Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen

Gemeenschappelijke Regeling ISWI

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieIntergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen
Officiële naam regelingGemeenschappelijke Regeling ISWI
CiteertitelGemeenschappelijke Regeling ISWI
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpWerk en Inkomen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet gemeenschappelijke regelingen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2011Onbekend

30-09-2010

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen.

Artikel 1.

regeling: deze gemeenschappelijke regeling

deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten

het ISWI: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2.

medewerkers: de bij het ISWI aangestelde ambtenaren alsmede personen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten, dan wel personen, die op grond van enig ander algemeen verbindend voorschrift in dienst zijn van het ISWI.

gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Gelderland.

Artikel 2.

Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd het ISWI, gevestigd en kantoorhoudende te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek.

Artikel 3.

Het bestuur van het ISWI bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2. Belang, taken en bevoegdheden.

Artikel 4.

Het ISWI behartigt de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van de aan de deelnemende gemeenten in medebewind opgedragen sociale zekerheidswetgeving, wetgeving inzake gesubsidieerde arbeid en zo nodig regelgeving inzake gemeentelijke sociale zorg

Artikel 5.

1.Ter verwezenlijking van de in artikel 4 genoemde gemeenschappelijke belangen is door de gemeenten aan het ISWI opgedragen de volledige verantwoordelijkheid en de uitvoering van de taken en bevoegdheden op grond van en krachtens de:

De Wet Werk en Bijstand, waarbij de uitvoering van het overgangsrecht en nadere

uitvoeringsregelingen eveneens onder de verleende opdracht valt

esluit bijstandsverlening zelfstandigen

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

werknemers

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen

zelfstandigen

  • 2.

    De gemeenten kunnen het ISWI belasten met de verantwoordelijkheid en uitvoering van de bevoegdheden op grond van wetten en regelingen inzake sociale zekerheid, inzake andere vormen van gesubsidieerde arbeid en inzake gemeentelijke sociale zorg voor zover daartoe de betreffende wetgeving en regelingen daartoe de mogelijkheid bieden.

  • 3.

    Het ISWI kan aan andere gemeenten diensten verlenen ten aanzien van de in de

    voorgaande leden genoemde taken op basis van een daartoe met een dergelijke gemeente door het algemeen bestuur te sluiten overeenkomst.

Artikel 6.

  • 1.

    Voor zover hiervan in deze regeling niet is afgeweken, komen aan de bestuursorganen van het ISWI ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken de bevoegdheden algemeen bestuur in de plaats van de raad, het dagelijks bestuur in de plaats van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter in de plaats van de burgemeester.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de in artikel 4 eerste en tweede lid genoemde wetten en regelingen of enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in de artikelen voor de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk gelezen, het ISWI, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 3. Het algemeen bestuur.

Artikel 7.

  • 1.

    In het algemeen bestuur hebben per gemeente leden zitting.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen door de raden van de gemeenten uit hun midden hun voorzitters inbegrepen en uit de wethouders, waarbij tenminste l dien te worden aangewezen uit hun college van burgemeester en wethouders

  • 3.

    De raden van de gemeenten wijzen met in achtneming van het tweede lid voor ieder lid een plaatsvervangend lid aan.

  • 4.

    Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar:

    • a.

      met de betrekking van medewerkers als bedoeld in artikel 1;

    • b.

      met de betrekking van medewerkers in een vorm van gesubsidieerde arbeid als

      bedoeld in artikel 5 eerste en tweede lid;

    • c.

      voor degenen, die op grond van enig wettelijk voorschrift direct toezicht houden op de uitvoering van de aan het ISWI opgedragen taken.

  • 5.

    Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt:

    • a.

      van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad uit wiens midden men is aangewezen, dan wel ophoudt wethouder te zijn van de desbetreffende gemeente;

    • b.

      met ingang van de datum, waarop een in het vierde lid bedoelde onverenigbaarheid met het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap ontstaat;

    • c.

      onverminderd het bepaalde in artikel 8, derde lid, op de dag waarop de zittingsperiode van de raden van de gemeenten afloopt.

Artikel 8.

  • 1.

    De raden van de gemeenten beslissen in elke nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraden zo mogelijk in de vergadering als bedoeld in artikel 37 van de Gemeentewet, waarin de wethouders worden benoemd over de aanwijzing van de nieuwe leden en plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur en in geval dit niet mogelijk blijkt in de dan eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 2.

