurende vijf jaar niet geleid tot het ontvangen van aflossingen, en het is niet aannemelijk dat incasso op enig moment in de toekomst wel tot ontvangsten zal leiden;

  • c.

    Bij een onderzoek naar de aflossingscapaciteit blijkt dat er op dat moment geen aflossingscapaciteit is én dat het niet aannemelijk is dat er op enig moment in de toekomst wel een aflossing kan worden gevraagd.

Artikel 8 Beoordeling onderhoudsplicht

De bijdrage wordt:

  • a.

    vastgesteld aan de hand van de Trema-normen en op basis van de gegevens betreffende de inkomsten en uitgaven;

  • b.

    ambtshalve vastgesteld op de netto uitkering indien de onderhoudsplichtige verzuimt gegevens te verstrekken betreffende inkomsten en uitgaven.

Artikel 9 Verhaal op grond van een rechterlijke uitspraak

Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak.

Artikel 10 Wijziging door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage

De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

  • a.

    deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

  • b.

    geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Artikel 11 Het verhaalsbesluit

Een besluit tot verhaal op grond van beleidsregel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt de ingangsdatum, het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd. Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Artikel 12 Verhaal in rechte

  • a.

    Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en wethouders tot verhaal in rechte.

  • b.

    Burgemeester en wethouders zien af van verhaal in rechte indien het te verhalen bedrag een bedrag van € 540,00 niet te boven gaat.

Heronderzoek

Artikel 13 Onderzoek naar draagkracht

Tenminste één keer per 24 maanden of, indien nodig eerder verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting indien de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € € 45,00 per maand of blijkt te zijn verminderd met niet meer dan een bedrag van minimaal € €5,00 per maand.

Invordering

Artikel 14 Vereenvoudigd derdenbeslag

Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de op verzoek van de gemeente vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Indien de belanghebbende in het buitenland woont, en weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de vaststelling van de draagkracht wordt eveneens executoriaal beslag gelegd. In het buitenland geld de beslagvrijevoet niet. Om ervoor te zorgdragen dat de persoon wel met het inkomen in zijn/haar levensonderhoud kan blijven voorzien leggen B&W beslag op het inkomen, maar niet tot 90% van de beslagvrijevoet zoals in Nederland, maar tot 80%.

Artikel 15 Preferentie

Vorderingen op grond van de Wwb zijn preferent. Bij de invordering heeft dat tot gevolg dat de aanwezige betalingsruimte voor concurrente vorderingen wordt ingenomen.

Overige bepalingen

Artikel 16 Kosten

Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in artikel 61 Wwb, dan wordt de vordering verhoogd met invorderingkosten.

  • a.

    de invorderingskosten bedragen 10% van de hoofdsom en wordt in rekening gebracht vanaf het moment dat er wordt overgegaan tot beslaglegging. Indien interne verrekening plaats kan vinden wordt afgezien van het in rekening brengen van invorderingskosten. Het bedrag aan invorderingskosten bedraagt minimaal € 50,00 en heeft een maximum van € 500,00.

  • b.

    het college maakt geen gebruik van de mogelijkheid om wettelijke rente in rekening te brengen (artikel 4:98 Awb).

  • c.

    indien de vordering wordt overgedragen aan een derde (b.v. deurwaarder) dan zullen de kosten die door deze derde met de invordering verband houden verhaald worden op belanghebbende. Dit komt dan bovenop de invorderingskosten die het college in rekening brengt.

Artikel 17 Aflossing achterstand verschuldigde verhaalsbijdrage

  • a.

    Voor de berekening van de aflossingscapaciteit van een onderhoudsplichtige wordt gebruik gemaakt van de berekeningsmethode voor aflossingsbedragen bij terugvordering van bijstandsuitkeringen.

  • b.

    Indien de aflossing binnen 1 jaar kan plaatsvinden zal een berekening van de aflossingscapaciteit achterwege blijven.

Artikel 18 Indexering verhaalsbijdrage

  • a.

    De bij rechterlijke uitspraak vastgestelde verhaalsbijdrage wordt jaarlijks met ingang van 1 januari van rechtswege gewijzigd met op grond van artikel 402a BW vast te stellen percentage.

  • b.

    De toepassing van het eerste lid blijft achterwege indien de wijziging van rechtswege bij rechterlijke uitspraak is uitgesloten.

Toelichting op de artikelen die een toelichting behoeven

Toelichting algemeen

Het betreft hier beleidsregels om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de wet genoemde mogelijkheid kosten van de bijstand te verhalen.

