Overheidsorganisatie | Gemeente Skarsterlân |
---|---|
Officiële naam regeling | Brandbeveiligingsverordening voor inrichtingen |
Citeertitel | Brandbeveiligingsverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Brandbeveiligingsverordening welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 mei 2009 en in werking is getreden op 25 juni 2009.
Wet veiligheidsregio's, art. 3
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-04-2011 | 01-01-2016 | intrekking | 30-03-2011 Skarsterlân Nijs, 11-07-2012 | raadsbesluit 53/2012 | |
07-04-2011 | nieuwe regeling | 30-03-2011 Skarsterlân Nijs, 06-04-2011 | raadsbesluit 12/2011 |
De raad van de gemeente Skarsterlân;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 26/2011;
gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146);
constaterende dat er een vangnet nodig is voor brandveiligheidsvoorzieningen die noodzakelijk zijn, maar waarvoor nog geen wettelijke basis voorhanden is;
constaterende dat bij deze brandveiligheidsvoorzieningen onder andere gedacht moet worden aan inrichtingen, die geen bouwwerken zijn, zoals bijvoorbeeld feesttenten en drijvende discotheken;
overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;
besluit vast te stellen de
Brandbeveiligingsverordening voor inrichtingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;
b bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1 Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:
a meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn;
b aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft;
c aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.
2 Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het gestelde in de artikelen 4 en 5.
3 Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.
4 Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8 en 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door het college aangewezen ambtenaren.
1 Vergunningen die zijn verleend onder werking van de Brandbeveiligingsverordening van 20 juli 1994, de Brandbeveiligingsverordening van 27 mei 2009 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening.
2 Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Brandbeveiligingsverordening van 27 mei 2009 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
3 Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de Brandbeveiligingsverordening van 27 mei 2009 wordt beslist met toepassing van deze verordening.
1 Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in de Jouster Courant.
2 Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze Brandbeveiligingsverordening wordt de Brandbeveiligingsverordening vastgesteld bij raadsbesluit van 27 mei 2009 ingetrokken.
3 Deze verordening kan worden aangehaald als Brandbeveiligingsverordening.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Skarsterlân in zijn openbare vergadering van 30 maart 2011.
De raad voornoemd,
voorzitter griffier