    Aftredende leden van en plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur kunnen opnieuw worden aangewezen als zij blijven voldoen aan de vereisten daarvoor als bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 3.

    Totdat de raden van de gemeenten in hun opvolging hebben voorzien, blijven de aangewezen leden en plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur, die hadden moeten aftreden als zodanig functioneren voor zo ver zij blijven voldoen aan de vereisten voor het lidmaatschap en plaatsvervangend lidmaatschap als bedoeld in artikel 7 tweede lid.

  • 4.

    De raad van een gemeente kan een door haar aangewezen lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur te allen tijde ontslaan, indien deze het vertrouwen van deze raad niet meer bezit. Van het besluit ter zake wordt onmiddellijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Indien tussentijds een plaats van een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur beschikbaar komt, wijst de betreffende raad in zijn eerstvolgende vergadering of, zo dit niet mogelijk mocht zijn, ten spoedigste een nieuw lid of plaatsvervangend lid aan.

  • 6.

    In het geval van een tussentijdse ontslagname als lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur, stelt het betreffende lid of plaatsvervangend lid terstond de voorzitter en de raad van zijn gemeente op de hoogte. De tussentijdse ontslagname is onherroepelijk. Leden of plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag genomen hebben, behouden hun lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van het algemeen bestuur voor zover zij aan de vereisten daarvoor als bedoeld in artikel 7 tweede lid blijven voldoen, totdat onherroepelijk in hun is voorzien.

  • 7.

    Elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur delen de gemeenten binnen 8 dagen schriftelijk mede aan de voorzitter.

Artikel 9.

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo vaak als het algemeen bestuur daartoe heeft besloten dan wel de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste een vijfde van het aantal zitting hebbende leden dit schriftelijk, onder opgaaf van redenen aan de voorzitter, verlangt.

  • 2.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur worden in het openbaar gehouden.

  • 3.

    De vergadering vindt doorgang, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen.

  • 4.

    De deuren worden gesloten, wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt, of de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur besluit vervolgens, of met gesloten deuren vergaderd zal worden.

  • 6.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 10.

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een Reglement van orde vast met in achtneming van de artikelen 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en waarin onder meer regels worden gegeven voor:

  • a.

    het horen van de gemeenten en belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten.

  • b.

    omtrent de wijze van verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 21,22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 11.

  • 1.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft 1 stem.

  • 2.

    Een besluit van het algemeen bestuur wordt geacht te zijn genomen al.

Artikel 12.

In een besloten vergadering kan niet worden besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuwe leden en plaatsvervangend leden;

  • b.

    door de raden van de gemeenten op grond van artikel 5 eerste en tweede lid overgedragen verordenende bevoegdheden;

  • c.

    de vaststelling van het beleidsplan als bedoeld in artikel 26 tweede lid en het uitvoeringsplan als bedoeld in artikel 26 derde lid;

  • d.

    de vaststelling en wijziging van de begroting als bedoeld in artikel 31 zevende lid en de vaststelling van de jaarrekening als bedoeld in artikel 32 vijfde lid.

  • e.

    De benoeming en ontslag van de voorzitter en van de leden van het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 4. Het dagelijks bestuur.

Artikel 13.

1.Het dagelijks bestuur bestaat uit

. Artikel 168 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 14.

  • 1.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 eerste lid.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de datum, waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur eindigt. Zij zijn weer als lid benoembaar als zij blijven voldoen aan het lidmaatschapvereiste van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 7 tweede lid.

  • 3.

    De aftredende leden van het dagelijks bestuur blijven hun lidmaatschap - voor zo ver aan het lidmaatschapvereiste van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 7 tweede lid voldoen – vervullen, totdat hun opvolgers hun lidmaatschap hebben aanvaard.

  • 4.

    De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in zijn nieuwe samenstelling te houden binnen 1 maand nadat bij de aanvang van hun nieuwe zittingsperiode door alle gemeenteraden van de gemeenten is voldaan aan het bepaalde in artikel 8 lid 1.

  • 5.

    Op de leden van het dagelijks bestuur is artikel 49 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15.

Het dagelijks bestuur stelt een Reglement van orde voor zijn vergaderingen en voor zijn andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

Artikel 16.

De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het dagelijks bestuur daarover heeft bepaald, dag en plaats van de vergaderingen van het dagelijks bestuur en het tijdstip van de opening vast.

Hoofdstuk 5. De voorzitter.

Artikel 17.

