Overheidsorganisatie | Gemeente Spijkenisse |
---|---|
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Spijkenisse 2007 |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Spijkenisse 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Aanvullende Subsidieverordening Spijkenisse van 07-04-1998
1. Raadsbesluit tot vaststelling van subsidieplafonds 2008
2. Raadsbesluit tot vaststelling van subsidieplafonds 2009
3. Raadsbesluit tot vaststelling van subsidieplafonds 2010
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-02-2010 | 01-01-2010 | wijziging van art. 19, 24 en 25, en intrekking van art. 26 | 15-12-2009 DIT! is Spijkenisse, 22-02-2010 | IWIBP/2009/106 | |
22-05-2007 | 17-05-2007 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 16-05-2007 Gemeentelijke voorlichtingskrant, 21-05-2007 | IWMC/2007/29 |
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen
Artikel 1 Definities
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen en subsidievormen
Paragraaf 2.1 Algemeen
Artikel 2 Toepassingsbereik
Artikel 3 Bevoegdheid college
Artikel 4 Subsidieplafond
Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud
Artikel 6 Uitvoeringsovereenkomst
Paragraaf 2.2 Subsidievormen
Artikel 7 Subsidievormen
Artikel 8 Waarderingssubsidie
Artikel 9 Projectsubsidie
Artikel 10 Budgetsubsidie
Artikel 11 Investeringssubsidie
Artikel 12 Garantiesubsidie
Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag en –verlening
Paragraaf 3.1 Aanvraag tot subsidieverlening
Artikel 13 Waarderingssubsidie
Artikel 14 Projectsubsidie
Artikel 15 Budgetsubsidie
Artikel 16 Investeringssubsidie
Artikel 17 Garantiesubsidie
Artikel 18 Aanvullende bepalingen
Paragraaf 3.2 De verlening
Artikel 19 Algemene bepalingen
Artikel 20 Beslistermijnen
Artikel 21 Aanhoudingsbevoegdheid
Artikel 22 Weigeringsgronden
Artikel 23 Duur van de subsidie
Hoofdstuk 4 Subsidieverantwoording en -vaststelling
Paragraaf 4.1 Aanvraag tot subsidievaststelling
Artikel 24 Termijn van aanvraag
Artikel 25 Gegevens bij projectsubsidie en structurele waarderingssubsidie
Artikel 26 Gegevens bij budgetsubsidie, investeringssubsidie en garantiesubsidie
Artikel 27 Aanvullende bepalingen
Paragraaf 4.2 De vaststelling
Artikel 28 Beslistermijn
Artikel 29 Vaststelling van de projectsubsidie en budgetsubsidie
Artikel 30 Vaststelling van de investeringssubsidie
Artikel 31 Vaststelling van de garantiesubsidie
Hoofdstuk 5 Bevoorschotting, terugvordering, verrekening en reserves
Artikel 32 Bevoorschotting
Artikel 33 Terugvordering en verrekening
Artikel 34 Vergoeding vermogensvorming
Artikel 35 Egalisatiereserve
Artikel 36 Bestemmingsreserve
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 37 Verslag
Artikel 38 Administratieve verplichtingen
Artikel 39 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
Artikel 40 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
Artikel 41 Medewerking gemeentelijk onderzoek
Artikel 42 Ontbinding en fusie
Hoofdstuk 7 Slotbepalingen
Artikel 43 Hardheidsclausule
Artikel 44 Intrekking oude regeling
Artikel 45 Overgangsrecht
Artikel 46 Inwerkingtreding
Artikel 47 Citeertitel
De raad der gemeente Spijkenisse;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 mei 2007;
besluit:
de Algemene Subsidieverordening Spijkenisse 2007 vast te stellen.
Om in aanmerking te kunnen komen voor gemeentelijke subsidie is het nodig te voldoen aan de juiste procedurele en inhoudelijke verplichtingen. Welke dat zijn staat in de voorliggende Algemene Subsidieverordening Spijkenisse 2007 (ASV).
Hoofdstuk 1 definieert de begrippen, van belang voor het subsidieproces.
De algemene bepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 2. Bovendien worden in dit hoofdstuk de subsidievormen omschreven die de gemeente onderscheidt.
