Overheidsorganisatie | Gemeente Wieringen |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2011 |
Citeertitel | Verordening staangeld 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2010 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 01-01-2010 Register van bekendmaking, 2010, 385 | X-11 |
Raadsbesluit 2010: X – 11j
De raad van de gemeente Wieringen;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2010, no. X - 11;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de verordening
Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2011.
Deze verordening verstaat onder:
Standplaats: een standplaats, waarvoor op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunning is verleend.
Huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.
Onder de naam 'staangeld' wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats c.q. standplaatsen voor kramen, tenten, wagens, spellen, stallingen, tafels en dergelijke inrichtingen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden, op openbare gemeentegrond.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene, aan wie op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening een vergunning is verleend tot het hebben van een standplaats, ofwel deze met toestemming van de gemeente reeds in gebruik heeft.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven indien:
Voor de standplaats een huur- of pachtovereenkomst geldt.
De inrichtingen, als bedoeld in artikel 2 worden geplaatst ten behoeve van een godsdienstig, wetenschappelijk, politiek, sociaal of liefdadig doel.
De inrichtingen worden geplaatst ten einde gratis voorlichting te geven, waarbij geen direct commercieel belang van personen wordt gediend.
Het recht als bedoeld in artikel 2 bedraagt per centiare gemeentegrond door de inrichting ingenomen, gedeelten van centiaren voor gehele gerekend:
a. | per dag of gedeelte daarvan | € 1,05 |
met een maximum van indien de standplaats wordt ingenomen door een circus; | € 64,50 | |
b. | per maand of gedeelte daarvan | € 11,40 |
c. | per jaar of gedeelte daarvan | € 66,00. |
Indien de staangelden naar jaartarieven worden geheven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen is het belastingtijdvak een dag of een maand, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
Het recht wordt bij wege van schriftelijke kennisgeving geheven.
De naar jaartarieven geheven staangelden zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, zijn de naar jaartarieven geheven staangelden verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde staangelden als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven staangelden voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde staangelden als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.
Andere staangelden dan die bedoeld in artikel 8 zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastbaar feit, tenzij deze over een belastingtijdvak worden geheven.
Artikel 8, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald op het moment van uitreiking van de in artikel 7 bedoelde kennisgeving.
Ingeval de kennisgeving wordt toegezonden, moeten de rechten worden betaald binnen 21 dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van staangeld.
De 'Verordening op de heffing en invordering van staangeld 2010', vastgesteld bij raadsbesluit van 5 november 2009, no. X – 12j, wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing als bedoeld onder 3, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening staangeld 2011”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Wieringen, gehouden op 11 november 2010.
De raad voornoemd,
De griffier, | De voorzitter, |