Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Vlagtwedde

Beleidsplan 2010 - 2011 Sociale Zaken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Vlagtwedde
Officiële naam regelingBeleidsplan 2010 - 2011 Sociale Zaken
CiteertitelBeleidsplan 2010 - 2011 Sociale Zaken
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-07-2012

15-12-2009

- Ter Apeler Courant, 14 april 2010

Z.09-3729/D.09-4183

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1 BELEID ALGEMEEN

Inleiding

Het streven is om de wet zo rechtmatig en doelmatig mogelijk uit te voeren. Hier is ook de organisatie zoveel mogelijk op ingericht. In paragraaf 1.1 wordt de organisatie uiteengezet. Paragraaf 1.2 gaat in op actuele ontwikkelingen.

1.1 Organisatie

De afdeling Samenleving is opgedeeld in een aantal functies en werkzaamheden die we onderbrengen in een aantal taakvelden. Zoals uit het organogram blijkt is er sprake van een taakveld Inkomen en Zorg, Werk, Onderwijs Sport Cultuur en Welzijn, Beleid en

Administratie. Bij de afdeling Samenleving vindt er door verschillende (wets) wijzigingen een continue proces van beleidsontwikkeling en veranderingen plaats. Onderstaande beschrijvingen van functies en taken zijn dan ook indicatief.

Het taakveld Inkomen en Zorg bestaat uit twee Adviseurs Inkomen en Zorg. De Adviseurs Inkomen en Zorg houden zich primair bezig met het beoordelen van de rechtmatigheid van de uitkering en het geven van voorlichting c.q. advies over de voorzieningen in het kader van het minimabeleid. Daarnaast is handhaving een belangrijke taak die bestaat uit het verstrekken van goede en transparante informatie over de rechten en plichten van de uitkering aan de klant, fraudepreventie, fraudebestrijding en het uitvoeren van een streng doch rechtvaardig sanctiebeleid. Daarnaast voert de adviseur Inkomen en Zorg (adviseur IZ) een sterke poortwachterfunctie uit waardoor de instroom wordt beperkt.

Het taakveld Werk bestaat uit drie werkcoaches, één trainer, één consulent huisvesting/inburgering en twee accountmanagers. Alle medewerkers van het taakveld Werk worden ingehuurd middels payrolling of detachering. Behalve de consulent huisvesting/ inburgering, worden de medewerkers uit het Werkdeel Wwb gefinancierd. Daartoe voeren de medewerkers geen wettelijke taken uit. De wettelijke taken met betrekking tot re-integratie worden uitgevoerd door taakveld beleid. De werkcoaches hebben als primaire taak klanten te begeleiden naar werk inclusief voorafgaande diagnose, verwijzing, inzet van instrumenten, geven van trainingen, presentatie van kandidaten e.d.) en hen te matchen met concrete vacatures (inclusief nazorg aan kandidaten). Ook voor de werkcoach is handhaving een belangrijk aspect van de functievervulling, vooral door het uitvoeren van een streng doch rechtvaardig sanctiebeleid. Daartoe geeft de werkcoach signalen door aan taakveld Beleid die de inhoudelijke beoordeling doen en de beschikking opmaken. In samenspel met de Adviseur Inkomen en Zorg heeft de werkcoach, ook wat fraudepreventie / fraudebestrijding aangaat, een signalerende functie.

De accountmanagers zijn verantwoordelijk voor de acquisitie van vacatures en stageplaatsen, netwerkbeheer en het maken van afspraken met werkgevers alsook de matching van kandidaten met vacatures.

Het taakveld Beleid bestaat uit één fulltime senior beleidsmedewerker, één fulltime en één parttime (50%) medewerker beleidsondersteuning voor het taakveld Sociale Zaken. De taken en beleidsvelden zijn onder de vier medewerkers verdeeld onder aansturing van de senior. De beleidsondersteuners geven ondersteuning in de uitvoering en ontwikkeling van het vastgestelde beleid. Daarnaast houden zij zich bezig met controle op de kwalitatieve uitvoering van het beleid en wetgeving.

Het taakveld Onderwijs, sport, Cultuur en Welzijn bestaat uit één fulltime senior beleidsmedewerker WMO, één parttime (50%) medewerker beleidsondersteuning voor het taakveld WMO, vijf beleidsmedewerkers, één leerplichtambtenaar, één administratieve kracht en twee logopedistes.

Het taakveld Administratie bestaat uit vier medewerkers, één fulltime beleidsmedewerker administratie, twee medewerkers die verantwoordelijk zijn voor betaling van uitkeringen, uitbetalingen WMO, één medewerker is vanuit de gemeente Stadskanaal gedetacheerd voor debiteurenbeheer. De werkzaamheden met betrekking tot terugvordering en verhaal zijn als proef uitbesteedt aan de gemeente Stadskanaal.

1.2 Ontwikkelingen

In deze paragraaf zal kort aandacht worden besteed aan de ontwikkelingen die relevant zijn voor het gemeentelijke beleid in het kader van de Wwb voor de komende jaren.

Wet werk en bijstand

Deze wet vormt de basis voor de re-integratietaak van Vlagtwedde en de budgetten die zij daarvoor van het Rijk ontvangt. De budgetten zijn door het Rijk de laatste jaren sterk verlaagd. Het Inkomensdeel is het budget ter dekking van de uitkeringskosten. Het Werkdeel is het budget ter dekking van de re-integratiekosten. Onderstaande tabel geeft het verloop weer.

Inkomensdeel 2004

€ 1.829.064

Werkdeel 2004

€ 1.891.755

Inkomensdeel 2005

€ 2.186.952

Werkdeel 2005

€ 1.924.195

Inkomensdeel 2006

€ 2.121.587

Werkdeel 2006

€ 1.763.215

Inkomensdeel 2007

€ 1.857.407

Werkdeel 2007

€ 1.602.549

Inkomensdeel 2008

€ 1.814.580

Werkdeel 2008

€ 1.390.009

Inkomensdeel 2009

€ 1.633.123

Werkdeel 2009

€ 1.205.894

Inkomensdeel 2010

€ 1.168.666

Werkdeel 2010

€ 901.926

Wet participatiebudget

Vanaf 1-1-2009 is de Wet participatiebudget in werking getreden. Deze wet regelt een bundeling van drie budgetten, het Werkdeel Wwb, de middelen op grond van de Wet Inburgering en de middelen voor volwasseneducatie. De vorming van het participatiebudget biedt de gemeente meer mogelijkheden om burgers te laten participeren. Door de economische situatie is de toegezegde ontschotting van de drie verschillende geldstromen uitgesteld tot 1-1-2013.

Wet investeren in jongeren (Wij)

De Wij is op 1-10-2009 in werking getreden. Deze wet regelt het recht van jongeren in de leeftijd tot 27 jaar op een werk-leeraanbod bij de gemeente. Indien de jongere onvoldoende inkomsten heeft, moet de gemeente een inkomensvoorziening verstrekken. Door de Wij hebben jongeren geen recht meer op een bijstandsuitkering. De jongere die zich meldt voor een werk-leeraanbod wordt direct door de gemeente Vlagtwedde geholpen. Er wordt zoveel mogelijk met de wensen en mogelijkheden van de jongere rekening gehouden gerelateerd aan de vacatures in de markt.

Economie

Het CBS verwacht dat de economische crisis in 2010 verder voortduurt, maar in 2011 een herstel van de economie zal optreden. Door vergrijzing zal op termijn krapte op de arbeidsmarkt ontstaan. Daarbij is de verwachting dat dit vooral in de zorg en technische beroepen zal zijn. Ondanks de vergrijzing blijven de arbeidskansen voor laagopgeleiden, ouderen en langdurig werklozen ongunstig vanwege het achterwege blijven van laaggeschoolde arbeid. Hier ligt een uitdaging voor Vlagtwedde voor de komende jaren namelijk: zoveel mogelijk scholing stimuleren, bovendien vraag en aanbod goed op elkaar afstemmen. De afdelingen Samenleving en Ruimte (Economische Zaken) werken nauw samen met ondernemers om vacatures binnen het bedrijfsleven of de non-profit sector in de regio te vervullen. Vlagtwedde bemiddelt actief tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Bij een toename van het aantal klanten zonder een goede uitgangspositie zal er nog meer een beroep worden gedaan op het inzetten van juiste middelen om de klant geschikt te maken voor de vraag van de werkgever. Tevens zal er meer worden ingespeeld op de vervangingsvraag van werkgevers waardoor kandidaten tijdig geschoold kunnen worden om toekomstige vrije vacatures te vervullen.

Huisvesting statushouders

Vlagtwedde heeft in 2009 veel energie gestoken in het volbrengen van de taakstelling om 24 statushouders te huisvesten. In 2010 en 2011 zal de volledige taakstelling worden gehaald. Daarmee heeft Vlagtwedde in de afgelopen jaren in totaal 180 statushouders van een huis voorzien. Op grond van de Wet Inburgering is de gemeente verplicht om maatschappelijke begeleiding te organiseren voor met name statushouders c.q. nieuwkomers. De gemeente Vlagtwedde voert de maatschappelijke begeleiding in eigen beheer uit.

Wet sociale werkvoorziening

Door de modernisering heeft er sinds 2008 een herverdeling plaats gevonden van het aantal WSW dienstverbanden over alle gemeenten van Nederland. Voor Vlagtwedde heeft de herverdeling negatieve gevolgen, waardoor het aantal toegekende WSW dienstverbanden steeds verder daalt. Onderstaande tabel laat de herverdeling zien die per 2009 tot uitdrukking komt en in 2010 verder voortgezet wordt.

2006

325,3

€ 8.711.171

2007

356,3

€ 8.806.232

2008

362,4

€ 9.181.987

2009

351,53

€ 9.519.428

2010

335,71

€ 9.091.018

Voor 2010 krijgt de gemeente Vlagtwedde nog maar 335,71 SE’s (standaard eenheden: dienst-verbanden van 32 uur per week) toegekend ten opzichte van 351,53 SE’s in 2009. Dit zal betekenen dat van ongeveer 16 dienstverbanden afscheid zal moeten worden genomen door natuurlijk verloop of door het niet verlengen van tijdelijke dienstverbanden. Dit zal tevens gevolgen hebben voor de wachtlijst die de afgelopen jaren flink teruggedrongen was. Het gevolg zal een oplopende wachtlijst zijn en dat mensen met een WSW indicatie langer op de wachtlijst staan voordat er een WSW dienstbetrekking beschikbaar komt. Er zal meer nadruk komen te liggen op ‘Begeleid Werken’ (BW). Bij BW gaan mensen met een WSW indicatie in het reguliere bedrijfsleven aan de slag. Zij hebben een dienstverband bij desbetreffend bedrijf, waarvoor dat bedrijf een loonkostensubsidie krijgt van de gemeente. Doordat bedrijven zelf een deel van de kosten betalen kunnen meer WSW-BW banen worden vormgegeven met een beperkt budget. Vlagtwedde voert de WSW-BW in eigen beheer uit. Voorheen werden voor acquisitie en jobcoaching externe bedrijven ingehuurd. Vanaf 2010 zal de acquisitie door de accountmanagers van Vlagtwedde gebeuren. De kosten van de accountmanagers kunnen dan voor een deel gedekt worden uit de middelen van WSW-BW. Voor de jobcoaching zal een specialist van Wedeka worden ingehuurd. Dit levert een extra voordeel op doordat het netwerk van contacten met werkgevers van Wedeka ook ingezet kan worden voor uitplaatsing.

Visie en Strategie Vlagtwedde 2020

De raad van de gemeente Vlagtwedde heeft een visie op de gemeente tot en met het jaar 2020 vastgesteld. Het toekomstbeeld Vlagtwedde 2020 moet gestalte krijgen door de uitvoering van strategische projecten, waarbij – voor zover relevant – ingezet wordt op

  • economische kansen voor de zorg;

  • een agrocluster met intensieve veehouderij en;

  • toerisme.

Deze drie onderdelen vormen het integrale gemeentelijke beleidskader, hetgeen inhoudt dat beleidsontwikkeling op de diverse afdelingen hierop zal moeten worden afgestemd. Voor de afdeling Samenleving betekent dit in ieder geval dat haar activiteiten binnen deze sectoren – Vlagtwedde beschikt al over een relevant netwerk – zullen worden uitgebreid.

HOOFDSTUK 2 RE-INTEGRATIE

Op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om werkzoekende burgers te ondersteunen bij het (her)vinden van betaald werk. De gemeente Vlagtwedde voert de re-integratie zelfstandig uit. De gemeente koopt sinds 2004 niet langer re-integratietrajecten in bij re-integratiebedrijven maar capaciteit en instrumenten. Dit betekent concreet dat re-integratiespecialisten bij de gemeente worden gedetacheerd en rechtstreeks door de gemeente worden aangestuurd. Waar nodig worden specifieke re-integratie- instrumenten ingezet. De gemeente is daarmee zelf verantwoordelijk voor resultaten.

De gemeente Vlagtwedde is een vooruitstrevende gemeente als het om re-integratie gaat. De gemeente Vlagtwedde heeft zijn eigen methode ontwikkeld. Kern van deze methode is een directe inschakeling in arbeid van kandidaten, een directe oplossing van alle relevante belemmeringen, maximale inzet op uitstroom naar regulier werk, een werkweek van 40-uur, trajectbegeleiding vanuit het werkgeversperspectief en maatschappelijke participatie.

Daarnaast onderscheidt de gemeente Vlagtwedde zich in haar zakelijke werkgeversbenadering. De gemeente beschikt over twee accountmanagers in samenwerking met de afdeling economische zaken die zorgdragen voor de acquisitie van stageplaatsen en vacatures, netwerkontwikkeling en relatiebeheer. De gemeente ontwikkelt zich daarmee van een dienstverlener aan kandidaten eveneens tot een dienstverlener aan werkgevers.

Doelgroepen

De wet bepaalt dat de gemeente verantwoordelijk is voor re-integratie van een zevental doelgroepen:

  • 1.

    Inwoners aan wie de gemeente krachtens de Wwb, Ioaw of Ioaz een uitkering tot levensonderhoud verstrekt: uitkeringsgerechtigden;

  • 2.

    Inwoners die onder de Wet investeren in jongeren (Wij) vallen;

  • 3.

    Inwoners die, zonder recht op een uitkering van de gemeente of de Uitvoeringsinstelling Werknemersverzekeringen (Uwv), bij het UWV werkbedrijf zijn ingeschreven als werkloos werkzoekende: Nug-ers;

  • 4.

    Inwoners die onder het participatiebudget vallen;

  • 5.

    Inwoners die van de Sociale Verzekeringsbank een uitkering tot levensonderhoud ontvangen op grond van de Algemene nabestaandenwet: Anw-ers;

  • 6.

    Inwoners met een dienstverband dat gesubsidieerd wordt op basis van het Wwb Werkdeel (voorheen de Wiw of het Besluit ID-banen);

  • 7.

    Inwoners met een Uwv uitkering waarvan het Uwv heeft aangegeven dat de gemeente een rol kan c.q. mag vervullen in het kader van re-integratie.

Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Hieruit komt een achtste doelgroep naar voren:

  • 8.

    Inwoners die wegens een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperking niet tot reguliere arbeid in staat zijn en aan wie derhalve een beschutte werkplek moet worden geboden: Wsw-ers.

Uitgangspunten

Aan het re-integratiebeleid liggen een aantal uitgangspunten ten grondslag. Onderstaand worden deze uitgangspunten kort genoemd en nader geconcretiseerd. Daarnaast worden waar nodig per doelgroep aanvullende uitgangspunten geformuleerd.

Prioriteiten

Alle werkzoekenden in de gemeente Vlagtwedde kunnen een beroep op de gemeente doen voor ondersteuning naar (betaald) werk. De eerste prioriteit (inzet van menskracht en financiële middelen) ligt weliswaar bij de groep uitkeringsgerechtigden. Er zal echter (in overleg met de ketenpartners) gekeken worden naar optimalisering van de dienstverlening aan overige inwoners van de gemeente Vlagtwedde. Hiervoor is extra subsidie verkregen via het Europees Sociaal Fonds (ESF) waardoor extra mankracht is ingezet om de totale doelgroep te kunnen bedienen. Doel van de trajectbegeleiding voor deze bredere doelgroep is om de instroom in de bijstand te verkleinen en te voorkomen.

Snelheid en intensiviteit

Eén van de belangrijkste uitgangspunten is snelheid, oftewel beperking van onnodig tijdverlies door bureaucratie. Dit uitgangspunt komt onder meer tot uiting in de snelle intake en start van het traject en de snelle inzet van diagnose-instrumenten. Met andere woorden: kandidaten worden binnen afzienbare tijd (enkele werkdagen) in de juiste richting bemiddeld. Iedere klant heeft tijdens de trajectbegeleiding minstens eens per twee weken een persoonlijk gesprek met de werkcoach in samenwerking met de Adviseur Inkomen en Zorg. Uitgangspunten hiervan zijn “Ken je klant en heb hem/haar volledig in beeld”.

Iedereen doet mee

Een minstens zo belangrijk uitgangspunt als snelheid is het opdoen en/of behouden van werkritme en –ervaring gedurende het re-integratietraject. Iedereen die een uitkering ontvangt zal zich maximaal moeten inspannen om te re-integreren c.q. zijn/haar perspectief op werk te verbeteren. Werken is daarbij noodzakelijk, of het nou plaatsvindt in het kader van een stage, het opdoen van werkervaring, het voorkomen van lacunes in een cv of sociale activering. Werken tijdens de uitkeringsperiode vergroot de inpasbaarheid in het arbeidsproces en voorkomt sociaal isolement. Tevens is het een onderdeel van de diagnose. Met andere worden: iedereen aan het werk, tenzij bepaalde beperkingen zich daar gedeeltelijk of volledig tegen verzetten. In dat geval zal bij de inzet van het werk rekening worden gehouden met de mogelijkheden en beperkingen. Mensen die niet in staat zijn om arbeid te verrichten, kunnen op een andere manier meedoen. Nadruk ligt bij deze groep burgers op het bevorderen van maatschappelijk actieve deelname. Een intensief traject biedt ook de mogelijkheid om zo de klant echt te leren kennen.

Eigen initiatief

De rol van de gemeente is die van ondersteuner. Het vinden en behouden van een reguliere baan is primair de verantwoordelijkheid van de werkzoekende. Afhankelijkheid van de behoeften van de individuele klant kan de ondersteuning door de gemeente minder vergaand zijn (ondersteuning bij sollicitaties) of juist uiterst vergaand zijn (bemiddeling, het vinden van een baan).

Werk boven inkomen

De klant zal maximaal worden geprikkeld om uit te stromen naar regulier werk. Deze prikkels zijn onder meer:

  • a.

    een streng sanctiebeleid: iedere weigering c.q. wanprestatie van de klant zal – na waarschuwing door de werkcoach, worden bestraft met een verlaging (afstemming) die kan oplopen tot 100% van de bijstand. De duur en hoogte van deze afstemming wordt bepaald aan de hand van de afstemmingverordening van de gemeente. Daarnaast zal worden onderzocht of en in hoeverre, indien een re-integratietraject door het handelen of nalaten van de klant wordt stopgezet, de door de gemeente tot dan toe verschuldigde trajectkosten volledig van de klant kunnen worden teruggevorderd.

  • b.

    een strikte toepassing van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid. Dit betekent dat een klant alle arbeid moet aanvaarden, behalve arbeid die in strijd is met de wet of de goede zeden. De klant zal zich tevreden moeten stellen met alle arbeid die voorhanden is c.q. binnen de termijn van het re-integratietraject zal worden gevraagd.

Alle algemeen geaccepteerde arbeid moet aanvaard worden. Het college van B&W, bepaalt in eerste instantie de reikwijdte van dit begrip en de toepassing van de criteria in individuele situaties. Bij deze beoordeling kunnen gewetensbezwaren (bijvoorbeeld uit geloofsover-tuiging) een rol spelen, maar dan alleen als onderdeel van een complex van afwegingen, waarbij tevens gekeken wordt naar bijkomende omstandigheden, zoals de inspanningen die betrokkene heeft gedaan om werkloosheid te vermijden of een andere baan te vinden. Ook zal over het algemeen bekeken worden hoeveel mogelijkheden iemand heeft om op korte termijn een andere, algemeen geaccepteerde baan te vinden. Met andere woorden, "het werkloosheidsrisico" vormt een belangrijk criterium. Bovendien kan een beroep op gewetensbezwaren alleen, wanneer deze een zodanig conflict met de te verrichten arbeid oplevert, dat die arbeid in het geheel niet meer verricht kan worden.

Ontheffing

Volledige ontheffing van alle verplichtingen is NIET mogelijk. De verplichting die altijd van toepassing is en blijft is de plicht om te participeren en sociaal actief te zijn. Zelfs in de situatie dat een klant allerlei beperkingen heeft, is de klant niet ontheven van de plicht van sociale activering. Een gedeeltelijke ontheffing van de verplichtingen is wel mogelijk. De gedeeltelijke ontheffing zal middels een beschikking aan de klant kenbaar worden gemaakt. De gedeeltelijke ontheffing is altijd voor bepaalde tijd. In beginsel nooit langer dan één jaar.

Werkgeversperspectief

Hoewel de verhouding tussen de gemeente en kandidaten geen formele werkgevers-werknemersrelatie is, zal de periode in de uitkering zoveel mogelijk aansluiten bij de beoogde werksituatie. Dit betekent onder meer dat ieder traject van kandidaten:

  • - Een tijdsinvestering van 40 uur per week zal vergen tenzij dit door omstandigheden niet mogelijk is;

    - Een arbodienst ziekteverzuimbegeleiding en risico-inventarisaties zal verzorgen;

    - Concrete situaties en vraagstukken vanuit een werkgeversperspectief zullen worden benaderd;

    - Als uitgangspunt heeft, dat de kandidaat als een normale werknemer wordt behandeld.

 Onafhankelijkheid

De gemeente is volledig verantwoordelijk voor de re-integratie van de doelgroep en wordt daar ook financieel op afgerekend. Dit betekent dat de gemeente en de partners die in dit proces zijn betrokken optimaal moeten presteren. De gemeente zal waar mogelijk hierop sturen. Daarbij zal zoveel mogelijk worden samengewerkt met de ketenpartners zoals bijvoorbeeld het UWV WERKBEDRIJF.

Grenzen van investeringen

De re-integratieactiviteiten gericht op bemiddeling naar een reguliere baan zullen te allen tijde ten doel hebben de klant in een zo kort mogelijke tijd en met zo min mogelijk kosten blijvend toe te laten treden tot de reguliere arbeidsmarkt op een minimaal voor de klant bereikbaar niveau. Uitgangspunt hierbij is dat de re-integratie zich voornamelijk richt op de kortste weg naar werk en/of maatschappelijke participatie en sociale zelfredzaamheid. Kansen voor duurzame uitstroom worden zoveel mogelijk benut en bevorderd middels scholing, stages en opleidingscoaches in te zetten.

Scholing

Scholing kan deel uitmaken van het re-integratietraject indien de gemeente van mening is dat de scholing bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Scholing is geen recht waar de klant zich op kan beroepen. In principe worden alleen vakgerichte scholingen ingezet zoals VCA, heftruckcertificaat, etc. indien dit aansluit bij het kunnen laten werken van de werkzoekende. De kosten van reguliere scholing als Bol en Bbl dient de klant zelf te voldoen om rechtsongelijkheid met medestudenten te voorkomen die geen vergoeding van de gemeente kunnen krijgen. Alleen als dit tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden kan het college hiervan afwijken. Alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar kunnen ontheffing aanvragen van de re-integratieplicht, maar dan staat er een scholingsplicht tegenover. In dat geval zal de gemeente Vlagtwedde een scholingsaanbod aan de alleenstaande ouder doen en is een vergoeding vanuit de gemeente mogelijk.

Nug-ers

Niet uitkeringsgerechtigden (Nug-ers) komen in aanmerking voor ondersteuning van de werkcoach en accountmanagers in de vorm van persoonlijke begeleiding, trainingen, workshops en gesprekken. Nug-ers komen niet in aanmerking voor subsidiebanen en loonkostensubsidie. Nug-ers met een bruto inkomen boven de 115% van de voor hen geldende bijstandsnorm komen niet in aanmerking voor de inzet van overige voorzieningen, zoals scholing. Alleen als dit tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden kan het college hiervan afwijken.

Het proces: beleid in uitvoering

In deze paragraaf zal aan de hand van de hierboven geformuleerde uitgangspunten en doelgroepen het re-integratieproces en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt, zo concreet mogelijk worden weergegeven. In feite vormt deze paragraaf het belangrijkste onderdeel van dit beleidsplan: het beleid in uitvoering.

Melding, Intake en Traject (1-2-3-methodiek)

Melding (dag 1)

Het proces begint op het moment dat een tot de doelgroep behorende klant zich meldt bij het UWV WERKBEDRIJF voor een uitkering of een traject op grond van de Wwb of via internet een aanvraag Wwb doet. Direct na deze melding zendt de contactpersoon van het UWV WERKBEDRIJF een e-mail aan de gemeente (uitstroom@vlagtwedde.nl), met daarin de naw-gegevens van de nieuwe klant, alsmede zijn of haar telefoonnummer. Tevens krijgt de klant een uitnodiging mee met daarin het verzoek om zich de eerste volgende werkdag om 10:00 uur te melden bij de afdeling Samenleving voor een intake. Indien de klant zich meldt via internet krijgt hij een uitnodiging toegezonden met daarin het verzoek om zich de eerste volgende werkdag te melden bij de afdeling Samenleving voor een intake.

Diagnose (dag 2)

De klant meldt zich voor een intakegesprek. Er wordt naar gestreefd dat de klant bij melding eerst spreekt met een Adviseur Inkomen en Zorg. De Adviseur Inkomen en Zorg vraagt naar de reden van bijstand, maakt een globale inschatting van het recht op bijstand, verwijst eventueel door naar een voorliggende voorziening en geeft voorlichting over voorzieningen bij de gemeente en andere inkomensverruimende middelen die de klant eventueel kan aanvragen.

Daarna volgt een intakegesprek met de werkcoach. De diagnose door de werkcoach vormt een belangrijk onderdeel van het proces. Door middel van een diagnostische test worden de mogelijkheden van de klant vastgesteld en doorgesproken. Op basis van deze diagnose worden voor de klant en de gemeente verstrekkende besluiten genomen. Voor de klant, omdat bepaald wordt naar welk van de drie voorlopig bereikbare doelen zal worden toegewerkt.[1] Voor de gemeente, omdat een verkeerde keuze direct financiële consequenties heeft. Een goede voorbereiding, een zorgvuldige gespreksvoering en intensieve evaluatie zijn derhalve voor beide partijen noodzakelijk. Het diagnosegesprek heeft ten doel te bepalen wat het voor de klant bereikbare doel is en welk traject c.q. welke instrumenten zullen worden ingezet om dat doel te bereiken. Er wordt naar gestreefd om het traject, dat tot het gekozen doel zal moeten leiden, te starten op uiterlijk de eerstvolgende werkdag.

De keuzes die – op hoofdlijnen – kunnen worden gemaakt, zijn de volgende:

1. Regulier werk

  • a.

    Directe bemiddeling (maximaal drie maanden)

  • b.

    Kortdurend toeleidingstraject (maximaal zes maanden)

  • c.

    Langdurig toeleidingstraject (maximaal drie jaar)

2. Sociale activering

  • a.

    Activering

  • b.

    Toeleiding sociale werkvoorziening

  • c.

    Flankerende maatregelen

3. Gedeeltelijke ontheffing (volledige ontheffing is niet mogelijk)

De procedure om tot de bovenstaande doelen te komen zal hieronder op hoofdlijnen worden weergegeven.

  • 1.

    Als de nieuwe klant een potentiële uitkeringsgerechtigde is, begint het gesprek met een uitkeringstoets. Aan de hand van een gesprek toetst de Adviseur Inkomen en Zorg of de betrokken klant redelijkerwijs voor een uitkering op grond van de Wwb in aanmerking komt. Doel van deze stap is om de investeringen in personen die uiteindelijk niet tot de doelgroep zullen behoren, zoveel mogelijk te beperken en kandidaten door goede voorlichting naar de juiste instantie door te verwijzen om onnodige aanvragen en vertragingen voor de klant te voorkomen. Tevens wordt de klant gewezen op nog eventueel aan te spreken inkomensverruimende middelen.

  • 2.

    Vervolgens gaat de werkcoach na of de klant redelijkerwijs binnen maximaal drie maanden een reguliere baan kan vinden. De klant wordt dan aangemerkt als “direct bemiddelbaar”. Als dat zo is en de klant geen belemmeringen van betekenis aanvoert, zal de klant op de volgende werkdag starten met een intensief bemiddelingstraject, dat wordt uitgevoerd door de werkcoaches en een intensief trainingstraject. De klant zal de eerst volgende werkdag begeleiding krijgen bij het solliciteren in de daarvoor bestemde ruimte in het gemeentehuis. De klant start een traject van 40 uur. Hij/zij zal 20 uur arbeidstraining doorlopen voor het behoud van arbeidsritme en eventueel opdoen van werkervaring, daarnaast is hij/zij 20 uur per week in het gemeentehuis aanwezig voor het coachen en stimuleren en het volgen van een training of workshops.

  • 3.

    Na het gesprek met de werkcoach zal de klant een gesprek krijgen met één van de accountmanagers opdat hij/zij een goed beeld heeft van de klant en zorgvuldig kan gaan bemiddelen tussen werknemer en werkgever.

  • 4.

    Indien een klant belemmeringen van betekenis aanvoert (zoals medische klachten, financiële problemen of een gebrek aan kinderopvang), lost de werkcoach dit in samenwerking met de Adviseur Inkomen en Zorg en de klant zoveel mogelijk ter plekke op. Hieronder zijn de verschillende mogelijkheden opgesomd:

    • a.

      De klant voert medische (lichamelijke, psychische en/of verstandelijke) belemmeringen aan. De werkcoach maakt tijdens het gesprek telefonisch een afspraak voor de klant bij een keuringsarts, arbeidsdeskundige of psycholoog.De keuring vindt doorgaans plaats binnen twee werkdagen, de rapportage wordt binnen twee werkdagen daarna aangeleverd. De werkcoach maakt in het gesprek een vervolgafspraak voor de dag na de dag van ontvangst van de rapportage.

    • b.

      De klant voert praktische belemmeringen aan, zoals het ontbreken van kinderopvang of vervoersproblemen. De werkcoach gaat in geval van kinderop-vang na of de klant dit zelf kan opvangen (gastouderopvang). Als dit niet mogelijk is maakt de werkcoach in het gesprek telefonisch een afspraak voor de klant bij Kindermediair om zo spoedig mogelijk kinderopvang te regelen. Voor vervoersproblemen zijn strippenkaarten voor handen.

  • Als de opgevoerde belemmeringen medisch van aard zijn, start de klant op deeerstvolgende werkdag met een intensief bemiddelingstraject, dat wordt uitgevoerd door de werkcoach. De start van de arbeidstraining of stage vindt plaats op de eerstvolgende werkdag na de bespreking van de medische rapportage, tenzij de inhoud van de rapportage zich daartegen verzet. Belemmeringen en eventueel benodigde aanpassing van de werkplek worden doorgegeven aan de werkplek.

  • Zodra de kinderopvang is gerealiseerd, start de klant met stage. Of en in hoeverre andersoortige belemmeringen de start van het intensieve bemiddelingstraject en arbeidstraining in de weg staan wordt bepaald door de werkcoach. Essentieel is dat steeds een vervolgafspraak wordt gemaakt, zodat de klant in beeld blijft.

  • 5.

    Indien de klant niet direct bemiddelbaar is, bepaalt de werkcoach wat het voor de klant bereikbare einddoel is: regulier werk, langdurig gesubsidieerd werk (Wsw), of uitsluitend een uitkering met sociale activering.

  • 6.

    De werkcoach stelt een uitstroomgericht re-integratieplan op. De werkcoach voert samen met de klant het traject uit en koopt waar nodig externe re-integratieproducten in.

  • 7.

    Indien de werkcoach tot de conclusie komt dat regulier werk niet haalbaar is, maar de klant wel de capaciteiten heeft om regelmatige loonvormende arbeid te verrichten, leidt de werkcoach de klant toe naar een activeringstraject. Als sprake is van belemmeringen van lichamelijke, psychische en of verstandelijke aard, vult de werkcoach met de klant direct een aanvraagformulier voor een Wsw-indicatie in. Daarnaast zal de klant die geconfron-teerd wordt met ingrijpende problemen (schulden, psychische problemen, verslaving, etc.) in het gesprek worden doorverwezen naar budgetbegeleiding en/of de daarvoor bestaande hulpverleningsinstanties. De werkcoach blijft het traject bewaken en regiseren.

  • 8.

    Indien de klant niet in staat is tot enige vorm van loonvormende arbeid, kan aan de klant een individuele vrijstelling voor bepaalde duur worden verleend voor solliciteren naar betaald werk. Er vindt geen vrijstelling plaats voor sociale activering. Verlening van een vrijstelling vindt steeds plaats op basis van individuele omstandigheden maar in ieder geval:

    • -

      Indien de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor alleenstaande ouders voor maximaal de duur van deze onmogelijkheid;

    • -

      Indien kandidaten om psychische dan wel medische redenen niet in staat zijn om te werken voor de duur van de periode van ontheffing en in de mate waarin zij niet in staat zijn tot werken of tot maatschappelijke participatie.

  • De onder het eerste aandachtsstreepje genoemde uitzonderingsgrond kan ook in individuele gevallen worden toegepast voor anderen dan alleenstaande ouders, waaronder pleegouders.

  • 9.

    Voor jongeren geldt een bijzondere procedure op grond van de wet investeren in jongeren (WIJ), waarbij de gemeente verplicht is om de jongere een leer-werkaanbod te doen. Een jongere met een startkwalificatie (minimaal Mbo niveau 2) wordt behandeld conform de bovenstaande reguliere procedure. Voor een jongere zonder startkwalificatie geldt als uitgangspunt: terug naar school. De werkcoach zal dit in het intakegesprek als eerste onderzoeken. In het geval van jongeren wordt het instrument stage of arbeidstraining en een 40-urige werkweek inclusief sollicitatiebegeleiding nadrukkelijk als instrument ingezet. Het traject voor een jongere behelst voor zover mogelijk steeds een combinatie van werken en leren hierbij gebruikmakend van de mogelijkheden van studiefinanciering.

Aan het eind van het gesprek stelt de werkcoach samen met de klant een re-integratieplan op, waarin de uitkomst van het gesprek wordt vastgelegd in termen van einddoel, traject / instrumenten, arbeidstraining en (vervolg)afspraken. Indien de klant tijdens het gesprek heeft aangegeven van een uitkering af te zien, wordt hiervan een verklaring ingevuld, die in afschrift aan het UWV WERKBEDRIJF wordt gezonden. Hierna vangt het traject daadwerkelijk aan

Intensieve coaching

Iedere klant wordt gedurende zijn re-integratietraject gecoacht door een vaste werkcoach. De intensiteit van deze coaching is afhankelijk van de specifieke aandachtspunten van de klant maar komt in ieder geval neer op een contactfrequentie van minimaal een gesprek per twee weken. Bij ieder contact worden de acties van klant en werkcoach steeds aan het plan getoetst en vindt waar nodig bijsturing plaats. Noemenswaardige notities worden in het logboek van het klant reïntegratiesysteem (KRS) vastgelegd. Het is in principe niet mogelijk dat een klant op eigen verzoek van werkcoach kan wisselen. In het bedrijfsleven zal de klant ook met persoonlijkheden te maken krijgen die hem of haar niet zo liggen. Het kunnen omgaan met een werkcoach hoort daarom bij de training van de klant.

Het traject

De invulling van deze fase vloeit voort uit de keuzes die in de eerste fase zijn gemaakt. In de meeste gevallen zal sprake zijn van een re-integratietraject met als onderdeel arbeidstraining en 20 uur (sollicitatie)begeleiding in de trainingsruimte van de gemeente.

Voor alle kandidaten geldt dat zij in ruil voor hun uitkering alles in het werk zullen moeten stellen om terug te keren in het arbeidsproces. Dit betekent dat iemand met een uitkering in principe gedurende 40 uur per week re-integratieactiviteiten zal moeten verrichten. De aard van deze activiteiten is afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt en de specifieke belemmeringen die moeten worden opgelost. Bij ieder traject is sprake van individueel maatwerk. De klant dient alle activiteiten in het klant reïntegratiesysteem (KRS) bij te houden.

De werkcoach voert samen met de klant het traject uit, bewaakt de met de klant gemaakte afspraken en stuurt bij waar nodig. Daartoe heeft de werkcoach minimaal eens in de twee weken contact met de klant. Daarnaast zal er nauw overleg plaatsvinden met de Adviseur Inkomen en Zorg en de accountmanagers.

Uitgangspunt bij de begeleiding en coaching zal het motto “Ken je klant” zijn. Persoonlijk contact en inzicht in motivatie, capaciteit en het netwerk van de klant zijn noodzakelijk om de klant optimaal te kunnen coachen. Nauwe samenwerking tussen de verschillende partijen waar de klant mee te maken heeft is dan ook absolute noodzaak. Dit vraagt van de werkcoach en de Adviseur Inkomen en Zorg een sterke regiefunctie, een hoge mate van flexibiliteit, een pro-actieve houding, handelen volgens het principe “afspraak is afspraak” en een nauwkeurige vastlegging van contactmoment en gespreksverslagen in het logboek van de klant.

Bemiddeling

Deze fase komt in feite alleen aan de orde in trajecten voor kandidaten met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Direct bemiddelbare kandidaten vinden veelal zelf een regulier betaalde baan, waardoor verdere ondersteuning door de gemeente niet nodig is. Bij kandidaten die meer moeite hebben met het vinden van een reguliere baan, zal de ondersteuning door de gemeente een verdergaand karakter hebben. Voor deze kandidaten kan de gemeente overgaan tot bemiddeling naar een subsidiebaan of reguliere baan. De acquisitie van werkervaringsplaatsen/stages, subsidiebanen en reguliere banen is in handen van de accountmanagers.

Instrumenten

Bij het re-integratieproces staan de werkcoach en de klant verschillende instrumenten ter beschikking. Deze worden onderstaand nader toegelicht. De genoemde instrumenten zijn beschikbaar voor alle doelgroepen. Deze toelichting is niet limitatief. Gaandeweg kan een behoefte ontstaan aan nieuwe instrumenten. Deze kunnen dan onder toepassing van het gemeentelijke inkoopbeleid door de werkcoach worden ingekocht. Als deze nieuwe instrumenten een structureel karakter krijgen, zullen zij worden beschreven in het beleidsplan.

Interne training

Vanaf de eerste dag van het traject zal de klant geplaatst worden in de training ook wel persoonlijke begeleiding genoemd.

Deze training heeft een aantal doelen namelijk:

  • a.

    begeleiding bij solliciteren;

    • klant

       in beeld krijgen c.q. hebben;

    • arbeidsritme

      opdoen c.q. behouden;

    • veranderings

      en leerproces op gang brengen bij de klant;

    • uitstroom

      realiseren.

  • a.

    Actieve begeleiding, ondersteuning bij het solliciteren. De klant wordt gewezen op vacatures, heeft toegang tot internet om te solliciteren, heeft de beschikking over gratis postzegels, kan gratis zijn/haar brief kopiëren, heeft de beschikking over enveloppen, krijgt indien nodig training in het solliciteren, communiceren, presenteren, etc.

  • b.

    De klant is in beeld. De klant volgt een 40 urige trajectweek waarvan een aantal uren per week training. De training werkt tevens als diagnose instrument (qua gedrag, motivatie en opstelling) en heeft een signaalfunctie qua eventuele nevenactiviteiten. Het motto “ken je klant” komt ten volle tot uiting met als subdoel dat je ook als werkcoaches elkaars klanten leert kennen.

  • c.

    Zie b.

  • d.

    Veranderingsproces. De klant wordt gecoacht op mentaliteit, houding en mogelijkheden. Tevens wordt hij/zij gestimuleerd om maatschappelijk te participeren indien werk (nog) niet haalbaar is. Er zal veel aandacht zijn voor kernkwaliteiten, communicatie, uiterlijke presentatie, normen en waarden.

  • e.

    Plaatsing op regulier, gesubsidieerd of sociaal werk.

Naast de persoonlijke begeleiding zijn er ook workshops waarbij een professionele acteur wordt ingehuurd om rollenspellen te oefenen, zodat de klant beter toegerust is om zich te presenteren tijdens een sollicitatiegesprek.

Huisregels

Kandidaten dienen zich te houden aan de huisregels zoals beschreven in bijlage 2.

Agressie

Agressie wordt niet getolereerd. Mocht er op enegerlei wijze sprake zijn van agressie dan wordt het agressieprotocol van de gemeente gevolgd. Op grond van de Afstemmingsverordening Wwb kan dit leiden tot een verlaging van de uitkering.

Arbeidstraining / Stage

Iedere uitkeringsgerechtigde klant zal zo spoedig mogelijk na aanmelding worden bemiddeld naar een stageplaats of arbeidstraining. In dit verband onderhoudt en vergroot de gemeente een netwerk van werkgevers. Op een stageplaats c.q. arbeidstrainingsplaats wordt de klant aangestuurd door de betreffende organisatie maar begeleid door de werkcoach. De stage dient steeds een specifiek doel, dat ook in het re-integratieplan is vastgelegd. De werkcoach zal bij selectie van de stageplaats zoveel mogelijk rekening houden met het bemiddelingsberoep of de bemiddelingsrichting van de klant.