De twee volgende hoofdstukken (3 en 4) bevatten regels voor de twee hoofdfasen uit het subsidieproces: het doen van een aanvraag tot subsidieverlening resp. het doen van een aanvraag tot subsidievaststelling. Deels betreft het regels die van toepassing zijn voor elke subsidievorm afzonderlijk, deels regels met een algemene strekking.
Hoofdstuk 5 geeft voorschriften rond bevoorschotting, terugvordering, verrekening en reservevorming.
In de hoofdstukken 6 en 7 tenslotte staan overige bepalingen resp. slotbepalingen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
gemeente: de gemeente Spijkenisse;
raad: de raad van de gemeente Spijkenisse;
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse;
subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;
wet: de Algemene wet bestuursrecht;
verstrekken van subsidie: de verzamelterm voor subsidieverlening en subsidievaststelling;
instelling: elke organisatie, zijnde een rechtspersoon doch niet een publiekrechtelijke, die zich zonder winstoogmerk het uitvoeren van een of meer activiteiten ten doel stelt waarvan het college de ideële of materiële waarde voor de Spijkenisser samenleving erkent;
subsidieontvanger: als ontvanger van subsidie de drager van subsidierechten en –plichten;
jaaromzet: de totale inkomsten in enig jaar, inclusief de subsidie;
financieringsplan: het overzicht waaruit blijkt op welke wijze gelden ten behoeve van de beoogde activiteit worden verschaft;
balans: staat van bezittingen en schulden met het kapitaal of zuiver vermogen als sluitpost;
bestemmingsreserve: een reserve gevormd met het oog op bepaalde investeringen die in een bepaald jaar voor een bepaald doel zullen worden gedaan;
subsidiejaar: het kalenderjaar waarin de activiteiten, projecten of investeringen zijn voorzien.
Deze verordening regelt hoe, waarvoor en in welke vorm het college subsidie verstrekt. Uitgesloten zijn gevallen waarin andere wet- of regelgeving voorziet.
Het college is bevoegd tot:
verstrekken van subsidies indien en voor zover de hiervoor benodigde gelden in de gemeentebegroting zijn gereserveerd;
stellen van nadere regels betreffende het bepaalde in deze verordening;
toepassen van deze verordening en titel 4.2 van de Wet;
ter uitvoering van deze verordening vaststellen van beleidsregels voor door hem te bepalen beleidsterreinen, binnen door de raad aangegeven kaders. Beleidsregels kunnen vastleggen, voor welke activiteiten en onder welke nadere criteria subsidies kunnen worden verstrekt.
1. De raad kan voor subsidies, op nader te bepalen beleidsterreinen, een subsidieplafond vaststellen als bedoeld in artikel 4:22 van de Wet.
2. Hierbij wordt tevens de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag vastgesteld.
Subsidieverlening ten laste van een nog niet vastgestelde en nog niet goedgekeurde gemeentebegroting vindt plaats onder de voorwaarde, dat hiervoor voldoende gelden beschikbaar komen.
Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten als bedoeld in artikel 4:36 van de Wet. Hierin neemt het college slechts op dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor subsidie is verleend.
Voor subsidies geldt altijd dat zij waardevol moeten zijn voor de bevolking van Spijkenisse en moeten passen binnen de gemeentelijke beleidskaders. Uitgezonderd van deze eisen zijn de subsidies, welke worden verstrekt op grondslag en ter uitvoering van een specifieke uitkering van het Rijk, die mede is bestemd voor andere gemeenten.
Zij kunnen worden verstrekt in de volgende vormen:
a. incidentele en structurele waarderingssubsidie;
b. projectsubsidie;
c. budgetsubsidie;
d. investeringssubsidie;
e. garantiesubsidie.
1. Een waarderingssubsidie wordt verstrekt als waardering voor activiteiten. Er is geen directe relatie tussen de hoogte van de subsidie en de kosten van die activiteiten.
2. Onderscheiden worden een structurele en een incidentele waarderingssubsidie.
3. Een incidentele waarderingssubsidie voor het tweede achtereenvolgende jaar aangevraagd voor dezelfde activiteiten, behandelt het college als een structurele waarderingssubsidie.
Een projectsubsidie wordt eenmalig voor ten hoogste drie jaar verstrekt om vernieuwende activiteiten uit te voeren.
Een budgetsubsidie wordt aan een instelling verstrekt voor de uitvoering van structurele activiteiten.