Artikel 1 Verhaal van bijstand

Onder a. en b. worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kinderen.

Artikel 2 Limitering

Hierbij wordt benadrukt dat de uitkering uitsluitend wordt verhaald in de in beleidsregel 1 vastgelegde gevallen.

Artikel 3 Afzien van een verhaalsbesluit

Op grond van een eerdere circulaire (Uitvoeringsaspecten van de nieuwe verhaalswetgeving, SZW 30 september 1992) kan een kruimelbedrag worden gehanteerd. Aanleiding kan bestaan de in die circulaire genoemde bedragen, gegeven de bevoegdheid verhaal toe te passen, opnieuw en logisch te normeren. Verwezen wordt ook naar de voorbeeldbedragen genoemd in beleidsregel 13.

Artikel 8 Beoordeling onderhoudsplicht

Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten trema-normen. Dit zijn de normen die door de rechtbank worden gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie die voorzien in zowel een zgn. netto- als een brutoberekening.

Artikel 13 Onderzoek naar draagkracht

Het hier genoemde bedrag kan worden herleid uit de onder de toelichting bij beleidsregel 3 genoemde bedrag van € 45,- per maand. Op grond van praktische redenen wordt voorgesteld een beperkter bedrag op te nemen bij verlaging van de draagkracht. Op verzoek van belanghebbende bestaat de mogelijkheid om herziening te vragen.

Artikel 18 Aflossing achterstand verschuldigde verhaalsbijdrage

Voor het berekenen van de aflossingscapaciteit wordt verwezen naar de beleidsregels terugvordering. Berekening van de draagkracht van een onderhoudsplichtige geschiedt aan de hand van de TREMA normen.

Artikel 43 Indexering

Op grond van artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek worden bedragen voor levensonderhoud jaarlijks per 1 januari van rechtswege geïndexeerd, voor zover het door de rechter vastgestelde bedragen zijn dan wel bedragen die partijen bij overeenkomst hebben vastgelegd, tenzij door de rechter anders is bepaald of bij overeenkomst anders is vastgelegd (artikel 1:402a BW). De Minister van Veiligheid en Justitie stelt het indexeringspercentage jaarlijks vast.

HOOFDSTUK 10 MINIMABELEID

Het minimabeleid is uitgewerkt in het Participatieplan 2012-2013 Wet werk en bijstand.

HOOFDSTUK 11 SAMENVATTING, DOELSTELLINGEN EN BESLISPUNTEN

In dit hoofdstuk wordt een korte samenvatting gegeven van de beschreven beleidsontwikkeling in dit beleidsplan. De doelstellingen zijn bondig op een rij gezet en tot slot een opsomming van de beslispunten die voortvloeien uit dit beleidsplan.

Samenvatting

Dit beleidsplan is vooral gericht op het laten participeren van alle burgers aan onze maatschappij. De Wet maatschappelijke ontwikkeling (Wmo) herbergt eenzelfde doelstelling in zich. Op die manier komen de Wmo en Wwb samen en wordt synergievoordeel behaald. De gemeente is op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), de Wet inburgering (Wi) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wetten (‘de wet’). De wet biedt aan de gemeente Vlagtwedde de ruimte om eigen beleid te vormen. De gemeenteraad heeft in verschillende verordeningen de kaders vastgelegd. Het college van burgemeester en wethouders heeft nadere beleidsregels vastgelegd in dit beleidsplan 2012-2013 Sociale Zaken om voor een adequate uitvoering van de wet en de verordeningen zorg te kunnen dragen. Dit beleidsplan treedt in werking per 1 juli 2012, is geldig tot het moment dat een nieuw beleidsplan wordt vastgesteld en vormt een leidraad voor alle medewerkers van de afdeling Samenleving belast met de dagelijkse uitvoering.

De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen van het beleidsplan 2012-2013 ten opzichte van 2011 zijn:

  • -

    Geactualiseerd aan de huidige wet en regelgeving

  • De Wet investeren in jongeren (WIJ) is per 1-1-2012 afgeschaft en verwerkt in het beleidsplan.

  • -

    Re-integratie

  • Door de ervaringen van alle dag wordt het re-integratiebeleid continue op kleine punten bijgesteld om zo optimaal mogelijk te kunnen re-integreren. De lijn die vanaf 2004 is ingezet geldt nu nog en werkt in 2012 en 2013 door: re-integratie zelf uitvoeren, snelheid, intensief, werkgeversbenadering, werknemersbenadering, streng en rechtvaardig handhaven, etc.

