Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Niedorp

Treasurystatuut gemeente Niedorp 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Niedorp
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Niedorp 2010
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Niedorp 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-02-201001-01-2010Onbekend

17-12-2009

Nieuwsbrief Gemeente Niedorp 19-02-2010

1 december 2009, nr. 10

Tekst van de regeling

Intitulé

De raad van de gemeente Niedorp

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 december 2009, nr. 10, tot vaststelling van het treasurystatuut gemeente Niedorp 2010;

Gelet op de Gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording en Verordening 212 gemeente Niedorp 2010;

BESLUIT

  • 1.

    in te stemmen met het treasurystatuur gemeente Niedorp per 1 januari 2010;

  • 2.

    het treasurystatuut gemeente Niedorp van 2001 in te trekken.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 17 december 2009.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

De griffier,

Begrippenkader

Artikel 1. Definities

In dit statuut wordt verstaan onder:

Certificates of deposit (CD): Verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd korter dan een jaar, uitgegeven door een bancaire instelling;

Commercial paper (CP): Verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door een niet-krediet instelling;

Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

Geldstromenbeheer: Het betalingsverkeer, zijnde alle activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten over te dragen zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden.

Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

Liquiditeitenbeheer: Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

Obligatie: Een schuldbewijs voor een lening die door een overheidsinstelling, een onderneming of een instelling is aangegaan;

Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de begroting dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

Rentevisie: Toekomstverwachting over de ontwikkeling van de rente;

Ruddo: Regeling uitzettingen en derivaten door decentrale overheden;

Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasury-functie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeente-financiering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Wet Fido: Wet financiering decentrale overheden.

Doelen en taken

Artikel 2. Doelstellingen

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

  • 5.

    Waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op dit terrein duidelijk worden geregeld.

Artikel 3. Taken

In de treasuryfunctie zijn vijf taakgebieden ondergebracht:

  • 1.

    Het beheren van geldmiddelen, rekening-courantsaldi, en andere financiële vermogenswaarden van de gemeente.

  • 2.

    Het beheren van de portefeuille van opgenomen geldleningen en het aantrekken van kort- en langlopende leningen.

  • 3.

    Het uitlenen van geldmiddelen aan andere publiekrechtelijke lichamen en door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen bankinstellingen.

  • 4.

    Het beheer van contracten met bankinstellingen met betrekking tot het geldmiddelenbeheer.

  • 5.

    Regelmatig toezicht houden op het beheer van contante geldmiddelen door de gemeentelijke organisatie.

Risicobeheer

Artikel 4. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente verstrekt geen geldleningen of hypotheken. Voor bestaande (HVO) hypotheken blijft de gemeente garant staan. Nieuwe HVO hypotheken of verhoging van bestaande hypotheken zijn niet toegestaan.

  • 2.

    Er worden geen leningen aangetrokken met als doel deze tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 3.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van uitsluitend de “publieke taak” verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies van het bureau Financiën wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 4.

    De gemeente kan middelen uitzetten, uit hoofde van de treasuryfunctie, indien deze uitzettingen voorzichtig van karakter zijn en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het voorzichtige karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van de Regeling uitzettingen en derivaten door decentrale overheden (Ruddo) en dit treasurystatuut;

  • 5.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Artikel 5. Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 3.

    Om renterisico’s te beperken en het renteresultaat te optimaliseren wordt het aantrekken van externe financieringsmiddelen zoveel mogelijk beperkt; primair worden de beschikbare interne financieringsmiddelen gebruikt.

  • 4.

    Nieuwe leningen en uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 5.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening of uitzetting worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 6.

    De rentevisie van de gemeente wordt opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen;

  • 7.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen / uitzettingen, opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.

Artikel 6. Koersrisicobeheer

  • 1. Uitzettingen worden alleen gedaan als de hoofdsom is gegarandeerd.

  • 2. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, kasgeld, obligaties en garantieproducten. Hierbij is het uitgangspunt dat de betreffende hoofdsom in tact blijft.

  • 3. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 8 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op een liquiditeitenplanning.

Artikel 7. Kredietrisicobeheer

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

    • a.

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

    • b.

      de B.N.G.

    • c.

      andere Nederlandse (systeem) banken met tenminste een AA-rating van één van de volgende erkende rating-bureaus: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA”, mits deze banken een (rente)vergoeding betalen die 0,05% gunstiger is dan de vergoeding van de B.N.G.

  • 2.

    De uitzettingen kunnen plaats vinden voor elke gewenste periode. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

  • 3.

    In het met de tegenpartij afgesloten contract wordt een clausule opgenomen, op basis waarvan het contract beëindigd kan worden indien de rating van de financiële instelling onder het minimum van een A-rating zakt.

Artikel 8. Intern liquiditeitsrisicobeheer

  • 1. De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (voor de komende 12 maand), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal vier jaar.

  • 2. Beide planningen worden twee keer per jaar, bij de begroting en jaarrekening, geëvalueerd, in bijzijn van de wethouder financiën. Indien noodzakelijk worden ze bijgesteld.

Artikel 9. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in Euro’s.