1. Een investeringssubsidie is bestemd voor de oprichting, verbouw of aanbouw van een accommodatie van een instelling in Spijkenisse.
2. De kosten voor commerciële bouw, zoals bar, keuken en sponsorruimten, zijn niet subsidiabel.
3. De waarde van de zelfwerkzaamheid van leden enzovoort is niet subsidiabel.
Een garantiesubsidie dient ter dekking van een negatief exploitatiesaldo van activiteiten. De hoogte ervan moet vooraf door het college zijn aanvaard en wordt eenmalig verstrekt.
1. Een structurele waarderingssubsidie moet vóór 1 juli voorafgaande aan het subsidiejaar worden aangevraagd.
2. Een incidentele waarderingssubsidie moet ten minste dertien weken voor aanvang van de geplande activiteit worden aangevraagd.
3. a. De artikelen 4:61, eerste lid, tot en met 4:64, eerste lid, van de Wet zijn van toepassing.
b. De aanvraag gaat voorts in ieder geval vergezeld van:
1°. een balans met activa en passiva;
2°. voor zover van toepassing datum en plaats van uitvoering;
3°. voor zover van toepassing aantal te verwachten deelnemers.
1. Een projectsubsidie moet vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar worden aangevraagd.
2. a. De artikelen 4:61, eerste lid, tot en met 4:64, eerste lid, van de Wet zijn van toepassing.
b. De aanvraag gaat voorts in ieder geval vergezeld van:
1°. een balans met activa en passiva;
2°. voor zover van toepassing datum en plaats van uitvoering;
3°. voor zover van toepassing aantal te verwachten deelnemers.
1. Een budgetsubsidie moet vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar worden aangevraagd.
2. a. De artikelen 4:61, tot en met 4:64, van de Wet zijn van toepassing.
b. De aanvraag gaat voorts in ieder geval vergezeld van:
1°. een balans met activa en passiva;
2°. een verslag van de activiteiten in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd.
1. Een investeringssubsidie moet vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar worden aangevraagd.
2. a. De artikelen 4:61, eerste lid, tot en met 4:64, eerste lid, van de Wet zijn van toepassing.
b. De aanvraag gaat voorts in ieder geval vergezeld van:
1°. een dekkend financieringsplan. De dekking is inclusief de gevraagde subsidie;
2°. een bestek.
1. Een garantiesubsidie moet vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar worden aangevraagd.
2. a. De artikelen 4:61, tot en met 4:64, van de Wet zijn van toepassing.
b. De aanvraag voor een garantiesubsidie gaat voorts in ieder geval vergezeld van een financieringsplan.
3. Uit de aanvraag blijkt de omvang van het maximale negatieve exploitatiesaldo.
1. Bij een eerste aanvraag door een rechtspersoon, niet krachtens publiekrecht ingesteld, wordt overgelegd:
a. een oprichtingsakte;
b. de statuten;
c. het huishoudelijk reglement.
2. Indien voor dezelfde begrote uitgaven tevens elders subsidie is aangevraagd, wordt daarvan goed toegelicht mededeling gedaan. Dit geschiedt onder vermelding van de stand van zaken over de afhandeling hiervan.
3. Het college kan bepalen dat een of meer van in deze paragraaf vermelde stukken niet verstrekt hoeven te worden. Dit is mogelijk indien deze voor de besluitvorming niet nodig zijn of redelijkerwijs niet verlangd kunnen worden.
1. a. Aan een besluit tot subsidievaststelling gaat een besluit tot subsidieverlening vooraf.
b. Bij iedere incidentele waarderingssubsidie is de beschikking tot subsidieverlening tevens de beschikking tot subsidievaststelling. Een subsidie voor de oprichting van een instelling is hiervan uitgezonderd.
2. De beschikking geeft de vorm van de subsidie aan.
3. Het college kan aanvullende verplichtingen opleggen, nodig voor verwezenlijking van het subsidiedoel.
4. Het college kan aanvullende verplichtingen opleggen met betrekking tot tussentijdse verslaglegging over een activiteit, project of investering.
5. Ontvangers van budgetsubsidie komen slechts in aanmerking voor een projectsubsidie, indien het project plaatsvindt bovenop de bestaande activiteiten.
6. Indien ontvangers van budgetsubsidie een project na drie jaar voortzetten, moeten zij de kosten hiervoor zelf opbrengen.
