Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hellevoetsluis

Algemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHellevoetsluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2010
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpregels omtrent de aanvraag en procedure van subsidieverstrekking

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet en Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201011-07-2019Onbekend.

03-06-2010

Groot Hellevoet, 15-06-2011

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2010.

Nummer: 03-06-10/8

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

 

gehoord de commissie van zorg, welzijn en onderwijs van 20 mei 2010 en de commissie algemene zaken en middelen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 mei 2010,

nummer: 03-06-10/8;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op artikel 4,23 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

 

  • 1.

    vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2010;

  • 2.

    deze verordening met terugwerkende kracht in werking te laten treden op 1 april 2010 en hiermee de vigerende ‘Algemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2007’ te vervangen;

  • 3.

    aanvragen om een subsidie, die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening te doen laten afhandelen met inachtneming van deze verordening;

  • 4.

    de verordening te laten aanhalen als de ‘Algemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2010’.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN DEEL

Afdeling 1 algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Activiteit : de activiteit die door de subsidieaanvrager zal worden uitgevoerd en door het college kan worden gesubsidieerd.

  • 2.

    Activiteitenplan : een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 Awb.

  • 3.

    Beleidsregels :

    Voluit : "Beleidsregels Subsidiëring Activiteiten Hellevoetsluis 2010", nadere regels die het college vaststelt waarin bijzonderheden rond subsidiëring per beleidsterrein worden geformuleerd.

  • 4.

    Beleidsterrein : een door de gemeenteraad als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten.

  • 5.

    Bestemmings

    reserve : bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst uitgaven, die zijn verbonden aan beoogde specifieke doelen te kunnen bekostigen, waarbij vaststaat dat toekomstige middelen daarvoor tekortschieten.

  • 6.

    Budgetsubsidie : per boekjaar verstrekte subsidie aan rechtspersonen waarover prestatie-afspraken worden gemaakt en waarvoor tevens een uitvoeringsovereenkomst (ook wel budgetsubsidie-overeenkomst genaamd) wordt opgesteld;

  • 7.

    College : het college van burgemeester en wethouders der gemeente Hellevoetsluis;

  • 8.

    Egalisatiereserve : een algemene reserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb, bedoeld om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatie)kosten op te kunnen vangen.

  • 9.

    Evenementen

    subsidie : een subsidie bestemt om een kortlopende activiteit van eenmalige aard uit te voeren;

  • 10.

    Instelling : een organisatie die zich ten doel stelt activiteiten te verrichten ten behoeve van de bevolking van Hellevoetsluis;

  • 11.

    Investerings

    subsidie : een subsidie als bijdrage in investeringen in roerende en onroerende zaken te rekenen tot de materiële activa;

  • 12.

    Prestaties : het geheel van afspraken over concrete prestaties en producten die een instelling toezegt te realiseren met behulp van een budgetsubsidie of een projectsubsidie.

  • 13.

    Projectsubsidie : een subsidie als tegemoetkoming in de kosten van het realiseren van een activiteit die door de gemeente wordt geduid als een project. De subsidie kan voor ten hoogste vijf jaar worden verstrekt. De projectmatige activiteiten worden nader vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst;

  • 14.

    Rechtspersoon : een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de bevolking van de gemeente Hellevoetsluis (c.q. de regio) ten doel stelt.

  • 15.

    Signalering

    rapportage : tussentijdse rapportage waarin de stand van zaken van de prestaties en/of activiteiten wordt opgenomen en waarin relevante ontwikkelingen worden aangegeven.

  • 16.

    Subsidiebeleid : de door het college en gemeenteraad meerjaarlijks vastgestelde beleidslijnen bij de toekenning van subsidies per beleidsterrein;

  • 17

    Subsidie programma : het per boekjaar door het college vastgestelde overzicht aan te subsidiëren activiteiten;

  • 18.

    Uitvoeringovereenkomst : de overeenkomst in de zin van artikel 4:36 Awb ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening. De uitvoeringsovereenkomst (ook wel budgetsubsidie-overeenkomst genoemd) is een bijlage bij de beschikking en vormt een onderdeel van de beschikking. In een uitvoeringsovereenkomst wordt in ieder geval vastgesteld:

    • 1.

      de termijn waarop de subsidieverlening van toepassing is.

    • 2.

      de beoogde prestaties.

    • 3.

      de doelgroep(en) met betrekking tot de te ontwikkelen activiteiten en de te verrichten prestaties.

  • 19.

    Voorziening : een voorziening als bedoeld in artikel 374 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zijnde vermogensbestanddelen voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en/of berekenbaar zijn. Een voorziening wordt beschouwd als vreemd vermogen.

  • 20.

    Waardering

    subsidie : een subsidie die wordt verstrekt zonder dat er een directe relatie bestaat tussen de kosten van de activiteiten en de hoogte van de subsidie.

  • 21.

    Wet : de Algemene wet bestuursrecht. Bij de artikelsgewijze toelichting in deze verordening en voor zover noodzakelijk volgen de meest relevante wetsartikelen uit de Awb;

  • 22.

    Rekenkamer

    commissie : Rekenkamercommissie gemeente Hellevoetsluis.

Artikel 1:2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen aan en subsidiebesluiten van het college, tenzij op die activiteiten een bijzondere regeling van toepassing is.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verleend voor zover de gemeenteraad de benodigde gelden bij de vaststelling van de begroting heeft toegekend.

  • 3.

    In de nadere Beleidsregels, die door het college worden vastgesteld, wordt bepaald voor welke specifieke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, welke grondslagen daarbij worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie en welke specifieke voorschriften of beleidsinvalshoeken daarbij van toepassing zijn.

  • 4.