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt per zittingsperiode een lid van het dagelijks bestuur tot voorzitter, waarbij bij iedere nieuwe zittingsperiode de voorzitter zo mogelijk uit een andere gemeente afkomstig dient te zijn.

  • 2.

    De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur

  • 3.

    Het algemeen bestuur afkomstig uit dezelfde gemeente als de voorzitter, tot plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 18.

  • 1.

    De voorzitter bevordert, dat de belangen van het ISWI op een goede wijze worden behartigd.

  • 2.

    Op de voorzitter zijn artikel 75 en 273 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het ISWI in en buiten rechte.

  • 4.

    In rechtsgedingen, waarin het ISWI en de gemeente, waaruit de voorzitter afkomstig is, partij zijn, treedt de plaatsvervangend voorzitter voor de in het vorige lid bedoelde vertegenwoordiging in de plaats van de voorzitter.

  • 5.

    Op de voorzitter is artikel 49 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Commissies.

Artikel 19.

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, ieder voor zover zij daartoe bevoegd zijn, kunnen met in achtneming van artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies van advies instellen.

Hoofdstuk 7. Inlichtingen en verantwoording.

Artikel 20.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en de leden van het dagelijks bestuur afzonderlijk, zijn aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde beleid.

  • 2.

    Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 3.

    Zij geven als dagelijks bestuur dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur het dagelijks bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde en te voeren beleid.

Artikel 21.

  • 1.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door hen gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de gemeenten alle inlichtingen, die door deze raden dan wel één of meerdere leden van deze raden worden verlangd.

Artikel 22.

  • 1.

    Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur verstrekt de raad, die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen, die door die raad of één of meerdere leden daarvan worden verlangd en wel op de in het Reglement van orde van deze raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is de raad, die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde en te voeren beleid en wel op in het Reglement van orde van raad aangewezen wijze.

Hoofdstuk 8. De medewerkers.

Artikel 23.

Het ISWI kan personen als ambtenaar aanstellen en personen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten, dan wel personen op grond van

enig ander verbindend voorschrift in dienst nemen alsmede ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken inzake gesubsidieerde arbeid betrokken personen in het kader van de betreffende wet of regeling in dienst nemen

Artikel 24.

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt de directeur op voordracht van het dagelijks bestuur van 1 persoon en kan hem schorsen of ontslaan.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen overgaan tot schorsing van de directeur en doet hiervan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt wanneer het algemeen bestuur haar niet in de eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 3.

    De directeur wordt bij zijn afwezigheid vervangen op de wijze, waarop daarin is voorzien door het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt in een instructie regels vast betreffende de bevoegdheden en taken van de directeur.

  • 5.

    De stukken die uitgaan van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de directeur mede ondertekend.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur beslist omtrent de indienstneming, schorsing en ontslag van de overige medewerkers.

Artikel 25.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de arbeidsvoorwaarden, die gelden voor de personen ambtenaren zijnde, of in dienst zijnde op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht dan wel in dienst zijnde op grond van enig voorschrift, vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt de uitvoeringsregelingen gebaseerd op de in het eerste lid genoemde arbeidsvoorwaarden vast, alsmede de algemene voorschriften en bepalingen geldende voor deze medewerkers.

  • 3.

    Op personen in dienst in een dienstbetrekking op grond van wetgeving dan wel regeling inzake gesubsidieerde arbeid zijn de daaraan verbonden algemene arbeidsvoorwaarden van toepassing alsmede de door het dagelijks bestuur vast te stellen algemene voorschriften en bepalingen geldende voor deze medewerkers.

Hoofdstuk 9. Het beleid.

Artikel 26.
  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks het ontwerp beleidsplan op, dat een samenhangend geheel is van op elkaar afgestemde keuzen omtrent de te nemen besluiten of te verrichten handelingen teneinde de doelstellingen van het ISWI te bereiken.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt het beleidsplan jaarlijks vast.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks op basis van het beleidsplan voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten voor elke jaar worden aangegeven met vermelding van de daarvoor benodigde financiële en personele middelen.

  • 4.

    Het beleidsplan en het uitvoeringsplan komen tot stand overeenkomstig de voor de begroting geldende procedure als vermeld in artikel 31.

Hoofdstuk 10. Financiële bepalingen.

Artikel 27.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie van het ISWI vast. Deze verordening dient te waarborgen, dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat naast de in het eerste lid genoemde regels:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie alsmede inzake de administratieve organisatie daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

  • 3.

