Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Niedorp

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Niedorp
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011
CiteertitelVerordening rioolheffing 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2013Onbekend

16-12-2010

Gemeentenieuws 24-12-2010

23 november 2010, nr. 7

Tekst van de regeling

Intitulé

De raad van de gemeente Niedorp;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2010, nr. 7, inzake het vaststellen per 1 januari 2011 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011;

Gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • b.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak;

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam 'rioolheffing' wordt een directe belasting geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 - ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden deze belastingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting bedraagt:

  • 1.

    Voor woningen, woon-/winkelhuizen, agrarische woon-/bedrijfsgebouwen, kantoren, magazijnen en werkplaatsen bedraagt de belasting per jaar € 183,--

  • 2.

    Voor gebouwen, dienende of mede dienende tot andere doeleinden

    dan bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt de belasting geheven per jaar van:

    • a.

      Bejaardentehuizen, verpleeginrichtingen en pensions

      tot 10 bewoners € 247,05

      10 tot 20 bewoners € 495,25

      20 tot 30 bewoners € 742,35

      30 tot 40 bewoners € 986,00

      40 tot 50 bewoners € 1.230,25

      meer dan 50 bewoners € 1.480,65

    • b.

      Cafés, café-restaurants, cafetaria, dorpshuizen en verenigings-

      gebouwen met een vloeroppervlakte van voor het publiek

      toegankelijke lokaliteiten:

      niet meer dan 100 m² € 185,40

      100 m² tot 150 m² € 251,00

      150 m² tot 200 m² € 319,40

      200 m² tot 250 m² € 377,65

      boven 250 m² € 449,45

  • 3.

    Voor gebouwen, dienende of mede dienende tot andere doeleinden

    dan bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel en die geplaatst zijn

    op een van gemeentewege aangewezen recreatieterrein, wordt een

    belasting geheven per jaar van:

    • a.

      sanitaire inrichtingen:

      met een vloeroppervlakte van niet meer dan 10 m² € 75,75

      met een vloeroppervlakte van meer dan 10 m² € 89,30

    • b.

      voor een zomerhuisje of soortgelijke inrichting € 75,75

    • c.

      voor sta-caravans met een oppervlakte van meer dan 7½ m² € 65,00

    • d.

      voor caravans niet vallende onder punt c. kampeerwagens

      of soortgelijke inrichtingen € 48,60

  • 4.

    Burgemeester en wethouders belasten een ander gebouw of inrichting dan bedoeld in de leden 1 tot en met 3 met een gelijk tarief als een onder deze leden genoemd gebouw, waarmee het wat zijn bestemming betreft overeenkomt. Bestaat deze overeenstemming niet of slechts in zeer geringe mate, dan bedraagt de belasting per jaar € 144,70

  • 5.

    Een gebouw, waaraan een bestemming is gegeven, welke valt zowel

    onder het bepaalde van lid 1 als van lid 2, wordt naar beide tarieven belast.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De rechten wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in vijf gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen kunnen worden afgeschreven door middel van automatische betalingsincasso, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 10 Kwijtschelding van belastingen

  • 1. Kwijtschelding wordt verleend op basis van de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990.

  • 2. Verzoeken om kwijtschelding van belastingen dienen schriftelijk ingediend te worden.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening rioolrechten 2010' van 17 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de

    in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2011'.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 16 december 2010.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

De griffier,