7. Een garantiesubsidie wordt niet verleend voor een activiteit, waarvoor het college al een andere subsidie heeft verleend.
Het college beslist, na vaststelling van de gemeentebegroting, op een aanvraag voor:
a. een project-, budget-, investerings- en garantiesubsidie, alsmede een structurele waarderingssubsidie, vóór 1 januari van het subsidiejaar;
b. een incidentele waarderingssubsidie, binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.
Het college kan de beslissing op een aanvraag aanhouden. Dit is mogelijk indien de aanvrager voor een reeds eerder verleende subsidie geen ontvankelijke aanvraag tot vaststelling heeft ingediend, terwijl de termijn daartoe is verstreken. De aanhouding duurt voort totdat een ontvankelijke aanvraag wel is ontvangen.
Naast de gronden uit artikel 4:25 en 4:35 van de Wet, kan subsidie worden geweigerd indien:
de activiteiten (waarvoor subsidie wordt aangevraagd) niet passen binnen het gemeentelijk beleid;
activiteiten zullen worden ontplooid die in strijd zijn met (internationale) wet- en regelgeving, het algemeen belang, de openbare orde of de goede zeden;
de activiteiten strijdig zijn met algemene en internationaal erkende rechten van de mens;
de subsidieverlening moet worden aangemerkt als ongeoorloofde staatssteun als bedoeld in artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap [Red: vanaf 01-12-2009 artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie];
de activiteiten zich niet in hoofdzaak richten op de gemeente, dan wel niet aanwijsbaar ten goede komen aan haar inwoners, tenzij het activiteiten betreft waarvoor subsidie wordt verstrekt ter uitvoering van een specifieke uitkering van het Rijk, die mede is bestemd voor andere gemeenten;
de activiteiten gericht zijn op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;
de activiteiten niet open zijn gesteld voor alle groeperingen, ongeacht ras, land van herkomst, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid. Hierop is een uitzondering mogelijk indien de activiteiten zijn gericht op specifieke door de gemeente erkende doelgroepen;
de aanvrager winst beoogt;
de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden beschikt om de activiteiten te ontplooien;
de activiteiten reeds plaatsgevonden hebben dan wel in uitvoering zijn alvorens een subsidieaanvraag is ingediend;
de subsidieontvanger niet voldoet aan het gestelde bij of krachtens deze verordening.
1. Subsidies worden, behoudens de bepaling in lid 2, verleend voor de duur van maximaal één jaar.
2. Meerjarige subsidieverlening kan uitsluitend plaatsvinden voor projectsubsidies.
3. In de verleningsbeschikking voor een projectsubsidie geeft het college aan:
a. voor welke periode deze geldt;
b. op welke wijze het subsidiebedrag over de periode is uitgesplitst;
c. welke gegevens de subsidieontvanger, op welk tijdstip moet verstrekken ten behoeve van het vaststellen van de subsidie.
1. Iedere subsidieontvanger dient vóór 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot subsidievaststelling in, tenzij bij de subsidieverlening een andere datum is bepaald.
2. Een ontvanger van een incidentele waarderingssubsidie is hiervan uitgezonderd; dit met inachtneming van art. 19, lid 1, sub b.
3. Een ontvanger van een projectsubsidie dient een aanvraag tot subsidievaststelling in vóór 1 juli van het jaar na afloop van de projectperiode, tenzij bij de subsidieverlening een andere datum is bepaald.
1. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:
a. een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:80 van de Wet;
b. een door de aanvrager ondertekende jaarrekening met een balans; de jaarrekening is op dezelfde wijze ingericht als de bij de aanvraag om subsidieverlening overgelegde begroting.
2. Bij projectsubsidies is artikel 4:78 van de Wet van toepassing.
1. Op de aanvraag zijn de artikelen 4:75 tot en met 4:80 van de Wet van toepassing.
2. Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie is artikel 4:76 van de Wet van toepassing.
1. Het college kan bepalen dat naast de gegevens op grond van artikel 25 en 26 ook andere gegevens moeten worden overgelegd.
2. Het college kan vrijstelling verlenen van een of meer onderdelen uit deze paragraaf. Dit is mogelijk indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of als de gegevens niet vereist zijn om te komen tot zorgvuldige besluitvorming.
Het college stelt de subsidie vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot vaststelling is ingediend.