    Het financiële beheer bedoeld in het eerste lid wordt verricht door de bij in dat lid bedoelde regels aan te wijzen medewerkers. De directeur kan daartoe niet worden aangewezen.

  • 4.

    De verordening als bedoeld in het eerste lid wordt, binnen 2 weken na vaststelling door het algemeen bestuur, toegezonden aan gedeputeerde staten.

Artikel 28.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van het ISWI. Deze verordening dient onder meer te waarborgen, dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie worden getoetst.

  • 2.

    De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in de aanwijzing van één of meer accountants als bedoeld in artikel 393 eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 32 bedoelde jaarrekening alsmede met het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de jaarrekening bevindingen bevat over de vraag of het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie voldoen aan de eisen van rechtmatigheid.

  • 3.

    De verordening als bedoeld in het eerste lid wordt, binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur, toegezonden aan gedeputeerde staten.

Artikel 29.

Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de gemeentelijke bijdragen, de wijze waarop de gemeenten in de exploitatie van het ISWI bijdragen en de wijze van berekening van deze bijdragen.

Artikel 30.

De gemeenten staan garant voor de betaling van de rente en aflossingen van de door het ISWI te sluiten of afgesloten geldleningen voor zover ter zake door andere overheden geen garanties worden of zijn verstrekt.

Artikel 31.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor tenminste drie op het begrotingsjaar volgende jaren op.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenraming voor 1 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor zij dienen en in ieder geval 6 weken voordat zij aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden aan de raden van de gemeenten

  • 3.

    De raden van de gemeenten kunnen binnen 6 weken na toezending van de ontwerp begroting en de meerjarenraming het dagelijks bestuur van hun gevoelen ter zake doen blijken.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenraming vier weken voor de voorgenomen datum van vaststelling toe aan het algemeen bestuur.

  • 5.

    De gevoelens van de raden van de gemeenten alsmede de eventuele nota van wijzigingen worden uiterlijk twee weken voor de vaststelling toegezonden aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    De ontwerpbegroting en de meerjarenraming alsmede de eventuele nota van wijzigingen worden ter inzage gelegd op de wijze als bedoeld in artikel 35 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alsook bij het kantoor van het ISWI en tegen betaling algemeen beschikbaar gesteld.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast voor 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar, waarvoor zij moeten dienen.

  • 8.

    Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting en de meerjarenraming aan de raden van de gemeenten, die terzake gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 9.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting en de meerraming binnen 2 weken na vaststelling, doch uiterlijk 15 juli voor het jaar waarvoor zij dienen, aan gedeputeerde staten.

  • 10.

    Met betrekking tot begrotingswijzigingen is het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel zoveel mogelijk van toepassing.

Artikel 32.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af van het gevoerde financieel beheer onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur voegt daarbij het verslag als bedoeld in artikel 28 tweede lid

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken worden aan het algemeen bestuur en de raden van de gemeenten toegezonden op uiterlijk 1 mei volgend op het jaar waarop zij betrekking hebben.

  • 4.

    De raden van de gemeenten kunnen binnen 6 weken, nadat de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken zijn toegezonden, aan het algemeen bestuur van hun gevoelen ter zake doen blijken.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast voor 1 juli in het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

  • 7.

    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden ontlast het besluit tot vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het in de jaarrekening verantwoorde financieel beheer.

Hoofdstuk 11. Vergoedingen.

Artikel 33.

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan met in achtneming van artikel 21 eerste en tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor de leden van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter een regeling voor tegemoetkoming in de kosten en een vergoeding voor hun werkzaamheden alsmede een tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen, die verband houden met de vervulling van hun lidmaatschap van het bestuur, vaststellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 24 lid 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan de leden van de in artikel 19 bedoelde commissies, die geen burgemeester, wethouder of lid van de raad van een gemeente zijn, een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissies toekennen.

Hoofdstuk 12. Het archief.

Artikel 34.

  • 1.

    De bepalingen van de Archiefwet en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van organen ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van overeenkomstige toepassing op het ISWI.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de bewaring van de archiefbescheiden.

  • 2.

    Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de bewaarplaats van

Hoofdstuk 13. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing.

Artikel 35.

  • 1.

    De raad van een niet aan de regeling deelnemende gemeente die wenst toe te treden tot de regeling richt het verzoek daartoe aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Aan de toetreding worden door het algemeen bestuur voorwaarden en gevolgen verbonden, die er niet toe mogen leiden, dat toetreding daarmede onmogelijk wordt gemaakt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur zendt het in het eerste lid bedoelde verzoek binnen 3 maanden na ontvangst voor het nemen van een besluit over de aan de toetreding te verbinden voorwaarden en gevolgen bedoeld in het tweede lid aan de raden van de gemeenten onder overlegging van advies.