Arbodienst

Waar gewerkt wordt, dient een arbodienst aanwezig te zijn, zowel in het belang van de klant (arbeidsomstandigheden, ziekteverzuimbegeleiding) als in het belang van de gemeente (verzuimpreventie). Concreet komt deze dienstverlening erop neer dat een klant die van mening is dat hij vanwege ziekte niet in staat is zijn of haar trajectverplichtingen na te komen, dat voor 09.00 uur dient te melden bij zijn arbeidstrainingsplaats/stageplaats én de werkcoach. De klant dient zich aan het verzuimprotocol te houden, zoals beschreven in bijlage 1. De werkcoach registreert deze ziekmelding in het online meldingssysteem en vraagt aan de arbodienst– afhankelijk van de concrete situatie – daaraan een passend vervolg te geven. In ieder geval geldt daarbij als uitgangspunt dat de contactfrequentie van de Wet Poortwachter, die overigens niet van toepassing is, wordt nageleefd.

Verlof/vakantie

In de Wwb is vakantie toegestaan mits dit de arbeidsinschakeling niet belemmert. Indien de klant een intensief traject volgt richting werk, kan een vakantie langer dan vier weken belemmerend zijn. Om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij een werksituatie, is er voor gekozen dat kandidaten via het klant reïntegratiesysteem (KRS) digitaal een verzoek tot verlof kunnen doen bij de werkcoach. De werkcoach beoordeelt of het opnemen van de vrije dagen/ vakantie niet belemmerend werkt voor de voortgang van het traject. Een werknemer in Nederland heeft gemiddeld 24 vakantiedagen per jaar bij een veertig urige werkweek. Kandidaten bouwen maandelijks 2 verlofdagen op. Verlof kan pas worden opgenomen indien het verlof ook daadwerkelijk is opgebouwd en onder de voorwaarde dat er maximaal vier weken aansluitend vakantie mag worden genomen. Indien een klant aan de start van een traject staat, zal vakantie als belemmerend worden beschouwd en niet worden toegestaan, tenzij de werkcoach individuele omstandigheden en/of dringende redenen constateert waardoor van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Als het verlof c.q. vakantie door de werkcoach wordt goedgekeurd en door de kandidaat wordt opgenomen, dient deze het verlof wel te vermelden op het maandelijkse rechtmatigheidsonderzoeksformulier (ROF).

Diagnose-instrumenten

De werkcoach heeft de beschikking om – in geval van vermeende lichamelijke, psychische of verstandelijke beperkingen – aanvullende diagnose-instrumenten in te zetten, zoals sociaal-medisch, arbeidskundig of psychologisch onderzoek. Ieder van deze onderzoeken heeft ten doel beperkingen te signaleren, alsmede de resterende belastbaarheid en daarbij behorende beroepen. Daarnaast zijn ook instrumenten als beroepsinteresse- en intelligentietesten beschikbaar. Onderzoeken vinden binnen twee werkdagen na aanmelding plaats en rapportage wordt binnen twee werkdagen na onderzoek aangeleverd.

Scholing

Scholing kan worden ingekocht voor kandidaten. Onder scholing wordt ook verstaan gerichte sollicitatietrainingen. In beginsel kan slechts beroepsgerichte scholing worden ingekocht. De maximale duur van de scholing bedraagt in principe twee jaar. Scholing zal zoveel mogelijk duaal van aard zijn, derhalve een combinatie van werken en leren. De inkoop van scholing zal steeds door de werkcoach worden gemotiveerd en is uitsluitend mogelijk indien en voor zover een relatie bestaat met reële beroepskansen na afronding.

Financiering van de scholing en toestemming voor de kandidaten om scholing te starten met behoud van uitkering, vindt alleen dan plaats, indien er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals bijvoorbeeld studiefinanciering. Daarnaast wordt ingezet op het stimuleren van duurzame uitstroom door het in kaart brengen van de vervangingsvraag en opleidingsbehoeften bij werkgevers door de accountmanagers en dit te koppelen aan de werkzoekenden. Door werkzoekenden die werken met behoud van uitkering en mensen met een (gesubsidieerd) dienstverband op te leiden naar de vraag van werkgevers, is de kans op duurzame arbeid groter. De kans van terugval op de bijstand is kleiner.

Subsidiebaan

Voor kandidaten die naar regulier werk kunnen worden bemiddeld, kan als een van de laatste stappen in het re-integratietraject een subsidiebaan worden ingezet. Dit betekent dat aan de werkgever een loonkostensubsidie kan worden verstrekt of dat een klant bij de werkgever kan worden gedetacheerd voor de duur van maximaal één jaar. De hoogte van de loonkostensubsidie is maatwerk en is afhankelijk van de arbeidsproductiviteit van de kandidaat. Dit instrument is nader uitgewerkt in de Beleidsnota gesubsidieerde arbeid.

Participatieplaatsen

Voor uitkeringsgerechtigde kandidaten, waarvan door de werkcoach is vastgesteld dat zij niet binnen afzienbare tijd naar een reguliere baan kunnen worden bemiddeld, kunnen maximaal 2 jaar werken met behoud van uitkering. Na 6 maanden treedt de premie in werking op grond van de wet stimulering arbeidsparticipatie (STAP).

Loonkostensubsidie

Voor kandidaten die naar regulier werk kunnen worden bemiddeld, kan als een van de laatste stappen in het re-integratietraject een éénmalige loonkostensubsidie worden ingezet. Dit betekent dat aan de werkgever een loonkostensubsidie kan worden verstrekt of dat een klant bij de werkgever kan worden gedetacheerd. Dit instrument is nader uitgewerkt in de Beleidsnota gesubsidieerde arbeid.

Eigen bedrijf of zelfstandig beroep

Primaire richting van een re-integratietraject naar werk zal een dienstbetrekking in loondienst zijn. Gedurende het traject kan de werkcoach op grond van de individuele omstandigheden van de klant tot de conclusie komen dat het vinden van een regulier dienstverband zeer moeizaam of niet realiseerbaar zal zijn, maar dat het starten van een eigen bedrijf meer kans van slagen heeft.

Mocht de klant op enig moment aangeven aan de werkcoach of Adviseur Inkomen en Zorg zelfstandige te willen worden, dan wordt de klant doorverwezen naar een daarvoor aangestelde werkcoach ‘Zelfstandigen’. De werkcoach ‘Zelfstandigen’ gaat volgens een stappenplan tewerk. Het stappenplan is zeer intensief met een werkbelasting van 40 uur per week en wordt in een zo kort mogelijke termijn doorlopen. Stappen 1 tot en met 4 binnen 2 weken, stappen 5 tot en met 7 in 6 maanden.

Dit is nodig omdat niet iedereen het in zich heeft om een zelfstandige ondernemer te zijn. Indien de aspirant ondernemer het niet op kan brengen om 40 uur per week met het traject bezig te zijn, zich niet aan afspraken kan houden en de opdrachten niet goed vervult dan ontbreekt het aan capaciteiten om een zelfstandige ondernemer te zijn. Dit wordt dan ook al op voorhand bij stap 1 duidelijk besproken.

Als op enig moment duidelijk wordt dat het eigen bedrijf geen kans van slagen heeft, wordt de klant direct opgenomen in de (sollicitatie)begeleiding om te solliciteren naar banen in loondienst.

Stap 1 is erop gericht om de klant op weg te helpen. Door middel van een intakegesprek wordt informatie verstrekt en een trajectplan opgesteld met opdrachten die de klant gaat vervullen zoals:

  • -

    Korte beschrijving van het ondernemersplan

  • -

    Vervolgafspraak

Stap 2 Bespreken korte ondernemersplan

Stap 3 Competentietest zelfstandig ondernemer bij het UWV WERKBEDRIJF

Stap 4 Bespreken uitslag competentietest en diagnose wel of geen haalbaarheid. Indien niet, dan wordt de klant ingedeeld in de (sollicitatie)begeleiding om te solliciteren naar banen in loondienst. Indien wel, dan wordt het trajectplan bijgesteld met de vervolgstappen.

Vanaf stap 5 valt het traject onder de pré-start fase van de BBZ regeling alsook de financiering. Op grond van deze regeling is 90% van de loonkosten subsidiabel en kunnen per klant +/-€ 3.000 aan begeleidingskosten gedeclareerd worden bij het rijk.

Stap 5 Opstellen uitgebreid ondernemersplan. De klant wordt daar waar nodig intensief gecoacht door een jobcoach. Hier hoort ook het bezoeken van de Kamer van Koophandel bij, banken, verzekeringskantoren, marktonderzoek, etc.

Stap 6 Aanvraag en start BBZ (inclusief onderzoek levensvatbaarheid door IMK).

Stap 7 Coaching en nazorg.

Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

Inwoners van de gemeente die vanwege lichamelijke, psychische of verstandelijke beperkingen niet in staat zijn een reguliere baan te aanvaarden, kunnen in aanmerking komen voor een dienstbetrekking in de sociale werkvoorziening. Daartoe moeten zij een aanvraag indienen bij het UWV WERKBEDRIJF[2]. Het UWV WERKBEDRIJF zal op deze aanvraag binnen 16 weken een besluit nemen. Voor kandidaten die tot de doelgroep van de gemeente behoren, zal de werkcoach de klant indien gewenst ondersteunen bij zijn aanvraag.

Bij een besluit tot toelating wordt de klant overgedragen aan de gemeente, bij een besluit tot afwijzing wordt de betrokkene doorverwezen naar de instantie die een vervolgtraject zal moeten uitzetten (werkgever, Uwv, gemeente, zorginstelling).

De gemeente is verantwoordelijk voor plaatsing in de sociale werkvoorziening (beschut werken) en uitvoering van begeleid werken. De modernisering van de Wsw is per 1-1-2008 van kracht gegaan en biedt de gemeente de mogelijkheid om een verordening op te stellen aangaande het wachtlijst beheer. De gemeente heeft hierin grote beleidsmatige vrijheid.

Sociale activering

Sociale activering is maatwerk en één van de stappen van re-integratie. Zeker indien de kandidaat nog te veel beperkingen heeft om regulier aan het werk te gaan. Ook voor kandidaten die vooralsnog geen uitzicht hebben op regulier werk is sociale activering noodzakelijk en heeft ten doel de betrokken klant maatschappelijk te laten participeren om een sociaal isolement of de dreiging daarvan op te heffen. Het instrument is daarom ook niet in aard en omvang beperkt (behoudens financiële grenzen).

Ondersteunende instrumenten

De gemeente stelt zich ten doel kandidaten zo optimaal mogelijk te steunen bij het vinden van een reguliere baan en het uitvoeren van een traject. Dit betekent dat de gemeente, afhankelijk van het traject, bepaalde ondersteunende instrumenten kan inzetten. Het gaat daarbij voornamelijk om de financiering van zaken als:

  • -

    Reiskosten die een klant maakt in het kader van zijn traject, daaronder begrepen het frequent bezoeken van het gemeentehuis. Deze vergoeding bedraagt de werkelijke kosten van het Openbaar Vervoer (2de klas) of, mits met eigen vervoer wordt gereisd, € 0,19 per kilometer en kan achteraf digitaal bij de gemeente worden gedeclareerd middels het Klant reïntegratiesysteem (KRS). Nuggers met een inkomen boven de 115% wettelijk minimum loon hebben geen recht op reiskostenvergoeding.

  • -

    Brommer of fiets. Aan kandidaten die in het kader van re-integratie grote afstand moeten reizen dan wel de reisafstand niet of onvoldoende adequaat met het openbaar vervoer kunnen afleggen en over onvoldoende middelen beschikken om daar zelf adequaat in te voorzien, wordt een brommer of een fiets verstrekt.

  • -

    Kleding en persoonlijke verzorging. Aan kandidaten die in het kader van re-integratie kleding en persoonlijke verzorging nodig hebben ten behoeve van sollicitatie-activiteiten, een stage of anderszins en over onvoldoende middelen beschikken om daar zelf adequaat in te voorzien, zal representatieve kleding en voorzieningen in het kader van persoonlijke verzorging worden verstrekt.

  • -

    Computer. Aan kandidaten die niet of in beperkte mate met een computer overweg kunnen en daardoor bij het vinden van een reguliere baan of andere vormen van maatschappelijke participatie in een achterstandspositie verkeren, kan computer- onderwijs worden gegeven. Hiervoor heeft de gemeente Vlagtwedde op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs afspraken gemaakt met het regionaal opleidingscentrum (ROC). Indien de klant thuis niet over een computer beschikt, kan een vergoeding van maximaal € 450,- worden verstrekt in de tegemoetkoming van de kosten. Een voorwaarde is wel dat dit een noodzakelijkheid in het reïntegratietraject is.

  • -

    Advisering en hulpverlening bij financiële problemen. Aan kandidaten met beginnende of vergevorderde schuldenproblematiek wordt coaching van hun bestedingspatroon, hulpverlening bij schuldsanering en/of budgetcursus aangeboden met als doel: een financieel gezonde huishouding. Dit is zowel preventief als regressief gericht. Hierin werkt de gemeente samen met eerdergenoemde ROC.

Indien de klant zich onvoldoende inzet voor het reïntegratietraject, dan kunnen de verstrekte vergoedingen – afhankelijk van de verwijtbaarheid van de klant – worden teruggevorderd.

Flankerende dienstverlening

In een traject kan het voorkomen dat bepaalde beperkingen de start of voortzetting van een traject onmogelijk maken. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld verslaving, psychische problemen etc. De gemeente kan in deze gevallen – buiten de bestaande kanalen – experts inschakelen die deze problemen samen met de klant gaan oplossen. Het gaat daarbij onder meer om:

  • -

    Psychologische of psychiatrische hulpverlening

  • -

    Verslavingszorg

  • -

    Gezinscoaching

Werkgeversdienstverlening

Vlagtwedde presenteert zich als dienstverlener aan bedrijven in de regio Oost-Groningen.

Vlagtwedde biedt in deze markt concreet de volgende producten:

Premie

In het kader van de Wet stimuleren arbeidsparticipatie (STAP) wordt het instrument premie ingezet. Als het werken met behoud van uitkering gedurende minimaal zes maanden naar behoren wordt vervuld, wordt aan de klant een premie uitgekeerd van maximaal het bedrag dat in de reïntegratieverordening artikel 13A is opgenomen.

Inkoop

De gemeente koopt bij de uitvoering van haar re-integratietaak een grote verscheidenheid aan instrumenten in. Deze inkoop vindt plaats conform de regels die het Europese, nationale aanbestedingsrecht en het gemeentelijke inkoop- en aanbestedingsbeleid stelt.

Verantwoording

Met ingang van het verantwoordingsjaar 2006 is ten aanzien van een aantal specifieke uitkeringen het principe “single information singel audit (“sisa”) ingevoerd. Eén van deze specifieke uitkeringen is de Wwb. Basisidee bij het principe “sisa” is dat het Rijk bij het vragen van informatie zoveel mogelijk aansluit bij de informatiebehoeften en verantwoordings-momenten van de medeoverheden zelf. De gemeente hoeft niet speciaal meer een aparte verantwoording voor het rijk op te stellen, maar kan het eigen jaarverslag gebruiken. In een bijlage bij de jaarrekening wordt de verantwoordingsinformatie opgenomen over specifieke uitkeringen die het Rijk nodig heeft om de uitkeringen te kunnen beoordelen. “Sisa” betekent voor de gemeente;

  • - Verantwoording via toelichting op de jaarrekening. Beperkte verantwoording.

  • - Geen afzonderlijke accountantsverklaring per specifieke uitkering maar een jaarrekening inclusief accountantsverklaring is voldoende.

  • - Eén verantwoordingsmoment (uiterlijk 15 juli) aan het CBS namens het ministerie van BZK.

  • - Minder intensieve controle: reguliere jaarrekeningcontrole + enige extra controle voor Algemene Rekenkamer.

  • - Controleprotocollen vervallen. In plaats daarvan jaarrekeningcontrolevoorschriften.

  • - Rapport van bevindingen per jaarrekening volstaat + rapporten over kleinere fouten en onzekerheden in plaats van rapport per specifieke uitkering.

Tot slot levert de gemeente aan het CBS statistische gegevens in het kader van de SRG-monitor, Statistiek Re-integratie Gemeenten en aan het inlichtingenbureau inzake het digitaal klantdossier (DKD). Belangrijkste gegevens die hierin worden verantwoord zijn het aantal kandidaten dat wordt bediend, het aantal kandidaten dat uitstroomt naar regulier werk en de frequentie en gemiddelde duur van de inzet van het instrument gesubsidieerde arbeid.

HOOFDSTUK 3 GESUBSIDIEERDE ARBEID

Met de invoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) is de wettelijke basis voor de bestaande vormen van gesubsidieerde arbeid (Wiw en ID-banen) vervallen, maar de behoefte aan gesubsidieerde arbeid is blijven bestaan. Zoals reeds bij de ontwikkelingen van het algemeen beleid is genoemd is de Wwb uitkeringsgerechtigde de laatste groep die profiteert van een aantrekkende economie. Vooral voor mensen met een verouderde opleiding, gebrek aan werkervaring, hoge leeftijd en medische en /of psychische beperkingen, zijn de vooruitzichten om op langere termijn toch naar regulier betaalde arbeid uit te stromen minimaal. In de praktijk is het ook nog de combinatie van genoemde factoren die de arbeidsmarktpositie van de Wwb gerechtigde verslechtert ten opzichte van menige concurrent.

De Europese Unie (EU) heeft specifieke regels met betrekking tot het verlenen van staatssteun. Gesubsidieerde arbeid valt hieronder. Kortweg komen de regels erop neer dat staatssteun geen discriminerende bepalingen mag bevatten naar sectoren en bedrijfstakken. Wij willen dan ook expliciet benadrukken dat elke werkgever in Europa aanspraak zou kunnen maken op een eventuele loonkostensubsidie, participatiebaan of re-integratiebaan.

Doelstelling

De doelstelling van de gesubsidieerde arbeid is; klanten zo snel mogelijk en tegen zo laag mogelijke kosten (structureel) uitkeringsonafhankelijk maken. Tevens is het doel dat klanten zo lang en zo zelfstandig mogelijk deel blijven nemen aan de samenleving. Maatschappelijke participatie, zelfredzaamheid en maatwerk zijn de sleutelwoorden voor gesubsidieerde arbeid. Daarnaast is er nog een werkgelegenheidsdoelstelling: het eventueel creëren van specifieke werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt met een duidelijke maatschappelijke meerwaarde.

Wmo

Bovenstaande doelstelling sluit nauw aan bij de Wet maatschappelijk Ondersteuning ( Wmo)

Het doel van de Wmo is: ‘meedoen’, ‘participeren’. Vooral de onderstaande taakvelden sluiten nauw aan bij de doelstellingen die wij beogen met de voorziening gesubsidieerde arbeid.

  • 1.

    Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten;

  • 2.

    Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;

  • 3.

    Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;

Effecten van gesubsidieerde arbeid

We onderscheiden hierbij directe effecten en indirecte effecten.

Directe effecten zijn:

  • 1.

    Uitstroom naar regulier werk

  • 2.

    Het opdoen van relevante werkervaring als één van de stappen in een traject gericht op het vinden van een reguliere baan.

  • 3.

    Het bieden van plaatsvervangende werkgelegenheid bij afwezigheid van een reëel perspectief op het vinden van een reguliere baan

  • 4.

    Zorgen voor regelmaat in het leven van de klant.

  • 5.

    Besparing op het inkomensdeel van de Wwb

Indirecte effecten: effecten die bij anderen dan de direct betrokkene optreden. Bijvoorbeeld het effect op burgers in de gemeente of op gezinsleden van deelnemers aan een gesubsidieerde baan.

Behalve besparing op de uitkeringslasten, kunnen ook gunstige effecten op het welzijnsgevoel van klanten bereikt worden en kunnen de activiteiten zelf bij gaan dragen aan gemeentelijke doelen zoals de leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten en het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. De inzet van middelen uit het werkdeel kunnen dan als investering worden gezien, die niet alleen opbrengsten heeft voor het Wwb deel maar waarmee tevens doelstelling op het terrein van de Wmo bewerkstelligd kunnen worden.

Daarnaast voorziet gesubsidieerde arbeid in een personeelsbehoefte bij maatschappelijke organisaties met beperkte draagkracht, zoals peuterspeelzalen, scholen en culturele instellingen.

Verdringing

De aangeboden gesubsidieerde werkplek dient vooraf getoetst te worden op verdringing. Deze toetsing houdt in dat op de aangeboden werkplek de afgelopen zes maanden geen personen op economische gronden zijn ontslagen. Deze toets kan plaatsvinden door een (mondelinge) verklaring van de werkgever of door navraag te doen bij het UWV WERKBEDRIJF.

