Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
ISD De Rijnstreek

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand ISD De Rijnstreek 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieISD De Rijnstreek
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Wet werk en bijstand ISD De Rijnstreek 2010
CiteertitelRe-integratieverordening Wet werk en bijstand ISD De Rijnstreek 2010
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, artikel 7, 8 lid 1, onderdeel a
  2. Wet werk en bijstand, artikel 10 lid 2
  3. Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemersartikelen artikel 34
  4. Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemersartikelen artikel 35
  5. Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemersartikelen artikel 36
  6. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen artikel 34
  7. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen artikel 35
  8. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen artikel 36

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2010Nieuwe regeling

26-06-2010

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening Wet Werk en bijstand ISD De Rijnsteek 2010

Het algemeen bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek

  • -

    gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d 17 mei 2010;

  • -

    gelet op artikel 7, 8 eerste lid onderdeel a., 10 tweede lid en 10a van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), de artikelen 34, 35, 36 en 38a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en artikel 5 van de Gemeenschappelijke regeling.

BESLUIT:

vast te stellen: de

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de WWB, IOAW en IOAZ;

    • b.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de ISD De Rijnstreek;

    • c.

      het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de ISD De Rijnstreek;

    • d.

      uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de WWB, IOAW of IOAZ;

    • e.

      Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het werkplein;

    • f.

      Niet-uitkeringsgerechtigde (Nugger): personen die als werkloze werkzoekenden zijn geregistreerd bij het UWV-werkplein en die geen uitkeringsgerechtigden zijn, als bedoeld in artikel 6 van de WWB;

    • g.

      Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB.

    • h.

      Belanghebbende: de onder d. t/m g. van dit artikel genoemde persoon.

    • i.

      Reïntegratie-instrumenten: voorzieningen, bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, gericht op duurzame uitstroom (minimaal 9 maanden) naar reguliere, betaalde arbeid, zoals omschreven in artikel 9 tot en met 16 van deze verordening;

Artikel 2 Opdracht dagelijks bestuur
  • 1. Het dagelijks bestuur biedt ondersteuning aan belanghebbenden ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het dagelijks bestuur dat noodzakelijk acht, een reïntegratie-instrument gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van reïntegratie-instrumenten wordt door het dagelijks bestuur een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of het reïntegratie-instrument, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid dan wel of het aanbieden van reïntegratie-instrumenten bijdraagt aan de verkleining van de afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en reïntegratie-instrumenten.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke en conjuncturele ontwikkelingen.

Hoofdstuk 2 Beleid en financien

Artikel 3 Beleid

In de programmabegroting en de kadernota wordt het beleid ten aanzien van werk en inkomen beschreven alsmede de financiële kaders met betrekking tot het participatiebudget en het inkomensdeel WWB.

De Programmabegroting en de kadernota worden vastgesteld door het algemeen bestuur.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
  • 1. Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk geachte reïntegratie-instrumenten gericht op arbeidsinschakeling dan wel voorzieningen gericht op de verkleining van de afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2. Het dagelijks bestuur doet een aanbod aan belanghebbenden dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan.

  • 3. Het dagelijks bestuur doet een aanbod aan belanghebbenden dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan.

    • 1.

      Een uitkeringsgerechtigde die door het dagelijks bestuur een reïntegratie-instrument wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

    • 2.

      De belanghebbende die gebruik maakt van een reïntegratie-instrument is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het dagelijks bestuur aan het aangeboden reïntegratie-instrument heeft verbonden.

    • 3.

      Indien een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een reïntegratie-instrument, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het dagelijks bestuur de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de “Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand ISD De Rijnstreek “2009”, danwel de maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD De Rijnstreek 2010.

    • 4.

      Indien een belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een reïntegratie-instrument, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het dagelijks bestuur de kosten van het ingezette reïntegratie-instrument geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 5 verplichtingen van de belanghebbende

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds
  • 1. Het algemeen bestuur kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende reïntegratie-instrumenten.

  • 2. Het algemeen bestuur kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifiek reïntegratie-instrument.

  • 3. Een door het algemeen bestuur vastgesteld subsidie-, budget- of personenplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifiek reïntegratie-instrument.