    Indien het college een Europese, rijks- of provinciale regeling of een regeling van een ander bestuursorgaan uitvoert, is deze verordening van toepassing voor zover dit niet in strijd is met de betreffende regeling.

  • 5.

    Artikel 4:24 Awb is van toepassing voor het subsidiebeleid met uitzondering van de daarin opgenomen waarderingssubsidies.

Artikel 1:3 Subsidies

  • 1.

    Als soorten van subsidie worden onderscheiden: een waarderingssubsidie, projectsubsidie, een evenementensubsidie, een investeringssubsidie en een budgetsubsidie.

  • 2.

    Voor de betekenis van de verschillende subsidiesoorten wordt verwezen naar Artikel 1:1 van deze verordening, waarin de begripsbepaling wordt geformuleerd. De Beleidsregels specificeren de aard en de bijzondere criteria van de verschillende subsidiesoorten.

Artikel 1:4 Het subsidieplafond

De gemeenteraad stelt per beleidsterrein een subsidieplafond vast. De gemeenteraad neemt een dergelijk besluit tijdens de jaarlijkse begrotingsbehandeling.

Verdeling van het beschikbare bedrag vindt plaats volgens de navolgende rangorde:

  • 1.

    de datum van ontvangst van volledig indiende aanvragen;

  • 2.

    aanvragen die het meeste overeenstemmen met het doel waarvoor de subsidie wordt verleend.

Afdeling 2 De subsidieverlening

Artikel 2:1 De aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening wordt in ieder geval een activiteitenplan met bijbehorende begroting overlegd, ingericht overeenkomstig artikel 4:62 Awb en de door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 3.

    Een subsidieaanvrager moet in beginsel een rechtspersoon zonder winstoogmerk zijn met een volledige rechtsbevoegdheid. In bijzondere gevallen kan in afwijking van het bepaalde subsidie worden verleend aan natuurlijke personen, een groep van natuurlijke personen, dan wel aan rechtspersonen in oprichting. In die gevallen is de verordening voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing

  • 4.

    Bij een eerste aanvraag tot subsidieverlening overlegt de aanvrager die een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, tevens:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      een afschrift van het huishoudelijk reglement;

    • c.

      een opgave van de samenstelling van het bestuur;

    • d.

      een zo recent mogelijk, gewaarmerkt verslag van de financiële positie (bestaande uit de laatst vastgestelde verlies- en winstrekening en de balans).

  • 5.

    De aanvrager maakt bij het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier en handelt daarbij naar door het college vastgestelde richtlijnen. Het college kan modellen en richtlijnen vaststellen voor de aanvraag alsmede voor de in te dienen bescheiden.

  • 6.

    Aanvragen om subsidieverlening van waarderingssubsidies en budgetsubsidies moeten voor 1 april in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn ingediend, tenzij het college anders bepaalt.

  • 7.

    Nieuw aanvragen van rechtspersonen die nog niet eerder subsidie van de gemeente Hellevoetsluis ontvingen en aanvragen voor een project of evenement dienen tenminste 12 weken voor de start van de activiteiten bij het college te zijn ingediend.

  • 8.

    Indien de aanvraag tot subsidieverlening niet voldoet aan de vereisten van de Awb en deze verordening wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na de verzenddatum van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

  • 9.

    Het college is bevoegd aanvragen om subsidie buiten behandeling te laten indien aan lid 5, lid 6, lid 7 en lid 8 niet is voldaan.

Artikel 2:2 Beslistermijn

  • 1.

    Tenzij in de volgende afdelingen van deze verordening anders is bepaald, beslist het college op de aanvraag tot subsidieverlening binnen acht weken nadat de gemeenteraad de begroting heeft vastgesteld.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

Artikel 2:3 Budget en projectsubsidies

  • 1.

    De beschikking tot het verlenen van budget- en projectsubsidies gaat in alle gevallen gepaard met een uitvoeringsovereenkomst (ook wel budgetsubsidie-overeenkomst genoemd).

  • 2.

    Het college kan een projectsubsidie voor een periode van ten hoogste vijf aaneengesloten jaren verlenen.

  • 3.

    Een projectsubsidie voor meer dan één jaar wordt slechts verleend met toepassing van het begrotingsvoorbehoud.

Artikel 2:4 Voorschotten

  • 1.

    Subsidies tot € 10.000,-- ontvangen een beschikking voor 100% van het subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot van een subsidie bedraagt in de regel 80% van het verleende subsidiebedrag, te betalen in nader aan te geven termijnen. De resterende 20% van het verleende subsidiebedrag worden pas bij vaststelling van het definitief subsidie betaalbaar gesteld.

  • 3.

    In de beschikking tot subsidieverlening wordt een voorbehoud gemaakt dat een terugvorderingbesluit als bedoeld in artikel 4.57 van de Awb kan worden genomen.

Afdeling 3 De subsidieverplichtingen

Artikel 3:1 Algemene verplichtingen

  • 1.

    Het college kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen als bedoeld in de artikelen 4:37, 4:38 en 4:70 Awb.

  • 2.

    Het college kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen als bedoeld in art 4:39 Awb.

Artikel 3:2 Toestemming voor bepaalde handelingen

  • 1.

    Artikel 4:71 Awb is van algemene toepassing.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften aan de toestemming verbinden.

Artikel 3:3 Informatieplicht

  • 1.

    Een subsidieontvanger bericht het college onmiddellijk over feiten en ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2.

    Een subsidieontvanger brengt het beëindigen en/of gedeeltelijk beëindigen en/of het wijzigen van de aard en omvang van zijn activiteiten onmiddellijk schriftelijk ter kennis van het college.

  • 3.

