Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
ISD De Rijnstreek

Verordening Wet Inburgering ISD De Rijnstreek 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieISD De Rijnstreek
Officiële naam regelingVerordening Wet Inburgering ISD De Rijnstreek 2011
CiteertitelVerordening Wet inburgering Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek 2011
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Inburgering, artikel 8, 19, lid 5, 23 en 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2011Nieuwe regeling

15-03-2011

Witte Weekblad, 30 maart 2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING WET INBURGERING

Het Algemeen Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek;

Gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 28 februari 2011; nr.3/11/3, inzake de Wet Inburgering.

Overwegende dat het Algemeen Bestuur namens de gemeenteraden van Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen, het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening ten behoeve van inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige en voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, dan wel het aanbod dat kan worden gedaan aan de vrijwillige inburgeraars, alsmede dat het Algemeen Bestuur namens gemeenteraden van Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1.

    • In deze verordening wordt verstaan onder:

      • a.

        het Algemeen Bestuur (AB): het algemeen bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek (ISDR), een samenwerkingsverband van de gemeenten Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude conform artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

      • b.

        het Dagelijks Bestuur (DB): het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek (ISDR), een samenwerkingsverband van de gemeenten Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude conform artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

      • c.

        de wet: de Wet inburgering (WI).

      • d.

        de inburgeringsplichtige: de rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling conform artikel 3 t/m 5 van de Wet Inburgering.

      • e.

        de vrijwillige inburgeraar: de inburgeraar zoals vastgelegd in artikel 1 van de Regeling Vrijwillige Inburgering niet-G31 gemeenten.

      • f.

        taalkennisvoorziening: voorziening die is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

        g. persoonlijk inburgeringsbudget: een budget dat door het DB, in het kader van een te sluiten overeenkomst met een inburgeringsbedrijf, ten behoeve van een inburgeraar ter beschikking wordt gesteld en met behulp waarvan de inburgeraar zijn inburgering op een individuele wijze vorm geeft.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Nadere regels

Het DB kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Artikel 3 Financieel kader

De wet wordt uitgevoerd binnen de financiële mogelijkheden die het Rijk voor uitvoering van de wet biedt. Dat betekent dat door het samenwerkingsverband niet meer inburgeringstrajecten worden aangeboden dan de Rijksfinanciering toelaat.

Artikel 4 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
    • 1.

      Het DB draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet of regeling en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het DB maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het vreemdelingenloket.

    • b.

      de websites van en van de gemeenten Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Rijnwoude.

    • c.

      gemeentelijke pagina’s in huis-aanhuisbladen.

    • d.

      folders.

    • e.

      voorlichtingsbijeenkomsten.

    • f.

      de klantmanager inburgering

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 5 Aanwijzen van de doelgroepen

Naast de verplichte doelgroepen (te weten: asielgerechtigden en geestelijk bedienaren, zoals bepaald in de wet), wijst het DB in volgorde de volgende groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars aan waarvoor hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan vaststellen op basis van de volgende criteria:

  • a.

    uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen.

  • b.

    niet-uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen.

  • c.

    vrijwillige Inburgeraars.

Artikel 6 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
  • 1. Het DB stemt, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het DB er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Inschakeling deelname maatschappelijke participatie.

    • b.

      Inschakeling budgetondersteuning of schuldsanering.

    • c.

      Inschakeling gezinsondersteuning.

    • d.

      Inschakeling van overige flankerende hulpverlening.

  • 4. Een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget worden vastgesteld voor de inburgeringsplichtigen, dan wel worden aangeboden aan de vrijwillige inburgeraar.

  • 5. Het DB legt de voorwaarden voor een persoonlijk Inburgeringsbudget vast in nadere regels.

  • 6. Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar volgens het DB een te grote afstand heeft tot de Nederlandse samenleving en/of arbeidsmarkt kan het DB vooruitlopend op de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening een instapvoorziening aanbieden.

Artikel 7 De eigen bijdrage en de inning van de eigen bijdrage
  • 1. De inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar is in beginsel een eigen bijdrage verschuldigd, zoals bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet.

  • 2. Inburgeraars die slagen voor het centraal examen of door niet aan hen toe te rekenen omstandigheden niet deelnemen aan of niet slagen voor hun examen, maar zich wel aantoonbaar hebben ingezet, ontvangen van het college een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage. Het DB verrekent de bonus met de eigen bijdrage. De toewijzing van een beloning geschiedt door het DB mede op basis van een schriftelijke beoordeling en advies van de onderwijsinstelling.

