Overheidsorganisatie | Gemeente Zeevang |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2007 |
Citeertitel | Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Wet voorzieningen gehandicapten Zeevang 2003.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-06-2011 | nieuwe regeling | 12-09-2006 Ons Streekblad, 2 november 2006 | -1.844.3, 2006/08/12 |
De raad van de gemeente Zeevang;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 september 2006, registratienummer 2006/08/12;
gelet op artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en gelet op artikel 149 van de gemeentewet;
overwegende dat het noodzakelijk is om beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d., onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning te compenseren;
B E S L U I T:
vast te stellen de navolgende verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2007 .
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;
Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;
Beperkingen: in de ICF beschreven problemen van lichamelijke, chronisch-psychische of psychosociale aard, die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten.
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Mantelzorger: een persoon die buiten het kader van een hulpverlenend beroep, langdurige zorg biedt aan een hulpbehoevende in zijn directe omgeving, welke zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, hetgeen betekent dat een persoon, voor zover mogelijk, in staat moet zijn om:
een huishouden te voeren;
zijn woning normaal te gebruiken;
zich in en om de woning te verplaatsen;
zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen;
andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;
Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;
Eigen bijdrage of eigen aandeel: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming(een eigen aandeel) betaald moet worden waarop de regels van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;
Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;
Persoonsgebonden budget: een in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang nader te regelen geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen individuele voorzieningen kan verwerven;
Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;
Algemeen gebruikelijk: een voorziening die naar geldende maatschappelijke normen behoort tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager;
Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;
Besparingsbijdrage: Een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;
Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;
Budgethouder: een persoon aan wie op basis van deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;
Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw niet behorend tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de individuele woning vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;
Goedkoopst adequate oplossing: de algemene of individuele voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten, van de geschikte oplossingen de meest goedkope oplossing biedt voor het opheffen of verminderen van de beperkingen van een persoon;
ICF: staat voor International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) en is een uniform begrippenkader dat gehanteerd wordt als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen ofwel te typeren;
Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning: in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang worden zowel de eigen bijdragen, de financiële tegemoetkomingen en het persoonsgebonden budget geregeld, dit ter uitvoering van de Algemene Maatregel van Bestuur maatschappelijke ondersteuning. Dit Besluit voorzieningen maakt onderdeel uit van deze verordening;
Verstrekkingenboek: overzicht van de door de gemeente gefinancierde algemene en individuele voorzieningen;
AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Wvg: Wet voorzieningen gehandicapten;
CIZ: Centrum Indicatiestelling Zorg.
1. Het college heeft de opdracht om de in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d genoemde personen door het treffen van voorzieningen zodanig te compenseren dat zij een uitgangspositie verkrijgen die gelijkwaardig is aan de positie van iemand die de bedoelde voorzieningen niet nodig heeft, in die zin dat zij, voor zover mogelijk, zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. Deze verordening gaat over de voorzieningen die het college in dit verband kan verstrekken.
2. De volgende personen kunnen een aanvraag indienen voor voorzieningen ter compensatie:
Mensen met een lichamelijke beperking;
Mensen met een chronisch psychisch probleem;
Mensen met een psychosociaal probleem;
3. Bij het bepalen van compensatie houdt het college voor zover mogelijk rekening met persoonskenmerken, behoeften en wensen van de aanvrager en de (financiële) omstandigheden waarin de aanvrager verkeert. Het college geeft in de beschikking op een aanvraag aan in hoeverre het genomen Besluit voorzieningen bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de aanvrager.
1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:
deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; én
deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt; én
deze in overwegende mate op het individu is gericht.
2. Geen voorziening wordt toegekend:
indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Zeevang;
indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;
indien het tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager behoort om een oplossing voor de beperking te vinden;
indien en voorzover er een adequate voorliggende algemene dan wel individuele voorziening beschikbaar is;
voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;
voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;
voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;
voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordening Voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;
voor het verwijderen van een nagelvaste woonvoorziening die met subsidie op grond van de Wvg of de Wmo is verstrekt.
3. Indien een individuele voorziening mede inhoudt een algemeen gebruikelijke voorziening, wordt voor het gedeelte dat als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt, een eigen inbreng geheven, alvorens de voorziening wordt verstrekt. Dit wordt het besparingsbedrag genoemd. Indien deze voorziening in bruikleen is verstrekt en deze bij beëindiging blijkt te zijn verstrekt voor een kortere periode dan de gemiddelde afschrijvingsperiode van een dergelijke voorziening, kan het eigen aandeel naar tijdsgelang terugbetaald worden.
Algemene voorzieningen zijn voorliggend op individuele voorzieningen en worden in natura verstrekt. Indien een aanvrager in aanmerking komt voor een individuele voorziening kan gekozen worden tussen een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang neergelegde criteria.
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang in de beschikking opgenomen.
1.
Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan;
Budgethouder is de aanvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger;
De omvang van het persoonsgebonden budget is maximaal de tegenwaarde van de voorziening die in de betreffende situatie in natura als goedkoopst adequate oplossing zou zijn verstrekt, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten;
De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zeevang;
Op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Zeevang van toepassing.