    Een subsidieontvanger die een rechtspersoon is, bericht het college terstond over:

    • a.

      wijziging van het huishoudelijk reglement onder toezending van een afschrift van het nieuwe reglement;

    • b.

      wijziging in de bestuurssamenstelling;

    • c.

      besluiten en/of procedures die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel de ontbinding van de rechtspersoon.

Artikel 3:4 Verzekeringsplicht

Een ontvanger van een budgetsubsidie is verplicht:

  • a.

    Een verzekering af te sluiten en in stand te houden tegen wettelijke aansprakelijkheid voor een bedrag van € 2.500.000,-- per gebeurtenis;

  • b.

    Zijn roerende en onroerende zaken tegen vervangingswaarde te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade door brand en eventuele andere door het college aan te geven risico's.

Artikel 3:5 Administratie

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren.

  • 2.

    Artikel 4:69 is van toepassing op alle subsidieontvangers.

  • 3.

    Het college kan terzake nadere regels stellen.

Artikel 3:6 Nadere verplichtingen

  • 1.

    Het college kan nadere regels stellen inzake:

    • a.

      de toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten.

    • b.

      het betrekken van deelnemers en gebruikers bij het voorbereiden en uitvoeren van het beleid van de subsidieaanvrager.

    • c.

      het gebruik van gemeentelijke dan wel gesubsidieerde accommodaties.

  • 2.

    Het college kan in aanvulling op de verplichtingen, genoemd in afdeling 4.2.4. Awb, aan de subsidieontvanger die verplichtingen opleggen die zij nodig oordeelt.

Artikel 3:7 Onderzoek

  • 1.

    Het college kan bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat het jaarlijkse accountantsonderzoek in het kader van het financiële verslag tevens een onderzoek tot de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen en prestaties inhoudt.

  • 2.

    Het college geeft bij de beschikking tot subsidieverlening een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole.

Artikel 3:8 Controle

Het college kan ambtenaren aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast.

Op 15 december 2005 heeft de raad de Verordening op de Rekenkamercommissie gemeente Hellevoetsluis vastgesteld. In deze verordening is geregeld dat de Rekenkamercommissie tevens onderzoek mag doen bij een subsidieontvangende instelling.

Een subsidieontvangende instelling werkt mee aan door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de subsidies.

Afdeling 4 Weigeringgronden

Artikel 4:1 Weigeringgronden

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:35 Awb genoemde Weigeringgronden voorts worden geweigerd indien:

    • a.

      de activiteiten niet zijn gericht op het door het college erkende belang;

    • b.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente Hellevoetsluis;

    • c.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

    • g.

      de aanvrager naar het oordeel van het college in strijd met het bepaalde in artikel 3:6 van deze verordening heeft gehandeld of naar verwachting zal handelen.

    • h.

      de Europese, rijks- en/of provinciale financiële middelen die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van de uitvoering van het beleid verwacht mochten worden niet daadwerkelijk worden verkregen.

    • i.

      de subsidieaanvrager bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden, bij de subsidieaanvrager conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan, aan de subsidieaanvrager surséance van betaling is verleend dan wel het faillissement over de subsidieaanvrager is uitgesproken.

Afdeling 5 De subsidievaststelling.

Artikel 5:1 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient binnen 3 maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag voor subsidievaststelling in, tenzij:

    • a.

      de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

    • b.

      dit in de uitvoeringsovereenkomst anders is geregeld;

    • c.

      er sprake is van enkele subsidievaststelling.

  • 2.

    De subsidieaanvrager maakt bij het indienen van een aanvraag tot subsidievaststelling gebruik van het door het college vastgestelde subsidieaanvraagformulier en/of handelt daarbij in overeenstemming met de door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt in ieder geval een activiteitenverslag en een financieel verslag overgelegd, die zijn ingericht overeenkomstig artikel 4:80 Awb.

  • 4.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie tot een subsidiebedrag van € 50.000,-- wordt een goedkeurende verklaring van de kascommissie, een verklaring door het bestuur en/of een verslag van een Algemene Ledenvergadering, waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester overgelegd.

  • 5.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag dan wel de som van meerdere door de gemeente Hellevoetsluis verstrekte subsidies € 50.000,-- of hoger bedraagt, wordt een accountantsverslag en een accountantsverklaring overlegd, zoals nader bepaald in Artikel 7:3 lid 2 van deze verordening.

  • 6.

    Bij aanvragen tot subsidieverlening en bij verzoeken tot subsidievaststelling waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente Hellevoetsluis verstrekte subsidies € 1.000,-- of meer bedraagt, dient de aanvrager in aanvulling op het krachtens artikel 4.61 Awb over te leggen activiteitenplan en begroting in ieder geval ook te overleggen:

    • a.

      indien nodig, een plan, waarin wordt aangegeven welke voorzieningen de instelling meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wensen te vormen;

    • b.

      een schriftelijk verzoek aan het college tot goedkeuring van dit plan of een schriftelijke bewijs waaruit eerdere goedkeuring van dit plan blijkt;

    • c.

      de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

    • d.

      een opgave van de met de instelling gelieerde rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekking met die gelieerde rechtspersonen. Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

      • -

        rechtspersonen waaraan in het verleden een bedrag om niet ter beschikking is gesteld, waarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen.

      • -

        rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de instelling kunnen toevloeien.

      • -

        rechtspersonen waarbij statutair bepaald is dat deze mede ten doel hebben de instelling financieel te ondersteunen.

  • 7.

    Het college beslist binnen 6 maanden op een volledige aanvraag om subsidievaststelling.

  • 8.

    Het college kan met betrekking tot de aanvraag tot subsidievaststelling nadere regels stellen.