Gemeentefinanciering

Artikel 10. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen.

  • 4.

    Het aantrekken van geldleningen vindt plaats bij de BNG. De verplichting om deze geldleningen bij de BNG aan te gaan vervalt indien de gemeente voor een geheel identieke geldlening een vast aanbod in handen heeft, waarvan het rendement op jaarbasis en met inbegrip van de bij dat aanbod eventueel verschuldigde provisies, opslagen en/of kosten 0,05% gunstiger is dan aanbod door de BNG.

  • 5.

    Voordat een financiering wordt aangetrokken voor een periode van één jaar of langer wordt bekeken of volstaan kan worden met tijdelijke financiering (niet langer dan één jaar) in de vorm van een kasgeldlening.

  • 6.

    De raad delegeert aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot het afsluiten van overeenkomsten tot geldlening tot een maximum € 1.000.000,-.

Artikel 11. Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    Het uitzetten vindt plaats bij de BNG. De verplichting om deze uitzettingen bij de BNG aan te gaan vervalt indien de gemeente voor een geheel identieke uitzetting een vast aanbod in handen heeft, waarvan het rendement op jaarbasis en met inbegrip van de bij dit aanbod eventueel verschuldigde provisies, opslagen en/of kosten meer dan 0,05% gunstiger is dan het door de BNG gedane aanbod.

Artikel 12. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste één keer per vijf jaar en bij wijziging van de condities beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

Artikel 13. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

  • 3.

    De stroom van contant geld wordt zoveel mogelijk beperkt.

Artikel 14. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rente-compensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt - conform artikel 5 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeld-leningen en de kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, kasgeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 7 genoemde tegenpartijen toegestaan;

Beheerkader

Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 15. Uitgangspunten

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • ·

      Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • ·

      De uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • ·

      De uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

    • ·

      Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

    • ·

      De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

  • 4.

    De administratieve organisatie en de interne controle waarborgen dat:

  • ·

    De uitvoering van de treasury-functie doelmatig en rechtmatig geschiedt;

  • ·

    De treasury activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

  • ·

    De risico’s goed kunnen worden beheerst;

  • ·

    De juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

Artikel 16. Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan hieronder gedefinieerd.

De Gemeenteraad

  • 1.

    Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten;

  • 2.

    Het vaststellen van de paragraaf Treasury en financiering in de programmabegroting en jaarrekening;

  • 3.

    Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

  • 4.

    Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Het college van burgemeester en wethouders

  • 1.

    Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

  • 2.

    Het afsluiten van geldleningsovereenkomsten tot een bedrag van € 1.000.000;

  • 3.

    Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties direct na het afsluiten van vaste langlopende geldleningen;

  • 4.

    Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Controller

  • 1.

    Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • 2.

    Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • 3.

    De controle op de naleving van treasuryprocedures en specifiek de toetsing of de interne controle op de transacties adequaat verloopt;

  • 4.

    Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Afdelingshoofd Middelen

  • 1.

    Het afsluiten van geldleningsovereenkomsten tot een bedrag van € 500.000.

Afdelingshoofden, hoofdbudgethouders

  • 1.

    Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdeling levert aan het bureau Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

  • 2.

    Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

Bureauhoofden, tevens budgethouder

  • 1.

    Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun bureaus aanleveren aan het bureau Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

  • 2.

    Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan het bureau Financiën;

  • 3.

    Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

Medewerker belast met treasury

  • 1.

    Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de paragraaf Treasury en financiering;

  • 2.

    Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

  • 3.

    Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer, door tussenkomst van het hoofd van de afdeling Middelen;

  • 4.

    Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W door tussenkomst van het hoofd van de afdeling Middelen;

  • 5.

    Het adviseren van de bureaus/afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten.

Medewerkers bureau Financiën (medewerker financieel beheer, administrateur)

  • 1.

    Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • 2.

    Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

  • 3.

    Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • 4.

    Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

  • 5.

    Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt dor de medewerker belast met treasury;

  • 6.

    Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het hoofd van de afdeling Middelen;

  • 7.

    Het rapporteren aan het hoofd Middelen belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De externe accountant

  • 1.

    Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut bij de controle van de jaarrekening.

Artikel 17. Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

OnderwerpBevoegd functionaris (eerste handtekening)Autorisatie door (tweede handtekening)
Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer
Het uitzetten van geld via callgeld, deposito kasgeld en spaarrekening *medewerker financieel beheeradministrateur
Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld *    
Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen medewerker financieel beheeradministrateur
Bankrelatiebeheer
Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigenadministrateurbureauhoofd Financiën
Bankcondities en tarieven afsprekenadministrateurbureauhoofd Financiën
Risicobeheer
Het afsluiten van derivatentransactieshoofd MiddelenCollege van B&W
Financiering en uitzetting
Het afsluiten van kredietfaciliteitenbureauhoofd financiënhoofd Middelen
Het aantrekken van gelden via onderhandse leningenadministrateurhoofd Middelen
Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taakCollege van B&WGemeenteraad
Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taakCollege van B&WGemeenteraad

Toelichting:

*De medewerker belast met treasury verstrekt de opdracht tot; de medewerker financieel beheer

controleert en plaatst als bevoegd functionaris de eerste handtekening; de administrateur controleert en plaatst als bevoegd functionaris de tweede handtekening.