  • -

    Ambitie voor 2012-2013 is het aantal bijstandsgerechtigden terug te brengen naar 130 én de werkloosheid in z’n geheel aan te pakken door ook werkzoekenden uit Vlagtwedde die geen bijstandsuitkering hebben te re-integreren naar (betaald)werk.

  • -

    Plicht tot tegenprestatie en gesubsidieerde arbeid

  • Hoofdstuk 3 was in het vorige beleidsplan gewijd aan gesubsidieerde arbeid. Door grote bezuinigingen van het Rijk op het Werkdeel is er weinig tot geen budget meer beschikbaar voor gesubsidieerde arbeid. Om die reden zal gesubsidieerd arbeid zeer spaarzaam worden ingezet. Per 1-1-2012 is wel de plicht tot het leveren van een tegenprestatie opgenomen in de wet. Om die reden zijn de beleidsregels omtrent de plicht tot het leveren van een tegenprestatie opgenomen in hoofdstuk 3 van het beleidsplan Sociale Zaken 2012-2013.

Doelstellingen

  • 1)

    Het terugbrengen van het aantal uitkeringen van 141 naar 130 uitkeringen eind 2013;

  • 2)

    Het realiseren van de taakstelling Wsw;

  • 3)

    Het realiseren van de taakstelling huisvesting van statushouders.

Beslispunten

  • 1)

    Werk is dé manier om mensen te laten participeren;

  • 2)

    De ‘1-2-3-Methode’ wordt in 2012 en 2013 verder voortgezet en verfijnd waar nodig;

  • 3)

    Werken met behoud van uitkering is een belangrijk onderdeel om te re-integreren;

  • 4)

    Het beleidsplan Sociale Zaken 2012-2013 uitvoeren met de middelen die in de reguliere begroting van de gemeente Vlagtwedde daarvoor zijn opgenomen.

Financiën:

Voor de uitvoering van het beleidsplan 2012-2013 Sociale Zaken zijn in de reguliere begroting van de gemeente Vlagtwedde de volgende middelen beschikbaar:

Omschrijving

Bestemming

Beschikbaar

Benodigd

Werkdeel

Re-integratie

€ 400.000

€ 400.000

Werkdeel

Loonkostensubsidies

€ 0

€ 0

Werkdeel

Innovatieve projecten

€ 0

€ 0

Totaal

€ 400.000

€ 400.000

Reguliere begroting

Kosten die buiten het werkdeel vallen

€ 10.000

€ 10.000

Inkomensdeel

Uitkeringslasten

€ 1.600.000

€ 1.600.000

Het werkdeel en inkomensdeel zijn doeluitkeringen van het rijk. Overschotten van het Werkdeel dienen te worden terugbetaald. Voor de uitvoering van het beleidsplan 2012-2013 Sociale Zaken zijn alle te ontvangen doeluitkeringen en benodigde middelen reeds opgenomen in de reguliere begroting. Naast de middelen die al in de begroting staan opgenomen, zijn geen extra middelen nodig.

BIJLAGE 1 VERZUIMPROTOCOL WWB/IOAW/IOAZ GEMEENTE VLAGTWEDDE

Wat dient u te doen als u niet aan uw traject, afspraakof werk kunt deelnemen?

Verlof

Het opnemen van verlof dient u ruim van te voren via www.ons-werk.nl digitaal aan te vragen bij uw werkcoach. Deze zal uw verlofaanvraag beoordelen. Pas na goedkeuring kunt u het verlof opnemen.

Verhinderd op de dag van de afspraak?

Indien u niet in de gelegenheid bent om op uw afspraak te komen, aan uw traject deel te nemen of aan het werk te gaan, meldt u zich (telefonisch) uiterlijk 15 minuten vóór aanvang van uw werkzaamheden/afspraak, of direct zodra u verwacht dat u niet op een afspraak kunt komen, met redenen omkleed bij:

  • Degene bij wie u in het kader van uw re-integratietraject activiteiten uitvoert of een gesprek heeft; én

  • de werkcoach van de gemeente Vlagtwedde.

Van u wordt verwacht dat u zelf contact opneemt en niet door een derde. Het melden van uw afwezigheid bij de telefoniste van de gemeente is niet voldoende. Bij afwezigheid van de werkcoach dient u op een later tijdstip of zo vaak als nodig contact te zoeken, totdat u de werkcoach persoonlijk hebt bereikt.

