Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Niedorp

Verordening Wet inburgering Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Niedorp
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland 2010
CiteertitelVerordening Wet inburgering Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland 2010
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering
  2. Wet inburgering
  3. Wet inburgering
  4. Wet inburgering
  5. Wet inburgering
  6. Wet inburgering
  7. Wet inburgering
  8. Besluit inburgering
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-10-2009Onbekend

12-07-2010

Nieuwsbrief Gemeente Niedorp 24-09-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Het algemeen bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland,

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 27 mei 2010

gelet op de Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland

en gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland 2010

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
  • 1. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het dagelijks bestuur maakt bij de informatieverstrekking aan de

    inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      Een spreekuur dat telefonisch en fysiek bereikbaar is;

    • b.

      informatiemateriaal van het Ministerie van Justitie en de Informatie Beheergroep;

    • c.

      website van de ISD Kop van Noord-Holland.

  • 3. Het dagelijks bestuur beoordeelt tenminste eens in de drie jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars, en rapporteert daarover aan het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het dagelijks bestuur wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waarvoor hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

a. Inburgeringsplichtigen die algemene bijstand, een inkomensvoorziening op grond van de Wet investering jongeren of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswet- of regeling ontvangen;

b. oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening
  • 1. Het dagelijks bestuur stemt de voorziening, met uitzondering van de

    inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het dagelijks bestuur er zorg voor dat de voorziening op het traject gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Trajectbegeleiding;

    • b.

      voortgangscontrole;

    • c.

      maatschappelijke begeleiding en/of taalstage.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod
  • 1. Het dagelijks bestuur doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 3 weken het dagelijks bestuur schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het dagelijks bestuur binnen 4 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de voorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
  • 1. Het dagelijks bestuur behandelt het schriftelijke ingediende verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    a.De inburgeringsplichtige ontvangt informatie over de inburgeringsbedrijven in de regio die een aanbod kunnen doen en bespreekt de voor- en nadelen van zijn keuze met de klantmanager;

    b.de termijn om een inburgeringsbedrijf te zoeken en een keuze te maken is niet langer dan drie maanden.

  • 2. Het dagelijks bestuur keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goed, indien dit programma:

    -naar het oordeel van het dagelijks bestuur passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; of

    -naar het oordeel van het dagelijks bestuur passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    -wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

    • b.

      beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 3. Als het dagelijks bestuur de voorziening in de vorm van een persoonlijk

    inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het dagelijks bestuur en/of de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage
  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt bij voorkeur in één termijn en ten hoogste in 10 termijnen betaald.

  • 2. Het dagelijks bestuur legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het dagelijks bestuur de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het dagelijks bestuur kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het dagelijks bestuur wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • f.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het dagelijks bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het dagelijks bestuur op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het dagelijks bestuur op grond van artikel 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen

Het dagelijks bestuur wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang

een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

a.Vrijwillige inburgeraars die algemene bijstand, een inkomensvoorziening op grond van de Wet investering jongeren of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswet- of regeling ontvangen;

b.oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Artikel 13 De samenstelling van de voorziening
  • 1. Het dagelijks bestuur bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Trajectbegeleiding;

    • b.

      voortgangscontrole;

    • c.

      taalstage.

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
  • 1. Het dagelijks bestuur behandelt het schriftelijke ingediende verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    a.De vrijwillige inburgeraar ontvangt informatie over de inburgeringsbedrijven in de regio die een aanbod kunnen doen en bespreekt de voor- en nadelen van zijn keuze met de klantmanager.

    b.De termijn om een inburgeringsbedrijf te zoeken en een keuze te maken is niet langer dan drie maanden.

  • 2. Het dagelijks bestuur keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goed, indien dit programma:

    -naar het oordeel van het dagelijks bestuur passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; of

    -naar het oordeel van het dagelijks bestuur passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    -wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

    • b.

      beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 3. Als het dagelijks bestuur de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluiten het dagelijks bestuur en/of de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 15 De inning van de eigen bijdrage
  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt bij voorkeur in één termijn en ten hoogste in 10 termijnen betaald.

  • 2. Het dagelijks bestuur legt in de overeenkomst de termijnen van betaling vast. Indien overeengekomen is dat het dagelijks bestuur de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de overeenkomst, bedoeld in artikel 17 vastgelegd.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

Het dagelijks bestuur kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet één of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • c.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • d.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • e.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • f.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • g.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan.

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing:

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt, kan het dagelijks bestuur hem sancties opleggen gelijk aan en bedoeld voor gedragingen als bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid en artikel 11 van deze verordening.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het dagelijks bestuur stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 september 2010

Artikel 21 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 12 juli 2010.

voorzitter,

drs. M.J. Scheltema de Heere,

secretaris,

mevrouw J.W.M. Schrevel-Blokhuizen

Toelichting

Algemeen

Op 18 december 2009 is een wijziging van de Wet inburgering (Wi) gepubliceerd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

- De vrijwillige inburgering wordt in de wet geregeld. (inwerkingtreding 1 januari 2010)

- De mogelijkheid om op verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget wordt in de wet opgenomen (inwerkingtreding 19 december 2009 resp. 1 januari 2010).

