Organisatie | Haarlemmerliede en Spaarnwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
De historie bij "Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen” is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.
Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-02-2011 | 01-07-2015 | bijlage II, onder c | 25-01-2011 Maak kennis met Haarlemmerliede en Spaarnwoude, 09-02-2011 | BOB 11/001 | |
01-01-2007 | 10-02-2011 | nieuwe regeling | 28-11-2006 Witte Weekblad, 05-12-2006 en Haarlems Weekblad, 06-12-2006 | MBZ 06/037 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt een groot aantal vaste begrippen gebruikt. Een uitleg hiervan is opgenomen in bijlage II.
Het college kan met eigenaren van woonruimte overeenkomsten (als bedoeld in artikel 4 van de wet) sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. Zij nemen hierbij hoofdstuk 1, 2 en 3 van deze verordening in acht. Daar waar er in het Convenant opgenomen in bijlage III van deze verordening afspraken zijn gemaakt over een onderwerp, treden deze in de plaats van de desbetreffende bepalingen in hoofdstuk 1, 2 en 3 van de verordening.
De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden voor de inwerkingtreding en ondertekening ter kennis gebracht aan de raadscommissie die het college adviseert over de volkshuisvesting. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de regio Zuid-Kennemerland en andere belanghebbenden.
Artikel 4 Procedure voor het aanvragen van een vergunning
De aanvraag voor een huisvestingsvergunning, een vergunning voor onttrekken, samenvoegen, splitsen of omzetten van woonruimte of een urgentieverklaring worden schriftelijk ingediend bij het college. Behandeling hiervan volgt als:
Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen onder de huurprijsgrens en koopprijsgrens voor zover er hierna of in het convenant opgenomen in bijlage III niet van wordt afgeweken.
Artikel 7 Voorwaarden voor verlening huisvestingsvergunning
In afwijking van lid 2b wordt een principe-huisvestingsvergunning afgegeven als de eigenaar niet bereid is de woonruimte te verhuren en de aanvraag is gedaan met het oog op het bepaalde in de artikelen 267 lid 6, 268 lid 3 of 270 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de aanvrager voldoet aan het gestelde in lid 1 en lid 2a.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een huisvestingsvergunning dient de aanvrager of dienen de aanvragers meerderjarig te zijn volgens de bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 10 Verhouding inkomen-huurprijs
Voor woonruimte van eigenaren met wie geen convenant is afgesloten, en waarvan de huurprijs ligt beneden de huurprijsgrens zoals opgenomen in bijlage I, artikel 1, lid 2 van deze verordening, wordt bij voorrang vergunning verstrekt aan een huishouden dat volgens de in bijlage I, artikel 1 lid 2 opgenomen tabel passend is.
In afwijking van het bovenstaande is onzelfstandige woonruimte ook passend voor de alleenstaande woningzoekende die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten of in het bezit is gesteld van een vergunning tot verblijf als bedoeld in die wet, als zij in verband hiermee woonruimte nodig hebben.
Artikel 12. Selectie van kandidaten voor een woonwagenstandplaats
Als er meerdere kandidaten zijn binnen dezelfde prioriteitscategorie zoals bepaald in lid 2 of als er op grond van lid 1 meerdere kandidaten zijn voor één standplaats, dan geldt binnen deze categorie dat kandidaten met een huisvestingsvergunning voor een standplaats voorrang krijgen boven de onzelfstandig wonende kinderen. Vervolgens gaan kandidaten met de langste zoekduur voor.
Artikel 13 Vruchteloze aanbieding
De eigenaar moet de woonruimte binnen de in het vorige lid genoemde termijn tenminste zes maal door middel van een advertentie, geplaatst in één of meer regionaal verschijnende bladen, te huur of te koop hebben aangeboden. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
De in lid 1 genoemde termijn begint op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.
Hoofdstuk 3 Urgentieverklaring
Als een woningzoekende die voldoet aan artikel 9, lid 2 van de wet en artikel 8 van deze verordening, en ingezetene is van de regio Zuid-Kennemerland, dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan het college in de in de artikelen 15 en16 omschreven gevallen op schriftelijk verzoek een urgentieverklaring verlenen.
Een verklaring is geldig in alle regiogemeenten. Met de urgentieverklaring kan met voorrang gereageerd worden op alle woningen die voldoen aan het zoekprofiel dat is opgenomen in de verklaring. Uitgangspunt van het zoekprofiel is dat er met de verklaring geen sprong voor- of achteruit in de wooncarrière wordt gemaakt.
De eerste 13 weken kan men zelf reageren op het woningaanbod. De overige 13 weken kan, indien nodig, gericht worden gezocht door Woonservice. Ook tijdens deze tweede periode kan men zelf reageren op het aanbod. De verklaring vervalt als passende woonruimte is gevonden, of in de tweede periode is aangeboden.