Doelgroepen

Bij het inzetten van gesubsidieerde arbeid als voorziening zijn drie groepen te onderscheiden;

  • 1.

    De groep klanten die dankzij gesubsidieerde arbeid toch weer uitstroomt naar een volledige betaalde reguliere baan.

  • 2.

    De groep klanten die blijvend is aangewezen op gesubsidieerde arbeid, omdat dit het hoogst haalbare is gezien de blijvende belemmeringen ten opzichte van andere klanten.

  • 3.

    De klanten die wel regulier kunnen werken maar waarbij de werkgever heeft gekozen voor een zogeheten payroll constructie (geen werkgeversrisico).

Randvoorwaarden

De mate van succes van gesubsidieerde arbeid hangt af van de randvoorwaarden die daaraan worden gesteld en de wijze waarop gesubsidieerde arbeid aan klanten wordt gepresenteerd.

Tijdelijkheid

Gesubsidieerde arbeid zal per definitie een tijdelijk karakter dienen te hebben. Dit betekent dat gesubsidieerde dienstverbanden na afloop van de overeengekomen periode niet automatisch worden verlengd. Primair om de prikkel om naar een reguliere baan te blijven zoeken zo groot mogelijk te houden. Subsidiair om de kosten van gesubsidieerde arbeid beheersbaar te houden. Na een periode van maximaal zes maanden zal de subsidiebaan worden geëvalueerd. Het subsidiebedrag zal afnemen naarmate de productiviteitswaarde van de klant toeneemt.

Druk richting doelstelling

Probleem bij de ‘oude’ gesubsidieerde arbeid was dat kandidaten onvoldoende druk voelden om gedurende het gesubsidieerde dienstverband naar een reguliere baan te solliciteren. De gesubsidieerde baan werd reeds als zodanig beleefd. Bij de re-integratiebaan en subsidiebaan zal van meet af aan het instrumentele karakter van de baan moeten worden onderstreept: men doet (tijdelijk) werkervaring op. Dit betekent ook dat gedurende de baan de sollicitatieplicht en participatieplicht onverkort zullen worden gehandhaafd en onder meer onvoldoende solliciteren, zal worden bestraft door middel van een boete overeenkomstig artikel 7:650 van het Burgerlijk Wetboek of een afstemming overeenkomstig Verordening afstemming bijstand gemeente Vlagtwedde. Voor de participatieplaats heeft de genoemde randvoorwaarde een ander karakter. Er zal geen nadruk worden gelegd op het vinden van een reguliere baan – dit is een mooie bijkomstigheid – maar veel meer op maatschappelijke participatie.

Loonkostensubsidie

De loonkostensubsidie is afhankelijk van de individuele prestatiemogelijkheden van de klant, het arbeidsperspectief en de werkervaring van de klant. De hoogte en duur van de loonkosten-subsidie wordt daarom op basis van maatwerk vastgesteld. Voorwaarde voor uitbetaling van de loonkostensubsidie is dat in een mandaatadvies de loonkostensubsidie is beargumenteerd c.q. onderbouwd.

Subsdiebaan

Doelgroep: Inwoners van de gemeente Vlagtwedde die behoren tot de in artikel 7 van de Wwb genoemde gemeentelijke doelgroep én een uitkering van de gemeente ontvangen.

Duur: Tijdelijk. Basis is een jaarcontract dat 2 keer verlengd kan worden. Verlenging zal steeds een periode betreffen van maximaal 12 maanden. De grenzen van de Flexwet tussen dienstverband voor bepaalde en onbepaalde tijd zijn leidend. Er worden geen dienstverbanden voor onbepaalde tijd aangegaan.

Omvang: Afhankelijk van de uitkeringsnorm:

  • Gezin:

    36 uur (fulltime)

  • Alleenstaande

    ouder: 32 tot 36 uur

  • Alleenstaande

    zonder kostendeling: 28 tot 32 uur

  • Alleenstaande

    met kostendeling 24 uur

  • Afwijking

    is op individuele gronden mogelijk.

Proeftijd: Eén maand, voor zover mogelijk binnen de gekozen contractsvorm.

Beloning: Wettelijk Minimumloon

Subsidie: Subsidie per uur maximaal het wettelijk minimumloon uurtarief. De subsidie wordt vastgesteld gedurende maximaal zes maanden. De hoogte van de subsidie zal afhankelijk zijn van de (toegenomen) productiviteitswaarde van de klant. Er zal begonnen worden met een zogeheten “startertarief”. Na maximaal zes maanden zal er een evaluatie plaatsvinden. Afhankelijk van de individuele kwaliteitsontwikkeling en huidig productiviteitswaarde zal de hoogte van de subsidie opnieuw worden vastgesteld. Aan de hand van een checklist zal de individuele kwaliteitsontwikkeling en productiviteitswaarde worden vastgesteld.

Vorm: De zogeheten payroll constructie. De klant treedt in dienst van een uitzendorganisatie of werkgever. Afhankelijk van de voorkeur van de werkgever met betrekking tot het werkgeversrisico. Na maximaal drie jaar zal de werkgever of de uitzendorganisatie de klant een dienstverband voor onbepaalde tijd aanbieden.

Werkgever: Profit en non-profit sector.

Voor alle vormen van gesubsidieerde arbeid geldt dat het doel is om een huishouden bijstandsonafhankelijk te maken en het aantal gesubsidieerde banen per huishouden moet zijn beperkt tot 1 fulltime (uitzonderingen daargelaten).

Organisatie

Vacatures worden geworven door de gemeentelijke accountmanagers. Het feit dat de productiviteitswaarde van een gesubsidieerde werknemer van groter belang wordt, betekend dat veel aandacht aan individuele kwaliteitsontwikkelingen moet worden besteed. Accenten in de begeleiding zullen liggen op werknemers in gesubsidieerde banen te trainen en te begeleidingen richting regulier werk. Daarnaast ligt het accent op het bijbrengen en bijsturen van werknemersvaardigheden als voorbereiding op het werken in een regulier dienstverband. De begeleiding en ondersteuning is in handen van de gemeentelijke werkcoaches.

Het werkgeverschap en de bijkomende administratieve afhandeling worden eventueel ingekocht bij een externe partij, een payrollbedrijf.

Participatie premie

De gemeente kan in het kader van de Wwb eens per jaar een premie verstrekken. De maximale premie wordt door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgesteld. Deze premie is gedéfiscaliseerd, hetgeen inhoudt, dat deze premie niet bij het belastbare inkomen wordt gerekend mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Een van de voorwaarden is dat de premie slechts één maal per jaar mag worden uitgekeerd. De premie mag niet gekoppeld zijn aan gewerkte uren.

Hardheidsclausule

Het college kan, gedurende het jaar, de doelgroepen die in aanmerking komen voor een (participatie)premie benoemen c.q. uitbreiden. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen genoemd in dit hoofdstuk, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

HOOFDSTUK 4 RICHTLIJNEN BEHANDELING AANVRAGEN EN TOEPASSING WWB, WIJ, IOAW EN IOAZ

Ingevolge de Wwb, WIJ, Ioaw en Ioaz moet onder andere vorm worden gegeven aan een gerichte aanpak van de fraudebestrijding. Hiervoor is een handhavingsverordening opgesteld. Daarnaast is er deze beleidsnota. In deze beleidsnota is de aantoonplicht van de belanghebbende omschreven. Wie aanspraak wil maken op bijstand of een uitkering op grond van de WIJ, Ioaw/Ioaz moet dus aan bepaalde eisen voldoen.

Tevens is de verificatie van de verstrekte gegevens door de gemeente (de zogenaamde poortwachterfunctie) geregeld. In deze beleidsnota is tevens de onderzoeksplicht van de gemeente geregeld.

Algemeen beleid

Om het vermogen bij aanvang en tijdens de periode van bijstandsverlening (en/of een inkomensvoorziening) te kunnen vaststellen zijn in deze paragraaf richtlijnen vastgesteld.

In artikel 34 en 50 Wwb zijn de bepalingen opgenomen over het recht op bijstand voor belanghebbenden die eigenaar zijn van de door hem of zijn gezin bewoonde woning. De inkomensvoorziening van de WIJ verwijst in artikel 7 naar artikel 34 Wwb. In de Wwb zijn geen echter bepalingen meer opgenomen omtrent de verlening van bijstand in de vorm van een krediethypotheek. In de Wwb is alleen opgenomen dat de bijstand in de vorm van de geldlening wordt verstrekt wanneer de hoogte van de algemene bijstand over de periode van een jaar naar verwachting meer zal gaan bedragen dan het wettelijke minimumloon en het vermogen gebonden in de woning meer bedraagt dan € 46.100,00. Toch is in het kader van bijstandsverlening wenselijk om bijstand in de vorm van een hypotheek te verlenen ter zekerheidstelling van de geldlening.

Vermogen

Voor de toepassing van de Wet werk en bijstand wordt op grond van artikel 34 Wwb onder vermogen verstaan:

  • -

    De waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering;

  • -

    Middelen die worden ontvangen in de periode waarover algemene bijstand is toegekend, voorzover deze geen inkomsten betreffen als bedoeld in de artikelen 32 en 33.

Bij de bepaling van het vermogen ten aanzien van banksaldi rekening worden gehouden met het normale uitgavenpatroon van de belanghebbende. Toevallige schommelingen in het positieve saldo moeten gedeeltelijk of geheel buiten de berekening van het vermogen blijven. Zo zal een kort voor de aanvang van de bijstand bijgeschreven uitkering of loon, niet betrekking hebbend op de lopende bijstandsperiode, buiten beschouwing blijven mits deze inkomsten niet meer bedragen dan de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief de vakantietoeslag) en het rekeningnummer waarop het inkomen is bijgeschreven een positief saldo heeft. Van enkele vermogensbestanddelen is het ongewenst of onbillijk om deze als vermogen in aanmerking te nemen en van de aanvrager te vergen deze in te zetten voor het levensonderhoud. Deze bestanddelen zijn limitatief opgesomd in artikel 34, tweede en vierde lid Wwb. Ook de langdurigheidstoeslag dient te worden vrijgelaten, voor zover van toepassing.

Algemeen gebruikelijke bezittingen

Bezittingen in natura worden niet in aanmerking genomen als vermogen, indien deze naar aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn.

Antiek

Op grond van bovengenoemde regel wordt gebruikelijke woninginrichting buiten beschouwing gelaten; een antieke kast die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt niet. Dit geldt evenzeer voor sieraden. Hoewel zeker niet doorslaggevend voor een te maken beoordeling, kan een eerste toets op het (on)gebruikelijke karakter van huisraad of sieraden zijn het al dan niet afgesloten hebben van een afzonderlijke kostbaarhedenverzekering.

Auto

De auto kan zonder meer worden beschouwd als een naar aard algemeen gebruikelijke bezitting, maar niet iedere auto kan uit oogpunt van waarde als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Bij welke waarde de auto het algemeen gebruikelijk karakter wordt ontzegd, moet nader worden bepaald.

Uitgangspunt is dat het wettelijk criterium "algemeen gebruikelijk naar aard en waarde" niet onderscheidt naar inkomensniveau. Het gaat dus niet om de waarde van auto's waarover uitkeringsgerechtigden plegen te beschikken. Er is geen aanleiding om van een andere waarde uit te gaan dan die van de algemeen gebruikelijke auto voor privé gebruik.

Vooral in een gebied als de gemeente Vlagtwedde, een behoorlijk uitgestrekt gebied waarin het openbaar vervoer niet optimaal is, is een auto bijna onmisbaar. De meeste huishoudens in de gemeente Vlagtwedde bezitten een auto. Ook veel huishoudens met een bijstandsuitkering bezitten een auto. Tevens dient te worden bedacht dat ook in het kader van uitstroom steeds hogere eisen aan de mobiliteit van mensen worden gesteld.

De waarde van een algemeen gebruikelijke auto kan worden bepaald op € 5.500,=.

Voor zover de waarde van de auto - inkoopprijs volgens ANWB/BOVAG internetkoerslijst - uitstijgt boven de vermelde grenswaarde, wordt het meerdere als vermogen in aanmerking genomen. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat de met de auto verbonden schuld niet volledig in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van het vermogen.

Onder omstandigheden kan het voorkomen dat de belanghebbende vóór het moment waarop bijstand wordt gevraagd aanwezig vermogen, dat naar omvang in beginsel een beletsel is voor bijstand, besteedt aan de aanschaf van algemeen gebruikelijke bezittingen, die in beginsel buiten beschouwing blijven bij de middelentoets. Weliswaar staat het een ieder vrij naar eigen goeddunken zijn vermogen te besteden, mits de voorziening in de kosten van het bestaan daarbij is gewaarborgd. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende om zich niet eerder dan nodig afhankelijk te maken van bijstand. Er is dan ook reden om, als de aanvrager een zodanig verwijt valt te maken, niet aan het in de auto opgesloten vermogen voorbij te gaan, dan wel van de aanvrager te vergen het vermogen te gelde te maken.

Boot/caravan/motor en auto als tweede vervoermiddel

Een boot en caravan kunnen niet worden gezien als een algemeen gebruikelijke bezitting in natura. Aan de waarde daarvan kan niet worden voorbijgegaan.

Ook kan niet aan de waarde van een motor voorbij worden gegaan wanneer de belanghebbende ook in het bezit is van een auto met een waarde die lager is dan algemeen gebruikelijk. Wanneer de belanghebbende in het bezit is van twee of meer auto’s wordt de auto die hoogste waarde aangemerkt als eerste auto. Tot een waarde van € 5.500,00 zal deze auto niet tot het vermogen worden gerekend. De overige auto’s worden volledig tot het vermogen gerekend.

Niet algemeen gebruikelijke, maar wel noodzakelijke bezittingen

Niet naar aard en waarde algemeen gebruikelijke zaken worden als vermogen aangemerkt, tenzij het gebruik daarvan noodzakelijk is. Te denken valt aan duurdere, aan een handicap aangepaste vervoermiddelen.

Artikel 1 - Begripsbepalingen

Deze beleidsnota verstaat onder:

  • a.

    Aanvrager:

  • De persoon, die voor zichzelf of voor zijn gezin een uitkering op grond van de Wwb, WIJ, Bbz2004, Ioaw/Ioaz vraagt;

  • b.

    Echtgenoot:

  • Als gehuwd of als echtgenoot/partner wordt mede aangemerkt de gehuwde die in gezinsverband leeft met de persoon met wie hij gehuwd is, alsmede de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, zoals bedoeld in de Wet werk en Bijstand (Wwb), de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), en de Wet inkomensvoorziening Jongeren WIJ;

  • c.

    Wet:

  • De Wet werk en bijstand en/of de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en/of de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening Jongeren WIJ;

  • d.

    UWV werkbedrijf:

  • Het UWV werkbedrijf te Stadskanaal (of ook wel werkplein genoemd).

Artikel 2 – Bevoegde instantie

  • 1.

    Een aanvraag om bijstand in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, (ingevolge de Wwb en Ioaw), en een werkleeraanbod op grond van de WIJ, wordt schriftelijk ingediend bij het UWV door middel van een daartoe uitgereikt aanvraagformulier (behoudens de in de wet genoemde uitzonderingen).

  • 2.

    Aanvragen anders dan bedoeld in het eerste lid worden schriftelijk ingediend bij de afdeling samenleving door middel van een daartoe uitgereikt aanvraagformulier.

Artikel 3 – Indiening van de aanvraag

  • 1.

    Het aanvraagformulier wordt door aanvrager zelf volledig ingevuld en ondertekend. Wanneer er een partner is, ondertekent deze het aanvraagformulier eveneens.

  • 2.

    De aanvraag geschiedt door de echtgenoten gezamenlijk, dan wel door een van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 3.

    Indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, wordt de bijstand, of uitkering op grond van de Ioaw/Ioaz en WIJ ambtshalve vastgesteld.

  • 4.

    Op het aanvraagformulier tekent de bevoegde instantie onverwijld de meldingsdatum en de datum van ontvangst aan.

  • 5.

    De bevoegde instantie verstrekt aanvrager een afschrift van het aanvraagformulier of zendt aanvrager onverwijld een bewijs van ontvangst, waarin de datum van ontvangst van de aanvraag is vermeld.

  • 6.

    Aanvrager en diens partner worden in de gelegenheid gesteld de aanvraag mondeling toe te lichten c.q. hun zienswijze over de aanvraag naar voren te brengen.

  • 7.

    Voor het geven van de in lid 6 bedoelde toelichting, alsmede het verstrekken van gegevens benodigd voor het onderzoek als bedoeld in artikel 5, wordt na ontvangst van de aanvraag een afspraak gemaakt met aanvrager en diens partner.

Artikel 4 – Voorlichting

  • 1.

    Onder meer door het verstrekken van de zogenaamde werkmap aan de aanvrager en diens partner bij de indiening van de aanvraag wordt voorlichting verstrekt over het gemeentelijk beleid. Hierin zit een globale inhoudelijke toelichting op de wetgeving en de belangrijkste verplichtingen van de uitkeringsgerechtigden.

  • 2.

    De inhoud van de folder/brochure, zoals vermeld in lid 1, wordt uitgelegd en aanvrager en diens partner tekenen een verklaring voor ontvangst van het informatiemateriaal en kennisneming daarvan.

  • 3.

    Zonodig kan de verklaring, als bedoeld in lid 2, met relevante gegevens, welke van toepassing zijn op de specifieke situatie van aanvrager en diens partner, worden aangevuld. Deze informatie wordt afzonderlijk ondertekend, door zowel klant als diens partner.

  • 4.

    Weigering van de ondertekening van de in de leden 2 en 3 bedoelde verklaring zal worden aangemerkt als een weigering om medewerking te verlenen aan een verplichting als bedoeld in artikel 55 van de Wwb. (De WIJ kent een dergelijke artikel niet).

Artikel 5 - Onderzoek

  • 1.

    De identiteit van aanvrager en diens partner wordt vastgesteld aan de hand van een geldig document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, welke daartoe dient te worden getoond. Van dit document wordt een fotokopie gemaakt, waaruit aard en nummer blijkt.

  • 2.

    Aanvrager en diens partner maken voor de verstrekking van gegevens o.a. gebruik van een inlichtingenformulier, dat bij de aanvraag wordt verstrekt. Indien de aanvraag volgt binnen drie maanden na beëindiging van het recht op bijstand, kan gebruik gemaakt worden van een verkort inlichtingenformulier.

  • 3.

    Indien aanvrager en diens partner reeds een periodieke uitkering ingevolge de Wwb of WIJ ontvangen kan bij het indienen van een aanvraag om bijzondere bijstand worden volstaan met het invullen van een aanvraagformulier.

  • 4.

    Het formulier wordt door aanvrager en diens partner zelf volledig ingevuld en ondertekend.

  • 5.

    Indien van punt wordt afgeweken dient hiervan gemotiveerd mededeling worden gedaan.

  • 6.

    De bewijsstukken zoals vermeld in bijlage I dienen – voor zover van toepassing - mede ter verifiëring van hetgeen op het aanvraag- en inlichtingenformulier is gesteld door aanvrager en diens partner bij het formulier ter inzage te worden verstrekt.

  • 7.

    Aanvrager en diens partner zijn verplicht aan de afdeling samenleving inzage te verstrekken in alle overige bescheiden, die van belang zijn voor de verlening van bijstand of uitkering, ter verificatie van hetgeen op het aanvraag- en het inlichtingenformulier is gesteld en/of mondeling ter toelichting op de aanvraag naar voren is gebracht.

  • 8.

    Aanvrager en diens partner doen op verzoek of uit eigener beweging onverwijld, d.w.z. bij de eerstvolgende Rechtmatigheids onderzoeksformulier (ROF) mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan hem/haar wordt betaald.

  • 9.

    De afdeling samenleving en het UWV winnen inlichtingen in betreffende de verblijfplaats, de burgerlijke staat van de aanvrager en - indien deze in gezinsverband leeft - ook over de samenstelling van diens gezin, door raadpleging van het bevolkingsregister. Er wordt tevens een uitdraai gemaakt met daarop vermeld de persoonsgegevens, adres en woonplaats en eventuele inwonenden.

  • 10.

    Verificatie van de benodigde gegevens heeft plaats bij:

    • a.

      de klant, eventueel door middel van huisbezoek;

    • b.

      de in de artikelen 63 en 64 Wwb, artikel 49 en 50 WIJ, artikel 45 Ioaw/Ioaz genoemde personen, instellingen en instanties;

    • c.

      derden, voorzover er sprake is van informatie (verklaringen en tips), die van daadwerkelijke invloed is op de uitkering/inkomensvoorziening;

    • d.

      de Adviseur Inkomen en Zorg, aan de hand van de waarnemingen van deze functionaris in de contacten met de klant.

