Organisatie | Son en Breugel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de raadscommissies 2011 |
Citeertitel | Verordening op de raadscommissies 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2011 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 28-04-2011 De Brug 10 mei 2011 | 10.0019810 |
In deze verordening wordt verstaan onder: a. Lid : lid of buitengewoon lid van een raadscommissie; b. Voorzitter : voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger; c. Commissiegriffier : secretaris van een raadscommissie of diens vervanger; d. Griffier : griffier van de raad of diens vervanger; e. Vergadering : vergadering van een raadscommissie
Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling
Artikel 2 Instelling raadscommissies
De raadscommissie algemene zaken adviseert en overlegt over onderwerpen op het gebied van onder andere algemene bestuurlijke- en juridische aangelegenheden, com-municatie, financiën, personeel en organisatie, openbare orde en veiligheid, regionale aangelegenheden, bestuurlijke organisatie, informatievoorziening en automatisering.
Een raadscommissie heeft de volgende taken:a. het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen; b. het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;c. het voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede lid, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen.
Paragraaf 1 Tijdstippen van vergaderen en voorbereiding
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder in het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Artikel 13 Openbare kennisgeving
De openbare kennisgeving vermeldt: a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering; b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien; c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 16.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 15 Opening vergadering en quorum
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gele-gen.
Artikel 16 Spreekrecht burgers
Het woord kan niet gevoerd worden over:a. een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan; b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;c. een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.
De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de commissievergadering toestaan aan insprekers een kor-te, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en de deelnemers aan de vergadering. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.
De concept besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden en aan de burgemeester en de wethouders toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De conceptbesluitenlijst wordt op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.
De besluitenlijst houdt in:a. de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de burgemeester en de wethouders, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, allen voorzover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben; b. welke leden afwezig waren; c. een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest; d. een samenvatting van het advies aan de raad, c.q. het gevoelen van de commissie, onder vermelding van de namen van de leden of de fracties die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de namen van de leden die zich niet uitgelaten hebben;e. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die per-sonen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door de raads-commissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.
Artikel 22 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Hoofdstuk 5 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 29 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 28 april 2011.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE SON EN BREUGEL,De griffier, De voorzitter,
mr. F. den Hengst, drs. J.F.M. Gaillard.
Toelichting 1 Toelichting op de Verordening op de raadscommissies 2011
In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.
Deze verordening heeft betrekking op de raadscommissies. Op grond van artikel 82, eerste lid, Gemeentewet kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. Deze verordening voorziet hierin. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. Om te bevorderen dat de discussie in de raad plaatsvindt, zijn er gemeenten die ervoor kiezen om geen raadscommissie(s) in te stellen. Uw raad heeft er voor gekozen de raadscommissies te handhaven.
Artikel 1 BegripsbepalingenOm te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
Artikel 2 Instelling raadscommissiesIn deze verordening is gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies. Uiteraard zijn allerlei andere modellen denkbaar. Zo zullen sommige gemeenten ervoor kiezen één raadscommissie in te stellen om te bevorderen dat de discussie zich van de raadscommissies naar de raad verplaatst en gelet op de attributie van de bestuursbevoegdheden in de Gemeentewet aan het college. In dat geval kan worden volstaan met een artikel 2 dat luidt: De raad stelt een raadscommissie in. Zoals gezegd kan de raad er zelfs voor kiezen om geen raadscommissies in te stellen. Het vijfde, zesde en zevende lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. In deze verordening is ervoor gekozen om de voorzitters van de betrokken raadscommissies hierover zeggenschap te geven en in twijfelgevallen het presidium te laten beslissen.In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.
Artikel 3 TakenDe taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad plaats. De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan. De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium, bestaande uit de fractievoorzitters en de voorzitter van de raad. Veelal zal het echter wel zo blijven dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.
Artikel 4 SamenstellingDe raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Zoals ook uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze verordening vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan. Deze verordening opent ook de mogelijkheid om buitengewone leden te noemen. Dit kunnen burgers zijn die niet op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan, maar bijvoorbeeld op basis van hun deskundigheid tot lid van een raadscommissie worden benoemd. Er wordt vanuit gegaan dat dit niet raadsleden zijn. Het aantal buitengewone leden dat de raad wil benoemen is opengelaten en kan, als de situatie zich voordoet, nader ingevuld worden.Op grond van het vierde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 Gemeentewet mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 Gemeentewet. Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.