Wat dient u te doen als u door ziekte niet aan uw traject of werk kunt deelnemen?

Ziekmelding

Bij ziekte meldt u zich (telefonisch) uiterlijk 15 minuten vóór aanvang van uw werkzaamheden, of direct zodra u verwacht dat u door ziekte niet op een afspraak kunt komen, of direct als u gedurende de dag ziek wordt, ziek bij:

  • Degene bij wie u in het kader van uw re-integratietraject activiteiten uitvoert of een gesprek heeft; én

  • uw werkcoach.

Van u wordt verwacht dat u zich zelf ziek meldt, tenzij de situatie zo ernstig is dat u echt niet in staat bent om zelf te bellen.

Bij de ziekmelding geeft u bovendien de volgende informatie aan de werkcoach:

  • de beperkingen die u heeft bij het verrichten van de trajectactiviteiten;

  • de mogelijkheden die u ziet voor een aangepast of ander traject;

  • de vermoedelijke duur van het ziekteverzuim;

  • het verblijf- of verpleegadres, als dat anders is dan uw huisadres.

U bent niet verplicht om de werkcoach informatie te geven over aard en ernst van de ziekte.

De werkcoach meldt u direct aan bij de Arbo-dienst. De Arbo-dienst kan u bellen, bezoeken en/of oproepen voor spreekuur om u te begeleiden gedurende de ziekteverzuimperiode. U bent verplicht om hier medewerking aan te verlenen.

Bereikbaarheid

Gedurende de periode van uw ziekteverzuim moet u van 8.00 uur tot 17.00 uur thuis aanwezig zijn en waar mogelijk telefonisch bereikbaar zijn. In deze periode kan – soms onaangekondigd – contact met u worden gezocht door de werkcoach en/of arbo medewerkers (bedrijfsarts, verzuimconsulent, administratief ondersteunend personeel). Dit contact kan bestaan uit een telefoongesprek maar ook uit een bezoek aan uw huis- of verpleegadres. Indien het verpleegadres afwijkt van uw huisadres dient u dit van te voren door te geven aan uw werkcoach.

Spreekuur bedrijfsarts

Uiterlijk drie weken na uw ziekmelding wordt u uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts. U bent verplicht gehoor te geven aan deze oproep. Bent u verhinderd, dan laat u dit uiterlijk 48 uur vóór de afspraak weten aan de werkcoach. Ook vertelt u waarom u niet kunt komen. Als u later afzegt dan 48 uur voor de afspraak, dan kan de gemeente de kosten van de bedrijfsarts aan u doorberekenen.

De bedrijfsarts beoordeelt uw arbeids(on)geschiktheid en geeft een advies over uw mogelijkheden om op een verantwoorde wijze weer aan uw traject deel te nemen

Voor de beoordeling van uw arbeids(on)geschiktheid is het van belang dat de bedrijfsarts beschikt over zoveel mogelijk (medisch relevante) informatie. Van u wordt dan ook verwacht dat u medisch onderzoek toestaat en dat u toestemming verleent voor het inwinnen van medische informatie bij uw behandelaars. Al deze informatie valt onder het medisch geheim. Dat betekent dat de bedrijfsarts deze informatie niet aan de werkgever of aan de werkcoach doorgeeft.

Second opinion

Als u het niet eens bent met de medische beoordeling of de werkhervattingadviezen van de bedrijfsarts, dan kunt u zelf op eigen kosten een zogeheten ‘second opinion’ uit laten voren. Het oordeel van deze deskundige weegt weliswaar zwaar bij de belangenafweging in een eventuele bezwaarprocedure, maar is niet bindend.

Raadpleeg uw (huis)arts

Bij ziekte moet u binnen een redelijke termijn naar uw (huis)arts gaan (uiterlijk na 1 week ziekte) en zijn voorschriften opvolgen. Uw (huis)arts behandelt u en begeleidt u bij uw ziekte en klachten, maar beoordeelt niet uw arbeids(on)geschiktheid en geeft u geen adviezen over de hervatting van uw traject.

Belemmer uw genezing niet

Vermijd elk gedrag dat uw genezing denbelemmert, dan wel een (medische) behandeling of begeleiding onnodig verlengt. Van u wordt verwacht dat u medewerking verleent aan iedere begeleiding die gericht is op een zo spoedig mogelijke werkhervatting.