    • e.

      Het inlichtingenbureau

    • f.

      SUWI-net

Indien bij verificatie blijkt dat de verstrekte informatie onjuist of onvolledig is, worden aanvrager en diens partner in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn. Tot het verzuim hersteld is, worden in beginsel geen voorschotten verstrekt.

Artikel 6 - Huisbezoek

  • 1.

    Huisbezoek is mogelijk indien daar een redelijke grond voor bestaat. Van een redelijke grond is sprake indien op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid van de door betrokkene over zijn of haar woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen.

  • 2.

    Wanneer er twijfel blijft bestaan ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie en de overige mogelijkheden om deze gegevens op waarheid te verifiëren volledig zijn benut, vindt aangekondigd huisbezoek plaats door de Adviseur Inkomen en Zorg. Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan huisbezoek onaangekondigd plaatsvinden.

  • 3.

    In aangewezen gevallen wordt de Adviseur Inkomen en Zorg bij het huisbezoek vergezeld door een collega of de bijzonder controleur of sociaalrechercheur.

  • 4.

    Bij onduidelijkheid over de woon- of leefsituatie wordt meteen overgegaan tot huisbezoek.

  • 5.

    Bij weigering van huisbezoek wordt niet tot (verdere) bijstandsverlening overgegaan. Hierbij wordt het ”informed consent” gehanteerd, zoals in de uitspraken van de Crvb van 11-4-2007.

  • 6.

    In geval van een huisbezoek als bedoeld in lid 1, legitimeert de Adviseur Inkomen en Zorg zich met een hiertoe door burgemeester en wethouders afgegeven identiteitsbewijs.

Artikel 7 - Het horen van derden

De afdeling Samenleving geeft aan een derde, die bij de aanvraag om bijstand betrokken kan zijn, op zijn verzoek gelegenheid daarover te worden gehoord.

Artikel 8 - Onvolledige informatie

Indien aanvrager of diens partner niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, wordt de aanvraag niet verder in behandeling genomen, tenzij aanvrager van de geboden gelegenheid gebruik maakt de aanvraag binnen de gestelde termijn aan te vullen. Het gestelde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht blijft onverkort van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verklaard.

Artikel 2 – Bevoegde instantie

  • 1.

    Aanvragen voor een uitkering inzake levensonderhoud worden ingediend bij het UWV werkbedrijf te Stadskanaal

  • 2.

    Overige aanvragen worden bij de afdeling ingediend.

In het algemeen geldt dat voor elke aanvraag gebruik wordt gemaakt van een aanvraagformulier. Bijstand of uitkering op grond van de Ioaw/Ioaz kan in het algemeen slechts worden verleend op grond van een schriftelijke aanvraag.

Artikel 3 - Indiening van de aanvraag

  • 1.

    Het aanvraagformulier moet door aanvrager zelf volledig worden ingevuld en moet door aanvrager en diens partner worden ondertekend.

  • 2.

    Aangezien bijstand aan beide echtgenoten gezamenlijk toekomt, moet zeker zijn dat beiden van de aanvraag op de hoogte zijn. Daarom moeten beiden aanvragen. Uiteraard geldt dit ook voor beide personen die een gezamenlijke huishouding voeren, zoals bedoeld in de Wwb en de Ioaw/Ioaz.

  • 3.

    Er kan ambtshalve bijstand of uitkering op grond van de Ioaw/Ioaz worden verstrekt, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, bijv. in spoedgevallen, waarbij de wil van belanghebbende niet kenbaar kan worden gemaakt.

  • 4.

    Omdat bijstand of uitkering op grond van de Ioaw/Ioaz, of de inkomensvoorziening van de WIJ in het algemeen niet met terugwerkende kracht wordt verleend en teneinde geen onduidelijkheid te krijgen over de datum waarop de aanvraag is ingediend, zulks met het oog op de beslistermijn en ingangsdatum, moet de ontvangstdatum-/meldingsdatum op de aanvraag worden aangetekend. Dit vloeit tevens voort uit de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5.

    Dit vloeit voort uit de Algemene wet bestuursrecht en verschaft aanvrager daarmee een bewijs van indiening van de aanvraag.

  • 6.

    Het horen van aanvrager en diens partner is een belangrijk onderdeel van de zorgvuldigheid en belangenafweging tijdens het onderzoek dat i.v.m. de aanvraag wordt ingesteld.

  • 7.

    Dit artikel is opgenomen met het oog op voortgang en beslistermijnen. Om een tijdige beslissing op de aanvraag mogelijk te maken dient de tijd tussen het moment van aanvraag en het horen van aanvrager zo kort mogelijk te zijn.

Artikel 4 - Voorlichting

Folders en brochures kunnen bijdragen aan versterking van de op de (potentiële) klant gerichte voorlichting. Deze voorlichting zal naast een inhoudelijke toelichting op de wetgeving zich tevens richten op de "spelregels", waarmee de klant te maken krijgt en waaraan hij zich heeft te houden.

Uitreiking van dit voorlichtingsmateriaal maakt deel uit van de procedure die doorlopen dient te worden bij de indiening van de aanvraag. Zekerheidshalve zal de klant een verklaring ondertekenen, waarin staat vermeld dat hij het genoemde voorlichtingsmateriaal heeft ontvangen en kennis heeft genomen van de inhoud hiervan. Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de te ondertekenen verklaring worden aangevuld met gegevens die door de aanvrager en/of Adviseur Inkomen en Zorg als relevant worden ervaren.

De ondertekening van de verklaring door de klant wordt als aangemerkt dat weigering hiervan zal worden aangemerkt als een weigering medewerking te verlenen aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 55 van de Wwb.

Artikel 5 – Onderzoek

  • 1.

    Het vaststellen van de identiteit en het in de administratie vastleggen van aard en nummer van het document aan de hand waarvan dat is gebeurd, is een wettelijk voorschrift.

  • 2.

    Bij de verstrekking van gegevens moet in ieder geval gebruik worden gemaakt van een formulier.

  • 3.

    Bij aanvragen om bijzondere bijstand door belanghebbenden die reeds een periodieke uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb) en WIJ ontvangen, wordt afgezien van het invullen van inlichtingenformulieren en het overleggen van de hierbij behorende stukken. In deze situaties kan worden volstaan met het invullen van een aanvraagformulier.

  • 4.

    Het aanvraag en eventuele inlichtingenformulier moet door aanvrager zelf en diens partner volledig worden ingevuld en ondertekend.

  • 5.

    Wanneer er sprake is van omstandigheden, die het noodzakelijk maken dat de Adviseur Inkomen en Zorg gegevens invult, wordt hiervan gemotiveerd mededeling gedaan op genoemde formulieren. Deze verklaring moet eveneens door aanvrager en diens partner worden ondertekend.

  • 6.

    Dit lid heeft betrekking op de bewijsstukken die moeten worden overgelegd ter verificatie van hetgeen op aanvraag- en eventuele inlichtingenformulier is gesteld.

  • 7.

    Voorzover niet opgesomd in het vorige lid, kunnen er nog andere van belang zijnde bewijsstukken zijn die moeten worden overgelegd.

  • 8.

    Hier wordt de informatieplicht van aanvrager en diens partner nog eens naar voren gebracht. Van belang is dat ook uit eigener beweging mededeling dient te worden gedaan van relevante informatie.

  • 9.

    Het betreft hier de verificatie van een aantal door aanvrager vermelde gegevens betreffende de persoonsgegevens en eventuele inwonenden.

  • 10.

    Hier wordt opgesomd waar verificatie van gegeven plaatsvindt.

  • 11.

    Als bij verificatie blijkt dat de verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn, worden aanvrager en diens partner in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. In beginsel worden geen voorschotten verleend zolang het verzuim niet is hersteld. Afhankelijk van de aard van de ontbrekende gegevens kan hiervan in individuele gevallen worden afgeweken.

Artikel 6 - Huisbezoek

Huisbezoek kan een middel zijn om vast te stellen of de verstrekte gegevens juist zijn en kan dan ook zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden, zulks afhankelijk van de omstandigheden. Privacy-overwegingen t.a.v. de klant, alsmede efficiency-overwegingen in de organisatie geven aanleiding huisbezoeken slechts te doen plaatsvinden, wanneer er twijfel blijft aan de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en de overige mogelijkheden om deze gegevens op waarheid te controleren zijn benut. Bij twijfel over de woon- of leefsituatie dient huisbezoek echter meteen plaats te hebben.

Artikel 8 -Inlichtingen van derden en het horen van derden

De inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling met derden vloeit voort uit de wet.

Artikel 9 - Onvolledige informatie

Het bieden van een hersteltermijn bij onvolledige informatie vloeit voort uit de wet. Indien een aanvraag niet wordt aangevuld met de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn, kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Verificatie van gegevens

De afdeling samenleving en het UWV hebben op grond van de Wwb (artikel 53a) de verplichting de voor de aanvraag relevante klantgegevens te controleren.

De controle kan op twee manieren:

  • 1.

    Verzamelen van gegevens op SUWI-net;

  • 2.

    Verificatie van gegevens door controle van documenten en bewijsstukken van de klant;

  • 3.

    Validering door bij externe instanties zekerheid te verkrijgen over de volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen. Dit kunnen ook digitale gegevens zijn.

Uitgangspunt

- De gemeente is op grond van de Wet Eenmalige Uitvraag gegevens (WEU) verantwoordelijk voor het verzamelen van alle reeds beschikbare informatie in de SUWI-keten van de klant ten aanzien van de rechtmatigheid van desbetreffende uitkering;

- De klant is verantwoordelijk voor het leveren van bewijsstukken die de gemeente niet zelf kan krijgen. Hierbij wordt rekening gehouden dan de gegevens die in de SUWI-keten reeds zijn gevraagd niet nogmaals worden gevraagd (wet éénmalige gegevensuitvraag)

- Als de klant de bewijsstukken niet kan leveren, of er getwijfeld wordt over de juistheid, dan zal de afdeling Samenleving zelf externe bronnen raadplegen (validering).

Welke gegevens?

De te verifiëren gegevens corresponderen met de gegevens die op het gebruikte aanvraag en/of eventuele inlichtingenformulier worden gevraagd. Daarnaast kunnen aanvullende gegevens nodig zijn. De gegevens die nodig zijn voor het aanvraagformulier verstrekkingenboekje staan vermeld in het bijbehorende verstrekkingenboekje.

Artikel 10.de schuifregeling

Op grond van artikel 44 eerste lid Wwb gaat het recht op bijstand niet eerder in dan de dag waarop men zich heeft gemeld bij het UWV. In gevallen van verwijzing door- of afwijzende beschikking van een sociale verzekeringsinstelling, ligt de meldingsdatum voor een Wwb uitkering vaak ver na de eerste werkloosheidsdag, cq. de datum waarop de veronderstelde voorliggende voorziening in zou gaan. Daarmee zou de ingangsdatum van de Wwb uitkering onredelijk ver van het moment van laatste inkomsten liggen. Van betrokkene wordt echter wel de nodige voortvarendheid verwacht. In onderstaande “Schuifregeling” is opgenomen hoe in dergelijke gevallen de ingangsdatum van de uitkering te bepalen. Deze regeling kan ook worden toegepast bij de WIJ, Ioaw/Ioaz.

artikel 10.1 definities

In deze regeling wordt aangemerkt als:

  • a.

    kalenderdag: dag, waaronder ook begrepen zon- en feestdagen, als mede dagen waarop UWV werkbedrijf is gesloten;

  • b.

    werkdag: een dag waarop het UWV werkbedrijf te Stadskanaal geopend is;

  • c.

    tijdig: binnen 3 werkdagen na doorverwijzing of afwijzing door de sociale verzekeringsinstelling;

  • d.

    niet tijdig: 3 doch ten hoogste 15 dagen werkdagen, na doorverwijzing, of afwijzing door de sociale verzekeringsinstelling.

Artikel 10.2 Tijdige melding

In geval van tijdige melding bij het UWV werkbedrijf wordt de ingangsdatum van de Wwb uitkering bepaald op de datum melding, of aanvraag, voor de sociale verzekering, dan wel de datum waarop het eerdere inkomen is beëindigd, als deze datum ligt na de meldingsdatum.

Artikel 10.3 Niet tijdige melding

De ingangsdatum Wwb wordt bepaald door:

[datum dat de belanghebbende zich bij de voorliggende voorziening heeft gemeld of de dag dat de voorliggende voorziening van kracht zou zijn] + [het verschil in kalenderdagen tussen (dus zonder) de datum van de verwijzing- / afwijzingsbeschikking van de voorliggende voorziening en (dus inclusief) de datum van de melding bij het UWV-werkbedrijf te Stadskanaal)

Artikel 10.4 Uitsluiting

De schuifregeling is niet van toepassing op:

  • a.

    Wwb aanvragen volgend op de maximale uitkeringsduur van een sociale verzekering;

  • b.

    Wwb meldingen later dan bedoeld in artikel 10.1. sub d.

Toelichting Schuifregeling

Voorbeeld:

Klant heeft zich op 19 april bij het UWV gemeld. Dit zou de ingangsdatum zijn van de voorliggende voorziening.

Klant ontvangt een afwijzingsbeschikking, gedateerd 28 mei.

Op 8 juni meldt hij zich bij het UWV werkbedrijf voor een Wwb aanvraag.

Klant heeft zich niet binnen drie werkdagen na de afwijzende beschikking gemeld bij het UWV werkbedrijf. Hij is met 11 kalenderdagen te laat (van 29 mei tot en met 8 juni).

Deze 11 dagen moeten bij de eerste meldingsdatum bij UWV werkbedrijf of de sociale verzekeringsinstelling opgeteld worden.

Dus vanaf (inclusief) 19 april 11 kalenderdagen. De ingangsdatum wordt 29 april.

Als een aanvrager zich te laat voor een Wwb uitkering meldt, in het geval zijn WW-uitkering is verstreken, dan kan de bijstand pas ingaan per datum melding. Het UWV verzendt namelijk voorafgaand aan de beëindigingsbeschikking (‘max-bericht’) ook een voorlopig max-bericht, zodat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager behoort zich tijdig te melden.

HOOFDSTUK 5 HERONDERZOEKSPLAN

In deze nota vindt u de uitwerking van de bevoegdheid van de gemeente om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens in het kader van toekenning en voortzetting van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, WIJ, IOAW en IOAZ. Het heronderzoeksplan heeft betrekking op uitkeringsgerechtigden, die een periodieke uitkering ontvangen, alsmede ex-klanten, die nog lopende verplichtingen dienen na te komen (debiteuren). Op basis van de vorming van deze doelgroepen is het heronderzoeksplan opgedeeld in twee hoofdstukken:

  • 1.

    heronderzoeken

  • 2.

    debiteuren heronderzoeken

Het beleid van de gemeente is onder meer gericht op de bevordering van een doelmatige en rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet. en het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners van de gemeente met als doel de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid te bevorderen. Het heronderzoek is in eerste instantie dan ook bedoeld om de juistheid en volledigheid van de verkregen gegevens in een voorliggende periode vast te stellen. Hiermee kan de rechtmatigheid van een verstrekte uitkering worden vastgesteld. Daarnaast kan worden vastgesteld of een uitkering dient te worden gecontinueerd of beëindigd.

Ten aanzien van het terugbrengen van het aantal uitkeringen, is het noodzaak om middels heronderzoeken onterecht gebruik van de bijstand tegen te gaan. Het tweede en belangrijke doel van het heronderzoek is om onderzoek te doen naar (niet) gebruik van voorzieningen en in aansluiting daarop de uitkeringsgerechtigden te informeren over de bestaande voorzieningen.

Wet eenmalige gegevensuitvraag (Weu)

De Wet eenmalige gegevensuitvraag regelt dat gegevens van burgers die al eens gevraagd zijn vanaf 1 januari 2008 niet nogmaals aan de burger mogen worden gevraagd (niet naar de bekende weg vragen). Het vragen van gegevens uitkeringsgerechtigden die via het Digitaal Klantdossier (DKD) bij Uwv, gemeenten, LRD (persoonsgegevens) en RDW kunnen worden geraadpleegd moeten dan worden ‘hergebruikt’ en mogen niet opnieuw aan de klant worden gevraagd. Dit vergt een andere manier van werken voor wat betreft de heronderzoeken. De gegevens uit Suwi (DKD) zullen de basis vormen van het onderzoek. De relevante stukken die niet uit Suwi te verkrijgen zijn, kunnen nog bij de klant worden opgevraagd.

Veel gegevens staan op bankafschriften, zodat wij bij aanvragen bijzondere bijstand veelal volstaan met het inleveren van deze afschriften. Dit in het kader van de klantvriendelijkheid. Worden deze gegevens niet vertrouwd dan kan aanvullend onderzoek worden verricht.

1.1.1 - Algemeen

De gemeente Vlagtwedde heeft een zeer actief reïntegratiebeleid waarbij alle klanten een zo intensief mogelijk traject doorlopen gericht op werk dan wel sociale activering. Tijdens het reïntegratietraject kunnen er signalen naar voren komen die aanleiding geven om een heronderzoek c.q. deelonderzoek in te stellen. Het hanteren van vaste heronderzoekstermijnen wordt losgelaten, niet om geen heronderzoeken meer te doen, maar om meer maatwerk te leveren. De Adviseur inkomen en zorg schat zelf in na welke termijn een heronderzoek wenselijk is en laat deze opboeken door de uitkeringsadministratie. Er kan worden gekozen voor een verdere splitsing en verfijning, waarin middels meerdere deelonderzoeken steeds onderdelen van recht- en doelmatigheid worden getoetst.

Nauwgezette controle blijft plaatsvinden van de maandelijks in te leveren rechtmatigheids onderzoeksformulieren (Rof’s) en daar waar nodig zullen signalen (bijvoorbeeld van het inlichtingenbureau) worden opgepakt en doorgegeven naar de betreffende medewerker. Op deze wijze kunnen risico's van eventuele terugvordering e.d., over een periode, worden beperkt.

Voorts zal onderzoek naar specifieke voorwaarden worden uitgevoerd middels deelonderzoeken naar specifieke facetten. Termijn en aard zijn daarbij afhankelijk van de individuele situatie.

Door de intensivering van ons re-integratiebeleid hebben wij de bijstandsgerechtigden veel beter in beeld dan voorheen. Volledige vrijstelling van de arbeidsverplichtingen is niet mogelijk, de bijstandsgerechtigde heeft altijd minimaal de plicht tot sociale activering. Voor mensen die nieuw in de bijstand instromen, kan het wenselijk zijn om een heronderzoek in te plannen bijvoorbeeld 12 maanden na instroom. Dit is echter geen verplichting.

1.2.1 -Deelonderzoeken

Uitgangspunt is dat bij het reguliere heronderzoek een volledig onderzoek plaats vindt naar de rechtmatigheid van de uitkering. Daarnaast blijft het echter mogelijk dat - los van vorenstaande termijnen - naar aanleiding van bijv. Rof-jes; signalen van vermoedelijke fraude, specifieke opgelegde voorwaarden die aan termijnen zijn gebonden, ingeschatte risicofactoren etc, deelonderzoeken plaats hebben. Deze staan echter los van de reguliere heronderzoeken en de termijn hiervan wordt bepaald door de individuele omstandigheden van het de uitkeringsgerechtigde.

1.2.2 - Voorbereidende werkzaamheden

  • -

    Maandelijks wordt middels een selectie op de revisiedatum -door de geautomatiseerde klantenregistatie- een lijst met de voor de desbetreffende maand te verrichten heronderzoeken aangemaakt door de uitkeringsadministratie;

  • -

    De daartoe aangewezen adviseur inkomen en zorg raadpleegt de klantendossiers op bijzonderheden en aandachtspunten (o.a. gestelde voorwaarden), die in het heronderzoek aandacht behoeven;

  • -

    Er wordt een uitdraai gemaakt van uit het bevolkingssysteem met daarop vermeld persoonsgegevens, adres en woonplaats en eventuele inwonenden;

  • -

    Er wordt een heronderzoeksformulier opgesteld met de door de gemeente beschikbare gegevens over de klant en aan de klant ter controle toegestuurd;

  • -

    De desbetreffende klant en diens eventuele partner worden vervolgens schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek in het gemeentehuis of wordt, indien de klant niet naar het gemeentehuis toe kan komen, thuis bezocht. In de uitnodiging wordt vermeld welke bescheiden klant dient mee te nemen/gereed te leggen. Daarnaast kan het heronderzoek ook schriftelijk plaatsvinden. Dit heeft niet de voorkeur, maar in drukke perioden kan het zijn dat er te weinig tijd is voor de heronderzoeken.

1.2.3 - Gegevensverzameling/verificatie

  • 1.

    Het persoonlijke gesprek

    • De klant brengt het heronderzoeksformulier mee;

    • De adviseur inkomen en zorg vraagt de klant of de gegevens correct en volledig zijn;

    • Indien de gegevens volgens de klant niet correct en volledig zijn, vult de klant het formulier aan met de juiste gegevens;

    • De klant ondertekent het formulier, hetgeen ook geldt voor een eventuele partner;

    • Desgevraagd wordt klant door de adviseur inkomen en zorg de helpende hand geboden bij het invullen van het inlichtingenformulier. Hiervan wordt mededeling gedaan op het desbetreffende formulier, onder vermelding van de reden(en). Deze verklaring wordt afzonderlijk ondertekend door klant en de eventuele partner;

    • Er worden – voor zover nog niet in het dossier aanwezig – door adviseur inkomen en zorg fotokopieën gemaakt van gegevens met betrekking tot de identiteit, inkomsten, vermogenssituatie, huur- of kostgangercontract, en zorgverzekering;

    • In het persoonlijk gesprek met de klant wordt door de adviseur inkomen en zorg voorlichting c.q. advies gegeven over flankerende voorzieningen en regelingen;

    • In het persoonlijke gesprek met de klant en de adviseur inkomen en zorg kan, indien van toepassing, ook ingegaan worden op schuldenproblematiek en re-integratieactiviteiten;

    • Indien er twijfel bestaat dan wel blijft bestaan t.a.v. de juistheid en volledigheid van de door klant verstrekte gegevens en de overige mogelijkheden om deze gegevens op waarheid te verifiëren volledig zijn benut, vindt huisbezoek plaats.

  • 2.

    Verificatie van de benodigde en verstrekte gegevens vindt plaats bij:

    • SUWI-net;

    • De klant, eventueel d.m.v. huisbezoek (zie hiervoor);

    • De in de artikelen 63 en 64 WWB, artikel 49 en 50 WIJ, artikel 45 Ioaw/Ioaz genoemde personen, instellingen en instanties;

    • Derden, voorzover er sprake is van informatie (verklaring of tip), die van daadwerkelijke invloed is op de bijstandsuitkering;

    • De collega adviseurs inkomen en zorg aan de hand van de waarnemingen van deze functionarissen in de contacten met de klant;

    • Het IB-systeem van het Inlichtingenbureau;

    • Het kentekenregistratiesysteem.

  • 3.

    Afrondende werkzaamheden van het heronderzoek

    • Middels steekproeven wordt de kwaliteit getoetst;

    • Aan de hand van raadpleging van het dossier worden alle gegevens die een rol hebben gespeeld bij de toekenning van de uitkering weer onderzocht;

    • Het heronderzoek sluit tevens aan bij het vorige (her)onderzoek. De adviseur inkomen en zorg controleert de in de tussenliggende periode verkregen gegevens op juistheid en volledigheid;

    • Onderzocht wordt of de uitkering juist is berekend en uitbetaald (norm, verrekening inkomsten en doorvoeren kortingen/toeslagen/inhoudingen);

    • Onderzocht wordt of en welke verplichtingen (voorwaarden en vorderingen) er zijn en of deze juist worden nagekomen dan wel dat hierin verandering dient te komen.

1.2.4 - Rapportage

De adviseur inkomen en zorg rapporteert volgens een model, waarin verslag wordt gedaan van de bevindingen en adviseert omtrent eventuele continuering van de uitkering, alsmede omtrent eventueel te stellen voorwaarden en/of door te voeren wijzigingen. De adviseur inkomen en zorg maakt tevens een beschikking.

1.2.5 - Toetsing

Doordat het mandaat bij de adviseur inkomen en zorg ligt worden rapportages en beschikkingen met betrekking tot heronderzoeken en deelonderzoeken niet vooraf getoetst door de kwaliteits- (voorheen: juridisch) medewerker. De kwaliteitsmedewerker toetst achteraf steekproefsgewijs de rapportages en beschikkingen en adviseert de adviseurs inkomen en zorg daar waar nodig om de kwaliteit te verbeteren ten einde de rechtmatigheid te waarborgen. De adviseur inkomen en zorg heeft wel de mogelijkheid om de rapportage in overleg vooraf ter toetsing voor te leggen aan de kwaliteitsmedewerker.

1.2.6 – Besluitvorming

Besluitvorming vindt plaats conform het mandaatbesluit, waarbij voor het gros van de besluiten de adviseur inkomen en zorg (voorheen casemanager of bijstandsconsulent) beslissingsbevoegd is. De besluiten worden maandelijks op een besluitenlijst vermeld en ter vaststelling en ondertekening aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd.

1.2.7 - Beschikking

  • -

    Bij elk besluit n.a.v. een heronderzoek wordt een definitieve beschikking gemaakt t.b.v. de klant;

  • -

    Ondertekening van de beschikking is gemandateerd aan de adviseur inkomen en zorg.

1.2.8 - Administratieve verwerking

Een afschrift van de beschikking, het besluit en zonodig andere bijbehorende bescheiden, worden voor administratieve verwerking overgedragen aan de financiële uitkeringsadministratie.

DEBITEUREN HERONDERZOEK

Op grond van de Handhavingsverordening Wwb en WIJ moeten nadere beleidsregels worden vastgesteld betreffende debiteuren heronderzoeken. Debiteurenonderzoeken zijn noodzakelijk om de voortgang van de invordering te kunnen bewaken en eventueel maatregelen te kunnen nemen wanneer de invordering niet goed verloopt.

2.1 Algemeen

In een debiteurenonderzoek wordt onder meer aandacht besteed aan de vastgestelde verplichting, de daarop verrichtte aflossingen en de actualisering van de betalingscapaciteit van de debiteur. De gemeente is vrij om termijnen te bepalen waarbinnen de heronderzoeken plaats kunnen vinden. Hiertoe zijn beleidsregels opgesteld.

2.1.1 Uitgangspunten

  • 1.

    Er wordt geen heronderzoek uitgevoerd indien een schuld aan de gemeente naar verwachting binnen een periode van vijf jaar na de datum van het ontstaan van de vordering zal zijn afgelost, tenzij belanghebbende zijn verplichtingen niet nakomt. Voorwaarde is wel dat het maandelijkse aflossingsbedrag ten minste zo groot is als het bedrag dat voor de aflossing van leenbijstand zou gelden, als genoemd in artikel 7 eerste lid van de Richtlijnen Bijzondere Bijstand.

  • 2.

    Een verzoek aan de daartoe bevoegde rechter om een verhoging van de onderhoudsbijdrage af te dwingen zal pas worden ingediend als uit de voorliggende financiële bescheiden blijkt dat er sprake is van tenminste een verschil van € 45,00 per maand tussen de nieuwe berekening en het aflossingsbedrag c.q. de bijdrage en hierover op basis van vrijwilligheid geen overeenstemming kan worden bereikt.

2.1.2 Criteria

Op grond van onderstaande criteria zal differentiatie plaatsvinden naar de categorieën van vorderingen en van personen:

  • a.

    De aard van de vordering;

  • b.

    Debiteur ontvangt wel of geen periodieke uitkering van de gemeente;

  • c.

    Het naar verwachting binnen 5 jaar aflossen van de vordering;

  • d.

    Het naar verwachting wel of niet veranderen van de draagkracht;

  • e.

    De inningsmogelijkheden.

Ad a.: de aard van de vordering

Hierbij kunnen de volgende vorderingen worden onderscheiden:

a. Terugvorderingen Wwb-sec: vorderingen op de (ex-)klant zelf ontstaan uit de wet zelf.

b. Terugvordering Wwb-besluiten: vorderingen op de (ex-)klant zelf ontstaan uit het Beleidsregels krediethypotheek bijstand gemeente Vlagtwedde of Bijstandsverlening aan zelfstandigen.

c. Verhaal: vorderingen op derden, m.n. onderhoudsplichtigen.

Ad b.: debiteur ontvangt wel of geen periodieke uitkering van de gemeente

Bij terugvordering worden de volgende categorieën onderscheiden:

a. Personen met een lopende periodieke uitkering van deze gemeente.

b. Personen waarvan de uitkering is beëindigd.

ad c.: het naar verwachting binnen 5 jaar aflossen van de vordering

Het algemene uitgangspunt is dat een vordering ineens wordt voldaan, tenzij op grond van wet- en regelgeving of een overeenkomst anders is bepaald. Wanneer betaling ineens niet mogelijk blijkt, kan een betalingsregeling worden getroffen. Als de vordering op grond van de door debiteur voorgestelde regeling naar verwachting binnen 5 jaar na het ontstaan van de vordering wordt voldaan, zal geen financieel onderzoek uitgevoerd worden naar zijn aflossingscapaciteit, mits aan de betalingsverplichting wordt voldaan. Er wordt een heronderzoek uitgevoerd binnen 10 tot 12 maanden na de vermoedelijke einddatum van de vordering.

Duurt aflossing naar verwachting langer dan 5 jaar, dan zal de aflossingscapaciteit worden bepaald aan de hand van een financieel onderzoek. Er wordt in elk geval een heronderzoek uitgevoerd binnen 10 tot 12 maanden na de vermoedelijke einddatum.

Ad d.: het naar verwachting wel of niet veranderen van de draagkracht

De verwachtingen t.a.v. de financiële situatie van de klant bepalen eveneens de heronderzoeksfrequentie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • a.

    Financiële situaties die zich naar verwachting zullen wijzigen;

  • b.

    Financiële situaties die zich naar verwachting niet zullen wijzigen.

Aan de hand van de omstandigheden van de klant zal een conclusie door overwegingen en argumenten dienen te worden onderbouwd.

Ad e.: de inningsmogelijkheden

Als er geen inningsmogelijkheden zijn, omdat bijvoorbeeld het adres of de inkomstenbron van de debiteur onbekend zijn, wordt een heronderzoek uitgevoerd na 10 tot 12 maanden.

2.1.3 Termijnen

Als frequentie voor een debiteurenonderzoek wordt uitgegaan van de volgende termijnen:

  • 1.

    Debiteurenonderzoek als onderdeel van het heronderzoek periodieke uitkering.

  • 2.

    Onderzoekstermijn van 10 tot 13 maanden

  • 3.

    Onderzoekstermijn van 22 tot 25 maanden

  • 4.

    Onderzoekstermijn van 34 tot 37 maanden

  • 5.

    Geen heronderzoek.

2.1.4 Groepskenmerken

In onderstaand schema zijn op basis van vorenstaande uitgangspunten de navolgende categorieën debiteuren onderscheiden. Termijnen en omvang van de categorieën zijn eveneens aangegeven.

TERUGVORDERING ALGEMEEN

Personen met periodieke uitkering

Nee

Geen: in reguliere heronderzoek

Personen zonder periodieke uitkering

-vordering voldaan < 5 jaar

Nee

10 - 13 mnd na einddatum

-vordering voldaan > 5 jaar

naar verwachting wel wijzigingen

Ja

na 10 – 13 mnd

naar verwachting geen wijzigingen

Ja

na 22 – 25 mnd

Geen inningsmogelijkheden

n.v.t.

na 10 – 13 mnd

TERUGVORDERING Wwb- BESLUITEN

Krediethypotheek (Wwb)

Ja/Nee*)

na 10 – 13 mnd

BZ/Bbz

Ja/Nee*)

na 10 – 13 mnd

VERHAAL bij betalingsachterstand

Naar verwachting wel wijzigingen

--

10 - 13 mnd na financieel onderzoek

Naar verwachting geen wijzigingen

--

34 - 37 mnd na financieel onderzoek

*) Bij een krediethypotheek en BZ/Bbz leningen wordt uitsluitend een onderzoek naar de aflossingscapaciteit gedaan daar waar de aflossing door de gemeente te bepalen is. Dus niet als de aflossing wordt bepaald door regelgeving of een overeenkomst.

2.2 Organisatie, werkwijze en hieraan te stellen eisen

2.2.1 Algemeen

De verplichtingen van debiteuren met een periodieke uitkering van deze gemeente worden behandeld bij het periodieke heronderzoek zie paragraaf 1.2.3.

Onderstaande heeft daarom betrekking op overige debiteuren: die geen uitkering meer ontvangen en onderhoudsplichtigen.

2.2.2 Voorbereidende werkzaamheden

Maandelijks wordt middels een selectie op revisiedatum een lijst uitgedraaid met de voor desbetreffende maand te verrichten debiteurenonderzoeken.

De daartoe aangewezen administratief juridisch medewerker raadpleegt de klantendossiers op bijzonderheden en aandachtspunten.

2.2.3 Gegevensverzameling/verificatie

De ex-klant of onderhoudsplichtige ontvangt een inlichtingenformulier, waarbij wordt vermeld welke bescheiden (in afschrift) dienen te worden overgelegd.

De ex-klant of onderhoudsplichtige dient het formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

Indien er twijfel bestaat t.a.v. de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens worden inlichtingen ingewonnen bij de in artikel 64 Wwb genoemde instanties, dan wel de instanties waarvoor de betrokkene een machtiging heeft afgegeven middels ondertekening van het formulier.

2.2.4 Rapportage

Er wordt gerapporteerd of al dan niet een wijziging in de verplichtingen plaats dient te hebben. Tevens wordt beoordeeld of en in hoeverre aan de opgelegde verplichtingen is voldaan en of hierop juist en tijdig is gereageerd door deze gemeente (aanmaningen, verzoekschrift kantonrechter/rechtbank etc.).

Bij onderhoudsplichtigen wordt de bijdrage bepaald aan de hand van de zgn. Trema-normen, middels het kennissysteem MRE-verhaal.

Bij de overige debiteuren wordt het aflossingsbedrag in beginsel bepaald door het bedrag boven de zogenaamde beslagvrije voet, als bedoeld in artikel 475d van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering.

De aflossing van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening ten behoeve van duurzame gebruiksgoederen (zogenaamde leenbijstand) vormt hierop een uitzondering. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de richtlijnen voor bijzondere bijstand.

De rapportage mondt uit in een advies omtrent het al dan niet wijzigen van de termijnbedragen, het treffen van incassomaatregelen of het starten van een verzoekschriftenprocedure of rechtbank (verhaal).

2.2.5 - Toetsing

- De aangewezen juridisch medewerker toetst vorengenoemde rapportage en bijbehorende bescheiden op volledigheid en recht- en doelmatigheid;

- Bij onvolkomenheden of verschil van mening vindt hieromtrent nader overleg plaats met de administratief juridisch medewerker, waarna laatstgenoemde een en ander zonodig herstelt;

- Indien er omtrent de advisering geen consensus mogelijk is, voegt de juridisch medewerker zijn bevindingen toe aan de rapportage en legt deze voor aan de manager afdeling Samenleving voor definitieve standpuntbepaling inzake de advisering aan het college van B. en W.

2.2.6 - Besluitvorming

Besluitvorming is gemandateerd aan de Juridisch medewerker; zulks met inachtneming van de terzake gestelde regels/voorschriften;

De besluiten worden maandelijks op een besluitenlijst vermeld, die ter vaststelling en ondertekening aan het college van burgemeester en wethouders wordt voorgelegd.

2.2.7 - Beschikking/verzoekschriften

Bij besluiten naar aanleiding van een debiteurenonderzoek, wordt (in dien nodig) door de juridisch medewerker een beschikking gemaakt;

De verzoekschriften voor de rechtbank of kantonrechter worden eveneens opgesteld door de juridisch medewerker;

Ondertekening van de beschikking is gemandateerd aan het manager Samenleving, onder overlegging van de bijbehorende bescheiden;

Ondertekening van vorengenoemde verzoekschriften geschiedt door de burgemeester.

2.2.8 - Administratieve verwerking

Besluit en beschikking worden voor administratieve verwerking overgedragen aan de financiële uitkeringsadministratie.

HOOFDSTUK 6 FRAUDEBEHEERSPLAN EN HANDHAVING WWB / WIJ

De Wet Werk en Bijstand (Wwb) en de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) bepaalt dat de gemeenteraad een verordening vaststelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik van de wet. Dit is ook gebeurd.

Fraudebestrijding zorgt voor een belangrijk deel voor het draagvlak van de sociale zekerheid. Handhaving moet derhalve een belangrijke plaats innemen binnen het beleid van de afdeling Samenleving. Fraudebeleid staat niet op zich, maar hangt voor een groot deel samen met andere beleidsterreinen zoals sociale activering, uitstroombeleid en armoedebestrijding.

Bij handhaving gaat het om activiteiten die er zorg voor dragen dat mensen zich spontaan aan de wet- en regelgeving houden. Het gaat erom de spontane nalevingsbereidheid van (potentiële) klanten te bevorderen. Het oogmerk is dat deze uit eigener beweging tijdig de volledige en juiste gegevens verstrekt op basis waarvan de afdeling samenleving het recht op uitkering kan bepalen.

De afdeling Samenleving richt zich om dit doel zo veel mogelijk te realiseren, op de navolgende elementen:

Voorkoming van fraude (preventie):

1. Vroegtijdige voorlichting aan klanten en inwoners

 Hoewel de wet zelf voorschrijft dat iedereen zichzelf van wet- en regelgeving op de hoogte moet stellen, blijkt dat in de praktijk soms heel anders uit te pakken. Klanten zijn lang niet altijd op de hoogte van zowel hun rechten als plichten. Belanghebbenden moeten goed geïnformeerd zijn met betrekking tot de regelgeving van de Wwb en WIJ. Het vroegtijdig informeren van de klant is een belangrijk element. Voorkomen moet worden dat fraude door onwetendheid ontstaat. Mensen kunnen door slecht geïnformeerd te zijn een verkeerd verwachtingspatroon opbouwen. Elke klant moet zoveel en zo vroeg mogelijk geïnformeerd worden over zowel zijn rechten als zijn plichten. Juiste beeldvorming is een noodzakelijke voorwaarde voor spontane nalevingsbereidheid.

2. Optimalisering dienstverlening

De afdeling Samenleving moet zo min mogelijk organisatorische of procedurele drempels opwerpen, zodat betrokkenen de regelgeving en de controlepraktijk die eruit voortvloeien in zijn aard accepteren. Drempels die onnodig irritaties oproepen verkleinen de kans op spontane naleving. Door begrip te kweken voor de gang van zaken en het niveau van dienstverlening wordt de kans op spontane naleving vergroot.

Aanpak van fraude (repressie):

3. Vroegtijdig constateren en afhandelen van overtredingen/fraudesitiuaties.

In geval van overtreding van de regels moet de gevoelsmatige pakkans voldoende hoog zijn. Dit dient plaats te vinden via toepassing van het ‘controle-op-maat’ principe in plaats van de standaardcontrole. Controle op maat houdt in: hoe meer risico, hoe intensiever de benodigde controle. Bij vroegtijdige detectie treedt immers geen, of slechts beperkte schade op. Zo worden klanten ervoor behoed onnodig in een strafrechttraject terecht te komen, doordat de gemeente verzuimde adequaat te controleren. Instrumenten die daarbij gebruikt zijn de elektronische bronnen Suwinet en Inlichtingenbureau, waarmee witte fraude binnen enkele maanden aan het licht komt.

In het verlengde van een administratief vooronderzoek voor bepaalde groepen is inhoudelijke controle, gespreksvoering en huisbezoek nodig om vast te stellen of de gepresenteerde papieren werkelijkheid inderdaad ook de feitelijke is. Ook kan steekproefsgewijs op risicogebieden door alle soorten klanten heen intensieve nacontrole plaatsvinden.

4. Daadwerkelijke sanctionering in geval van geconstateerde fraude.

Een opgelegde en uitgevoerde straf moet proportioneel maar ook voldoende afschrikwekkend zijn. Wie fraudeert, wordt gestraft. Feitelijk moeten de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand terugbetaald worden en wordt de boete ook daadwerkelijk geïnd.

De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) neemt alleen multidisciplinaire onderzoeken in behandeling. Dit houdt bijvoorbeeld in dat van een klant die een uitkering op grond van de Wwb ontvangt vermoed wordt dat hij/zij niet alleen fraude pleegt bij de gemeente maar ook bij een andere uitvoeringsinstantie in de sociale zekerheid.

Doelstelling/verantwoordelijkheid

De gemeente is verantwoordelijk voor een wetsconforme en doelmatige uitvoering. Misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet- en regelgeving dienen hiermee te worden voorkomen en bestreden.

Voorkoming misbruik/oneigenlijk gebruik

Voorlichting vormt een belangrijk middel om de burger te informeren omtrent de rechten en verplichtingen, die gekoppeld zijn aan de indiening van een aanvraag en eventuele toekenning van een sociale uitkering. Deze voorlichting kan worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • a.

    Algemene voorlichting, geïnitieerd door rijksoverheid en gemeente, onder andere via kranten en huis-aan-huis bladen;

    • Ontwikkeling van een algemeen voorlichtingsbeleid biedt de mogelijkheid de afzonderlijke onderdelen, waar de gemeente in de uitvoering van haar beleid aandacht aan besteedt en waar de (potentiële) klant in directe zin mee heeft (krijgt) te maken, onder de aandacht van de burger te brengen. De onderscheidene te publiceren onderwerpen zullen zijn terug te vinden in folder(s) en/of brochure(s).