Artikel 5:2 Vaststelling waarderingssubsidie

  • 1.

    Bij het indienen van de aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt gebruikgemaakt van het door het college vastgestelde formulier dan wel gehandeld naar de door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt het activiteitenverslag en het financiële verslag over het vorige jaar overgelegd.

  • 3.

    Het verstrekken van een waarderingssubsidie geschiedt bij enkele subsidievaststelling, waarbij in de beschikking tevens een aanduiding wordt gegeven van de activiteiten, alsmede van het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 4.

    Waarderingssubsidies worden ineens betaald op een in de beschikking te bepalen tijdstip.

Artikel 5:3 Hersteltermijn

Wanneer de aanvraag tot vaststelling niet voldoet aan de vereisten van de Awb en artikel 5:2 van deze verordening wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na de verzenddatum van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 5:4 Vaststelling subsidie bij onvolledige aanvraag

Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 5:3 de aanvraag tot vaststelling nog niet volledig is, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 5:5 Verrekening

  • 1.

    Indien feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:46 lid 2 Awb aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen. Indien dit niet mogelijk is gezien het tijdstip van het jaar waarin laatstgenoemd besluit wordt genomen, geschiedt verrekening zo mogelijk door inhouding van het verschuldigde bedrag op de voorschotbetalingen in het eerstvolgende subsidiejaar dan wel wordt een besluit genomen tot terugvordering van onverschuldigde betalingen.

  • 2.

    Indien een gesubsidieerde instelling accommodatie huurt van de gemeente en de huursom tevens is opgenomen in het beschikte subsidiebedrag, zal omwille van de administratieve eenvoud rechtstreekse interne verrekening van de huursom met het ter beschikking gestelde subsidiebedrag worden uitgevoerd. In de beschikking zal hiervan melding worden gedaan.

Artikel 5:6 Intrekking of wijziging van de subsidie.

Naast de in afdeling 4.2.6. Awb genoemde gronden kan de subsidie worden ingetrokken dan wel ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd indien de subsidieontvanger in strijd met het bepaalde in Afdeling 3 van deze verordening heeft gehandeld.

Afdeling 6 Voorzieningen en reserves.

Artikel 6:1 Voorzieningen

  • 1.

    Een subsidieontvanger kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een voorziening vormen. Het college kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor de kosten samenhangend met vervanging van inventaris.

  • 3.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      het doel van de voorziening;

    • b.

      de onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;

    • c.

      een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening. Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 4.

    Voor het in afwijking van de toestemming toevoegen van subsidiegelden of het in afwijking van de toestemming onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 6:2 Bestemmingsreserve

  • 1.

    Een subsidieontvanger kan slechts met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een bestemmingsreserve vormen.

  • 2.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een in lid 1 genoemde reserve bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      het doel van de reserve;

    • b.

      een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve;

    • c.

      een motivering van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft.

      Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 3.

    Voor het toevoegen van subsidiegelden of de onttrekking van subsidiegelden aan de bestemmingsreserve, anders dan voor dit doel bestemd is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 6:3 Egalisatiereserve

  • 1.

    Een subsidieontvanger kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming een egalisatiereserve (ook wel algemene reserve genoemd) vormen.

  • 2.

    Het toevoegen van gemeentelijke subsidiegelden aan de egalisatiereserve, alsmede het onttrekken van gemeentelijke subsidiegelden daaruit kan uitsluitend gebeuren met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 3.

    De maximale hoogte van de egalisatiereserve bedraagt 10% van de subsidiegelden die de subsidieaanvrager in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met een gedeelte van de andere inkomsten.

  • 4.

    Het college kan met betrekking tot de hoogte van de egalisatiereserve, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen.

Artikel 6:4 Afschrijvingen en Vermogensvorming

  • 1.

    Investeringen en/of aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 1.000,-- moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

  • 2.

    Investeringen en/of aankopen van minder dan € 1.000,-- moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 3.

    De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 4.

    Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

  • 5.

    Voor onderstaande activagroepen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    • a.

      Gebouwen 40 jaar

    • b.

      Technische installaties 10 jaar

    • c.

      Kantoormeubilair 10 jaar

    • d.

      Computers 3 jaar

    • e.

      Bedrijfsauto’s 6 jaar

    • f.

      Overige inventaris 5 jaar

       

De subsidieontvanger kan slechts van het bepaalde in lid 1 tot en met 5 afwijken met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

 

  • 6.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41 lid 2 onder a. tot en met e. van de wet is de subsidieontvanger aan burgemeester en wethouders een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 7.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 8.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 9.

    Door de instelling dient dat deel van het gevormde vermogen vergoed te worden, dat overeenkomt met het deel dat het subsidie uitmaakte van de totale inkomsten van de instelling in de laatste 5 jaar waarin subsidie werd verleend.

Afdeling 7 Budgetsubsidie

Artikel 7:1 Overleg

  • 1.

    In de bij de beschikking tot het verlenen van de budgetsubsidie behorende uitvoeringsovereenkomst (ook wel budgetsubsidie-overeenkomst genoemd) wordt vastgelegd dat de subsidieontvanger en het college periodiek overleg hebben over de voortgang van de in de overeenkomst vastgelegde activiteiten en/of prestaties op basis van een signaleringsrapportage.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde overleg kan leiden tot een wijziging van de overeenkomst binnen het toegekende subsidiebudget.

Artikel 7:2 Overleg personele gevolgen

In het geval het college besluit de verlening van de budgetsubsidie zodanig te wijzigen dat aannemelijk is dat dit gevolgen heeft voor de werkgelegenheid van de bij de subsidieontvanger werkzame personen, treedt zij daarover vooraf in overleg met de betrokken subsidieontvanger.

Artikel 7:3 Financieel verslag

Bij budgetsubsidies en subsidiebedragen of de som van de subsidiebedragen van € 50.000,-- of meer wordt door een erkend accountant een financieel verslag uitgebracht naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de subsidieontvanger. In het financiële verslag is expliciet vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening en wordt aandacht besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten:

  • 1.

    indien de subsidieontvanger van:

    • a.

      een budgetsubsidie;

    • b.

      een bedrag van € 50.000,-- of meer;

    • c.

      een som van bedragen die € 50.000,-- of meer bedraagt; zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie, zijn voor het financiële verslag artikel 4:76 en 4:77 Awb van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 8 Bijzondere bepalingen

Artikel 8:1 Bijzondere bepalingen

Het college kan bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8:2 Beslissingsbevoegdheid

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8:3 Overgangsbepaling en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 april 2010 en vervangt hiermee de vigerende "Algemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2007".

  • 2.

    Aanvragen om een subsidie die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van deze verordening.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Algemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2010".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 juni 2010.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

H.J. van der Wel. C.A. Kleijwegt.

Toelichting op de Algemene subsidieverordening 2010

1. Algemeen

Verbetering van de dienstverlening en klantgerichtheid zijn belangrijke gemeentelijke prioriteiten.

Binnen het project dienstverlening is één van de uitvoeringsvoornemens de toepassing van het LSS-concept (Lean Six Sigma) op een aantal werkprocessen. Als eerste stap is het subsidieproces doorgelicht op vereenvoudiging. Er is een gemeentebrede werkgroep (het "ART-team") geformeerd met vertegenwoordigers van diverse afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie. Doelstelling van het project was om in een korte periode die verbetervoorstellen te formuleren, waarmee op korte termijn grote winst in verbetering van het subsidieproces te bereiken is.

De voorliggende Algemene subsidieverordening 2010 heeft enkele wijzigingen ondergaan.

Dit betreft:

 

Artikel 2:4: Voorschotten: subsidies tot € 10.000,-- worden 100% bevoorschot.

 

Artikel 5:1: De aanvraag tot subsidievaststelling en Artikel 7:3: Financieel verslag:

-het bedrag € 22.500,-- is gewijzigd naar € 50.000,--.

Het subsidie-begrip.

In artikel 4:21 van de Awb wordt het begrip subsidie gedefinieerd. Dat is dwingend recht en geldt dus ook voor de gemeente Hellevoetsluis. In de verordening is dan ook geen definitie opgenomen. Onder subsidie wordt verstaan:

‘de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’.

Het subsidiebegrip is een materieel begrip. Dat wil zeggen dat bepalend is of voldaan is aan de elementen van het begrip, ongeacht de benaming. Begrippen als bijdrage, financiering of uitkering kunnen dus ook subsidie zijn. De 'aanspraak op financiële middelen' wil zeggen dat die middelen in rechte afdwingbaar zijn. De toevoeging van 'financiële' geeft aan dat het niet gaat om een bijdrage of ondersteuning in natura, zoals bijvoorbeeld een lagere prijs voor een museumkaartje, vrijstelling van precariorechten en dergelijke. Het element 'verstrekt door een bestuursorgaan' betekent voor de gemeente dat de subsidie kan worden verstrekt door de burgemeester, het college en de gemeenteraad, maar ook een commissie met bepaalde bevoegdheden. In de gemeentelijke praktijk geeft de gemeenteraad de kaders en het budget aan en voert het college de verordening uit.

Met het element 'met het oog op bepaalde activiteiten' wordt bedoeld dat voorafgaand aan de activiteiten de bestedingsrichting van de gelden is vastgelegd. De aard van de activiteiten kan zeer uiteenlopen. Het kan gaan om eenmalige, meerjarige of voortdurende activiteiten. Door deze omschrijving vallen de sociale uitkeringen, huursubsidie, schadevergoeding en studiefinanciering niet onder het subsidiebegrip. Het gaat dan niet om een bepaalde activiteit, maar om een bepaalde inkomensvoorziening.

De toevoeging 'anders dan als betaling voor verleende goederen of diensten' geeft aan dat het leveren van goederen en diensten aan de gemeente niet wordt beschouwd als een subsidie.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

 

Artikel 4: 62 – 4:36 – 4:72 – 4:23 Awb

 

4:62:

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde. personele en materiële middelen.

 

4:36:

1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

 

4:72:

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

4. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

5. In de gevallen bedoeld als in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

 

4:23, lid 3

1. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

2. Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

3. Het eerste lid is niet van toepassing:

a. in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

b. indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

c. indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

d. in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

 

Artikel 1:2 Reikwijdte

Uitgangspunt is dat alleen activiteiten die passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen in aanmerking komen voor subsidie. Activiteiten die het verspreiden van partijpolitieke, godsdienstige en/of levensbeschouwelijke gedachten en/of beginselen tot doel hebben komen niet in aanmerking voor het ontvangen van subsidie. Dat houdt overigens niet in dat door dergelijke organisaties georganiseerde algemeen toegankelijke activiteiten niet in aanmerking zouden kunnen komen voor subsidie. Voor subsidieverstrekking is het doel en de toegankelijkheid van de activiteit bepalend.

Subsidie kan alleen worden verstrekt als aanvulling op andere bronnen van inkomsten. De aanvrager is als eerste verantwoordelijk voor het vinden van voldoende financiële middelen (deelnemers- of bezoekersbijdragen, sponsoren e.d.) om een activiteit mogelijk te maken.