Als een urgentverklaarde binnen de termijn geen gebruik heeft gemaakt van de verklaring, terwijl er naar het oordeel van het college in deze termijn passende huisvesting beschikbaar is gekomen, hetzij via reageren op aanbod, hetzij door een passend aanbod van Woonservice, wordt, op grond van dezelfde feiten of omstandigheden die hebben geleid tot de urgentieverklaring, niet opnieuw een verklaring afgegeven.
Het college kan met instanties die werkzaam zijn op sociaal, maatschappelijk of medisch terrein, afspraken maken over af te geven urgentieverklaringen voor cliënten van deze instellingen die wegens bijzondere omstandigheden een verklaring nodig hebben, maar aan de reguliere voorwaarden hiervoor niet voldoen.
Artikel 15 Sociale en medische urgentieverklaring
De in artikel 14 eerste lid bedoelde urgentie kan worden verleend indien er sprake is van een medische of een psychosociale klacht in relatie met de huidige woning, waaruit een dringende noodzaak tot (her)huisvesting op korte termijn voortvloeit. Deze noodzaak is alleen aanwezig als er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie.
Artikel 16 Overige urgentieverklaringen
Een verklaring kan worden verleend als:
woonruimte in het kader van een stadsvernieuwings- of herstructureringsproject op korte termijn moet worden verlaten. Daarbij geldt als voorwaarde dat er recht is op huurbescherming (op basis van het Burgerlijk Wetboek) ten opzichte van de eigenaar, niet zijnde de bewoner op het moment dat de woning moet worden verlaten;
Hoofdstuk 4 Leegstand en wijziging woningvoorraad
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle zelfstandige en onzelfstandige woonruimten, ongeacht de koopprijs of huurprijs.
Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kan het college aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 19, lid 1 aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door het college aangegeven woningzoekende doen.
Binnen twee weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen, zendt het college een voordracht van ten hoogste drie woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan.
Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door het college schriftelijk in kennis gesteld.
Binnen twee weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende te benaderen en het college schriftelijk te berichten of met de voorgedragen woningzoekende een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Als de eigenaar de voorgedragen woningzoekende weigert, dient hij de reden daarvan aan het college te melden.
Het college stelt de voorgedragen woningzoekende hiervan in kennis en geeft daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal zijn. Als de voorgedragen woningzoekende de woonruimte weigert, dient hij de reden daarvan schriftelijk aan het college te melden.
Als de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3 heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende naar het oordeel van het college zonder gegronde redenen weigert, kan het college overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.
Artikel 20 Vergunning voor onttrekken, samenvoegen en omzetten
Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning woonruimte binnen de gemeentegrenzen:
geheel of gedeeltelijk aan de woonbestemming te onttrekken. Onder onttrekken wordt verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder gedeeltelijk onttrekken wordt verstaan een zodanige onttrekking van woonruimte, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;
Artikel 21 Criteria voor de vergunningverlening
Indien het college heeft vastgesteld dat het belang van aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad, maar dat het belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kunnen zij de gevraagde vergunning verlenen indien de vergunningaanvrager voldoende compensatie als bedoeld in artikel 22, lid 4 of lid 5 biedt en overigens aan de door het college gestelde voorwaarden en voorschriften voldoet.
Een aanvraag voor een gedeeltelijke onttrekking wordt getoetst aan de verhouding tussen de grootte van de woonruimte en de omvang van het huishouden.
Als bij deze vergunning de voorwaarde van tijdelijkheid en zelfbewoning conform artikel 22, lid 2 wordt opgelegd, wordt geen financiële compensatie verlangd. Hiermee wordt het tijdelijke karakter van de onttrekkingsvergunning benadrukt.
In afwijking van het hiervoor gestelde onder a en b voor wat betreft de grootte van de samengevoegde woning mag het aantal m2 binnenwerkse kernoppervlakte (BKO) in de samengevoegde woning maximaal 210 m2 bedragen indien het huishouden, waarvoor de samenvoeging wordt aangevraagd, bestaat uit meer dan 6 personen.
Artikel 22 Voorwaarden bij de vergunningverlening
Ter compensatie van het verlies aan woonruimte kan een financiële voorwaarde aan de vergunning worden verbonden indien het verlies aan woonruimte voldoende kan worden gecompenseerd door het opleggen van een financiële compensatie.
Hierbij gelden de volgende tarieven voor een definitieve vergunning:
Hierbij gelden de volgende tarieven per jaar voor een tijdelijke vergunning:
De bijdrage wordt berekend naar het aantal vierkante meters vloeroppervlakte van de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte, inclusief de daarbij behorende gangen, keuken, toilet en beschoten zolder. De tarieven worden jaarlijks aangepast met het CBS-prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
Hoofdstuk 5 Splitsing in appartementsrechten
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte, ongeacht de huur- of koopprijs.