Vakantie

Tijdens uw ziekteverzuimperiode kunt u op vakantie gaan als:

  • het uw genezing niet belemmert,én;

  • het een (medische) behandeling of begeleiding niet onnodig verlengt,én;

  • u toestemming krijgt van de werkcoach.

Zo nodig wordt de bedrijfsarts om een medisch oordeel gevraagd.

Veranderingen doorgeven

U dient alle informatie door te geven wat van invloed kan zijn op de arbeids(on)geschiktheids-beoordeling. In ieder geval brengt u de werkcoach op de hoogte als:

  • uw gezondheidstoestand verandert en/of;

  • u wordt opgenomen in of ontslagen uit een inrichting voor verpleging of verzorging en/of;

  • u weer beter bent.

Betermelden

U dient zich op de dag dat u weer beter bent, dit te melden bij:

  • Degene bij wie u in het kader van uw re-integratietraject activiteiten uitvoert; én

  • uw werkcoach.

Wanneer u op het spreekuur bent geweest bij de bedrijfsarts en hij geeft aan dat er geen medische belemmeringen zijn om uw traject te hervatten, dient u dit door te geven aan uw werkcoach. Verder dient u uw traject te hervatten.

BIJLAGE 2 HUISREGELS WWB/IOAW/IOAZ GEMEENTE VLAGTWEDDE

  • -

    Wanneer u niet aanwezig kan zijn bij de training, om wat voor reden dan ook, dient u ruim van te voren aan te geven bij de gemeente. Bij ziekte dient u zich in elk geval af te melden vóór 09.00 uur en conform het verzuimprotocol in bijlage 1.

  • -

    U hebt recht op vakantie- c.q. verlofdagen, per ingezet uur bouwt u 6 minuten verlof op. Bij een inzet van 40 uur per week bouwt u per maand 2 dagen verlof op (24 verlofdagen per jaar). Voor het opnemen van deze dagen dient u dit ruim van te voren digitaal aan te vragen bij de gemeente via www.ons-werk.nl.

  • -

    Het nuttigen van ontbijt, tussendoortjes of lunch dient u niet achter het bureau te doen.

  • -

    Geen drinken bij de apparaten neerzetten of op uw bureau, behalve afsluitbare drinkflessen.

  • -

    Houd rekening met de andere deelnemers, praat niet te hard en zorg er voor dat uw gedrag andere mensen niet stoort.

  • -

    Bellen met uw mobiel kan uitsluitend in de wachtruimte.

  • -

    In de oefenruimte mag niet gerookt worden, dit gebeurt uitsluitend buiten ver genoeg weg van de ingang van het gemeentehuis.

  • -

    Rookpauzes worden in overleg met de werkcoach bepaald.

  • -

    Breng gebruikte materialen terug, op de plaats waar ze thuis horen.

  • -

    Houd de ruimte schoon, dat is voor u en anderen prettig!

Computer- en internetgebruik

  • -

    De computer is ervoor om u te ondersteunen bij het verkrijgen van werk. Gebruik de computer daarom voor het doel waarvoor deze is bestemd.

  • -

    Het is niet toegestaan op de pc’s andere dan de door de gemeente beschikbaar gestelde software te gebruiken. Indien noodzakelijk, dient u dit te overleggen met de gemeente.

  • -

    Het is niet toegestaan om pornosites, datingsites of chatsites te bezoeken. Gebruik van Internet voor andere doeleinden dan sollicitaties of testen worden niet toegestaan.

  • -

    Bij gebruik van een zoekmachine mogen alleen normale woorden

  • -

    (zoektermen) worden gebruikt. Woorden die te maken hebben met grof

  • -

    woordgebruik, racisme, discriminatie, seks of geweld mogen niet worden gebruikt.

  • -

    Alle sites die worden bezocht worden geregistreerd.

  • -

    Het downloaden van bestanden is alleen toegestaan met toestemming van de gemeente.

  • -

    Printen is alleen toegestaan met toestemming van de gemeente.

  • -

    Het veranderen van instellingen of screensavers is alleen toegestaan met toestemming van de gemeente.

  • -

    De trainer c.q. casemanager treedt op als vertegenwoordiger van de gemeente.

Bij voorbaat dank dat u bovengenoemde huisregels toepast. BELANGRIJK: het niet aan de benoemde huisregels houden kan consequenties hebben voor de uitkering.