Hoofdstuk 3 Re-integratie instrumenten

Artikel 7 algemene bepalingen over re-integratie instrumenten
  • 1. Het dagelijks bestuur kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan de inzet met een reïntegratie-instrument nadere verplichtingen verbinden.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan een reïntegratie-instrument intrekken/beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan een reïntegratie-instrument deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9, 17 en 55 van de WWB of artikel 37 of 13 van de IOAZ of IOAW niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt aan een reïntegratie-instrument niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van dit reïntegratie-instrument;

    • d.

      indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur het reïntegratie-instrument onvoldoende bijdraagt aan een duurzame arbeidsinschakeling;

    • e.

      indien de persoon die gebruik maakt van een re-integratie-instrument verhuist naar een gemeente buiten het werkingsgebied van de ISD De Rijnstreek.

  • 3. Bij uitvoeringsbesluit kan het dagelijks bestuur ten aanzien van de reïntegratie-instrumenten, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 14, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan ter optimalisering van het beleid en op basis van de ontwikkelingen in de praktijk, besluiten tot de inzet van aanvullende reïntegratie-instrumenten, anders dan de in artikel 8 tot en met artikel 14 omschreven instrumenten.

Artikel 8 Bemiddeling

Het dagelijks bestuur kan besluiten om aan een belanghebbende bemiddeling naar algemeen geaccepteerde arbeid aan te bieden.

Artikel 9 Leerwerkstage
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een belanghebbende met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt een leerwerkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling, met behoud van uitkering.

  • 2. Het doel van de leerwerkstage is arbeidsoriëntatie, het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie (arbeidsgewenning).

  • 3. Deze werkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 4. Gedurende de leerwerkstage wordt arbeidsbemiddeling aangeboden

  • 5. Het dagelijks bestuur plaatst de belanghebbende alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de leerwerkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 10 participatieplaatsen
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een belanghebbende die algemene bijstand ontvangt en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is, een participatieplaats aanbieden zoals bedoeld in artikel 10a WWB of artikel 38a IOAW/IOAZ.

  • 2. De omvang van de participatiebaan is tenminste 32 uur per week of minder wanneer het maximaal aantal belastbare uren voor belanghebbende bereikt is .

  • 3. De duur van een participatiebaan bedraagt zes maanden en kan tweemaal verlengd worden met maximaal één jaar.

  • 4. Het dagelijks bestuur zorgt voor een schriftelijke verklaring van de ondernemeningsraad of medezeggenschapsraad van het betreffende bedrijf of instelling, dat door de plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels vaststellen omtrent de participatiebanen.

Artikel 11 Loonkostensubsidies
  • 1. Het dagelijks bestuur kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon als bedoeld onder artikel 2 lid 1 onder d., e. of f. een arbeidsovereenkomst sluiten.

  • 2. De loonkostensubsidie heeft een tijdelijk karakter.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing/opleiding, de duur en de maximale kosten.

  • 4. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 12 Scholing /opleiding
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een belanghebbende een vorm van scholing/opleiding aanbieden gericht op arbeidsinschakeling, als onderdeel van een re-integratietraject.

  • 2. Scholing/opleiding dient gericht te zijn op en bij te dragen aan het vergroten van de kans op het verkrijgen van een (reguliere) baan.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing/opleiding, de duur en de maximale kosten.

  • 4. Voor zover een belanghebbende die op grond van artikel 10a WWB additionele werkzaamheden verricht, niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het dagelijks bestuur bekeken in hoeverre scholing of opleiding bijdraagt aan de vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces

    Het dagelijks bestuur betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de belanghebbende.

Artikel 13 Sociale activering
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een belanghebbende activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het aanbieden van activiteiten bedoeld om de uitkeringsgerechtigde vaardigheden aan te leren waardoor deze in staat is om zoveel als mogelijk zelfstandig te functioneren in de samenleving, met als doel het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt of het voorkomen van sociaal isolement.

Hoofdstuk 4 Ondersteunden voorzieningen

Artikel 14 Diagnose

Het dagelijks bestuur stelt met betrekking tot een belanghebbende een diagnose teneinde te bepalen welke afstand de betrokkene heeft tot de arbeidsmarkt en welke reïntegratie-instrumenten noodzakelijk zijn om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Een arbeidskundige en/of medische keuring of en een competentie en talenten onderzoek kan hier onderdeel van zijn.

