Organisatie | Súdwest-Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Ligplaatsenverordening Gemeente Súdwest Fryslân |
Citeertitel | Ligplaatsenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Ligplaatsenverordening Gemeente Súdwest Fryslân |
Geen.
artikel 149 van de Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-03-2011 | 01-01-2011 | 01-04-2014 | nieuwe regeling | 03-03-2011
| geen. |
De raad van de gemeente Súdwest Fryslân;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 januari 2011;
overwegende dat het in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne, recreatie, natuurbescherming en het aanzien van de gemeente noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het aanleggen, ligplaats innemen en ankeren van vaartuigen in de openbare wateren van de gemeente;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de: ligplaatsenverordening Gemeente Súdwest Fryslân
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In de deze verordening wordt verstaan onder:
a) vaartuig: naast het begrip vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord een vaartuigen zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren, dan wel de overblijfselen daarvan;onder vaartuig wordt mede verstaan een woonschip of woonark, zijnde een vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting of in hoofdzaak bestemd is tot, permanent dan wel recreatief dag- en/of nachtverblijf van 1 of meer personen.
b) aanleggen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;
c) ligplaats innemen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;
d) ankeren: het doen of laten liggen van een vaartuig anders dan aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig;
e) rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of soortgelijke planten (helofyten) begroeide oppervlakte;
f) rechthebbende: ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft kracht een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke zeggenschap uitoefent;
Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op het innemen van ligplaats:
a) met een vaartuig (niet zijnde een woonschip of woonark) aan een krachtens artikel 13 of bij een geldend bestemmingsplan als zodanig aangewezen ligoever danwel in een bij geldend bestemmingsplan aangewezen haven of andere bij bestemmingsplan aangewezen gelegenheid die bestemd is om een vaartuig onder te brengen;
b) met een vaartuig behorende tot een categorie vaartuigen (niet zijnde een woonschip of woonark), waarvoor het verbod door burgemeester en wethouders op grond van het gestelde in lid 3, buiten toepassing is verklaard.
a) Onverminderd het bepaalde in lid 1, is het de rechthebbende op een vaartuig verboden, daarmee langer dan gedurende ten hoogste 3
achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats aan te leggen.
b) De belanghebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende 3 achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat vaartuig op die plaats door een met de uitvoering van de verordening belaste ambtenaar als bedoeld in artikel 16 wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van 3 dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die 3 dagen.
c) De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht op dezelfde plaats te zijn gebleven indien het vaartuig binnen een straal van 500 meter - hemelsbreed gemeten – gerekend vanaf de in lid a bedoelde aanlegplaats wordt aangetroffen.
d) Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden, met enig vaartuig binnen 5 dagen nadat het is verplaatst op de in lid 1 sub a bedoelde plaats opnieuw aan te leggen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 lid 1 en 2 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmede op een plaats aan te leggen, indien burgemeester en wethouders hem schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanlegplaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer aanlegt.
Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit de rietkraag, in een krachtends artikel 14 als zodanig aangewezen water of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.
Artikel 7 Ontheffing/Vergunning
De aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in de artikel 2 lid 4, artikel 3 lid 3, artikel 5 lid 3 en artikel 6 lid 3 alsmede een verzoek tot wijziging , aanvulling of intrekking van aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften, dient bij burgemeester en wethouders te worden ingediend door gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.
Artikel 8 Handelen in strijd met voorschrift
Het is verboden te handelen in strijd met een aan een ontheffing of vergunning verbonden voorschrift.
Artikel 9 Aanleggen bij particulieren
Het is verboden aan een niet bij de overheid in beheer en onderhoud zijnde wal , kade of oever met een vaartuig aan te leggen tegen de duidelijk kenbaar gemaakte wil van de rechthebbende, gebruiker of beheerder van die wal, kade of oever.
Artikel 11 Gebruik van vaarten c.a. die bij de gemeente in beheer en onderhoud zijn.
a) met een vaartuig gebruik te maken van een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal, oever of beschoeiïng, waarvoor burgemeester en wethouders door een aan het water geplaatste bord kenbaar gemaakt verbod tot het gebruik maken hebben ingesteld.b) met een vaartuig van een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal, oever of beschoeiïng, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders een door aan het water geplaatst bord kenbaar gemaakte beperkingen hebben vastgesteld, gebruik te maken in strijd met bepalingen, door dat college aan die beperking verbonden.
Artikel 12 Innemen van ligplaats of varen
De schipper, eigenaar of gebruiker die in de gemeente ligplaats inneemt of vaart is verplicht zich hierbij te gedragen naar de aanwijzingen van de met het toezicht op de bij de gemeente in beheer of onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal, oever of beschoeiïng belaste ambtenaar.
Artikel 14 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van oevers en/of wateren waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het buitengebied van de gemeente oevers en/of wateren aan te wijzen als bedoeld in artikelen 3, 5 en 6, waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen.2. Ten aanzien van het gebruik van de in lid 1 bedoelde bevoegdheid zijn de leden 2 t/m 5 van artikel 13 van overeenkomstige toepassing.
Overtreding van een in deze verordening neergelegde verbodsbepaling wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste 2 maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 16 Toezicht op naleving van de verordening
Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren van de gemeente.
De bepalingen van deze verordening gelden niet voorzover de Wet Milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing is.
Deze verordening vervangt:- de ligplaatsenverordening van de gemeente Nijefurd, vastgesteld d.d. 17-7-2000, juncto de wijziging daarvan, vastgesteld d.d. 24-2-2004;- de ligplaatsenverordening van de gemeente Wûnseradiel, vastgesteld d.d. 29-3-2005;- de ligplaatsenverordening van de gemeente Wymbritseradiel, vastgesteld d.d. 27-4-1999;- hoofdstuk 5 afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Bolsward, vastgesteld d.d. 12-7-2005;- hoofdstuk 5 afdeling 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 van de gemeente Sneek, vastgesteld d.d. 15-12-2009;
Ontheffingen en aanwijzingen die op grond van de onder lid 1 genoemde regelingen zijn verleend respectievelijk zijn gedaan, blijven van kracht met de daaraan verbonden voorschriften tot het moment dat in de ontheffing of aanwijzing zelf is bepaald of deze wordt vervangen door een ontheffing of aanwijzing op grond van de huidige verordening.