Artikel 5 VoorzitterArtikel 82, vierde lid, Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen. Het staat de raad echter vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt. Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissies ten opzichte van de raad vervult, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Ook kan er voor gekozen worden om de voorzitters te laten benoemen door de raad en de plaatsvervangend voorzitters door de raadscommissies. Op basis van het tweede lid is de voorzitter geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze. Op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Een andere keuze is echter ook denkbaar. De Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is.
Artikel 6 Zittingsduur en vacaturesDe zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan. Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid). De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Voor de buitengewone leden geldt een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter. De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van een tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.
Artikel 7 Griffier en commissiegriffierIedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Afhankelijk van de omvang van de griffie is dit een medewerker van de griffie of een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie is, is het college de werkgever en zal de raad in overleg met het college moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult en wie hem bij zijn afwezigheid of verhindering vervangt. De facto zal de secretaris bij deze beslissing vaak een rol vervullen. De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 24 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.
Artikel 8 Aanwezigheid college, burgemeester en secretarisHet kan gewenst zijn dat een lid van het college, de burgemeester of de secretaris deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. De commissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid bij (een deel van) de vergadering al dan niet gewenst is en of de genodigde aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, Gemeentewet dat artikel 21, tweede lid, Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaart, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden, de burgemeester en de secretaris uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zal de portefeuillehouder veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie. Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.
Artikel 9 VergaderfrequentieVeelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. In plaats van twee fracties kan gekozen worden voor een bepaald deel van de raadscommissies. Indien een raadscommissie bijvoorbeeld een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de commissiegriffier.Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, Gemeentewet hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.
Artikel 10 OproepDe leden van een raadscommissie ontvangen een oproep, inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken, op een zodanig tijdstip dat er tussen de verzending en de vergadering ten minste twee weekeinden zitten. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de commissiegriffier worden ingezien (artikel 12, derde lid).
Artikel 11 De agendaVoor het verzenden van de oproep, stelt de voorzitter de agenda voorlopig vast. In dit artikel is ook een procedure voor spoedeisende zaken geregeld. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het tweede tot en met zesde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris. In het vijfde lid wordt bepaald dat een onderwerp op de agenda van de vergadering wordt geplaatst indien ten minste twee leden daarom verzoeken. Voorheen vond besluitvorming hierover plaats bij meerderheid van stemmen.Door deze wijziging wordt bereikt dat het voor agendering van een onderwerp voortaan voldoende is als een gekwalificeerde minderheid dat wenst. Dit doet recht aan de rol van (ook) minderheden binnen de commissies wat betreft de voorbereiding en invulling van het gemeentelijk beleid;
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukkenNaast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van de raadscommissie bij de commissiegriffier inzien.
Artikel 13 Openbare kennisgevingOp grond van artikel 82, vijfde lid, Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor. Bij de herziening van deze verordening is tevens de verplichting opgenomen om de agenda en stukken ook op internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit een voor de hand liggende regeling die, doordat alle gemeenten beschikking hebben over een internetsite, ook praktisch uitvoerbaar is. Dit is echter niet verplicht op grond van de Gemeentewet.
Artikel 14 PresentielijstDe presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vast-stellen.
Artikel 15 Opening der vergadering en quorumArtikel 20 Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Dit artikel voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Het tweede en derde lid voorzien in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip de volgende vergadering plaatsvindt, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Artikel 16 Spreekrecht burgersDeze bepaling heeft een facultatief karakter. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstel-lingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur. Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de (commissie)griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst. In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. De Raad van State, Afdeling Rechtspraak heeft op 15 september 2010 (zaaknummer 200901515/1/R2) een uitspraak gedaan (over een gemeente met eenzelfde artikel in de ver-ordening) dat deze uitsluiting van het spreekrecht alleen geldt voor besluiten die al zijn genomen.“Het standpunt van de raad en het college dat dit artikel mede betrekking heeft op nog te nemen besluiten waartegen bezwaar of beroep zal openstaan deelt de Afdeling niet. Gelet op de redactie van het artikel alsmede het doel van het spreekrecht, is de Afdeling van oordeel dat dit artikel alleen van toepassing is op besluiten die reeds zijn genomen.”Conclusie hieruit is dat bij voorgenomen besluiten door de gemeenteraad waartegen bezwaar en beroep openstaat, zoals bijvoorbeeld rond de vaststelling van bestemmingsplannen, ook spreekrecht bij commissievergaderingen bestaat. In de praktijk werd in onze gemeente in dergelijke gevallen meestal al spreekrecht verleend. Door de uitspraak van de Raad van State zal in die gevallen voortaan steeds spreekrecht worden gegeven.
Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitge-sloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:1 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat vóór het spreekrecht van burgers. In het zesde lid is ervoor gekozen om een burger één maal het woord te geven. De raad kan er ook voor kiezen om burgers die inspreken een tweede termijn te geven. In dat geval zal het zesde lid moeten worden aangepast. Op basis van artikel 17, eerste lid, wordt het ver-slag toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.
Artikel 17 BesluitenlijstIn de (begrotings)raadsvergadering van 11 november 2010 besloot de raad de verslagleg-ging van raads- en commissievergaderingen in die zin aan te passen dat overgestapt wordt van een samenvattend schriftelijk verslag, gekoppeld aan een audioverslag, naar een schriftelijke besluitenlijst, gekoppeld aan een audioverslag. De tekst van de verordening is hierop aangepast. De conceptbesluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijk oproep verstuurd aan de leden en de burgemeester en de wethouders en overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Het recht om aanpassing voor te stellen komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de besluitenlijst vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). In de raadsvergadering van 31 mei 2007 is besloten om in aanvulling op het (toen nog) schriftelijke verslag van de vergadering een tot op sprekersniveau geïndexeerde geluidopname te maken, die op de internetsite van de gemeente wordt geplaatst. Dit besluit is in dit artikel opgenomen.
Artikel 18 Rondvraag In het VNG-model zijn geen bepalingen opgenomen over de rondvraag. In de praktijk werd aan het einde van de raadscommissievergadering een rondvraag gehouden. In deze verordening is er voor gekozen de rondvraag te houden aansluitend aan de bespre-king van de “Ter kennisname”-stukken. Voordeel hiervan is dat de voor een deel van de vergadering uitgenodigde portefeuillehou-ders op dat moment van de vergadering in ieder geval aanwezig zijn om op eventuele vragen aan hen in te gaan.
Artikel 19 Aantal spreektermijnenBij de evaluatie van de dualisering in 2006 heeft uw raad uitgesproken er –ter verlevendiging van het debat- voorstander van te zijn bij raadscommissievergaderingen een minder strakke vergaderdiscipline te hanteren, door het loslaten van de twee termijnenregel. In verband hiermee is in deze verordening de bepaling uit het VNG-model, dat de beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, niet overgenomen.Wel is de mogelijkheid opengehouden dat de voorzitter, als het belang van de orde van de vergadering daar aanleiding toe geeft, het aantal spreektermijnen beperkt tot twee.
Artikel 20 SpreektijdDit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige spre-kers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.
Artikel 21 Voorstellen van ordeIeder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg)pauze.
Artikel 22 Handhaving orde; schorsingHet eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, Ge-meentewet bovendien dat artikel 22 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet raadsleden. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 30 van deze verordening.
Artikel 23 BeraadslagingOm de duur van vergaderingen niet onnodig te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
Artikel 24 Deelname aan beraadslaging door anderenDeze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde ver-schoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadsla-gingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.
Artikel 25 AdviesDe voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. In het aangepaste vierde lid is bepaald dat het aan de raad uit te brengen advies steeds de standpunten van alle fracties worden opgenomen. Voorheen werd alleen van minderheidsstandpunten melding gemaakt indien daarom uitdrukkelijk werd verzocht. Door bij de advisering uitdrukkelijk de standpunten van alle fracties op te nemen, wordt de in het presidium gevraagde duidelijkheid verschaft in hoeverre de (stem)verhoudingen in de commissies corresponderen met de (stem)verhoudingen in de gemeenteraad.
Artikel 26 Besloten vergadering: AlgemeenBij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Artikel 27 Besloten vergadering: BesluitenlijstOp grond van artikel 82, vijfde lid, Gemeentewet is artikel 23 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist.
Artikel 28 Besloten vergadering: GeheimhoudingHetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, Gemeentewet en artikel 55, tweede lid, Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.
Artikel 29 Besloten vergadering: Opheffing geheimhoudingZoals uit de toelichting op artikel 28 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raads-commissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Artikel 30 Toehoorders en persArtikel 26, eerste en tweede lid, Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toe-hoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.
Artikel 31 Uitleg verordening en artikel 32 InwerkingtredingDeze artikelen behoeven geen toelichting.