Artikel 15 Arbeidskundige en/of medische keuring

Het dagelijks bestuur kan besluiten om met betrekking tot een belanghebbende een arbeidskundige en/of medische keuring te laten verrichten teneinde te kunnen vaststellen in hoeverre reïntegratie haalbaar is.

Artikel 16 Nazorg

Het dagelijks bestuur kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, voorzieningen bieden gericht op nazorg met een maximale duur van 12 maanden.

Artikel 17 Onkostenvergoedingen
  • 1. Het dagelijks bestuur kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten in het kader van arbeidsmarktgerichte reïntegratieactiviteiten. Het gaat hierbij in ieder geval om:

    a. Verhuiskosten:

    b. Verhuiskosten:

    c. Kosten voor tussenschoolse opvang/overblijfkosten.

    d. Kosten voor tussenschoolse opvang/overblijfkosten.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt nadere regels vast over de toekenning en de hoogte van de in lid 1 bedoelde vergoedingen.

Hoofdstuk 5 Belonings- en

Artikel 18 Premies
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan de uitkeringsgerechtigde een premie toekennen.

  • 2. De premie wordt verstrekt in de volgende gevallen:

    • ·

      Het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid waardoor de uitkering kan worden beëindigd.

    • ·

      Wanneer de uitkeringsgerechtigde onbeloonde additionele werkzaamheden verricht op grond van artikel 10a lid 6 WWB of artikel 38a IOAW/IOAW een premie

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de doelgroepen, de hoogte van de premies en de wijze waarop de premies worden uitgekeerd.

Artikel 19 Verzuimcontrole

Het dagelijks bestuur kan besluiten om met betrekking tot een belanghebbende een verzuimcontrole te verrichten teneinde te kunnen vaststellen of het verzuim terecht is.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening ISD De Rijnstreek 2010”.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010 onder gelijktijdige intrekking van de “Reïntegratie Verordening Wet werk en bijstand 2009 ISD De Rijnstreek”

ldus besloten door het algemeen bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek in zijn openbare vergadering van 29 juni 2010.

De secretaris, de voorzitter,

E.Kingma

TOELICHTING algemeen

 

Daar waar in deze toelichting wordt gesproken over “de gemeenten” moet worden gelezen “de ISD De Rijnstreek”.

 

Op grond van de WWB, IOAW en IOAZ krijgt het dagelijks bestuur de opdracht voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan het algemeen bestuur op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de ISDR ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.

 

In deze “Reïntegratieverordening ISD De Rijnstreek 2010” wordt alleen vastgelegd op welke wijze in de ISDR het beleid bepaald wordt, hoe de verhouding tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur moet zijn, alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het dagelijks bestuur, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de belanghebbende. Al het overige wordt vastgelegd in een beleidsplan, beleidsregels of in uitvoeringsbesluiten van het dagelijks bestuur.

 

Deze verordening kent de volgende systematiek:

Allereerst een raamwerk van artikelen dat de basis vormt van de verordening: de artikelen 1 tot en met 7 en 20 tot en met 22. Hierin zijn de opdracht aan het dagelijks bestuur, de aanspraak en de verplichtingen van de belanghebbenden verwerkt, alsmede een artikelen over financiën. Daarnaast gaat het om enkele artikelen die in elke verordening voorkomen (definities, hardheidsclausule, etc.).

 

De artikelen 8 tot en met 13 gaan over specifieke voorzieningen. In artikel 7 zijn algemene bepalingen over voorzieningen opgenomen, die het raamwerk bieden dat geldt indien er niets ten aanzien van een specifieke voorziening is bepaald. Artikelen 14 tot en met 17 noemt de voorzieningen die kunnen worden ingezet ter ondersteuning van de voorzieningen genoemd in artikel 8 tot en met 13.

 

 

TOELICHTING artikelsgewijs

 Artikel 1            Begripsbepalingen

Behoeft geen toelichting.