Artikel 18. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

InformatieFrequentieInformatie-verstrekkerInformatie-ontvanger
Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanningTe allen tijde Kredietbe-heerders en budgethoudersMedewerker belast met treasury
LiquiditeitenplanningHalfjaarlijksMedewerker belast met treasuryHoofd afdeling Middelen
Treasury en financiering in programmabegrotingJaarlijksMedewerker belast met treasuryGemeenteraad
Voortgang Treasury en financiering via bestuursrapportageHalfjaarlijksMedewerker belast met treasuryGemeenteraad
Verantwoording treasuryactiviteiten in Treasury en financiering van jaarrekeningJaarlijksMedewerker belast met treasuryGemeenteraad
Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 of vervangende artikelen Wet FidoKwartaalMedewerkers bureau FinanciënDerden
Lenings-, uitzettings-, en garantiebesluitenbinnen 14 dagen na besluitCollege van B&WProvincie

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 19. Citeertitel

Dit beleidsdocument kan worden aangehaald als “Treasurystatuut gemeente Niedorp 2010”.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte functie (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 4

Artikel 4 lid 1

Beleid is om geen geldleningen te verstrekken aan derden. Dit beleid is ook vastgelegd

in dit statuut.

Artikel 4 lid 2

De gemeente heeft geen winstoogmerk. Het doorlenen van bedragen tegen een hoger rentepercentage is dan ook niet toegestaan.

Artikel 4 lid 3

Onder bepaalde voorwaarden kan de gemeente een lening of garanties te verstrekken. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd. Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar niet al te veel vertrouwen meer in.

De afdeling Middelen adviseert over bijvoorbeeld financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente . Daarnaast is het van belang dat de afdeling Middelen de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Vooruitlopend op de wijziging van de Wet Fido staat de gemeente Niedorp niet meer garant voor nieuwe (HVO) hypotheken toe, danwel een uitbreiding van een bestaande (HVO) hypotheek.

Artikel 4 lid 4

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 5

Artikel 5 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,2%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 5 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Artikel 5 lid 4

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn

Artikel 5 lid 6

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de ontwikkelingen actualiseert de gemeente haar rentevisie. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 6

Artikel 6 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld kasgeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 6 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 7

Artikel 7 lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Aangezien niet alle financiële instellingen over een rating beschikken, terwijl ze wel voldoende kredietwaardig kunnen zijn (minimaal met een A-rating vergelijkbaar), biedt de Wet Fido de mogelijkheid ook bij financiële instellingen zonder rating uitzettingen te doen. Uitzettingen bij dergelijke instellingen zijn toegestaan mits dit op een transparante wijze gebeurt. Voorop staat dat deze transparantie de controle-organen van de gemeente (met name het gemeentebestuur) inzicht biedt en daarmee een belangrijk mechanisme vormt om ervoor te zorgen dat binnen de gemeente zelf kritisch wordt omgegaan met financiële instelling zonder rating (toelichting op de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden).

Kredietrisico’s kunnen worden verminderd door spreiding aan te brengen in de uitzettingen.

De kredietrisico’s kunnen worden gespreid door de middelen uit te zetten bij meerdere tegenpartijen. Dit wordt bereikt door het stellen van een maximum aan de bedragen die de gemeente bij een individuele geldnemer kan plaatsen. Deze limieten kunnen zowel worden vastgelegd in de vorm van percentages of bedragen, beiden hebben voor- en nadelen. Het nadeel van een percentage (van het totaal aan uitzettingen) is dat er ook een spreiding dient te worden aangebracht op het moment dat het totaal aan uitzettingen relatief klein is. Het nadeel van bedragen is dat het relatieve belang van het betreffende maximum uiteen kan lopen door wijzigingen in de financiële positie, bijvoorbeeld wanneer de uitzettingenportefeuille sterk toe of afneemt.

Overigens betreft het hier specifiek de geldnemer, die niet noodzakelijk overeenkomt met de instelling waar het betreffende product in portefeuille wordt gehouden (bij het kopen van een staatsobligatie via een bank is de Nederlandse Staat de geldnemer en niet de betreffende bank).

Artikel 7 lid 2

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 8

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van maximaal 2 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Middelen juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 9

Valutarisico’s uit hoofde van operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen. Om deze risico’s te voorkomen worden er alleen transacties gedaan in €’s.

Artikel 10

Artikel 10 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 10 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 10 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal € 1 miljoen. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.

Artikel 10 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 4 tot en met 9) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijvoorbeeld het ontvangen rentepercentage en de hoogte van transactiekosten. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 12

Artikel 12 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten.

Artikel 12 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markt (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 13

Artikel 13 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 13 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er voor de organisatie een overzichtelijke situatie is.

Artikel 14

Artikel 14 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 14 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 16

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in dit artikel en artikel 17 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten en besluiten). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 17

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente . Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 18

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie, beleidsmatige informatie en verantwoordingsinformatie. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Vanaf 1 januari 2010 treedt dit treasurystatuut in werking.