Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand Leiden |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand Leiden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-06-2006 | 01-01-2006 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 06-06-2006 Onbekend. | B&W 06.0700 |
1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten van het bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en 34, tweede lid, van de wet niet van toepassing zijn (artikel 35 van de wet);
de Wet werk en bijstand (wet van 9 oktober 2003/Staatsblad 375);
c. de bijstandsnorm de bijstandsnorm, zoals bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 en 3 van de wet (art. 20 t/m 30);
De begripsbepalingen van de wet zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.
Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning en bijbehorend erf verlenen burgemeester en wethouders bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of pand met inachtneming van het bepaalde in artikel 50 van de wet, alsmede met inachtneming van de op het genoemde wetsartikel gebaseerde gemeentelijke regeling Bijstand en eigen woning.
Aan de zelfstandig wonende alleenstaande, jonger dan 21 jaar, of aan de zelfstandig wonende alleenstaande ouder, jonger dan 21 jaar, of aan het gezin, waarvan beide partners jonger zijn dan 21 jaar of waarvan één van de partners jonger is dan 21 jaar, wordt onder toepassing van artikel 12 van de wet een toeslag verstrekt voor de noodzakelijke extra kosten van het zelfstandig wonen tot het niveau van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een 21-jarige.
De noodzaak van het zelfstandig wonen en het niet te gelde maken van het onderhoudsrecht, zoals bedoeld in artikel 12 van de wet, wordt aangenomen indien:
a. de belanghebbende gedurende een periode langer dan 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag niet in het gezinsverband van zijn ouders heeft gewoond;
b. de belanghebbende met een partner en/of kind een gezin vormt;
c. er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de belanghebbende en zijn ouders;
d. beide ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;
e. één van de ouders is overleden en de andere ouder in het buitenland woont.
Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:
a. indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;
b. Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.
Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen
a. Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag , maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.
b. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.
Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom
a. Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag wordt een toeslag verstrekt.
b. De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag gelet op zijn financiële situatie voor de woonkosten per maand zou ontvangen.
Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13, lid 1 sub a van de Wet op de huurtoeslag.
a. Indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag verstrekt de gemeente Leiden voor de woonkosten tot de maximale huurprijs een toeslag gelijk aan de maximale huurtoeslag en voor de kosten boven de maximale huurprijs een toeslag van 50% van het bedrag waarmee de woonkosten de maximale huurprijs overstijgen.
b. De woonkostentoeslag genoemd onder a van dit lid wordt verstrekt over een periode van maximaal één jaar. Deze periode kan worden verlengd indien –en voor zover- bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken.
c. Aan de woonkostentoeslag genoemd onder a is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te verwerven.
Toeslagen voormalige alleenstaande ouders
Aan een alleenstaande ouder van wie het jongste kind niet meer ten laste van de ouder komt, als gevolg waarvan de ouder de bijstandsnorm voor een alleenstaande moet krijgen, kan de gemeente een overbruggingstoeslag verstrekken, mits het kind op hetzelfde adres blijft wonen en dus tot het huishouden blijft horen.
De overbruggingstoeslag bedoeld in lid 1, onder a, wordt vastgesteld op 50% van het verschil tussen norm voor een alleenstaande ouder en de norm voor een alleenstaande vermeerderd met de toeslag waar de belanghebbende op grond van artikel 25 van de WWB en de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand voor in aanmerking komt.
De overbruggingstoeslag gaat in op de datum van de normwijziging en wordt voor maximaal 6 maanden verstrekt.
Overbruggingsuitkering bij blijvende en/of onvoorziene terugval van inkomsten
Indien belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 110% van de bijstandsnorm wordt de draagkracht vastgesteld op 20% van het meerinkomen tot 130% van de bijstandsnorm, 50% van het meerinkomen tussen 130% en 150% van de bijstandsnorm en 100% van het meerinkomen voor zover dat meer bedraagt dan 150% van de bijstandsnorm.
Voor bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, indien zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere omstandigheden en er geen sprake is van een voorliggende voorziening.
de kosten van een babypakket voor mensen die aantoonbaar langer dan 28 weken in verwachting zijn, indien het een eerste kind betreft; indien het niet een eerste kind betreft kan alleen op grond van de aanwezigheid van zeer bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand in de kosten van een babypakket worden verleend.
het aandeel in de kosten van wettelijk verplichte lijkbezorging, dat voor rekening van de belanghebbende komt, tot een bedrag van maximaal € 3.800,00;
de kosten van verhuizing, inclusief de tengevolge van een noodzakelijke verhuizing ontstane dubbele woonkosten;
reiskosten binnen Nederland naar een plaats buiten de gemeente Leiden in verband met opname van een familielid tot en met de tweede graad in een inrichting of detentie.
a. Voor verstrekking van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen komen in ieder geval die goederen in aanmerking, die in bijgevoegde inventarislijst zijn genoemd. In de kosten van in de inventarislijst niet genoemde duurzame gebruiksgoederen kan op grond van de aanwezigheid van zeer bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend.
b. De in de inventarislijst genoemde duurzame gebruiksgoederen worden geacht een gebruiksduur te hebben van minstens 10 jaar. Binnen deze termijn wordt, behoudens bijzondere individuele omstandigheden niet voor een tweede maal bijstand verleend voor dezelfde kosten.
Bij de verlening van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt de aanvrager geacht zelf in de kosten van duurzame gebruiksgoederen te kunnen voorzien, indien het vermogen hoger is dan tweemaal het voor het huishouden geldend sociaal minimum per maand, naar boven afgerond tot een veelvoud van €250,00.
Een lening bij de Stadsbank geldt als een voorliggende voorziening. Indien de aanvrager niet zelf in de kosten kan voorzien en een lening bij de Stadsbank niet mogelijk is, door omstandigheden die de belanghebbende niet kunnen worden verweten, kan bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening worden verleend tot het bedrag van de noodzakelijke kosten.
Bij het terugbetalen van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel, wordt ongeacht de hoogte van het termijnbedrag een terugbetalingsperiode van 36 maanden gehanteerd. De aflossingscapaciteit wordt vastgesteld op maximaal 60% van het bedrag dat resteert na toepassing van de beslagvrije voet als bedoeld in artikel 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met dien verstande dat de vakantietoeslag niet voor de aflossing van de lening wordt aangewend. Nadat 36 termijnen zijn voldaan wordt een eventueel resterende schuld kwijtgescholden.
In afwijking van hetgeen in lid 3 van dit artikel staat vermeld, kunnen de kosten van duurzame gebruiksgoederen direct zonder verwijzing naar de Stadsbank en om niet worden verstrekt indien de financiële omstandigheden van de belanghebbende dermate slecht zijn dat een lening naar verwachting geen oplossing biedt of indien er andere dringende redenen zijn om de bijstand om niet te verstrekken.
Bijzondere bijstand in de kosten van huishoudelijke apparatuur als genoemd in de inventarislijst wordt direct en om niet verstrekt indien de aanvrager in de drie jaar voorafgaande aan de aanvraagdatum een inkomen (exclusief vakantietoeslag) heeft gehad tot 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) en de noodzaak tot bijstandsverlening niet het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de aanvrager.
In geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan de gevraagde bijstand gedeeltelijk of volledig worden geweigerd.
In bijzondere gevallen waarin strikte toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden, kan ten gunste van de belanghebbende daarvan worden afgeweken.
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere invulling geven aan de in deze beleidsregels gegeven regels.