 Artikel 2            Opdracht dagelijks bestuur

In het eerste lid is de opdracht aan het dagelijks bestuur vormgegeven analoog aan artikel 7 WWB, artikel 35 IOAW/IOAZ . Hiervoor is gekozen uit oogpunt van herkenbaarheid en consistentie. In artikel 10 lid 3  WWB, artikel 36 lid 2 IOAW/IOAZ , is aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar resp. artikel 40 lid 1 en artikel 11 IOAZ/IOAW. Door deze verwijzingen ook aan de opdracht aan het dagelijks bestuur te koppelen, kan de ISDR aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

 

Het derde lid geeft het dagelijks bestuur de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de ISDR de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

 

Artikel 3            Beleid

Behoeft geen toelichting.

 

Artikel 4            Aanspraak op ondersteuning

De WWB, IOAW en IOAZ stellen niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de betreffende wetten zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van herkenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de belanghebbende en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen.

 

Artikel 5            Verplichtingen van de belanghebbende

In de WWB, IOAW en de IOAZ is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van herkenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de betreffende wetten geformuleerd.

 

Het derde lid biedt de verbinding met de “Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand ISD De Rijnstreek” en de “ Maatregelen verordening IOAW en IOAZ ISD de Rijnstreek 2010”. Deze verordeningen regelen het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de ISDR de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de ISDR (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

 

Artikel 6            Subsidie- en budgetplafonds

De ISDR kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan gebeuren (zie het artikel over beleidsplan). Het uitgangspunt van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de ISDR bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.

 

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De ISDR dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

 

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het algemeen bestuur om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

 

Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het dagelijks bestuur doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).

 

Artikel 7            Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat gedurende het traject op gezette tijden met de belanghebbende de voortgang wordt besproken.

 

Het derde lid geeft aan dat het dagelijks bestuur een ingezet reïntegratie-instrument kan intrekken/beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de loonkostensubsidie aan een werkgever.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.

Het vierde lid geeft het dagelijks bestuur de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het dagelijks bestuur over te laten.

 Artikel 8             Bemiddeling

Behoeft geen toelichting Artikel 9            Leerwerkstages

Leerwerkstages zijn een instrument voor de ISDR om langdurig werklozen te re-integreren. Voor de term leerwerkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal.

De leerwerkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen en/of behouden van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt.

 

Het is belangrijk in de gaten te houden onder welke voorwaarden de leerwerkstage aangeboden wordt. Dit vanwege het gevaar dat de leerwerkstage beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst. Volgens het arbeidsrecht is er sprake van een arbeidsovereenkomst indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • -          er dient sprake te zijn van de persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten;

  • -          die arbeid wordt verricht onder gezag van een ander;

  • -          die ander betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon;

  • -          de arbeid wordt verricht gedurende enige tijd.

De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een leerwerkstage in de regel geen sprake van beloning. Het is daarom verstandig om geen stagevergoeding toe te staan. Er kan wel een vergoeding voor verwervingskosten worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten. De gemaakte kosten moeten gemaakt zijn om de leerwerkstage mogelijk te maken of te kunnen behouden. Hierbij kan gedacht worden aan bij voorbeeld reiskosten, kleedgeld of gereedschapsgeld.

 

Het eerste lid van artikel 13 artikel geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een leerwerkstage.

Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de leerwerkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de belanghebbende claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt.

De leerwerkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij de belanghebbende de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de belanghebbende wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s.

Het derde lid geeft de maximale duur van de leerwerkstage aan.

Het vijfde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. Het dagelijks bestuur kan dit doen door expliciet na te gaan dat het werk dat verricht gaat worden niet productief is, of dat er geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.

In het zesde lid wordt bepaald dat er voor de leerwerkstage een schriftelijke overeenkomst (stage-overeenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een leerwerkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.

 

Artikel 10      Participatieplaatsen

Artikel 10a WWB  en artikel 38a IOAW en IOAZ regelen de participatieplaatsen.

 

De participatieplaats heeft als voornaamste doel om uitkeringsgerechtigden die door persoonlijke belemmeringen weinig kans hebben om zelfstandig een baan te vinden de mogelijkheid te bieden om met behoud van uitkering twee jaar additionele arbeid te verrichten. Binnen de termijn van twee jaar is de periode van maximaal 6 maanden opgenomen welke geldt bij de inzet van een leerwerkstage zoals gesteld in artikel 13 van dit besluit.