1. Buiten de gronden zoals omschreven in artikel 4:46 van de Wet kan het college de subsidie lager vaststellen indien:
a. de subsidieontvanger de in de beschikking tot verlening aangegeven activiteiten realiseert tegen een lager bedrag dan is bepaald. Alsdan wordt bij vaststelling uitgegaan van dit lagere bedrag;
b. de subsidieontvanger kwantitatief of kwalitatief minder activiteiten realiseert, dan aangegeven in het bij aanvraag tot verlening overgelegde activiteitenplan. Alsdan wordt bij de vaststelling een evenredige korting toegepast;
c. de subsidieontvanger andere activiteiten heeft ontplooid dan aangegeven in het bij aanvraag tot verlening overlegde activiteitenplan. Alsdan wordt bij de subsidievaststelling een evenredige korting toegepast.
2. Indien de subsidieontvanger de in de beschikking tot verlening aangegeven activiteiten realiseert tegen een hoger bedrag dan is bepaald, wordt bij vaststelling uitgegaan van het bij verlening bepaalde bedrag.
3. Indien de subsidieontvanger meer activiteiten en/of andere activiteiten realiseert dan is aangegeven in het bij de subsidieaanvraag overgelegde activiteitenplan leidt dit bij de vaststelling niet tot een hoger bedrag dan bij de verlening is bepaald.
1. Buiten de gronden zoals omschreven in artikel 4:46 van de Wet kan het college de subsidie lager vaststellen indien:
a. de subsidieontvanger de investering realiseert tegen een lager bedrag dan in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald. Alsdan wordt bij vaststelling uitgegaan van dit lagere bedrag;
b. de subsidieontvanger andere investeringen heeft gepleegd dan aangegeven in het bestek bij de subsidieaanvraag. Alsdan wordt bij vaststelling een evenredige korting toegepast.
2. Indien de subsidieontvanger de investering realiseert tegen een hoger bedrag dan in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, wordt bij vaststelling uitgegaan van het bij verlening bepaalde bedrag.
3. Indien de subsidieontvanger meer investeringen realiseert dan bij de subsidieaanvraag was aangegeven leidt dit bij vaststelling niet tot een hoger bedrag dan bij verlening is bepaald.
1. Buiten de gronden zoals omschreven in artikel 4:46 van de Wet kan het college de subsidie lager vaststellen. Dit is alleen mogelijk indien het negatieve exploitatiesaldo, na afloop van de activiteiten, geringer blijkt dan waarvan is uitgegaan bij verlening. Alsdan wordt bij vaststelling uitgegaan van het werkelijke negatieve saldo van de exploitatie.
2. Indien het werkelijke negatieve saldo van de exploitatie groter blijkt dan waarvan is uitgegaan bij verlening, leidt dit bij vaststelling niet tot een hoger bedrag.
1. Het college kan de subsidieontvanger een voorschot verlenen.
2. Het college is bevoegd het voorschot in gedeelten te betalen.
1. Het college kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
2. Het college kan deze bedragen verrekenen met subsidie, die aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten voor een ander tijdvak is verleend.
3. Intrekking of wijziging, als bedoeld in afdeling 4.2.6 van de Wet, heeft tot gevolg dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen wettelijke rente verschuldigd is.
1. Een subsidieontvanger is aan het college een vergoeding van vermogenswaarden verschuldigd, in gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Wet.
2. a. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag, waarmee de gemeente door middel van subsidiëring heeft bijgedragen aan de vermogensvorming. Dit wordt afgewogen tegen de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.
b. De vergoeding is afhankelijk van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen, op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.
c. Bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat de subsidieontvanger als schadevergoeding heeft gekregen.
d. Bij onroerend goed geschiedt de waardebepaling door één onafhankelijk deskundige.
3. Het is mogelijk dat een subsidieontvanger zijn activiteiten door een andere rechtspersoon laat voortzetten en zijn activa en passiva aan deze ander tegen boekwaarde in eigendom overdraagt. Indien dit met toestemming van het college gebeurt is de subsidieontvanger ter zake geen vergoeding verschuldigd.
1. De ontvanger van budgetsubsidie vormt een egalisatiereserve, als bedoeld in artikel 4:72 van de Wet. De rest van dit artikel is hierbij eveneens van toepassing.