Het belang in het kader van het gemeentelijke beleid bepaalt vervolgens of er wel of geen subsidie aan een activiteit mag worden besteed en, zo ja, onder welke voorwaarden en tot welke hoogte.

Artikel 4:24 Awb bepaalt dat tenminste eenmaal per vijf jaar een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij anders is bepaald. Waarderingssubsidies zijn van dit artikel uitgezonderd. De verslaglegging betreft met name de effecten van budgetsubsidies, gezien over een langere periode.

Dit artikel stelt hoge eisen aan de administratieve organisatie van verschillende subsidierelaties. Het is mede aan de subsidiepartners om ‘getrouw en gestaag’ verslag te doen van behaalde prestaties en doelen.

 

Artikel 4:24 Awb

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

 

Artikel 4:34 Awb

1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

3. E.v.

 

Artikel 1:3 Subsidies

In dit artikel wordt verwezen naar de verschillende subsidiesoorten. In artikel 1:1 ‘Begripsbepalingen’ wordt van elke genoemde subsidiesoort een korte beschrijving gegeven. Voor wat betreft de kleinere subsidiebedragen, veelal waarderingsubsidies, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een hogere financiële inzet vergt dan de omvang van de subsidie rechtvaardigt.

 

Artikel 1:4 Het subsidieplafond

Een subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Een subsidieplafond kan alleen bij of krachtens een wettelijk voorschrift worden vastgesteld. De gemeenteraad stelt de definitieve subsidieplafonds voor het boekjaar gelijktijdig met de begrotingsvaststelling van dat boekjaar vast. Tevens stelt de gemeenteraad daarmee de voorlopige subsidieplafonds voor het daaropvolgende boekjaar vast. Als een subsidieplafond is vastgesteld moet de subsidie bij overschrijding van het plafond worden geweigerd. Er is sprake van een ‘dwingende’ weigeringsgrond. Dit ontslaat het bestuursorgaan van een motiveringsplicht. Een subsidieplafond is ‘harder’ dan een begroting. Het overschrijden van het subsidieplafond is niet toegestaan.

De subsidieaanvragen moeten binnen een bepaald beleidsterrein op basis van objectieve criteria met elkaar worden vergeleken. Dat houdt in dat het principe ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’ niet alleen van toepassing is.

Dit vergt een goed uitgewerkt systeem van beoordelingscriteria, dat tevens waarborgt dat kwaliteitsaspecten in relatie tot het belang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd de belangrijkste beoordelingsfactoren zijn. De beoordelingscriteria worden opgenomen in de Beleidsregels Hellevoetsluis 2010.

 

Afdeling. 4.2.2. Awb: het Subsidieplafond

Art. 4:25 Awb

1. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

2. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

3. Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

 

Art. 4:26 Awb

1. Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

2. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

 

Art. 4:27 Awb

1. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

2. Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

 

Art. 4:28 Awb

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

a. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

b. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en.

c. bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

 

Artikel 2:1 De aanvraag tot subsidieverlening

Alle aanvragen moeten zodanig worden ingericht dat per activiteit de daaraan verbonden lasten (en baten) in beeld worden gebracht. Om de juiste informatie te ontvangen die van belang is voor de beoordeling van de aanvraag is bepaald dat de aanvraag moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier. Dit is voor de aanvrager een goed hulpmiddel om de aanvraag zo volledig mogelijk in te dienen. Dit formulier zal in de nabije toekomst ook digitaal kunnen worden ingediend. Uitvoeringsorganisaties en subsidieontvangers worden nu reeds aangespoord zich voor te bereiden op het doen van subsidieaanvragen langs digitale weg (het internet).

Om de aansprakelijkheidsrisico’s voor de burgers zo veel mogelijk te beperken is rechtspersoonlijkheid met een volledige rechtsbevoegdheid een eis om voor subsidie in aanmerking te komen. Dit laat uiteraard de bestuurlijke verantwoordelijkheden onverlet. Van deze eis kan worden afgeweken, bijvoorbeeld omdat anders bepaalde initiatieven niet kunnen worden gesubsidieerd. Tevens wordt bepaald welke gegevens de aanvrager bij een eerste aanvraag dient te overleggen. Dit is van belang om goed inzicht te krijgen in de structuur en financiële positie van de aanvrager. De termijn voor het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening is bepaald op 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Ook de verantwoording van het daaraan voorafgaande jaar dient dan door de gemeente ontvangen te zijn, zodat de beoordeling kan plaatsvinden op basis van de meest actuele informatie.

 

Artikel 4:62 Awb:

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

 

Artikel 2:3 Budget- en projectsubsidies

Er is slechts bij de hogere subsidiebedragen en grotere (professionele) instellingen sprake van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening. De uitvoeringsovereenkomst (ook wel budgetsubsidie-overeenkomst genoemd) is geen op zichzelf staande overeenkomst maar altijd ter uitvoering van de beschikking. Dit houdt in dat een uitvoeringsovereenkomst, net als de beschikking, valt onder het publiek recht.

Een project wordt gekenmerkt door een duidelijke begin- en eindtijd. In het kader van deze subsidieverordening kan een project maximaal vijf jaar duren.

Voor deze termijn is gekozen om aan te sluiten bij termijnen van o.a. langlopende overheidsprojecten. Bij een langere uitvoeringstijd is niet meer sprake van een projectsubsidie, maar van een budgetsubsidie.

Ook bij meerjarige overeenkomsten geldt in beginsel het jaarlijkse begrotingsvoorbehoud of de subsidieplafonds. Dit om enerzijds de mogelijkheden tot tussentijdse financiële sturing vanuit de subsidieverstrekkende gemeente mogelijk te maken en anderzijds de instelling de mogelijkheid te geven tussentijds bij te sturen op basis van fluctuerende loon- en prijsontwikkelingen.

 

Artikel 3:1 Algemene subsidieverplichtingen

De subsidieontvanger krijgt zoveel mogelijk vrijheid met betrekking tot het uitvoeren van de activiteiten. Vanuit het oogpunt van doelmatig gebruik van overheidsgelden is het ook van belang dat de subsidiegever inzicht heeft in het reilen en zeilen van een instelling. Daarom is een aantal verplichtingen voor de subsidieontvanger opgenomen.

 

Artikel 4:37 – 4:38 – 4:39 Awb

4:37.

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a De aard en de omvang van de activiteiten waarvoor subsidie worden verleend.

b. De administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

c. Het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent subsidie.

d. De te verzekeren risico’s.

e. Het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten.

f. Het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van subsidie van belang zijn.

g. Het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

h. Het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid,van Boek 2 van het BW op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

4:38.

 

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

2. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

3. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

4:39.

 

1. Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

2. Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

 

4:70.

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doe de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

 

Artikel 3:2 Toestemming

In de verordening is artikel 4:71 onverkort van toepassing verklaard op alle subsidierelaties. Uiteraard blijft de zeggenschap van de gemeente beperkt tot die activiteiten en handelingen waaraan de inzet van subsidiemiddelen is gekoppeld. Vooral in financiële crisissituaties blijkt het van toepassing verklaard zijn van artikel 4:71 Awb een belangrijk hulpmiddel om vanuit de gemeente tijdig bij te kunnen sturen.

 

Artikel 4:71 Awb:

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

a. Het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. Het wijzigen van de statuten;

c. Het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d. Het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie, dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e. Het aangaan van kredietovereenkomsten en overeenkomsten van geldlening;

f. Het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g. Het vormen van fondsen en reserveringen;

h. Het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. Het ontbinden van de rechtspersoon;

j. Het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

2. Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

4. Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

 

Artikel 3:4 Verzekeringsplicht

Met de verplichting om een verzekering te hebben, kan worden voorkomen dat de gemeente als financieel vangnet moet optreden als gevolg van het onderverzekerd zijn van inboedel en opstallen.

Artikel 3:5 Administratie

 

Artikel 4:69 Awb:

1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

 

Artikel 1:16.Vermogensvorming

Indien het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming kan de subsidieontvanger daarvoor in de in artikel 4:41, lid 2 Awb genoemde gevallen een vergoeding verschuldigd zijn aan het college.

 

Artikel 4:41 lid 2 Awb:

2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

a. De subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b. De subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

c. De gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

d. De subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

e. De rechtspersoon die de subsidie ontving, wordt ontbonden.

 

Artikel 3:6 Nadere verplichtingen

afd. 4.2.4 Awb Verplichtingen van de subsidieontvanger

Art. 4:37 Awb

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

c. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

d. de te verzekeren risico’s;

e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

 

Art. 4:38 Awb

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

2. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

3. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

 

Art. 4:39 Awb

1. Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

2. Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

 

Art. 4:40 Awb

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

 

Art. 4:41 Awb

1. In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

a. dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

b. daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

a. de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b. de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;.

c. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

d. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

e. de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

3. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 3:7 Onderzoek

Hier is in ieder geval de mogelijkheid opgenomen dat de controle van de accountant in een incidentele gevallen verder gaat dan de financiële kant van de zaak, door bijvoorbeeld ook onderzoek te doen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen en prestaties.

Artikel 4:1 Weigeringgronden

 

Artikel 4:35 Awb:

1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat. om aan te nemen dat:

a. De activiteiten niet of geheel niet zullen plaatsvinden;

b. De aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. De aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

a. In het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

 

Artikel 5:1 De aanvraag tot subsidievaststelling

In dit artikel wordt op basis van de zwaarte en hoogte van de subsidie bepaald welke mate van accountantscontrole moet worden toegepast. Als uitgangspunt geldt ‘hoe hoger de subsidie, des te zwaarder de controle’. Het van toepassing verklaren van artikel 4:80 van de Awb bevordert het inzicht in het al dan niet bereikt hebben van de gemeentelijke doelstellingen door middel van de gemeentelijke subsidie.

 

Artikel 4:80 Awb:

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

 

Artikel 5:4 Vaststelling subsidie bij onvolledige aanvraag

Als door de subsidierelatie geen of in onvoldoende mate gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot aanvulling van de subsidieaanvraag kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld. Dit gebeurt op basis van de op dat moment beschikbare informatie. Door dit artikel wordt voorkomen dat de definitieve vaststelling van de subsidie ‘eindeloos lang op zich laat wachten’, tevens worden subsidieaanvragers aangespoord te handelen volgens het bepaalde in de wet.

 

Artikel 5:5 Verrekening

Artikel 4:46.2 Awb:

2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

 

Artikel 5:6 Intrekking of wijziging van de subsidie

Afdeling 4.2.6 Awb (op hoofdlijnen):

Artikel 4:48

Artikel 4:48

Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien; De activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden; De subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

 

Artikel 4:49

Artikel 4:49

Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen; Op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld.

 

Artikel 4:50

Artikel 4:50

Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen; Voor zover de subsidieverlening onjuist is; Voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

 

Artikel 4:51

Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond van veranderde omstandigheden.

 

Artikel 6:1 Voorzieningen

Een voorziening is bestemd voor, vaak per jaar fluctuerende, uitgaven waaronder vaste verplichtingen die qua omvang niet binnen de lopende exploitatie kunnen worden opgevangen. In de meeste gevallen gaat het om de jaarlijkse onderhoudslasten ‘groot planmatig onderhoud’. Om de continuïteit van bijvoorbeeld dit groot planmatig onderhoud te waarborgen moeten de dotaties in de voorzieningen structureel worden opgenomen in de begroting. Dotaties zijn dus niet afhankelijk van het exploitatieresultaat.