  •  b.

    Klant-gerichte voorlichting, middels folder(s) en/of informatiebrochure(s);

    • Folders en brochures kunnen bijdragen aan versterking van de op de (potentiële) klant gerichte voorlichting. Deze voorlichting zal naast een inhoudelijke toelichting op de wetgeving zich tevens richten op de 'spelregels', waarmee de klant te maken krijgt en waaraan hij zich heeft te houden.

    • Uitreiking van dit voorlichtingsmateriaal maakt deel uit van de procedure die doorlopen dient te worden bij de indiening van de aanvraag. Zekerheidshalve zal de klant een verklaring ondertekenen waarin staat vermeld dat hij het genoemde voorlichtingsmateriaal heeft ontvangen en kennis heeft genomen van de inhoud hiervan. Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de te ondertekenen verklaring worden aangevuld met gegevens die door de aanvrager en/of Adviseur Inkomen en Zorg als relevant worden ervaren.

    • De ondertekening van de verklaring door de klant wordt als zodanig zwaarwegend aangemerkt dat weigering hiervan zal worden aangemerkt als een weigering om medewerking te verlenen aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 55 van de Wwb.

  •  c.

    Politie-voorlichting, omtrent opsporing van fraude.

Beleidsregel 1

Middels informatiefolder(s) die in de werkmap komen die onze klanten uitgereikt krijgen i.v.m. de intensieve re-integratie worden ze voorgelicht over de verplichtingen die aan de bijstand zijn verbonden.

  • a.

    Er zijn folders en/of brochures opgesteld waarin naast een inhoudelijke toelichting op de wetgeving de spelregels worden vermeld waarmee de klanten te maken krijgen en waaraan zij zich hebben te houden.

  • b.

    Bij de indiening van de aanvraag worden deze folders/brochures overhandigd (in de werkmap).

  • c.

    De klant tekent een verklaring voor de ontvangst van dit informatiemateriaal en kennisneming hiervan. Zonodig kan de verklaring met relevante gegevens worden aangevuld. Deze informatie wordt afzonderlijk ondertekend door de klant.

  • d.

    Weigering van de ondertekening van de verklaring zal worden aangemerkt als een weigering om medewerking te verlenen aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 55 van de Wwb.

Beleidsregel 2

Politie en justitie worden verzocht actief voorlichting te verzorgen terzake van opgemaakte processen-verbaal bij sociale zekerheidsfraude.

Publicaties in de pers over opgespoorde fraude behoort tot het primaat van politie en justitie. Van een actieve voorlichting zal zeker preventie uitgaan. Enerzijds zal dit leiden tot terughoudendheid/voorzichtigheid in de opstelling van (potentiële) fraudeurs, anderzijds zal dit een positief effect hebben op het denken van de burger en de onderlinge sociale controle.

Beleidsregel 3

Elke burger die een uitkering aanvraagt, dient zich te identificeren met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht. Ingeval van een huwelijk of samenwoning geldt dit ook voor de partner tenzij het gaat om een niet rechthebbende partner. Deze identificatieplicht is eveneens van toepassing bij heronderzoeken andere situaties, waar sprake is van een vorm van controle.

Beleidsregel 4

  • a.

    Het aanvraag- en (indien van toepassing) inlichtingenformulier wordt door de aanvrager zelf ondertekend. Wanneer er een partner is ondertekent deze de formulieren eveneens.

  • b.

    Indien er wordt over gegaan tot het gebruik van heronderzoekformulieren die al zijn ingevuld door de Adviseur Inkomen en Zorg, op basis van de bekende gegevens, vult de belanghebbende zelf de ontbrekende gegevens in en ondertekent deze formulieren.

  • c.

    Indien van het gestelde onder a. wordt afgeweken wordt hiervan gemotiveerd mededeling gedaan in een verklaring. Deze verklaring wordt afzonderlijk ondertekend door de klant en partner.

Beleidsregel 5

Verificatie van de voor de uitkering benodigde gegevens vindt plaats bij:

  • a.

    Suwinet;

  • b.

    De in de artikelen 63 en 64 Wwb en artikel 49 en 50 WIJ, artikel 45 Ioaw/Ioaz genoemde personen, instellingen en instanties;

  • c.

    Derden, voorzover er sprake is van informatie (verklaringen en tips), die van daadwerkelijke invloed is op de bijstandsuitkering;

  • d.

    De klant, eventueel door middel van huisbezoek;

  • e.

    De Adviseur Inkomen en Zorg aan de hand van de waarnemingen van deze functionaris in de contacten met de klant.

Beleidsregel 6

Voor het vaststellen van het recht op een uitkering kan het in bepaalde gevallen nodig zijn een huisbezoek af te leggen, namelijk:

  • -

    bij onduidelijkheid over de woon- of de leefsituatie;

  • -

    indien er aanwijzingen zijn dat er arbeid wordt verricht die niet aan de gemeente werd gemeld (dit kan zowel het geval zijn bij het entreeonderzoek als bij het heronderzoek of in geval er externe of interne signalen zijn ontvangen van mogelijk misbruik);

  • -

    in geval van een aanvraag om bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening voor woninginrichting of vervanging van duurzame gebruiksgoederen.

Een huisbezoek vindt plaats wanneer er twijfel blijft bestaan ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de door klant verstrekte gegevens en de overige mogelijkheden om deze gegevens op waarheid te verifiëren volledig zijn benut. In geval van onduidelijkheid over de woon- of leefsituatie wordt meteen overgegaan tot huisbezoek. Een huisbezoek kan zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden.

Beleidsregel 7

Na toekenning van een periodieke uitkering dienen klanten maandelijks een rechtmatigheidsonderzoeksformulier (ROF)in te vullen en in te leveren. Aan de hand hiervan wordt de te verlenen uitkering berekend. ROF’s dienen te voldoen aan de volgende eisen:

  • a.

    Volledige invulling van het ROF, waarbij het openlaten van antwoorden en/of het plaatsen van streepjes niet wordt geaccepteerd;

  • b.

    Juiste vermelding van de datum en ondertekening door de klant en eventuele partner;

  • c.

    Gegevens omtrent inkomen dienen met bewijsstukken te zijn onderbouwd;

  • d.

    ROF’s dienen over elke maand waarover uitkering is toegekend te worden ingeleverd uiterlijk op de 10e van elke direct daarop volgende maand;

  • e.

    Bij het niet tijdig voldoen aan het gestelde in lid d, wordt een termijn van orde geboden;

  • f.

    Bij het niet tijdig voldoen aan het gestelde in lid e, wordt een hersteltermijn geboden;

  • g.

    Het niet tijdig voldoen aan het gestelde in lid f, wordt aangemerkt als een verwijtbare gedraging, op grond waarvan een afstemming of een maatregel kan worden opgelegd conform de verordeningen;

  • h.

    Het niet voldoen aan het gestelde in lid f, wordt eveneens aangemerkt als een verwijtbare gedraging op grond waarvan een afstemming of een maatregel kan worden opgelegd conform de verordeningen.

Indien invulling en/of ondertekening van een ROF door een derde plaats vindt dient dit met redenen omkleed op het formulier vermeld te worden.

Beleidsregel 8

Heronderzoeken met betrekking tot periodieke uitkeringen (ook inkomensvoorzieningen) vinden periodiek plaats aan de hand van een heronderzoeksplan. Met betrekking tot debiteuren vindt eveneens periodiek heronderzoek plaats op grond van het Heronderzoeksplan gemeente Vlagtwedde.

Een heronderzoek kan tevens plaats vinden op grond van wijzigingen in de woon-, leef- inkomens- en vermogensituatie, die bekend worden via (ROF), documenten of anderszins. Het heronderzoek is gericht op vaststelling van de rechtmatigheid van een uitkering en zal aan een aantal voorwaarden dienen te voldoen.

Het heronderzoek voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    De invulling en ondertekening van het heronderzoeksformulier voldoet aan de eisen als gesteld onder beleidsregel 4;

  • b.

    Het heronderzoek sluit aan bij het vorige (her)onderzoek en controleert de in de tussenliggende periode verkregen gegevens (via rechtmatigheidsonderzoeksformulieren en andere informatiebronnen) op juistheid en volledigheid;

  • c.

    Een persoonlijk gesprek met de klant maakt bij voorkeur deel uit van het heronderzoek. Wanneer er sprake is van een partner neemt deze eveneens deel aan het gesprek, behoudens uitzonderingen;

  • d.

    Huisbezoek vindt plaats conform beleidsregel 6;

Bij het verlenen van onvoldoende medewerking, het niet tijdig of onvolledig vertrekken van gegevens of gevorderde bewijsstukken is het gestelde in artikel 54 Wwb, dan wel artikel 17 Ioaw of Ioaz, en artikel 40 WIJ van toepassing.

Sociale recherche

In het algemeen begint de taak van de sociale recherche wanneer er inzet van specifieke onderzoekservaring, bijzondere technieken of bevoegdheden nodig zijn om een onderzoek te kunnen voortzetten.

Het vorenstaande impliceert dat de hoofdverantwoordelijkheid voor een onderzoek bij de Adviseur Inkomen en Zorg berust. Wanneer laatstgenoemde met de hem ten dienste staande middelen geen mogelijkheden meer ziet de vermoedens van fraude zichtbaar te maken, kan worden geadviseerd de zaak over te hevelen naar de sociaal rechercheur. Een aantal spelregels wordt hierbij in acht genomen.

Eens per zes weken vindt overleg plaats tussen de sociaal-rechercheur, de bijzonder controleur en de juridisch medewerker(s) (het BOA-overleg). In dit overleg wordt o.a. bezien welke nieuwe zaken zijn binnen gekomen, bijvoorbeeld door tips van derden. Deze tips moeten nader worden beoordeeld op kwaliteit. De kwaliteit van de berichten bepaalt of deze berichten in behandeling worden genomen, niet de vorm. In alle gevallen moet zeer zorgvuldig worden omgegaan met berichten van derden, zeker als de kwaliteit daarvan door het ontbreken van concrete, verifieerbare feiten, niet op voorhand vaststaat. Voorts wordt in het overleg de voortgang en prioriteit van bestaande zaken besproken, alsmede de taakverdeling.

De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) kan gevraagd worden fraude-onderzoeken af te handelen;

Randvoorwaarden: (verzamelbrief handhaving sociale zekerheid d.d. 10-7-2009):

  • Voor het bieden van ondersteuning door de SIOD aan gemeenten moet het initiatief door de gemeente zelf worden genomen.

  • Uitgangspunt voor het leveren van ondersteuning moet zijn dat de desbetreffende activiteit de effectiviteit van de handhaving verhoogt en naar het oordeel van de gemeenten (of samenwerkingsverbanden van gemeenten) niet op het niveau van de afzonderlijke gemeenten op een efficiënte en adequate manier kan worden ingevuld en via ondersteuning door de SIOD wel.

  • De kosten van de aan de afnemers verleende diensten zullen integraal aan de gemeenten worden toegerekend. Zo zijn de gemeenten genoodzaakt vanuit de eigen verantwoordelijkheid te beoordelen of samenwerking met de SIOD bijdraagt aan de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de handhaving.

Beleidsregel 9.

  • a.

    Er vindt ad hoc overleg plaats tussen Adviseur Inkomen en Zorg en bijzonder controleur over de klanten, in behandeling bij de Adviseur Inkomen en Zorg, waarover vermoedens van fraude bestaan. Dit overleg kenmerkt zich door een consult-functie;

  • b.

    De Adviseur Inkomen en Zorgs doen zelf eerst een onderzoek naar aanleiding van de eerste melding van fraudevermoeden;

  • c.

    Het onderzoek van de Adviseur Inkomen en Zorg bestaat in ieder geval tenminste uit een gesprek de vermoedelijke fraudepleger waarbij de vermoedelijke fraudepleger geconfronteerd wordt met het vermoeden of melding en/of een huisbezoek (al dan niet aangekondigd);

  • d.

    Middels rapportage geeft de Adviseur Inkomen en Zorg aan welke vermoedens van fraude hij koestert en welke stappen door hem zijn ondernomen om dit te achterhalen;

  • e.

    Door hem/haar verkregen bewijsstukken en overige relevante gegevens, zoals mondelinge en schriftelijke tips worden bij de rapportage gevoegd;

  • f.

    De data waarop over de onderhavige klant met de bijzonder controleur in consulterende zin is gesproken wordt in de rapportage vermeld;

  • g.

    Na akkoordbevinding in de BOA-overleg wordt de klant opgenomen in het onderzoeksbestand van de sociale recherche;

  • h.

    Er vindt periodiek overleg plaats tussen de sociaal-rechercheur en de juridisch medewerker, waarin wordt bezien welke nieuwe zaken binnen zijn gekomen, hoe de voortgang en prioriteit is van bestaande zaken, alsmede de taakverdeling (het BOA-overleg).

Beleidsregel 11

Het rapport van een beeindigingsonderzoek voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    De verkregen gegevens tussen het voorlaatste (her)onderzoeksrapport en de datum van beëindiging worden op juistheid en volledigheid gecontroleerd;

  • b.

    De reden van beëindiging van de uitkering en de juistheid van de opgegeven datum worden geverifieerd. De beëindigingsdatum wordt (zoveel mogelijk) door een bewijsstuk onderbouwd;

  • c.

    Er wordt gerapporteerd over de eventuele vordering van belanghebbende bij de afdeling Samenleving de ter zake te nemen maatregelen;

  • d.

    Het recht op uitkering van belanghebbende wordt - met inachtneming van de gegevens genoemd onder a en b - eventueel opnieuw vastgesteld indien deze gegevens tijdig beschikbaar zijn.

Beleidsregel 12

Met betrekking tot fraude en het opmaken van proces-verbaal worden de richtlijnen van het Openbaar Ministerie worden ter zake gevolgd.

HOOFDSTUK 7 REGELING KREDIETHYPOTHEEK BIJSTAND

In artikel 50 Wwb is geregeld dat ook een belanghebbende die eigenaar is van de door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning recht heeft op bijstand. Er is voorts bepaald dat de bijstand in de vorm van de geldlening wordt verstrekt wanneer:

  • -

    het vermogen gebonden in de woning meer bedraagt dan € 46.100,00 (1-1-2009) én

  • -

    de hoogte van de algemene bijstand over de periode van een jaar naar verwachting meer zal gaan bedragen dan het wettelijke minimummaandloon.

Ter zekerheidstelling van de geldlening is het wenselijk deze lening te verstrekken in de vorm van een hypotheek. Daartoe zijn de bepalingen in de Wwb echter onvoldoende en is specifiek gemeentelijk beleid noodzakelijk. Regels daaromtrent zijn in opgenomen in onderstaande Regeling Krediethypotheek Bijstand.

Artikel 1 Kader en definities

Deze regeling is een nadere invulling van de artikelen 50 tweede lid en 48 derde lid van de Wet werk en bijstand (Wwb) en verstaat onder:

  • a.

    Belanghebbende: de bijstandsgerechtigde woningbezitter als bedoeld in artikel 50 eerste lid, of de jongere met een inkomensvoorziening p grond van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ)

  • b.

    College: het college van Burgemeester en Wethouders van Vlagtwedde;

  • c.

    Woning: de door belanghebbende en eventuele gezin zelf bewoonde eigen woning, woonboot of woonwagen;

  • d.

    Waarde van de woning: waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering;

  • e.

    Geldlening: lening als bedoeld in artikel 50 tweede lid;

  • f.

    Krediethypotheek: geldlening onder verband van hypotheek;

  • g.

    Inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 32 Wwb;

  • h.

    Relevante norm: de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm en toeslag c.q. verlaging als bedoeld in § 3.3 en § 3.4 Wwb en/of de bedragen van de inkomensvoorziening als bedoeld in hoofdstuk 4 van de wet WIJ

Artikel 2 Taxatie

  • 1.

    Ter vaststelling van de waarde van de woning vindt taxatie plaats door een erkend taxateur voor onroerende zaken die door het college in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen, of door een gemeentelijk taxateur.

  • 2.

    De kosten verbonden aan taxatie, vestiging van de hypotheek, alsmede bijkomende kosten, komen ten laste van belanghebbende. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als algemene bijstand, (of inkomensvoorziening vanuit de wet WIJ), tenzij aan de belanghebbende uitsluitend bijzondere bijstand wordt verleend.

  • 3.

    Indien bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening wordt daartoe mede gerekend de eventuele bijstand in de kosten genoemd in het tweede lid.

  • 4.

    Indien uit de taxatie van de woning blijkt dat er geen krediethypotheek hoeft te worden gevestigd, kan voor de taxatiekosten bijzondere bijstand worden verleend.

Artikel 3 Lening

  • 1.

    De geldlening bedraagt ten hoogste de waarde van de woning, verminderd met de daarop rustende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid sub d Wwb.

  • 2.

    Ter zekerstelling van rente- en aflossingsverplichtingen ten aanzien van de geldlening, wordt op de woning een hypotheek gevestigd ten gunste van het college tot het bedrag bedoeld in het eerste lid;

  • 3.

    In de hypotheekakte worden de gebruikelijke bedingen opgenomen, alsmede de voorwaarden verbonden aan deze regeling, doch in elk geval de voorwaarden genoemd in de artikelen 4 en 5.

Artikel 4 Aflossing

  • 1.

    Aflossing van de geldlening vindt in beginsel plaats gedurende tien jaar.

  • 2.

    De aflossing in maandelijkse termijnen vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandverlening (of de inkomensvoorziening)

  • 3.

    De maandelijkse aflossingsverplichting wordt telkens voor een periode van een jaar vastgesteld.

  • 4.

    Over het inkomen dat de relevante norm niet te boven gaat wordt geen aflossing gevergd. Tevens wordt geen aflossing gevergd indien belanghebbende een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (Wik) ontvangt.

  • 5.

    Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven stelt het college, zo nodig tussentijds, aflossingsverplichting lager, dan wel hoger vast.

  • 6.

    Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 7.

    Indien belanghebbende schuldig nalatig is in het voldoen van de aflossingsverplichting, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 5 Rente

  • 1.

    Indien door toepassing van artikel 4 vierde tot en met zesde lid na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2.

    De rente, bedoeld in het eerste lid, bedraagt de wettelijke rente, verminderd met drie procent.

  • 3.

    Indien het door het college vast gestelde bedrag op grond van artikel 4 derde lid onvoldoende is om zowel rente als aflossing te dekken, gaat de betaling van de rente voor de aflossing. Dit is ook van toepassing indien betrokkene niet volledig aan de betalingsverplichting voldoet.

  • 4.

    Indien belanghebbende, naar het oordeel van het college, geen rente kan betalen, wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 5.

    Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

  • 6.

    Indien belanghebbende schuldig nalatig is in het voldoen van de verschuldigde rente, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 6 Verkoop van de woning

  • 1.

    Bij verkoop, of vererving van de woning aan een ander dan de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 5 bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2.

    Bij verkoop van de woning kan het college besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening onder verband van hypotheek tot ten hoogste het bedrag bedoeld in het eerste lid, voor de aankoop van een andere woning, indien er sprake is van:

    • a.

      bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende

    • b.

      werkaanvaarding elders door belanghebbende.

  • 3.

    Het tweede lid is slechts van toepassing indien belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 4.

    Indien de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije oplevering lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

  • 5.

    Kwijtschelding als bedoeld in het vierde lid vindt niet plaats indien waardevermindering van de woning naar het oordeel van het college het gevolg is van opzettelijk of nalatig handelen van belanghebbende zelf.

Artikel 7 Herhaalde bijstandsverlening

Indien na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van krediethypotheek wederom recht op bijstand ontstaat, wordt deze bijstand verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek indien:

  • -

    De bijstandverlening aanvangt binnen twee jaar na beëindiging van het eerdere recht én

  • -

    De destijds voor de bepaling van het recht op bijstand gebruikte taxatie van de woning niet ouder is dan vijf jaar.

Voor de duidelijkheid, dit geldt ook voor bijzondere bijstand.

Artikel 8 Hertaxatie

  • 1.

    Indien de bijstandverlening (en/of inkomensvoorziening vanuit de wet WIJ) om niet wordt verleend, wordt de woning van de belanghebbende elke vijf jaar opnieuw getaxeerd, gerekend vanaf de datum van de taxatie.

  • 2.

    Indien bijstandsverlening (en/of inkomensvoorziening vanuit de wet WIJ) plaatsvindt in de vorm van een krediethypotheek vindt hertaxatie van de woning plaats vijf jaar nadat de hypotheek is volgelopen.

  • 3.