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, zoals aangewezen in artikel 24, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, als één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 26 Gronden voor weigering van splitsingsvergunning
Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:
voor het gebied, waarin het gebouw is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing of Leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, of een ontwerp voor een zodanig plan, zodanige verordening of een herziening daarvan in procedure is;
Artikel 27 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Als het college de beslissing aanhoudt, vermeldt zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing hersteld moeten worden en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Als de in het besluit vermelde gebreken binnen de aangegeven termijn zijn hersteld, wordt vergunning verleend.
In aanvulling op artikel 25 kan het college een splitsingsvergunning intrekken als niet binnen 1 jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot inschrijving in de openbare registers van de acte van splitsing in appartementsrechten of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten.
Hoofdstuk 6 Verdere bepalingen
Het college kan één of meer artikelen uit de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het in gebruik nemen of geven van woonruimte of het wijzigen van de woonruimtevoorraad leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3, 20 en 25 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 30 van deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Zij zal zich daarbij uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 33 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de regiogemeenten en de in de gemeente werkzame corporaties en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Artikel 34 Toepassing regelgeving na sluiten overeenkomsten
Als toepassing wordt gegeven aan artikel 2, zijn de criteria voor werving en selectie van kandidaten voor vrijkomende woningen ook van toepassing op zelfstandige woonruimte, die in het bezit is van een corporatie welke de overeenkomst niet heeft ondertekend, of welke deze eenzijdig opzegt.
Het college kan, na kennisgeving aan de betreffende raadscommissie afwijken van deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting, mits niet in strijd met de wet.
Aanvragen en verzoeken die getoetst worden aan bepalingen in de Huisvestingsverordening die zijn ingediend voor het van kracht worden van deze verordening worden getoetst aan de regels gesteld in de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 1999, wanneer de toepassing voor de aanvrager gunstiger is.
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 2006 nr. BOB 06/037, gepubliceerd in het Witte Weekblad d.d. 5 december 2006 en het Haarlems Weekblad d.d. 6 december 2006.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 november 2006.
Bijlage I behorende bij de huisvestingsverordening
Artikel 1 Verhouding huur-inkomen
Op grond van artikel 10 lid 2 van de Huisvestingsverordening wordt voor woonruimte van eigenaren, waarmee geen Convenant is afgesloten waarin andere grenzen zijn afgesproken, de huurgrens waar beneden de verhouding inkomen/huur wordt getoetst bij de Huisvestingsvergunning, gesteld op het bedrag dat is genoemd als maximale huurgrens voor de huurtoeslag. Vergunning wordt slechts verleend aan een huishouden indien de verhouding inkomen/huur conform de volgende tabel passend is. Let wel artikel 36 van de Huisvestingsverordening bevat de criteria voor de passendheidstoets bij de aanvraag huurtoeslag.
Bijlage II begripsomschrijvingen
Deze toelichting maakt onderdeel uit van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007.
Binnen de overeenkomsten met eigenaren van woningen die gesloten worden door het college heeft het Convenant Woonruimteverdeling 2007 een aparte status. Om maatwerk te kunnen leveren en volkshuisvestelijke doelen te kunnen verwezenlijken wordt aan de corporaties een aantal ruimte geboden om weloverwogen af te wijken van de strikte toepassing van de Huisvestingsverordening. Deze ruimte is vastgelegd in het Convenant Woonruimteverdeling 2007. Alleen voor de artikelen van de Huisvestingsverordening waarvan in het Convenant Woonruimteverdeling 2007 staat beschreven dat er voor de corporaties andere regels gelden, komen de artikelen van het Convenant in de plaats van de artikelen in de Huisvestingsverordening.
In ieder geval gelijk gesteld aan Economische binding is diegene die een dagstudie volgt aan een instituut voor dagstudie in de regio Zuid-Kennemerland en meerderjarig is.
BIJLAGE I behorende bij de Huisvestingsverordening
Artikel 1 Verhouding huur-inkomen
Op grond van artikel 10 lid 2 van de Huisvestingsverordening wordt voor woonruimte van eigenaren, waarmee geen Convenant is afgesloten waarin andere grenzen zijn afgesproken, de huurgrens waar beneden de verhouding inkomen/huur wordt getoetst bij de Huisvestingsvergunning, gesteld op het bedrag dat is genoemd als maximale huurgrens voor de huurtoeslag. Vergunning wordt slechts verleend aan een huishouden indien de verhouding inkomen/huur conform de volgende tabel passend is. Let wel artikel 36 van de Huisvestingsverordening bevat de criteria voor de passendheidstoets bij de aanvraag huurtoeslag.