  • 4.

    Alle raden van de gemeenten besluiten over de voorwaarden en gevolgen van toetreding binnen een termijn van 3 maanden na de toezending door het algemeen bestuur als bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    De toetreding van de in het eerste lid bedoelde gemeente, na aanvaarding van de door de raden van de gemeenten vastgestelde voorwaarden en gevolgen, gaat in op 1 januari volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 36.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt algemene richtlijnen vast ten aanzien van de aan uittreding van gemeenten uit de regeling te verbinden voorwaarden en gevolgen. Deze richtlijnen dienen zodanig te zijn, dat die er niet toe mogen leiden dat uittreding daarmede in feite onmogelijk wordt gemaakt.

  • 2.

    De algemene richtlijnen bevatten in ieder geval regels ten aanzien van:

    • a.

      het te voeren restrictief beleid ten aanzien van personele en materiële capaciteit van de regeling, zodra de raad van een gemeente heeft besloten tot uittreding.

    • b.

      de bepaling en vaststelling van de eenmalige frictiekosten, die uitsluitend het gevolg zijn van de uittreding van een gemeente en die ten laste komen van de uittredende gemeente.

    • c.

      de bepaling en vaststelling van de ten laste van de uittredende gemeente komende discontinuïteitschade zijnde de ongedekt blijvende onontkoombare en onvermijdbare structurele kosten, die het gevolg zijn van de uittreding van een gemeente en die de regeling zou lijden bij een gelijkblijvende jaarlijkse bijdrage van de overige gemeenten.

  • 3.

    De raad van een gemeente, die wenst uit te treden, richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    Aan de uittreding worden door het algemeen bestuur voorwaarden en gevolgen verbonden met in achtneming van het bepaalde in het eerste en het tweede lid.

  • 5.

    Het algemeen bestuur zendt het in het derde lid bedoelde verzoek binnen 3 maanden na ontvangst voor het nemen van een besluit over de aan de uittreding te verbinden voorwaarden en gevolgen bedoeld in het vierde lid aan de raden van de gemeenten onder overlegging van haar advies.

  • 6.

    Alle raden van de gemeenten besluiten over de voorwaarden en gevolgen van uittreding binnen een termijn van 3 maanden na de toezending door het algemeen bestuur als bedoeld in het vijfde lid.

  • 7.

    De uittreding van de in het derde lid bedoelde gemeente, na aanvaarding van de door de raden van de gemeenten vastgestelde voorwaarden en gevolgen, gaat in op 1 januari volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 37.

  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur als de raden van de gemeenten kunnen aan het algemeen bestuur voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel ter besluitvorming toekomen aan de raden van de gemeenten.

  • 3.

    Een wijziging komt tot stand wanneer de meerderheid van de raden van de gemeenten zich daarvoor hebben verklaard.

  • 4.

    De wijziging gaat in op de dag volgende op de dag waarop is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 38.

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer de meerderheid van de raden van de gemeenten daartoe besluit.

  • 2.

    De opheffing gaat niet eerder in dan op de dag volgende op de dag waarop is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt, gehoord de raden van de gemeenten, het liquidatieplan vast. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 5.

    Indien daartoe in het liquidatieplan geen andere regeling is opgenomen, wordt het dagelijks bestuur belast met de liquidatie.

  • 6.

    Zo nodig blijven de overige bestuursorganen van het ISWI ook na het tijdstip van

    opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 14. Slotbepalingen.

Artikel 39.

De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand, waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 40.

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 41.

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling het ISWI”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het ISWI van 20.

de secretaris, de voorzitter,

J.Mulders

Toegezonden ter vaststelling aan de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente

Vastgesteld door de raad van de gemeente Aalten in zijn openbare vergadering van

de griffier de voorzitter

M.A.J.B. Fiering G. Berghoef

Vastgesteld door het college van de gemeenten Aalten in zijn vergadering van

de secretaris de burgemeester

G.Berghoef

Vastgesteld door de raad van de gemeente Oude IJsselstreek in zijn openbare vergadering van

de griffier de voorzitter

J.P.M. Alberse

Vastgesteld door het college van de gemeente Oude IJsselstreek in zijn vergadering van

de secretaris deburgemeester