    Lid 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de WOZ waarde binnen de termijn van 5 jaar met meer dan 10% is gestegen. In dat geval kan de gemeente eerder een hertaxatie uitvoeren ten einde de krediethypotheek te verhogen.

  • 4.

    Ten aanzien van de taxatiekosten is artikel 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Jaaropgave

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

HOOFDSTUK 8 BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WWB EN WIJ

1. Algemeen

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    Het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    Het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.

  • c.

    Het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit op grond van artikel 40 van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ)

  • d.

    Het terugvorderen van ten onrechte verleende inkomensvoorziening zoals neergelegd in de artikelen 54 tot en met 56 van de WIJ

2. Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:

  • a.

    Het terug te vorderen bedrag lager is dan € 150,00 en de terugvordering niet het gevolg niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht (artikel 17 lid 1 Wwb of artikel 44 WIJ);

  • b.

    Hiertoe een zeer dringende redenen aanwezig zijn;

3. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening indien:

  • a.

    Redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • b.

    Redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in beleidsregel 4 bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

  • c.

    De vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

4. Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 3 wordt afgezien indien:

a. De terugvordering van bijstand (en/of inkomensvoorziening) het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

b. De vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

5. Inwerkingtreding besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 3 treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

6. Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    Niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen;

  • b.

    De belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    Onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

7. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

  • a.

    Gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en tenminste 75% van de oorspronkelijke vordering is voldaan;

  • b.

    Heeft voldaan aan de betalingsverplichting van vijf jaar maar nog geen 75% van de oorspronkelijke vordering heeft voldaan en naar oordeel van het college Burgemeester en wethouders sprake is van bijzondere individuele omstandigheden;

  • c.

    Gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode doch minimaal 75% van de oorspronkelijke vordering, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • d.

    Gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten omdat de belanghebbende gedurende vijf jaar onvindbaar is gebleken;

  • e.

    Gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en als gevolg van een preferent beslag en het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan;

  • f.

    Gedurende vijf jaar aantoonbaar geen inkomen heeft genoten.

8. Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in beleidsregel nummer 7 genoemde termijn is drie jaar indien:

  • a.

    De terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB en artikel 44 WIJ

  • b.

    Het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan en

  • c.

    Tenminste 75% van de oorspronkelijke vordering is voldaan;

9. Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 7 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

10. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • a.

    Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnelijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting;

  • b.

    Burgemeester en wethouders verrichten periodiek onderzoek naar de hoogte van het inkomen conform de beleidsregels van het Heronderzoeksplan. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

11. Verrekening en beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:

  • a.

    Verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

  • b.

    Een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

12. Rente en kosten

Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in beleidsregel 16 dan wordt de vordering verhoogd met rente en kosten.

  • a.

    Rente wordt berekend indien aan het einde van het boekjaar een achterstand in de betalingen is van tenminste € 150,00;

  • b.

    De rente is gelijk aan de bij Algemene Maatregel van Bestuur vastgestelde wettelijke rente;

  • c.

    De gemeente kan in bijzondere situaties de rente maximeren;

  • d.

    De kosten bedragen bij een vordering:

  • 1.

    Tot € 3000,00 15% van de hoofdsom met een minimum van € 25,00;

  • 1.

    Vanaf € 3000,00 tot € 6000,00 10% van de hoofdsom;

  • 2.

    Vanaf € 6.000,00 tot € 15.000,00 8% van de hoofdsom;

  • 3.

    Vanaf € 15.000,00 tot € 60.000,00 5% van de hoofdsom;

  • 4.

    Vanaf € 60.000,00 3% van de hoofdsom.

13. Volgorde van aflossen

Aflossing vindt bij voorrang plaats op de rente en invorderingskosten.

14. Nadere invulling van beleid

Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels verder uitwerken in een beleidsnotitie inzake terugvordering en invordering van ten onrechte verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.

TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING Wwb en WIJ

1. Algemeen

In de Wet Werk en Bijstand, en de WIJ is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Dit houdt in dat het wettelijke kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingpraktijk. Met onderhavige Beleidsregels Terugvordering Wwb en WIJ wordt een “wettelijke” basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingbeleid van de gemeente te kunnen continueren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.

De WWB en WIJ zijn een minimum bestaansvoorziening, welke aanvullend is op de eigen bestaansmiddelen. Gelet op de gewijzigde financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de uitkering alleen terecht komt bij die burgers die hieraan de meeste behoefte hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de WWB. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra re-integratietrajecten ten behoeve van werkzoekenden. Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarden mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand niet terug te vorderen.

Met beleidsregel 1 geven burgemeester en wethouders aan dat zij gebruik maken van in de WWB opgenomen bevoegdheid om tot herziening of intrekking van de bijstand (en/of inkomensvoorziening) en terugvordering van ten onrechte verleende bijstand (en/of inkomensvoorziening) over te gaan.

2. Afzien van het terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 6 en verder.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Burgemeester en wethouders zijn vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag. Het grensbedrag is vastgesteld € 150,00. Ten onrechte verleende uitkering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht wordt ten allen tijde van de belanghebbende teruggevorderd. Het niet terugvorderen van ten onrechte verleende uitkering in deze gevallen zou kleinschalig en eventueel herhalend kleinschalig frauderen in de hand kunnen werken. Bovendien is uit het oogpunt van hoogwaardige handhaving niet gewenst kleinschalige fraude te belonen door geen invorderingsmaatregelen te nemen.

Verder kunnen er in de individuele situatie zeer dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende, en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Tevens zal in dat geval aannemelijk moeten zijn dat de belanghebbende niet kon weten dat hij ten onrechte bijstand (en/of inkomensvoorziening) ontving.

In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijk besluit reeds worden afgezien wegens en dringende reden. In dat geval is ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.

3 tot en met 6. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden.

In deze beleidsregel is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid met ingang van 1 januari 2004 te continueren. Een dergelijke bepaling komt in de nieuwe WWB niet meer voor.

7 tot en met 9. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het (gedeeltelijk) kwijtschelden van vorderingen. De inhoud van deze beleidsregel is hoofdzakelijk gebaseerd op de bepalingen uit de voormalige Algemene bijstandswet.

10. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

In de beleidsregels wordt meerdere gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaalde dat elk aflossingsbedrag, of dit nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling, of op basis van het terugvorderingbesluit éénzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een betalingsverplichting.

Burgemeester en wethouders verrichten regelmatig onderzoek naar de hoogte van het inkomen. In het heronderzoeksplan zijn de termijnen opgenomen.

11. Verrekening en beslaglegging

Artikel 60 Wwb is aangepast aan de 4e tranche Awb, wat het mogelijk maakt de vordering middels dwangbevel in te vorderen. Dit is eveneens het geval in artikel 56 WIJ.

Verrekening van de bijstand kan op grond van artikel 60, lid 3 en artikel 56 lid 3 WIJ.

Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.

12. Rente en kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder

genoemde vormen van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke. Deze kosten worden in beginsel vastgesteld op een percentage van de hoofdsom.

14. Het college heeft ten allen tijde de mogelijkheid nadere beleidsregels op en vast te stellen.

HOOFDSTUK 9 BELEIDSREGELS VERHAAL WET WERK EN BIJSTAND

Verhaal van bijstand

  • 1.

    Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand dan wel de kosten van de inkomensvoorziening van de wet WIJ:

  • a.

    Tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    Tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    Tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • d.

    Op degene aan wie de persoon die bijstand (en/of inkomensvoorziening) ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voorzover bij het besluit op de bijstandsaanvraag (en/of inkomensvoorziening) met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening (en/of inkomensvoorziening)redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien

  • e.

    Op de nalatenschap van de persoon indien: - 1° aan die persoon ten onrechte bijstand (en/of inkomensvoorziening) is verleend indien sprake is van een situatie als beschreven in de beleidsregels terugvordering 4 onder a en e en voorzover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden; - 2° bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

Behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel e, ten tweede, worden kosten van bijstand (en/of inkomensvoorziening) die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

Beperking

2 Buiten de gevallen aangegeven in beleidsregel 1 vindt geen verhaal plaats.

Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een verhaalsbesluit

3. Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een verhaalsbesluit indien:

  • a.

    Het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 45,00 per maand;

  • b.

    Daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand (en/of inkomensvoorziening) ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Kwijtschelding

4. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van beleidsregel 1 kunnen burgemeester en wethouders, opverzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zienvan verhaal van kosten van bijstand (en/of inkomensvoorziening) voorzover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

  • a.

    Redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • b.

    Redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

  • c.

    De vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand (en/of inkomensvoorziening) ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

5. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in beleidsregel 4 onder b. tot stand is gekomen.

6. Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    Niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in de beleidsregel 4 genoemde voorwaarden a, b en c;

  • b.

    De belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    Onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

7. Beoordeling onderhoudsplicht

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in beleidsregel 1 onder A, B en C en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

Verhalen van rechtelijke uitspraak betreffende levensonderhoud

8. Verhaal op grond van rechterlijke uitspraak

  • a.

    Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak.

  • b.

    Het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen.

  • c.

    Indien aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven vordert de gemeente het verschuldigde met uitsluiting van degene die de bijstand (en/of inkomensvoorziening) ontvangt.

  • d.

    Het besluit tot verhaal levert een executoriale titel op, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer gelegd.

Wijziging door rechter vastgestelde bedrag levensonderhoud

9. Wijziging door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage

De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

  • a.

    Deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

  • b.

    Geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Het verhaalsbesluit

10 Het verhaalsbesluit

Een besluit tot verhaal op grond van beleidsregel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Verhaal in rechte

11. Verhaal in rechte
  • a.

    Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en wethouders tot verhaal in rechte.

  • b.

    Burgemeester en wethouders zien af van verhaal in rechte indien het te verhalen bedrag een bedrag van € 540,00 niet te boven gaat.

Heronderzoek

12 Onderzoek naar draagkracht

  • a.

    Tenminste één keer per 24 maanden verrichten burgemeester en wethouders een onderzoek.

  • b.

    Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting indien de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € 45,00 per maand of blijkt te zijn verminderd dan met een bedrag van € 10,00 per maand.

Invordering

13. Vereenvoudigd derdenbeslag

Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de op verzoek van de gemeente vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke

Rechtsvordering. Indien de belanghebbende in het buitenland woont, en weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de vaststelling van de draagkracht wordt eveneens executoriaal beslag gelegd. In het buitenland geld de beslagvrijevoet niet. Om ervoor te zorgdragen dat de persoon wel met het inkomen in zijn/haar levensonderhoud kan blijven voorzien leggen B&W beslag op het inkomen, maar niet tot 90% van de beslagvrijevoet zoals in Nederland, maar tot 80%.

Overige bepalingen

14. Nadere invulling van beleid

Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie inzake verhaal van verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.

TOELICHTING BELEIDSREGELS VERHAAL WWB/WIJ

Algemeen

Het betreft hier beleidsregels om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de Wet werk en bijstand en de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) genoemde mogelijkheid kosten van bijstand (en/of inkomensvoorziening) te verhalen.

1. Verhaal van bijstand (en/of inkomensvoorziening)

Onder A en B worden de verhaalsmogelijk heden op de (ex)echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kinderen.

Gelet op de in de praktijk nauwelijks of niet voorkomende situatie is ervoor gekozen om verhaal van kosten bijstand op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt niet uit te voeren.

2. Beperking

Hierbij wordt benadrukt dat de bijstand (en/of inkomensvoorziening) uitsluitend wordt verhaal in de in beleidsregel 1 vastgelegde gevallen.

3. Afzien van een verhaalsbesluit

Op grond van een eerdere circulaire (Uitvoeringsaspecten van de nieuwe verhaalswetgeving, SZW 30 september 1992) kan een kruimelbedrag worden gehanteerd. Aanleiding kan bestaan de in die circulaire genoemde bedragen, gegeven de bevoegdheid verhaal toe te passen, opnieuw en logisch te normeren. Verwezen wordt ook naar de voorbeeldbedragen genoemd in beleidsregels 11 en 12.

7. Beoordeling onderhoudsplicht

Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten Trema-normen. Dit zijn de normen die door de rechtbank worden gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie die voorzien in zowel een zgn. netto- als een bruto berekening. Voor zover het gemeentelijk beleid voorziet in een niet in de volle omvang uitvoeren van die tremanormen (bijv. enkel de netto berekening of bijv. de vaststelling van een forfaitair verhaalsbedrag ten behoeve van kinderen) kan dat in de toelichting worden opgenomen.

12. Onderzoek naar draagkracht

Het hier genoemde voorbeeldbedrag kan worden herleid uit de onder de toelichting bij beleidsregel 3 genoemde bedrag van € 45,00 per maand. Op grond van praktische redenen wordt voorgesteld een beperkter bedrag op te nemen bij verlaging van de draagkracht.

BIJLAGE 1 VERZUIMPROTOCOL WWB/WIJ GEMEENTE VLAGTWEDDE

Wat dient u te doen als u door ziekte niet aan uw traject of werk kunt deelnemen

Ziekmelding

Bij ziekte meldt u zich (telefonisch) om 8.30 uur en uiterlijk vóór 9.00 uur, of als u gedurende de dag ziek wordt, direct ziek bij:

• degene bij wie u zich in het kader van uw re_integratietraject activiteiten uitvoert én

• uw werkcoach

Van u wordt verwacht dat u zich zelf ziek meldt, tenzij de situatie zo ernstig is dat u echt niet in staat bent om zelf te bellen.

Bij de ziekmelding geeft u bovendien de volgende informatie aan de werkcoach:

  • de beperkingen die u heeft bij het verrichten van de trajectactiviteiten;

  • de mogelijkheden die u ziet voor een aangepast of ander traject;

  • de vermoedelijke duur van het ziekteverzuim;

  • het verblijf- of verpleegadres, als dat anders is dan uw huisadres.

U bent niet verplicht om de werkcoach informatie te geven over aard en ernst van de ziekte.

De werkcoach meldt u direct aan bij de Arbo-dienst. De Arbo-dienst kan u bellen, bezoeken en/of oproepen voor spreekuur om u te begeleiden gedurende de ziekteverzuimperiode. U bent verplicht om hier medewerking aan te verlenen.

Bereikbaarheid

Gedurende de periode van uw ziekteverzuim moet u van 9.00 uur tot 17.00 uur thuis aanwezig zijn en (waar mogelijk) telefonisch bereikbaar zijn. In deze periode kan – veelal onaangekondigd – contact met u worden gezocht door de werkcoach en/of medewerkers van de Arbo-dienst (bedrijfsarts, verzuimconsulent, administratief ondersteunend personeel). Dit contact kan bestaan uit een telefoongesprek maar ook uit een bezoek aan uw huis- of verpleegadres. Indien het verpleegadres afwijkt van uw huisadres dient u dit van te voren door te geven aan uw werkcoach.

Spreekuur bedrijfsarts

Uiterlijk drie weken na uw ziekmelding wordt u uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts. U bent verplicht gehoor te geven aan deze oproep. Bent u verhinderd, dan laat u dit uiterlijk 48 uur voor de afspraak weten aan de werkcoach. Ook vertelt u waarom u niet kunt komen. Als u later afzegt dan 48 uur voor de afspraak, dan kan de gemeente de kosten van de bedrijfsarts aan u doorberekenen.

De bedrijfsarts beoordeelt uw arbeids(on)geschiktheid en geeft een advies over uw mogelijkheden om op een verantwoorde wijze weer aan uw traject deel te nemen.

Voor de beoordeling van uw arbeids(on)geschiktheid is het van belang dat de bedrijfsarts beschikt over zoveel mogelijk (medisch relevante) informatie. Van u wordt dan ook verwacht dat u medisch onderzoek toestaat en dat u toestemming verleent voor het inwinnen van medische informatie bij uw behandelaars. Al deze informatie valt onder het medisch geheim. Dat betekent dat de bedrijfsarts deze informatie niet aan de werkgever of aan de werkcoach doorgeeft.

Second opinion

Als u het niet eens bent met de medische beoordeling of de werkhervattingadviezen van de bedrijfsarts, dan kunt u een zogeheten ‘second opinion’ aanvragen bij uw werkcoach, die voor u een afspraak zal maken bij een onafhankelijke deskundige. Het oordeel van deze deskundige weegt weliswaar zwaar bij de belangenafweging in een eventuele bezwaarprocedure, maar is niet bindend.

Raadpleeg uw (huis)arts

Bij ziekte moet u binnen een redelijke termijn naar uw (huis)arts gaan (uiterlijk na 1 week ziekte) en zijn voorschriften opvolgen. Uw (huis)arts behandelt u en begeleidt u bij uw ziekte en klachten, maar beoordeelt niet uw arbeids(on)geschiktheid en geeft u geen adviezen over de hervatting van uw traject.

Belemmer uw genezing niet

Vermijd elk gedrag dat uw genezing denbelemmert, dan wel een (medische) behandeling of begeleiding onnodig verlengt. Van u wordt verwacht dat u medewerking verleent aan iedere begeleiding die gericht is op een zo spoedig mogelijke werkhervatting.

Vakantie

Tijdens uw ziekteverzuimperiode kunt u op vakantie gaan als:

• het uw genezing niet belemmert en;

• het een (medische) behandeling of begeleiding niet onnodig verlengt;

• u toestemming krijgt van de werkcoach.

Zo nodig wordt de bedrijfsarts om een medisch oordeel gevraagd.

Veranderingen doorgeven

U dient alle informatie door te geven wat van invloed kan zijn op de arbeids(on)geschiktheids-beoordeling. In ieder geval brengt u de werkcoach op de hoogte als:

• uw gezondheidstoestand verandert en/of;

• u wordt opgenomen in of ontslagen uit een inrichting voor verpleging of verzorging en/of;

• u weer beter bent.

Betermelden

U dient zich op de dag dat u weer beter bent te melden bij ;

• degene bij wie u in het kader van uw re-integratietraject activiteiten uitvoert;

• uw werkcoach.

Wanneer u op het spreekuur bent geweest bij de bedrijfsarts en hij geeft aan dat er geen medische belemmeringen zijn om uw traject te hervatten, dient u dit door te geven aan uw werkcoach. Verder dient u dan direct uw traject te hervatten.

BIJLAGE 2 HUISREGELS WWB/WIJ GEMEENTE VLAGTWEDDE

  • -

    Wanneer u niet aanwezig kan zijn bij de training, om wat voor reden dan ook, dient u ruim van te voren aan te geven bij de gemeente. Bij ziekte dient u zich in elk geval af te melden vóór 09.00 uur en conform het verzuimprotocol.

  • -

    U hebt recht op vakantie- c.q. verlofdagen, per maand bouwt u 2 dagen verlof op bij een veertigurige werkweek (24 verlofdagen per jaar). Voor het opnemen van deze dagen dient u dit ruim van te voren schriftelijke aan te vragen bij de gemeente.

  • -

    Het nuttigen van ontbijt, tussendoortjes c.q. lunch dient u niet achter het bureau te doen.

  • -

    Geen drinken bij de apparaten neerzetten of op uw bureau, behalve afsluitbare drinkflessen.

  • -

    Wees rustig en denkt aan de andere deelnemers. Bellen met uw mobiel uitsluitend in de wachtruimte.

  • -

    In de oefenruimte mag niet gerookt worden, dit gebeurt uitsluitend buiten voor de in- of uitgang van de afdeling sociale zaken. Rookpauzes worden in overleg met de casemanager bepaald.

  • -

    Breng gebruikte materialen terug, op de plaats waar ze thuis horen.

  • -

    Houd de ruimte schoon, het is voor u en anderen prettig!

Computer- en internetgebruik

  • -

    De computer is ervoor om u te ondersteunen bij het verkrijgen van werk. Gebruik de computer daarom voor het doel waarvoor deze is bestemd.

  • -

    Het is niet toegestaan op de pc’s andere dan de door de gemeente beschikbaar gestelde software te gebruiken. Indien noodzakelijk, dient u dit te overleggen met de gemeente.

  • -

    Het is niet toegestaan om pornosites, datingsites of chatsites te bezoeken. Gebruik van Internet voor andere doeleinden dan sollicitaties of testen worden niet toegestaan.

  • -

    Bij gebruik van een zoekmachine mogen alleen normale woorden

  • -

    (zoektermen) worden gebruikt. Woorden die te maken hebben met grof

  • -

    woordgebruik, racisme, discriminatie, seks of geweld mogen niet worden gebruikt.

  • -

    Alle sites die worden bezocht worden geregistreerd.

  • -

    Het downloaden van bestanden is alleen toegestaan met toestemming van de gemeente.

  • -

    Printen is alleen toegestaan met toestemming van de gemeente.

  • -

    Het veranderen van instellingen of screensavers is alleen toegestaan met toestemming van de gemeente.

  • -

    De trainer c.q. casemanager treedt op als vertegenwoordiger van de gemeente.

BELANGRIJK: het niet aan de benoemde huisregels houden kan consequenties hebben voor de uitkering.