De participatieplaats geeft de ISD de mogelijkheid om, in de uitzonderlijke situaties, wanneer  een volgende stap naar arbeid in loondienst nog niet mogelijk is, de participatieplaats na twee jaar voor de duur van een jaar te verlengen. Als ook daarna een volgende stap niet mogelijk is, kan de participatieplaats nogmaals voor de duur van een jaar worden verlengd. Het is expliciet niet de bedoeling dat de verlenging van de duur van de participatieplaatsen een automatisme wordt. De mogelijkheid om de duur van de participatieplaats te verlengen kan alleen als de ISD en de uitkeringsgerechtigde gestimuleerd worden om - voordat tot verlenging wordt overgegaan - te bezien of overgang naar reguliere arbeid of een ander re-integratie-instrument mogelijk is. Bij de eerste verlenging moet de belanghebbende andere additionele werkzaamheden verrichten dan die hij de eerste twee jaar heeft verricht. Tevens moeten deze in een ander organisatorisch verband worden verricht. Hiermee wordt voorkomen dat de reïntegratie van belanghebbende stagneert en de participatieplaats van middel tot doel wordt.

Evenals bij de voorwaarden van de leerwerkstage, blijft het verrichten van additionele arbeid met behoud van uitkering, géén arbeid in loondienst. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst in de zin van het Arbeidsrecht. Daarom blijft het gestelde bij artikel 9 voor wat betreft de toelichting op het begrip  arbeidsovereenkomst van kracht.

De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een participatiebaan geen sprake van beloning. Er kan wel een vergoeding voor verwervingskosten worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten. De gemaakte kosten moeten gemaakt zijn om de participatiebaan mogelijk te maken of te kunnen behouden. Hierbij kan gedacht worden aan bij voorbeeld reiskosten of overblijfkosten voor kinderen.

 Artikel 11          Loonkostensubsidies

Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangeven dat het primair gaat om een reïntegratievoorziening. Het eerste lid geeft ook aan voor welke personen de subsidie niet verstrekt kan worden.

Het derde lid geeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn, en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichtingen, terugvordering, etc.).

 

Artikel 12          Scholing/opleiding

Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen.  

 

 

Artikel 13          Sociale activering

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop.

Gezien de beperkte middelen uit het werkdeel in relatie tot de omvang van de doelgroep, kan het een overweging zijn onderscheid te maken tussen sociale activering als onderdeel van een reïntegratietraject, als voorbereiding op arbeidsinschakeling, en sociale activering gericht op het laten participeren van de persoon in de maatschappij.  

 Ondersteunende begeleiding

 Artikel 14          Diagnose

Een  arbeidskundige en/of medische keuring of en een competentie en talenten onderzoek kan o.a. onderdeel zijn van de diagnose.

 Artikel 15          Arbeidsdeskundige of medische keuring

Een medische keuring vindt pas plaats wanneer uit arbeidsdeskundig onderzoek is gebleken dat er sprake is van medische belemmeringen.

 

Artikel 16           Nazorg

Het dagelijks bestuur kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde heeft aanvaard, voorzieningen aanbieden gericht op nazorg met een maximale duur van 12 maanden.

 

Artikel 17          Onkostenvergoedingen

Het is denkbaar dat de ISDR, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. In dit artikel zijn als voorbeelden genoemd reiskosten, verhuiskosten en kosten voor tussenschoolse opvang en overblijfkosten, maar dat is geen limitatieve opsomming. Verdere uitwerking vindt plaats in het uitvoeringsbesluit bij deze verordening.

 

Artikel 18          Premies

In deze verordening is ervoor gekozen het verstrekken van premies in algemene zin te regelen: de criteria en de doelgroepen worden omschreven in het uitvoeringsbesluit bij deze verordening. 

 Artikel 19          Verzuimcontrole

Behoeft geen toelichting.

 

 

Hoofdstuk 4  Slotbepalingen

 

Artikel 20          Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. 

Artikel 21          Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 Artikel 22          Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.              

B

 

 Artikel 22          Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.