 

Artikel 6:2 Bestemmingsreserve

De voeding van bestemmingsreserves is in tegenstelling tot voorzieningen wel exploitatieresultaatafhankelijk.

 

Artikel 6:3 Egalisatiereserve

De egalisatiereserve (ook wel algemene reserve genoemd) is bestemd voor het opvangen van schommelingen in inkomsten en uitgaven. De hoogte van de egalisatiereserve is maximaal 10% van de subsidiegelden in het jaar van reservevorming, eventueel vermeerderd met overige inkomsten van de subsidieontvanger. Er is een mogelijkheid daarvan af te wijken. In beginsel zal de hoogte van de egalisatiereserve gekoppeld moeten worden aan de bedrijfsrisico’s die een subsidierelatie loopt. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat hoe hoger het risico qua inkomsten is, in casu deelnemersbijdragen en contributies, des te hoger de egalisatiereserve mag te zijn als afdekking voor eventuele tekorten.

 

Artikel 6:4 Afschrijvingen en Vermogensvorming

Artikel 4:41 Awb:

1. In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

a. dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

b. daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

a. de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b. de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

c. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

d. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

e. de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

3. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

 

Artikel 7:1 Overleg

Door dit artikel wordt beoogd de onderlinge communicatie tussen de gemeente en haar subsidierelaties te bevorderen. Daarvoor dienen de signaleringsrapportages. Deze rapportages worden qua aard en omvang afgestemd op de aard en omvang van de instelling en de hoogte van de subsidie. De signaleringsrapportages geven inzicht in de voortgang en geven de mogelijkheid te komen tot tussentijdse bijsturing van (de uitvoering van) het beleid door de gemeente. De signaleringsrapportages worden ook gebruikt voor de informatie aan de gemeenteraad in de beleidsrapportages.

 

Artikel 7:2 Overleg personele gevolgen

De gemeente is bij een zodanige wijziging van de subsidie dat dit gevolgen heeft voor de werkgelegenheid van de instelling, meestal het opleggen van bezuinigingen genoemd, niet verplicht tot het betalen van wachtgelden. Er is immers geen rechtstreekse relatie tussen de gemeente en het personeel van een gesubsidieerde instelling. De gemeente heeft op grond van dit artikel alleen de verplichting tot het met de instelling overleggen over de personele gevolgen.

Instellingen worden geconfronteerd met CAO-stijgingen, pensioenopbouw, periodieken, stijging ziektekosten, kosten ouderschapsverlof etc. Bij verreweg de meeste professionele instellingen bestaat het grootste deel van de kosten uit personeelslasten. De CAO-verplichtingen en indexeringen worden niet automatisch gesubsidieerd. Sinds 1995 is de VNG geen gesprekspartner meer in het tripartite-overleg en zijn gemeenten dus niet meer gebonden aan de CAO-afspraken.

Hellevoetsluis hanteert een algemeen indexeringspercentage voor de subsidies.

Dit percentage is gebaseerd op de indexeringen die voor de gemeentelijke begroting gelden en is gekoppeld aan de loonontwikkelingen van gemeenteambtenaren (75%) en de materiele overheidsindex (25%). Het betreft hier overigens de subsidiëring aan (grote) instellingen met personele lasten. Ieder jaar wordt het jaarlijkse indexeringspercentage uiterlijk bij de begrotingsvaststelling aangegeven.

 

Bezuinigingen

Omdat de gemeente voor de uitvoering van haar beleid voor een groot deel afhankelijk is van de door haar gesubsidieerde instellingen is een zo vroegtijdig mogelijk overleg over een voornemen tot bezuiniging van groot belang voor de continuïteit van de activiteiten die door haar worden gesubsidieerd. De gemeente moet een op te leggen bezuiniging op een redelijke termijn aan de subsidieontvanger bekendmaken om de instelling de gelegenheid te geven op de gevolgen van de bezuiniging te kunnen inspelen. Uit de jurisprudentie blijkt dat bij het opleggen van kleine bezuinigingen de periode van 6 maanden voldoende is, maar bij het geheel of grotendeels afbouwen van subsidie wordt meestal een termijn van een jaar gehanteerd. De invulling van de redelijkheid van de termijn hangt uiteraard af van de omstandigheden van het geval en wordt dus per geval afgewogen.

 

Artikel 7:3 Financieel verslag

Bij budgetsubsidies en subsidiebedragen of de som van de subsidiebedragen van € 50.000,-- of meer wordt door een erkend accountant een financieel verslag uitgebracht naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de subsidieontvanger. In het financiële verslag is expliciet vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening en wordt aandacht besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten

 

Artikel 4:76 en 4:77 Awb:

4:76:

1. Indien een subsidieontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met het vijfde lid van toepassing.

2. Het financiële verslag geeft volgens de normen zoals die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

a. Het vermogen en het exploitatiesaldo en

b. Voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidieontvanger.

3. De balans met de toelichting geeft een getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

4. De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatieresultaat van het boekjaar weer.

5. Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar voorafgaand aan het boekjaar.

 

4:77:

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 8:3 Overgangsbepaling en inwerkingtreding

Omdat de nieuwe verordening voor de subsidieontvangers geen nadelige gevolgen heeft, is er voor gekozen de nieuwe verordeningen per 1 april 2010 in werking te doen laten gaan onder intrekking van de oude. Alle aanvragen die nog op grond van de oude verordening zijn ingediend, worden dan op grond van de nieuwe verordening behandeld.