  • 3. Indien geen bonus, zoals bedoeld in het vorige lid wordt toegekend, dan wordt de eigen bijdrage geïnd in ten hoogste 12 maandelijkse termijnen.

  • 4. Het DB legt in voorkomend geval in de beschikking of overeenkomst tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening de wijze van betaling vast. Indien het DB de eigen bijdrage verrekent met de uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand, wordt dat in de beschikking of overeenkomst vastgelegd.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen aan inburgeringsplichtigen

Het DB kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan een toets om te kunnen bepalen wat de inhoud van de voorziening moet zijn.

  • b.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus.

  • c.

    het deelnemen aan een medisch onderzoek.

  • d.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • e.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider.

  • f.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken.

  • g.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II binnen een termijn dat door het DB wordt bepaald.

  • h.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

  • i.

    het deelnemen aan andere activiteiten die noodzakelijk worden geacht om de (gecombineerde) inburgeringsvoorziening succesvol te laten verlopen.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen aan vrijwillige inburgeraars

Het DB kan enkele voorwaarden, in aanvulling op de in artikel 8 genoemde verplichtingen onder lid a, d, e, f, g, h, en i, stellen bij het aanbieden van een voorziening.

  • a.

    De vrijwillige inburgeraar moet zich voor langere tijd in Nederland willen vestigen.

  • b.

    De vrijwillige inburgeraar ondergaat bij twijfel over de noodzaak van een inburgeringsvoorziening een onderwijskundig onderzoek. Als uit het onderwijskundig onderzoek blijkt dat taalbeheersing en kennis van de Nederlandse samenleving voldoende zijn, kan worden afgezien van een aanbod. De kosten voor het onderwijskundig onderzoek zijn voor rekening van ISD De Rijnstreek.

  • c.

    Vrijwillige inburgeraars die analfabeet zijn, kunnen geen aanspraak maken op een inburgeringsvoorziening. Zij dienen eerst gealfabetiseerd te worden Hiervoor dient een passende voorziening te worden geboden. Of de vrijwillige inburgeraar analfabeet is wordt eveneens gemeten in een onderwijskundig onderzoek.

  • d.

    Vrijwillige inburgeraars die bezig zijn met een opleiding of diploma’s hebben, die binnen de wet tot vrijstelling van de inburgeringsplicht leidt, kunnen geen aanspraak maken op een inburgeringsvoorziening.

Artikel 10 Herexamen

Het DB heeft de mogelijkheid om aan inburgeringsplichtigen kosteloos een herexamen aan te bieden als zij na het volgen van een inburgeringsprogramma niet zijn geslaagd voor (één of meer onderdelen van) het inburgeringsexamen. Hiervoor gelden de volgende criteria:

a.Er moet sprake zijn van een vastgesteld aanbod door het samenwerkingsverband.

b.Er moet sprake zijn van aantoonbaar gemotiveerde deelname.

c.Motivatie wordt beoordeeld door het DB, mede op van advies van de onderwijsinstelling.

d.Herexamen wordt eenmaal per examenonderdeel aangeboden.

Hoofdstuk 3. Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 11 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeraar.

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald.

  • d.

    regeling over de eigen bijdrage, zoals bedoeld in artikel 7 en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • f.

    Het tijdstip waarop voor de eerste maal overeenkomstig de wet aan het inburgeringsexamen moet zijn deelgenomen.

Hoofdstuk 4. Ontheffing en verlenging

Artikel 12 Ontheffing van de inburgeringsplicht en verlenging van de inburgeringstermijn
  • 1. Het DB kan aan een inburgeringsplichtige ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen op basis van:

  • a. een belemmering of verstandelijke handicap

  • b. onvoldoende leervermogen

  • c. evidente inburgering

  • 2. Het DB kan in bijzondere gevallen in afwijking van de redenen genoemd in lid 1. van dit artikel ambtshalve verlenging van de inburgeringstermijn verlenen.

  • 3. De voorwaarden om voor ontheffing van de inburgeringsplicht of verlenging van de inburgeringstermijn in aanmerking te komen worden nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit Wet inburgering ISD De Rijnstreek.

Hoofdstuk 5. De bestuurlijke boete

Artikel 13 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het DB op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het DB op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 14 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het DB op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het DB op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 onder gelijke intrekking van de verordening Wet Inburgering van 1 januari 2009.

Artikel 16 Het vaststellen van de identiteit van de verplichte en vrijwillige inburgeraar

Het DB stelt de identiteit van de verplichte en vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 17 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het DB.

Artikel 18 Evaluatie en rapportage

Het DB beoordeelt eens per jaar de uitvoering van de wet en rapporteert daarover aan het AB. De rapportage vindt jaarlijks plaats.

Artikel 19 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek d.d. 15 maart 2011.

De secretaris, De voorzitter

T.H.J. Koekebakker M.J. Dresden

Algemene toelichting

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Samenwerkingsverbanden zoals ISD De Rijnstreek hebben in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben zij de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de aangesloten gemeenten goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben samenwerkingsverbanden de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen samenwerkingsverbanden aan inburgeringsplichtigen die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. Ook handhaven samenwerkingsverbanden de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen. Het dagelijks bestuur legt een bestuurlijke boete op als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.  In verband met deze taken draagt de WI samenwerkingsverbanden op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:1.       Regels over de informatieverstrekking door het samenwerkingsverband aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, evenals van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).2.       Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).3.       Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).4.       Facultatief: bepalen dat het dagelijks bestuur een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI). Nieuwe verordeningMet ingang van 31-08-2010 is het Besluit inburgering op bepaalde onderdelen gewijzigd. Het gaat om de grondslag voor het verlenen van vrijstelling of ontheffing van de inburgeringsplicht en de mogelijkheid om instapvoorzieningen inburgering aan te kunnen bieden. Het gaat om de volgende wijzigingen: -          Het dagelijks bestuur kan nu eerder vrijstelling verlenen van de inburgeringsplicht bij aantoonbare voldoende inspanning (hiervoor was dit alleen mogelijk binnen de laatste 6 maanden van de inburgeringstermijn).-          Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen van de inburgeringsplicht als er sprake is van voldoende evidente inburgering. -          Het dagelijks bestuur kan vooruitlopend op het aanbieden/vaststellen van een inburgeringsvoorziening een instapvoorziening aanbieden aan die inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar die een te grote afstand heeft tot de Nederlandse samenleving en/of arbeidsmarkt.  Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigenArtikel 8 WI bepaalt dat het Algemeen Bestuur bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door het samenwerkingsverband aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.  Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningenHet uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Samenwerkingsverbanden kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Met ingang van 1 november 2007 kunnen samenwerkingsverbanden aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen. Samenwerkingsverbanden zijn wel verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).  Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).  Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete Artikel 35 WI draagt samenwerkingsverbanden op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.    De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening op taalkennisvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het dagelijks bestuur voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden: 1.       In de intake blijkt dat het dagelijks bestuur aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het dagelijks bestuur stelt geen voorziening vast en neemt een handhavingsbeschikking (voor de oudkomer) of geeft een kennisgeving af (voor een nieuwkomer);2.       Het dagelijks bestuur biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. Het dagelijks bestuur neemt een beschikking;3.       De inburgeringsplichtige vindt de inburgeringsvoorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het dagelijks bestuur stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);4.       Het dagelijks bestuur acht een inburgeringsvoorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het dagelijks bestuur heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.  Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 BegripsomschrijvingenHet tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening. Artikel 2 Nadere regels Dit artikel spreekt voor zich.  Artikel 3 Financieel kader Dit artikel spreekt voor zich.  Artikel 4 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigenHet samenwerkingsverband heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat samenwerkingsverbanden vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat het Algemeen Bestuur bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door het samenwerkingsverband aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Artikel 5 Aanwijzen van de doelgroepenIn dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het dagelijks bestuur een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het dagelijks bestuur) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI stelt het Algemeen Bestuur bij verordening regels met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. Dit artikel regelt dat de groepen die het dagelijks bestuur aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Artikel 6 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorzieningIn de verordening worden regels gesteld met betrekking tot de vaststelling door het dagelijks bestuur van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het dagelijks bestuur de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het dagelijks bestuur een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening spelen de volgende factoren een rol:-          De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.-          De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.-          De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, levert het voordelen op de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling en die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan het samenwerkingsverband daarom geen inburgeringsvoorziening aanbieden.  Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI).  Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het dagelijks bestuur op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Omdat deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het dagelijks bestuur (kunnen) worden verstrekt, maakt het dagelijks bestuur afspraken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).  Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het dagelijks bestuur als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).  Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het dagelijks bestuur als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.  Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.  Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen. In het zesde lid wordt aan het DB de mogelijkheid gegeven om een instapvoorziening inburgering aan te bieden aan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar die nog een te grote afstand heeft tot de Nederlandse samenleving en/of arbeidsmarkt. Met deze mogelijkheid wil de Minister die groep bereiken die vanwege allerlei omstandigheden nog niet willen/kunnen deelnemen aan de inburgeringsvoorziening teneinde deze groep hiervoor spelenderwijs voor te bereiden.  Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage In de verordening worden regels gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het dagelijks bestuur en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).  In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het dagelijks bestuur de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het dagelijks bestuur wil overgaan tot verrekening, wordt dat vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening.  Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het dagelijks bestuur het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van het samenwerkingsverband. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door het samenwerkingsverband, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.  Artikel 8 en 9 Opleggen van verplichtingenDit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat het Algemeen Bestuur bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het dagelijks bestuur om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het dagelijks bestuur legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.  Artikel 10 Herexamen Dit artikel spreekt voor zich.  Artikel 11 De inhoud van de beschikkingHet besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking worden de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.  De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening. Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het dagelijks bestuur een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het dagelijks bestuur in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar na deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het dagelijks bestuur kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.  Artikel 12 Ontheffing en verlengingDe grondslag voor ontheffing van de inburgeringsplicht is door de Minister veranderd op een tweetal punten. 1.        Als er sprake is van onvoldoende leervermogen kon ontheffing van de inburgeringsplicht voorheen pas worden aangevraagd in de laatste zes maanden van de handhavingsperiode. Nu mag dit al eerder als blijkt uit aangetoonde inspanningen dat het onbillijk is de inburgeringsplicht te laten voortduren. Wel moet daarbij door het dagelijks bestuur worden vastgesteld dat een inburgeringsplichtige optimaal gebruik heeft gemaakt van de geboden kansen.2.        Als er sprake is van evidente inburgering en er geen vrijstellend document overlegd kan worden. Voorwaarde hiervoor is dat het dagelijks bestuur zijn oordeel onderbouwt met verschillende bewijzen waaruit een voldoende mate van ingeburgerdheid van de inburgeringsplichtige blijkt. Artikel 13 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingenArtikel 35 WI draagt het Algemeen Bestuur op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. Het samenwerkingsverband kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.  De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en geen gefixeerde bedragen. Het dagelijks bestuur zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het dagelijks bestuur daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het dagelijks bestuur bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het dagelijks bestuur in dat geval geen bestuurlijke boete kan opleggen.   Artikel 14 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtredingDit artikel biedt het dagelijks bestuur de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. Het eerste en tweede lid kunnen alleen de verordening worden opgenomen als in artikel 9, eerste en tweede lid, lagere maximum boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Samenwerkingsverbanden kunnen een kortere of langere termijn vaststellen. Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor samenwerkingsverbanden om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van artikel 10.  Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het dagelijks bestuur hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het dagelijks bestuur in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het dagelijks bestuur een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het dagelijks bestuur wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.  Het vierde lid kan alleen in de verordening worden opgenomen als in het derde lid niet het wettelijk maximum van € 1000 is vastgesteld. Alleen in dat geval is er ruimte voor het verhogen van het maximumbedrag van de bestuurlijke boete (tot maximaal € 1000). Als in het derde lid het wettelijk maximum van € 1000 is opgenomen of als het samenwerkingsverband er geen behoefte aan heeft om een hoger maximum boetebedrag vast te stellen wanneer termijnen bij herhaling worden overschreden, kan het vierde lid worden geschrapt en dient het derde lid als volgt te luiden: De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste <BEDRAG VAN MAXIMAAL € 1000> indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het dagelijks bestuur op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.  De artikelen 9 en 10 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het dagelijks bestuur bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het dagelijks bestuur zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen.  Artikel 15 Inwerkingtreding Dit artikel spreekt voor zich.  Artikel 16 Het vaststellen van de identiteit van de verplichte en vrijwillige inburgeraar Dit artikel spreekt voor zich. Artikel 17 Gevallen waarin de verordening niet voorziet Dit artikel spreekt voor zich.  Artikel 18 Evaluatie en rapportageDit artikel spreekt voor zich. Artikel 19 CiteertitelDit artikel spreekt voor zich.