De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.
Bij beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.
Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.
Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt;
de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;
een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;
een overzicht van de salarisadministratie;
volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang opgenomen.
Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.
Als de aanvraag voor een individuele voorziening wordt gehonoreerd, kan het college een eigen bijdrage vragen of de financiële tegemoetkoming afstemmen op het inkomen (eigen aandeel). Dit wordt nader geregeld in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente.
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;
hulp bij het huishouden in natura;
een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.
1. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor de in artikel 9 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, of
problemen bij het ontvangen van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.
2. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor de in artikel 9 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien:
de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt, of
niet beschikbaar is.
In afwijking van het gestelde in artikel 10 komt een persoon niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt, een of meer huisgenoten of kinderen behoren, die in staat zijn (een deel van) het huishoudelijk werk te verrichten.
De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:
Klasse 1, 0 tot en met 1,9 uur per week;
Klasse 2, 2 tot en met 3,9 uur per week;
Klasse 3, 4 tot en met 6,9 uur per week;
Klasse 4, 7 tot en met 9,9 uur per week;
Klasse 5, 10 tot en met 12,9 uur per week;
Klasse 6, 13 tot en met 15,9 uur per week.
De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
een algemene woonvoorziening;
een woonvoorziening in natura;
een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;
een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.
1. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor de in artikel 13 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning of losse woonvoorziening noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
2. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor de in artikel 13 onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
een tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten;
een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;
een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening;
een uitraasruimte.
1. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.
2. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
3. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen in AWBZ-instellingen of andere zorginstellingen, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden.
1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.
2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.
3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.
4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente vast te leggen maximumbedrag.
5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;
de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;
deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan, automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;
de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht opgetreden noodzaak. Een woningaanpassing of een verhuiskostenvergoeding wordt dus geweigerd indien verhuizing naar een geschikte(re) woning in de lijn der levensverwachting ligt en derhalve als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd;
De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:
een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;
een vervoersvoorziening in natura;
een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.
Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1, onder d. kan voor de in artikel 22 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek
het gebruik van het openbaar vervoer, of
het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.
Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d. kan voor de in artikel 22, onder b., c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:
een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a. niet aanwezig is, dan wel
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22 onder a. onmogelijk maken, dan wel
een collectief systeem niet toereikend is voor het vervoer op de korte afstand en in aanvulling op het collectief systeem een individuele voorziening noodzakelijk is.
Wanneer een collectief vervoersysteem geïndiceerd is kan, indien de persoon met beperkingen de voorkeur geeft aan het blijven rijden in de eigen auto, onder voorwaarden ook een gemaximeerde vergoeding voor autoaanpassing worden verstrekt. In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning worden de voorwaarden en de hoogte van de vergoeding nader omschreven.
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich verplaatsen in en om de woning, te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;
een rolstoelvoorziening in natura, inclusief onderhoud en reparatie;
een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;
een persoonsgebonden budget, te besteden aan een sportrolstoel.
1. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d kan voor een in artikel 28 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
2. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d kan voor een in artikel 28 onder b.en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
3. Een persoon als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 onder d kan voor een in artikel 28 onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
In uitzondering op het gestelde in artikel 29 onder 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Een aanvraagformulier moet worden ingediend door middel van het door het college ter beschikking gestelde formulier.
Het aanvraagformulier moet worden ingediend bij het daarvoor bestemde loket bij de gemeente. Bij dit loket kunnen zowel aanvragen Wmo worden ingediend als aanvragen voor zorg in het kader van de AWBZ.
1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:
op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;
Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.
2. Het college heeft het CIZ aangewezen als enige adviesinstantie in het kader van de beoordeling van het recht op Wmo-aanvragen. Het college kan advies vragen aan het CIZ indien:
het handelt om complexe aanvragen die niet kunnen worden afgehandeld in het loket van de gemeente;
de gevraagde voorziening om medische redenen zal worden afgewezen;
het college dat gewenst vindt.
3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste en tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.
5. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.
Om de verkrijging van Wmo-voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, stemt het college de inventarisatie van beperkingen zoals genoemd in artikel 33 af op mogelijke AWBZ-indicaties en overige voorliggende voorzieningen.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht terstond aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;
op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.
2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel of de dienst waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
1. In geval een Besluit voorzieningen is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget, worden teruggevorderd.
2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening, het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang en het verstrekkingenboek niet voorziet, beslist het college.
2. In gevallen waar op 1 januari 2008 de AWBZ-indicatie nog niet is verlopen en nog geen herindicatie in het kader van de Wmo heeft plaatsgehad, blijft de AWBZ-indicatie geldig.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.
Deze verordening wordt aangehaald als verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2007.
Deze verordening wordt vastgesteld op 12 september 2006 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.
Op 1 januari 2007 wordt ingetrokken de verordening Wet Voorzieningen gehandicapten Zeevang 2003.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 september 2006
De raad voornoemd,
de waarnemend griffier, de voorzitter,
H. de Roos., drs. M.E. Smit.