-De twee handhavingstermijnen die in de wet zijn opgenomen worden

geharmoniseerd. Voor alle inburgeringsplichtigen geldt dezelfde termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Deze termijn is drieënhalf jaar (inwerkingtreding 19 december 2009).

-De eenmalige verlenging van de handhavingstermijn met ten hoogste tweeënhalf jaar voor inburgeringsplichtigen die een alfabetiseringcursus volgen of hebben gevolgd (inwerkingtreding 19 december 2009).

-De mogelijkheid voor gemeenten om zelf te bepalen of (bepaalde groepen) vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen (inwerkingtreding 1 januari 2010).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige

inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gekozen voor het begrip “aanbieden van een voorziening” en niet voor “vaststellen van een voorziening”. Hiermee is de keuze gemaakt voor de zogenaamde aanbodvariant. In artikel 5 is de procedure van het doen van een aanbod uitgewerkt.

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi moet het algemeen bestuur bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een voorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het bestuur opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een voorziening kan worden vastgesteld. Dit betekent dat het bestuur de ruimte heeft om in bepaalde gevallen een voorziening vast te stellen voor inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het bestuur heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het bestuur voor de groepen die hij aanwijst een voorziening kan vaststellen.

Net als in de eerste Verordening van januari 2007 is er ook hier voor gekozen om uitkeringsgerechtigden bij voorrang een voorziening aan te bieden. Dit vanuit het oogpunt dat het van belang is dat deze groep in het eigen onderhoud kan gaan voorzien.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening zijn regels gesteld met betrekking tot de vaststelling door het bestuur van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel zijn de kaders vastgesteld waarbinnen het bestuur de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het bestuur een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

-De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

-De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

-De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren. De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of

socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het bestuur is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het bestuur als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook

maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Dit wordt in ons werkgebied verzorgd door Vluchtelingenwerk. De klantmanagers van de publieksdienst houden voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat de procedurele bepalingen over het doen van het aanbod. Het is van belang er op te letten dat het aanbod en de beschikking dezelfde inhoud hebben.

Bij weigering van het aanbod zal er nogmaals een aangepast aanbod gedaan worden. Alhoewel het in de praktijk tot nu toe niet is voorgekomen dat het aanbod geweigerd is, zal er na herhaald weigeren toch een aanbod gedaan moeten worden. De gemeente (i.c. het bestuur) is op grond van artikel 19 lid 1 van de WI gehouden om een aanbod te doen.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het bestuur de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de algemeen bestuur bij verordening regels stellen over de procedure die door het

dagelijks bestuur wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget. In dit artikel zijn de kaders vastgelegd, die verder zullen worden uitgewerkt in beleidsregels.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

Behoeft geen toelichting.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat het algemeen bestuur bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het bestuur om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het bestuur legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende

overtredingen

Artikel 35 WI draagt het algemeen bestuur bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen in deze verordening zijn – behalve de boete onder lid 3 (niet op tijd halen examen) – de maximumbedragen.

Het bestuur zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

Bovendien moet het bestuur daarbij ook zonodig rekening houden met de

omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het bestuur bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

Als er voor een gedraging een maatregel wordt opgelegd op grond van de WWB, de WIJ of een andere sociale zekerheidswet dan kan er niet ook nog een boete op grond van de WI worden opgelegd (ne bis in idem).

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1.000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in dit artikel.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het

inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het dagelijks bestuur hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 10 van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het dagelijks bestuur in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen

deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt dit artikel het mogelijk dat het bestuur een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald zal het bestuur wederom een hogere bestuurlijke boete opleggen. De maximumboete is € 1.000,-- en geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel zijn de criteria genoemd op grond waarvan het bestuur categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Er is gekozen voor dezelfde criteria als bij inburgeringsplichtigen (artikel 3 van de verordening).

Artikel 13 De samenstelling van de voorziening

Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Zie de toelichting bij artikel 5 van de verordening.

Artikel 15 De inning van de eigen bijdrage

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een

inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de algemeen bestuur bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het bestuur en de mogelijkheid van betaling in termijnen.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen opgenomen die het bestuur opneemt in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die in de beschikking staan waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 7 van de verordening).

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening bevat dezelfde onderwerpen als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Op grond van artikel 24f moet het algemeen bestuur bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel heeft het algemeen bestuur de sancties vastgelegd die het bestuur kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. Er is voor gekozen om te verwijzen naar de boetebepalingen voor de inburgeringsplichtingen. Het niet meewerken aan het onderzoek is niet benoemd als een boetewaardige gedraging. Dit past niet bij het karakter van de vrijwillige inburgering. Wel passend is het feit dat ook voor de vrijwillige inburgeraar een inspanningsverplichting geldt.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI draagt het algemeen bestuur op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het bestuur de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 21 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich