Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nederlek

Huisvestingsverordening K5-gemeente

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nederlek
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening K5-gemeente
CiteertitelHuisvestingsverordening K5-gemeente
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpHuisvesting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

de Huisvestingswet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200924-06-2015Onbekend

16-12-2008

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

HUISVESTINGSVERORDENING K5-GEMEENTE

Samenwerking K5-gemeenten

Momenteel zijn in de Krimpenerwaard (met uitzondering van Krimpen aan den IJssel) vijf huisvestingsverordeningen van kracht. De vijf gemeenten in de Krimpenerwaard (Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist) hebben namelijk allen een eigen huisvestingsverordening. Deze verordeningen zijn gebaseerd op het regionale model uit 1996. Lokaal zijn er tussen de vijf verordeningen een aantal verschillen opgetreden, deels door gewijzigde vaststelling van de lokale paragraaf en deels door latere wijzigingen. De gemeenten hebben afgesproken om in het kader van de Gemeenschappelijke Regeling K5 één nieuwe Huisvestingsverordening K5 op te stellen voor het gebied van de vijf gemeenten.

Dit betekent dat deze Huisvestingsverordening K5 van toepassing is voor de vijf gemeenten en hun grondgebied. Deze verordening wordt dan ook door iedere gemeente vastgesteld en zal in alle gemeenten tegelijk in werking treden. Woningzoekenden hoeven zich maar een keer in te inschrijven in het centrale inschrijvingsregister, om in aanmerking te kunnen komen voor woningen in alle vijf de gemeenten. Wel is in de verordening ruimte gegeven om op een enkel onderdeel lokaal maatwerk te kunnen toepassen.

Huisvestingsverordening K5

Algemeen Hoofdstuk 1

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet

de Huisvestingswet.

b.

Besluit

het huisvestingsbesluit.

c.

Woningzoekende

het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 2.3.1 is ingeschreven.

d.

Krimpenerwaard

het grondgebied van de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist.

e.

Huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren.

f.

Huisvestingsvergunning

de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet.

g.

Ingezetene

degene die in Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) van één van de gemeenten in de Krimpenerwaard is opgenomen, en feitelijk in de Krimpenerwaard hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte.

h.

Maatschappelijke binding (aan een gebied)

de binding die een persoon heeft aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van:

·personen die gedurende de voorgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;

·personen die in het verleden minimaal 10 jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied.

i.

Economische binding (aan een gebied)

de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied.

j.

Woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor permanente bewoning door een huishouden; onder het begrip woonruimte wordt mede begrepen een standplaats voor een woonwagen.

k.

Zelfstandige woonruimte

woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

l.

Inwoning

het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen.

m.

Standplaats:

een standplaats zoals benoemd in artikel 1, eerste lid, onder e van de wet.

n.

Woonwagen

zoals benoemd in artikel 1, eerste lid, onder f van de wet.

o.

Dienstwoning

een woning die noodzakelijkerwijs gebruikt wordt met het oog op de arbeidstoestand.

p.

Onttrekkings-vergunning

de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet.

q.

Bewoning

het hebben van permanent hoofdverblijf in een gebouw of een gedeelte daarvan.

r.

Inkomen

onder ‘inkomen’ wordt verstaan het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de huurtoeslag.

s.

Huurprijs

de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, dan wel een standplaats voor het innemen daarvan, uitgedrukt in een bedrag per maand.

t.

Huurprijsgrens

maximale huurprijs waarboven men niet meer in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13, eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

u.

Koopprijs

de prijs die voor de enkele koop van een woning daadwerkelijk is of zal worden betaald.

v.

Koopprijsgrens

De door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland vastgestelde maximale koopprijs van woonruimte (thans € 211.000,-) waarvoor een huisvestingsvergunning vereist is.

w.

Starter

een woningzoekende die op de dag van de publicatie van het woningaanbod niet eerder zelfstandige woonruimte heeft bewoond en tot de leeftijdscategorie van 18 tot 30 jaar behoort.

x.

Urgentie

een verklaring die kan worden aangevraagd en waardoor voorrang verkregen wordt bij de volgordebepaling van kandidaten voor een woonruimte.

Ij.

Koopstarter

iemand die zich voor het eerst op de markt voor koopwoningen begeeft en niet eerder een zelfstandige koopwoning heeft bewoond.

z.

Doorstromer

een woningzoekende die als hoofdhuurder daadwerkelijk en rechtmatig in de regio een zelfstandige woning bewoont en na verhuizing leeg achterlaat. De maandhuur van de te verlaten huurwoning mag bij inschrijving niet meer bedragen dan de maximale huurprijsgrens. De koopprijs van de te verlaten woning mag niet meer bedragen dan de door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland vastgestelde koopprijsgrens.

aa.

Seniorenwoning

een woning die door de eigenaar bestemd en ingericht is als zijnde een woning voor senioren.

Bb.

Starterswoning

een woning die door de eigenaar bestemd en ingericht is als zijnde een woning voor starters.

cc.

Zorgwoning

een woning specifiek ingericht en door de eigenaar bestemd voor bewoning door zorgbehoevenden danwel voor het verlenen van zorg aan zorgbehoevenden.

dd.

Senior

persoon van 65 jaar of ouder.

ee.

Zorgbehoevende

personen die door burgemeester en wethouders op advies van een daartoe aangewezen medisch adviseur geïndiceerd zijn voor zorg.

ff.

Toegelaten Instelling

instelling als bedoeld in artikel 70 eerste lid van de Woningwet.

gg.

Regio

regio Midden-Holland: het grondgebied van de gemeenten Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, Gouda, Moordrecht, Nederlek, Nieuwerkerk a/d IJssel, Ouderkerk, Reeuwijk, Schoonhoven, Vlist, Waddinxveen en Zevenhuizen-Moerkapelle

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1. Werkingsgebied

Artikel 2.1.1. Vergunningplicht woonruimten

  • 1.

    Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

    • a.

      Zelfstandige woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens en

    • b.

      Zelfstandige woonruimte met een koopprijs onder de koopprijsgrens;

    • c.

      Standplaatsen.

  • 2.

    Dit hoofdstuk geldt niet voor:

    • a.

      Woonruimte bestemd voor inwoning;

    • b.

      Woonschepen en

    • c.

      Ligplaatsen voor woonschepen;

    • d.

      Woonwagens.

Paragraaf 2.2. Huisvestingsvergunning

Artikel 2.2.1. Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een aangewezen woonruimte als bedoeld in artikel 2.1.1. in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2.

    Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 2.2.2. Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders door middel van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen en door de aanvrager in te vullen formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag om een huisvestingsvergunning dient de aanvrager een afdruk te overleggen van:

    • °

      een geldig legitimatiebewijs;

    • °

      een geldige verblijfstitel in Nederland indien de aanvrager niet de Nederlandse nationaliteit bezit;

    • °

      een uittreksel van de basisadministratie van zijn woonplaats, indien hij/zij in een andere gemeente woont dan de gemeente waarin de woning of standplaats waarvoor hij/zij een vergunning aanvraagt is gelegen;

    • °

      (een) inkomenspecificatie(s) van de werkgever, uitkeringsinstantie of pensioeninstantie dan wel de meest recente aanslag inkomstenbelasting of een accountantsverklaring indien belanghebbende zelfstandig werkzaam is.

  • 3.

    De aanvrager dient de in het tweede lid, onder b, c en d, bedoelde bescheiden van de andere leden van het huishouden eveneens te overleggen.

  • 4.

    Indien de aanvraag een huisvestingsvergunning voor een huurwoning of te huren standplaats betreft, dient de aanvrager een schriftelijke verklaring van de eigenaar over te leggen, waaruit blijkt dat deze bereid is de woonruimte in gebruik te geven.

  • 5.

    Indien de aanvraag een huisvestingsvergunning voor een koopwoning of te kopen standplaats betreft, dient de aanvrager een afschrift van de koopovereenkomst over te leggen.

  • 6.

    Indien de aanvraag een huisvestingsvergunning voor een koopwoning of te kopen standplaats betreft, is het bepaalde in het tweede lid, onder d, niet van toepassing.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij/zij, voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, derde lid, van de Huisvestingswet.

Artikel 2.2.3 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen een huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      ten minste één van de leden van het huishouden is 18 jaar of ouder, of is het hoofd van een huishouden met inwonende (een) minderjarig(e) kind(eren);

    • b.

      de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit of hebben een wettelijke verblijfstatus zoals opgenomen in artikel 9 lid 2 van de wet;

    • c.

      bij woonruimte in de koopsector voldoet het huishouden van de aanvrager aan de criteria in paragraaf 2.4.

    • d.

      bij woonruimte in de huursector voldoet het huishouden van de aanvrager aan de criteria in paragraaf 2.4 en 2.5 of 2.8.

    • e.

      er is voor de woonruimte geen andere gegadigde, die op grond van artikelen 2.7 en 2.8 ten opzichte van de aanvrager van de vergunning een voorrangspositie heeft.

    • f.

      ten minste één van de volwassen leden van het huishouden:

      • °

        is maatschappelijk of economisch gebonden aan de Krimpenerwaard, of

      • °

        behoort tot een van de in artikel 13c lid 1 van de wet genoemde beschermde groepen.

  • 2.

    Het in het eerste lid, onder c en d, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het Huisvestingsbesluit (Stb. 1993, 155).

  • 3.

    De huisvestingsvergunning wordt geweigerd indien het verlenen van de vergunning het in gebruik hebben door de aanvrager van meer dan één woonruimte tot gevolg heeft.

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing ten aanzien van degene die vanwege aan- of verkoop van een woonruimte tijdelijk twee woonruimten in gebruik heeft, wanneer ten genoegen van burgemeester en wethouders kan worden aangetoond, dat slechts een woonruimte feitelijk bewoond wordt.

Artikel 2.2.4. Vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de in artikel 2.2.2 eerste lid, bedoelde aanvraag binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag en brengen de beslissing schriftelijk ter kennis van de aanvrager.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in het eerste lid voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3.

    In de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      Aan wie de vergunning wordt verleend;

    • b.

      Voor welke woning de vergunning wordt verleend;

    • c.

      Binnen welke termijn van de vergunning gebruik moet zijn gemaakt;

    • d.

      Het aantal personen dat de woning in gebruik neemt.

Artikel 2.2.5. Vruchteloze aanbieding

  • 1.

    Ten aanzien van een koopwoning of koopstandplaats met een marktconforme verkoopprijs onder de koopprijsgrens –op basis van een taxatierapport opgesteld door een beëdigd taxateur– wordt in afwijking van het in artikel 2.2.3. bepaalde de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de lid 2 weergegeven procedure gedurende twaalf weken vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die ingevolge deze verordening in aanmerking komen voor de woonruimte.

  • 2.

    De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste drie maal door middel van een advertentie, geplaatst in een huis-aan-huisblad dat in de hele Krimpenerwaard wordt verspreid, te koop hebben aangeboden.

  • 3.

    Ingeval sprake is van een huurwoning of huurstandplaats, dient de verhuurder de woning tenminste één maal door middel van een advertentie, geplaatst in een huis-aan-huisblad dat in de hele Krimpenerwaard wordt verspreid, te huur hebben aangeboden. Indien binnen een reactietermijn van een week geen personen met binding aan de Krimpenerwaard hebben gereageerd, dient de verhuurder de woning nog één maal door middel van een advertentie, geplaatst in een huis-aan-huisblad dat in de hele Krimpenerwaard wordt verspreid, te huur aan te bieden met een reactietermijn van minimaal een week.

  • 4.

    De in lid 1 genoemde termijn gaat in op de dag van de eerste publicatie.

Artikel 2.2.6. Intrekken

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte/standplaats niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

Paragraaf 2.3. Inschrijving

Artikel 2.3.1. Register van woningzoekenden

  • 1.

    Ter bevordering van een doelmatige verdeling van de huurwoningen van Toegelaten Instellingen dragen burgemeester en wethouders zorg voor het aanleggen en bijhouden van een centraal register van woningzoekenden die in aanmerking willen komen voor een huurwoning, niet zijnde een standplaats.

  • 2.

    In het register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven de huishoudens die voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      tenminste één van de leden is 18 jaar of ouder, of is het hoofd van een huishouden met (een) minderjarig(e) kind(eren);

    • b.

      de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit of hebben een wettelijke verblijfstatus zoals opgenomen in artikel 9 lid 2 onder b van de wet.

  • 3.

    Het register vermeldt de woningzoekenden in volgorde van inschrijvingsdatum en/of voorrang.

Artikel 2.3.2. Aanvraag tot inschrijving

  • 1.

    Een aanvraag tot inschrijving als woningzoekende richt men door middel van daartoe vastgesteld formulier aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het inschrijvingsformulier bevat minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      de naam, burgerlijke staat en personalia van de aanvrager en van de eventueel tot het huishouden behorende personen;

    • b.

      het huidige woonadres.

    • c.

      gegevens over de huidige woonsituatie;

    • d.

      gegevens over het huishouden waarvoor een woning wordt gezocht;

    • e.

      gegevens over het inkomen;

  • 3.

    Als inschrijfdatum geldt het moment waarop alle voor de beoordeling van de aanvraag benodigde gegevens zijn ingediend én het inschrijfgeld is betaald.

Artikel 2.3.3. Bewijs van inschrijving

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving waarop de volgende gegevens worden vermeld:

    • a.

      Naam van de aanvrager en de eventueel meeverhuizende perso(o)n(en);

    • b.

      Geboortedata van de onder a genoemde perso(o)n(en);

    • c.

      Adresgegevens;

    • d.

      Inschrijfdatum.

  • 2.

    Een inschrijfbewijs is geldig in de hele Krimpenerwaard.

Artikel 2.3.4 Geldigheidsduur bewijs van inschrijving

  • 1.

    Iedere woningzoekende wordt na twee jaar van inschrijving gevraagd aan te geven of men nog als woningzoekende ingeschreven wenst te staan.

  • 2.

    Bij het aanvaarden van een huurwoning binnen de Krimpenerwaard vervalt automatisch de inschrijving als woningzoekende in het register.

Paragraaf 2.4. Binding

Artikel 2.4.1. Binding

  • 1.

    Huishoudens met maatschappelijke of economische binding aan de Krimpenerwaard hebben voorrang boven andere woningzoekenden bij het verkrijgen van een woonruimte.

  • 2.

    Wanneer er geen kandidaten zijn die voldoen aan het in het eerste lid van artikel 2.4.1. gestelde dan hebben huishoudens met maatschappelijke of economische binding aan één van de overige gemeenten in de regio voorrang boven andere woningzoekenden bij het verkrijgen van een woonruimte.

Artikel 2.4.2. Toewijzing koopwoningen en huurwoningen van niet Toegelaten Instellingen bij geen geschikte kandidaten

Wanneer er geen geschikte kandidaten zijn die voldoen aan artikel 2.4.1, wordt de woning toegewezen aan een andere woningzoekende. In dit geval wordt in afwijking van het in artikel 2.2.3. bepaalde de huisvestingsvergunning altijd verleend.

Artikel 2.4.3. Toewijzing huurwoningen Toegelaten Instellingen bij geen geschikte kandidaten

  • 1.

    Wanneer er geen geschikte kandidaten zijn die voldoen aan artikel 2.4.1, wordt de huurwoning toegewezen aan een andere woningzoekende die voldoet aan de in paragraaf 2.5 genoemde passendheidseisen.

  • 2.

    Wanneer er geen geschikte kandidaten zijn die voldoen aan de in artikel 2.5 genoemde passendheidseisen, wordt de woning toegewezen aan een andere woningzoekende met de hoogste inschrijfduur. In dit geval wordt in afwijking van het in artikel 2.2.3. bepaalde de huisvestingsvergunning altijd verleend.

    Paragraaf 2.5. Passendheidseisen en volgordebepaling vergunning- plichtige huurwoningen van Toegelaten Instellingen

Paragraaf 2.5. Passendheidseisen en volgordebepaling vergunningplichtige huurwoningen van Toegelaten instellingen

Artikel 2.5.1. Verhouding inkomen-rekenhuur

  • 1.

    Het inkomen van het huishouden moet in een naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijke verhouding staan tot de huurprijs van de woonruimte. De omvang en samenstelling van het huishouden moet passen bij de grootte van de woning.

  • 2.

    Woonruimten worden verhuurd overeenkomstig artikel 8, tweede lid, van het Huisvestingsbesluit.

  • 3.

    Bij de toepassing van het gestelde in het eerste lid hanteren burgemeester en wethouders tabel I (tabel uit de toelichting) welke aan deze verordening is aangehecht.

  • 4.

    Indien voor een woonruimte geen gegadigde met een inkomen overeenkomstig de huur/inkomenstabel bij burgemeester en wethouders bekend is, wordt de woonruimte ook passend geacht voor een gegadigde met een hoger inkomen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen het in het vierde lid bedoelde inkomen nader vaststellen.

  • 6.

    Voor de bepaling van het inkomen dat in de huur/inkomenstabel wordt toegepast hanteren burgemeester en wethouders de volgende nadere uitvoeringsregels:

    • a.

      bij de bepaling van het rekeninkomen kan gebruik gemaakt worden van het meest recente inkomen van de woningzoekende;

    • b.

      burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager verzoeken een zogenaamd IB-60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen, ter verificatie van het opgegeven inkomen;

Artikel 2.5.2. Labelen

  • 1.

    Bepaalde woningtypen, aan te wijzen door burgemeester en wethouders, zijn met voorrang passend voor bepaalde categorieën woningzoekenden, te weten:

  • a.

    Zorgwoningen: passend voor zorgbehoevenden;

  • b.

    Seniorenwoningen:

    • °

      passend voor senioren;

    • °

      bij geen geschikte senioren, bij voorrang passend voor degenen van 55 jaar en ouder;

  • c.

    Starterswoningen: passend voor starters;

  • d.

    Een woning met vijf of meer kamers is passend voor een huishouden van zes of meer personen. Indien er sprake is van een 1-oudergezin, telt deze ouder voor twee personen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen met in achtneming van deze verordening en het convenant K5 lokaal afspraken maken ten aanzien van specifieke labeling van woningen en complexen vanuit het oogpunt van de leefbaarheid of voor specifieke doelgroepen als vast komt te staan dat deze groepen geen evenredige kans maken op het verkrijgen van woonruimte.

    Paragraaf 2.6. Urgentie

Paragraaf 2.6. Urgentie

Artikel 2.6.1. Urgentie
  • 1.

    Voor zover woningzoekenden zelf een daartoe strekkend verzoek indienen, verlenen burgemeester en wethouders een voor de hele Krimpenerwaard geldende urgentieverklaring aan woningzoekenden die:

    • a.

      18 jaar of ouder zijn en;

    • b.

      ten tijde van de aanvraag ingezetene zijn van de Krimpenerwaard, en

    • c.

      een economische of maatschappelijke binding hebben met de Krimpenerwaard, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 13c, eerste lid, van de Huisvestingswet en;

    • d.

      de Nederlandse nationaliteit bezitten dan wel beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland en;

    • e.

      buiten eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie verkeren dat zij binnen zes maanden andere woonruimte behoeven en;

    • f.

      naar verwachting bij toepassing van de in artikel 2.7.1 lid 4 bedoelde criteria niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen en;

    • g.

      voor het oplossen van hun noodsituatie expliciet zijn aangewezen op zelfstandige woonruimte en;

    • h.

      hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.

  • 2.

    Om voor een urgentieverklaring in aanmerking te komen moet er naast de in artikel 1 beschreven voorwaarden sprake zijn van:

    • a.

      Medische redenen:

      ° er is sprake van medische problematiek die verband houdt met de fysieke woonruimte en die verhuizing op korte termijn noodzakelijk maakt. Dit wordt zo nodig beoordeeld door een door de urgentieverlener aan te wijzen medisch adviseur welk advies door de urgentieverlener wordt betrokken bij de beoordeling van de aanvraag.

    • b.

      Onbewoonbaarheid van huidige woonruimte:

      ° waarbij de huidige ter beschikking van de aanvrager staande woonruimte formeel onbewoonbaar is verklaard op grond van artikel 29 Woningwet of de woonruimte is feitelijk onbewoonbaar, wat geconstateerd is door de gemeente of de woonruimte is naar aanleiding van een calamiteit feitelijk onbewoonbaar en niet binnen drie maanden te herstellen en de aanvraag tot urgentie binnen een maand na het onbewoonbaar geraken is ingediend

    • c.

      Woonlasten:

      ° waarbij door de instantie die belast is met de uitvoering van deWet werk en bijstand een woonkostentoeslag met verhuisverplichting is toegekend, of het huishouden houdt in de huidige zelfstandige woonruimte, na aftrek van de woonlasten, minder dan de helft van de voor dat huishouden geldende netto-bijstandsnorm over èn de huurprijs van de woonruimte (wanneer het een huurwoning betreft) ligt boven de voor het desbetreffende huishouden geldende aftoppingsgrens volgens de Wet op de huurtoeslag. Onder woonlasten wordt in dit verband verstaan: huurprijs, servicekosten, reinigingsrechten, energierekening, rekening voor waterleverantie, OZB, bijdrage VVE, opstalverzekering, waterschaps- en polderlasten, aflossing hypotheek en 2/3 van de hypotheekrente; en geen gebruik kunnen maken van voorliggende voorzieningen als Huurtoeslag, Woonkostentoeslag.

    • d.

      Geweld of bedreiging:

      °er is sprake van ernstige psychische en/of fysiek geweld, of bedreiging daarmee, wat tot gevolg heeft dat de aanvrager niet langer in de huidige woonruimte kan blijven wonen, en het geweld of de bedreiging wordt onderbouwd door een verklaring van de politie.

Artikel 2.6.2. Stadsvernieuwingsurgentie

Burgemeester en wethouders verlenen eveneens een urgentieverklaring aan herstructureringskandidaten die woonachtig zijn in een binnen twaalf maanden te slopen of ingrijpend te verbeteren woonruimte. Urgentie wordt verstrekt op aanvraag van de eigenaar van de woning waarbij de gemeente waarin de woonruimte is gelegen verklaart dat er sprake is van uitvoeringsgerede sloopplannen gevolgd door vervangende nieuwbouw.

Artikel 2.6.3. Urgentiesysteem:

  • 1.

    Het huishouden dat in aanmerking wil komen voor een urgentieverklaring dient hiervoor schriftelijk een aanvraag in bij burgemeester en wethouders van de woongemeente. De aanvraag bevat een motivering waarin vermeld wordt:

    • a.

      de basis waarop de urgentie wordt aangevraagd (zie artikel 2.6.1 lid 2);

    • b.

      de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en

    • c.

      waarom verhuizing binnen zes maanden noodzakelijk is.

  • 2.

    De aanvrager behoort bij de aanvraag de bewijsstukken, rapportages en andere nodige bescheiden te overleggen.

  • 3.

    Bij een aanvraag urgentie op grond van artikel 2.6.1 lid 2 kunnen burgemeester en wethouders zich laten adviseren door een door hen aan te wijzen instantie.

  • 4.

    Een aanvraag om urgentie kan slechts op 1 grond worden aangevraagd (artikel 2.6.1 lid 2. sub a,b, c of d).

  • 5.

    Een aanvraag om urgentie waarover in het verleden reeds is beslist, wordt alleen in behandeling genomen indien er sprake is van gewijzigde feiten en omstandigheden.

  • 6.

    Een aanvraag voor urgentie wordt in behandeling genomen indien de leges zijn betaald.

Artikel 2.6.4. Zoekprofiel

  • 1.

    In de urgentieverklaring nemen burgemeester en wethouders een zoekprofiel voor een type woning op. Op verzoek van de aanvrager kan er een kernbinding op worden genomen in de beschikking.

  • 2.

    Een urgentieverklaring is zes maanden geldig, waarbij de urgente zelf moet reageren op vrijkomende woningen die voldoen aan het zoekprofiel (grootte en prijs). Burgemeester en wethouders houden indien mogelijk rekening met deze gemeentebinding bij het aanbieden van een geschikte woning passend binnen het zoekprofiel.

Artikel 2.6.5. Intrekken urgentieverklaring:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring in trekken, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de houder van de urgentieverklaring wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • c.

      De urgente in de eerste zes maanden na het verkrijgen van de urgentie niet zelf actief heeft gereageerd op aantoonbaar passend aanbod;

    • d.

      De urgente eenmaal een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte in de Krimpenerwaard heeft aangeboden gekregen.

    • e.

      De urgentieverklaring vervalt van rechtswege als de termijn waarvoor zij geldig is afloopt.

  • 2.

    Na het intrekken van een urgentieverklaring kan niet op grond van dezelfde omstandigheden opnieuw een urgentie worden aangevraagd.

    Paragraaf 2.7. Toewijzing van huurwoningen en standplaatsen

Paragraaf 2.7. Toewijzing van huurwoningen en standplaatsen

Artikel 2.7.1. Aanbodmodel

  • 1.

    Toegelaten instellingen met woningbezit binnen de Krimpenerwaard bieden deze woonruimten te huur aan door middel van het aanbodsysteem.

  • 2.

    De in artikel 1 aangeboden woonruimte wordt geplaatst in huis-aan-huis bezorgde media in de hele Krimpenerwaard

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan bijzondere categorieën woningzoekenden en urgenten medewerking verlenen bij het verkrijgen van woonruimte, indien zij er niet in slagen binnen zes maanden na afgifte van urgentie op eigen initiatief woonruimte te verkrijgen.

  • 4.

    Voor de volgorde bepaling worden alle belangstellende woningzoekenden die voldoen aan de passendheidscriteria op datum van inschrijving gerangschikt. De woning wordt voor verhuring aangeboden op volgorde van de inschrijfduur. Waarbij de kandidaat die het langst ingeschreven staat de woning als eerste krijgt aangeboden.

  • 5.

    Woningzoekenden met de status ´urgent´ hebben in afwijking van het bepaalde in het vorige lid voorrang boven alle andere kandidaten, indien de woonruimte past binnen het door burgemeester en wethouders vastgestelde zoekprofiel en zij hebben gereageerd binnen de zoektermijn van zes maanden. Bij meerdere urgentiekandidaten voor een woning worden de kandidaten op datum van afgifte van de urgentie gerangschikt. Waarbij de woning wordt toegewezen aan de kandidaat met de oudste urgentieverklaring.

  • 6.

    Voor de verhuur van nieuwgebouwde woningen in een gemeente, hebben inwoners van de kern waarin de nieuwe woningen worden gebouwd voorrang boven andere woningzoekenden tijdens de eerste verhuur. Binnen het lokale maatwerk kunnen hierover nadere afspraken gemaakt worden.

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde in lid 5 kunnen burgemeester en wethouders, met instemming van de eigenaren, woonruimten aanwijzen waarop de status ‘urgent’ niet van toepassing is.

    Paragraaf 2.8. Standplaatsen voor woonwagens

Paragraaf 2.8. Standplaatsen voor woonwagens

Artikel 2.8.1. Register standplaatszoekende

  • 1.

    Met inachtneming van de inschrijvingsvereisten in artikel 2.3.1. houden burgemeester en wethouders een register bij van standplaatszoekenden;

  • 2.

    De standplaatszoekenden ontvangen van hun inschrijving schriftelijk bewijs;

  • 3.

    De inschrijving in het register voor standplaatszoekenden vervalt:

    • a.

      indien men een standplaats krijgt toegewezen en deze accepteert;

Artikel 2.8.2. Toewijzing standplaatsen

  • 1.

    Eigenaren (zijnde Toegelaten Instellingen of gemeenten) wijzen alleen maar een standplaats toe aan een standplaatszoekende die ingeschreven staat als bedoeld in artikel 2.8.1. lid 1.

  • 2.

    Binnen het bepaalde in lid 1 geldt voor ingeschreven woningzoekenden de volgende rangorde bij toewijzing:

    • a.

      standplaatszoekenden worden op inschrijfduur gerangschikt. Waarbij de kandidaat die het langst ingeschreven staat de standplaats als eerste aangeboden krijgt;

    • b.

      in afwijking van het gestelde in lid 2 onder a kan voorrang worden verleend aan urgent standplaatszoekenden.

Hoofdstuk 3 Mandatering

Artikel 3.1. Mandatering

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van hun bevoegdheden krachtens hoofdstuk 2, met uitzondering van paragraaf 2.2, te mandateren aan eigenaren of een groep van eigenaren van woonruimte.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van hun bevoegdheden krachtens paragraaf 2.2 te mandateren aan eigenaren van woonruimte.

Hoofdstuk 4 Samenstelling woonruimtevoorraad

Paragraaf 4.1. Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 4.1.1. Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimten.

Artikel 4.1.2. Vergunningsvereiste

Het is verboden zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 4.1.1.:

  • a.

    aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    van zelfstandige in onzelfstandig woonruimte om te zetten.

Artikel 4.1.3 Aanvragen van een vergunning

De aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 4.1.2. wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

  • a.

    naam en adres van de eigenaar of diens gemachtigde;

  • b.

    gegevens over de huidige situatie: adres van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft; huur- of koopprijs; woonoppervlak; aantal kamers; staat van onderhoud;

  • c.

    gegevens over de beoogde situatie: bestemming; bouwtekening/bouwvergunning en compensatievoorstel;

  • d.

    gegevens bij voorgenomen samenvoeging: verwachte huur- of koopprijs; naam van de toekomstige bewoner(s); omvang van het huishouden van de toekomstige bewoner(s) en schriftelijke verklaring van toestemming van de verhuurder.

Artikel 4.1.4. Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning binnen vier weken na datum aanvraag, indien naar hun oordeel het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om compensatie te vragen voor de nadelige gevolgen van de onttrekking

  • 3.