2. De hoogte van de egalisatiereserve bedraagt maximaal tien procent van de jaaromzet van de instelling.
3. Indien in enig subsidiejaar het financieel overschot groter is dan dit percentage, wordt het meerdere op de subsidie in mindering gebracht.
1. Een subsidieontvanger kan het college schriftelijk verzoeken een bestemmingsreserve te vormen.
2. Bij het verzoek wordt het doel en de maximale hoogte van de reserve aangegeven, alsmede een onderbouwing van de noodzaak hiervoor.
3. Het college stelt de maximale hoogte van de bestemmingsreserve vast en bepaalt daarbij binnen welke termijn de reserve moet zijn gebruikt.
4. Het college verbindt nadere voorwaarden aan een bestemmingsreserve.
5. Indien de reserve niet is besteed overeenkomstig de voorwaarden en binnen de gestelde termijn, komt de toestemming te vervallen. De subsidieontvanger is dan verplicht de gereserveerde subsidiebedragen terug te betalen.
6. De bestemmingsreserve mag alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor deze is bestemd.
7. Een bestemmingsreserve wordt niet meegenomen bij de beoordeling als bedoeld in artikel 22 onder i.
1. Het college brengt ten minste eenmaal in de vier jaren aan de raad een subsidieverslag uit.
2. In dit verslag worden de omvang van en ontwikkelingen in de verstrekte subsidies gerelateerd aan de hiermee ontplooide activiteiten.
3. Het college doet dit de eerste keer in augustus 2009.
1. De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat:
a. daaruit te allen tijde de voor subsidieverstrekking relevante rechten en verplichtingen, alsmede betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan;
b. een controle door of namens het college kan worden uitgevoerd.
2. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.
3. De ontvanger van een incidentele waarderingssubsidie is vrijgesteld van deze verplichtingen.
Een subsidieontvanger stelt het college direct van het volgende op de hoogte:
wanneer hij activiteiten of investeringen, waarvoor subsidie is verleend niet kan realiseren of anderszins niet kan voldoen aan subsidieverplichtingen;
na een subsidieaanvraag of subsidieverlening van wijzigingen in omstandigheden die van belang zijn voor de subsidieverstrekking. Daarbij worden relevante stukken overgelegd;
het voornemen tot wijziging van de statuten en het huishoudelijk reglement;
indien gedurende het subsidiejaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen begrote en werkelijke uitgaven en inkomsten. Hij vermeldt daarbij de oorzaak van de verschillen;
het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
het ontbinden van de rechtspersoon;
wijzigingen in het bestuur.
1. De subsidieontvanger houdt haar roerende en onroerende zaken verzekerd tegen schade van brand, storm en inbraak.
2. De subsidieontvanger verzekert haar personeel en voor haar werkzame vrijwilligers gedurende hun arbeidstijd, tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.
3. Het college kan hiervoor vrijstelling verlenen, als naleving redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
Een subsidieontvanger werkt mee aan een door of namens het college ingesteld onderzoek ten behoeve van beleidsontwikkeling.
1. Een voornemen tot opheffing of fusie brengt de subsidieontvanger ten minste 13 weken voor het definitieve besluit ter kennis van het college.
2. De voorschriften uit hoofdstuk 4 en 5 van deze verordening zijn van toepassing in de volgende gevallen: bij liquidatie; het aangaan van een fusie of een andere vorm van samenwerking; het geheel of gedeeltelijk staken van activiteiten.
In bijzondere gevallen en voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken, na bespreking in de vakcommissie, van het bepaalde in deze verordening.
De Aanvullende Subsidieverordening Spijkenisse van 7 april 1998 wordt ingetrokken.
1. Aanvragen tot het nemen van besluiten, ingediend vóór inwerkingtreding van deze verordening en waarover op dat moment nog niet is beslist, worden behandeld op basis van de in artikel 44 genoemde verordening.
2. Aanvragen tot subsidievaststelling, ingediend na inwerkingtreding van deze verordening worden behandeld op basis van de in artikel 44 genoemde verordening, indien de subsidie is verleend krachtens die verordening.
3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking die krachtens de in artikel 44 genoemde verordening is genomen, wordt beslist met toepassing van deze verordening.
Deze verordening treedt in werking op 17 mei 2007.
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Spijkenisse 2007.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Spijkenisse d.d. 16 mei 2007