    Op of bij de vergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen een jaar van de vergunning gebruik gemaakt moet worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de opgelegde compensatie;

    • d.

      de mededeling dat pas nadat voldoende is gecompenseerd, gebruik gemaakt mag worden van de vergunning;

    • e.

      overige voorwaarden.

  • 4.

    Indien de aanvrager een tijdelijk behoefte kan aantonen, kunnen burgemeester en wethouders een tijdelijke vergunning voor maximaal vijf jaar verlenen.

Artikel 4.1.5. Compensatie

Indien burgemeester en wethouders invulling geven aan artikel 4.1.4 lid 2, dient het volgende in acht genomen te worden:

  • 1.

    Compensatie moet worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte.

  • 2.

    Voor het berekenen van de vloeroppervlakte van de te compenseren woonruimte wordt uitgegaan van de gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

  • 3.

    Indien en voor zover de compensatie als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, is de aanvrager eenmalig de volgende financiële bijdrage verschuldigd.

    Als een vergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend:

    • a.

      € 308,- p/m² in geval van het geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de woonbestemming van zelfstandige woonruimte;

    • b.

      € 230,- p/m² in geval van het geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de woonbestemming van niet-zelfstandige woonruimte;Als een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 4.1.4 lid 4 wordt verleend, wordt tien procent (10%) per jaar van het bedrag genoemd onder a of b (afhankelijk van welke situatie van toepassing is) gehanteerd.

  • 4.

    Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd, kan uitsluitend in het kader van de volkshuisvesting worden aangewend.

  • 5.

    Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte, zoals bedoeld in het eerste lid, dient door de aanvrager binnen vier weken na de verzenddatum van het besluit van burgemeester en wethouders een waarborgsom te worden betaald, ter grootte van het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in lid 3 gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen.

Artikel 4.1.6. Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning (als bedoeld in artikel 4.1.2) intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen een jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen Hoofdstuk

Artikel 5.1. Tijdelijk subregionaal maatwerk

Het bepaalde in artikel 2.2.3 lid 1 onder f, artikel 2.4.1, artikel 2.6.1 onder c en artikel 2.7.1 lid 6 geldt voor de duur van twee jaar gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening en kan, na verkregen toestemming van het college van Gedeputeerde Staten, telkens met een jaar worden verlengd.

Artikel 5.2. Hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere onbillijkheid van overwegende aard leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

  • 2.

    Indien een woningzoekende op basis van lid 1 de indicatie ‘urgent’ krijgt, dan is deze indicatie uitsluitend geldig in de gemeente die de indicatie verstrekt heeft.

Artikel 5.3. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met het bepaalde in de artikelen 2.2.1. en 4.1.2. wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 5.4. Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 5.3. strafbare gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheid als genoemd in artikel 77 en 78 van de wet.

Artikel 5.5. Restbepaling

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij bij de te nemen beslissing zich uitsluitend laten leiden door overwegingen die betrekking hebben op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1. Overgangsbepaling

  • 1.

    Het in dit artikel bepaalde geldt voor alle ingeschreven woningzoekenden.

  • 2.

    Voor doorstromers die willen verhuizen, geldt dat zij nog anderhalf jaar gebruik kunnen maken van een deel van de bewoningsduurscore zoals deze gold voordat deze verordening in werking trad. Voor starters geldt dat de leeftijdsduur nog anderhalf jaar volgens onderstaande percentages wordt meegeteld:

    • °

      vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot een half jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt 75% van de actuele woonduur of leeftijdspunten geteld als inschrijfduur;

    • °

      Vanaf een half jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt 50% van de actuele woonduur of leeftijdspunten geteld als inschrijfduur;

    • °

      Vanaf één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot anderhalf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt nog 25% van de actuele woonduur of leeftijdspunten geteld als inschrijfduur;

    • °

      vanaf anderhalf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening tellen woonduur en leeftijdspunten niet meer mee als volgordecriterium en wordt alleen gerekend met inschrijfduur.

  • 3.

    Is de inschrijfduur van de woningzoekende doorstromer tijdens de afbouwperiode hoger dan de omgerekende woonduur, dan telt inschrijfduur als volgordecriterium. Ditzelfde geldt voor de leeftijdspunten van starters.

Artikel 6.2. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Huisvestingsverordening K5-gemeente X”.

Artikel 6.3. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2009. De datum van inwerkingtreding wordt op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend gemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 16 december 2008

De griffier, De voorzitter,

(T.B.W.M. van der Torre) (B.F.A. van der Kluit-de Groot)