Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingMaatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010
CiteertitelMaatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikelen 147, eerste lid en 108 Gemeentewet en artikelen 35, eerste lid onder b en artikel 20, tweede lid wet IOAW en wet IOAZ
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-08-201001-07-201001-01-2012nieuwe regeling

05-07-2010

Regiokrant, 28-07-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1. In deze verordening wordt het volgende verstaan onder:

    • a.

      IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    • d.

      Uitkering: de uitkering, bedoeld in art. 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

    • e.

      Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

    • f.

      Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en art. 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20 tweede lid IOAZ;

    • g.

      Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

    • h.

      Benadelingsbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

    • i.

      Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

    • j.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer.

  • 2. Voor zover in deze verordening niet anders gedefinieerd, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Verlaging van de bijstand
  • 1. Als belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan een uitkering verbonden verplichting -anders dan de verplichting bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ – schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college ernstig misdraagt.

  • 2. Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichting schendt

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Afstemming van de maatregel

Het college stemt de maatregel af op de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert.

Artikel 5 Duur van de maatregel

Tenzij anders bepaald in de verordening bedraagt de duur van de maatregel één maand. Dit laat onverlet dat het college op grond van artikel 4 van deze verordening tot een langere duur kan besluiten.

Artikel 6 Recidive
  • 1.

    Indien binnen een periode van twaalf maanden na verzending van het besluit tot oplegging van een maatregel opnieuw een verwijtbare gedraging plaatsvindt, waarvoor in deze verordening minimaal dezelfde standaardverlaging geldt, verdubbelt het college de duur van de maatregel.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid tellen de beschikkingen tot het afzien van een maatregel en oplegging van een waarschuwing mee.

  • 3.

    Bij een beschikking als bedoeld in dit artikel wordt aandacht besteed aan de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin. Dit kan leiden tot een kortere of langere duur van de in artikel 1 genoemde duur van de maatregel.

Artikel 7 Besluit

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, dan wel het bedrag waarmee dit gebeurt en, indien van toepassing, waarom is afgeweken van de standaard maatregel.

Artikel 8 Afzien van het opleggen van een maatregel
  • 1.

    Indien het college de gedraging niet verwijtbaar acht, ziet het af van het opleggen van een maatregel.

  • 2.

    Verder ziet het college af van het opleggen van een maatregel als tussen een verwijtbare geachte gedraging en de constatering hiervan meer dan twaalf maanden zijn verstreken, tenzij het betreft de verstrekking van onjuiste of onvolledige inlichtingen en hierdoor ten onrechte IOAW/IOAZ is verleend. In het laatste geval geldt een termijn van 60 maanden.

  • 3.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Indien het college afziet van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende hiervan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 9 Ingangsdatum van de verlaging
  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgende op de datum waarop het besluit tot het opleggen van een maatregel bekend is gemaakt.

  • 2. Voor zover de IOAW/IOAZ nog niet is betaald, kan de maatregel in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid toegepast worden op een nog uit te betalen periode uit het verleden.

  • 3. Indien de maatregel helemaal niet meer kan worden toegepast op een nog uit te betalen periode, kan deze worden opgelegd over de periode waarin de gedraging plaatsvond of aanving.

  • 4. Indien de uitkering is beëindigd, kan de maategel worden toegepast dan wel gecontinueerd over een toekomstige periode, mits binnen drie maanden na de beëindiging een nieuwe uitkering op grond van de IOAW/IOAZ aanvangt.

  • 5. De verlaging wordt toegepast op de uitkeringsnorm geldend in de maand van effectuering van de verlaging.

Artikel 10 Cumulatie van gedragingen

Indien er sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen, die voortvloeien uit hetzelfde handelen of nalaten, wordt in beginsel de maatregel toegepast geldend voor de zwaarste verwijtbare gedraging.

Artikel 11 Waarschuwing
  • 1. Het college kan volstaan met een waarschuwing in plaats van een verlaging in de situaties, bedoeld in:

  • - artikel 12, eerste lid en onder sub a van deze verordening;

  • - artikel 15, eerste lid van deze verordening;

  • - artikel 15, vierde lid van deze verordening;

  • 2. Indien binnen een periode van 24 maanden voorafgaande aan de verzending van het besluit houdende een waarschuwing al eerder een verlaging is opgelegd, dan wel een waarschuwing is gegeven, dan wel een beschikking inhoudende het afzien van een maatregel is verzonden, kan in beginsel niet volstaan worden met een waarschuwing.

Hoofdstuk 2 De verwijtbare gedragingen

Artikel 12 Tekortschieten in het naleven van de arbeidsverplichtingen
  • 1. De maatregel bedraagt 5 % van de uitkeringsnorm, indien:

    • a.

      de belanghebbende zich niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of deze registratie niet tijd verlengt;

    • b.

      de belanghebbende het trajectplan (inclusief bijlagen) niet ondertekent of (tijdig) retourneert.

  • 2. De maatregel bedraagt 10 % van de uitkeringsnorm, indien de belanghebbende niet of onvoldoende meewerkt aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot scholing, arbeidsinschakeling of medisch onderzoek.

  • 3. De maatregel bedraagt 20 % van de uitkeringsnorm, indien:

    • a.

      de belanghebbende niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden of anderszins de inschakeling in de arbeid belemmert;

    • b.

      de belanghebbende niet of onvoldoende gebruik maakt van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder tevens begrepen sociale activering.

  • 4. In afwijking van voorgaande leden, legt het college, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een maatregel op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen inkomen uit deze arbeid.

Artikel 13 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden
  • 1. Onverminderd artikel 4, legt het college, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    a: aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    b: de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

Artikel 14 Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid
  • 1. Onverminderd artikel 4 legt het college blijvend een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij weigert het hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Artikel 15 Niet of niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht
  • 1. Indien naar het oordeel van het college de belanghebbende niet tijdig de verplichting als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ is nagekomen, verlaagt het college de norm met 5 % gedurende een maand, voor zover de belanghebbende volhardt in het niet tijdig nakomen van de verplichting.

  • 2. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte verstrekken of teveel verstrekken van een inkomensvoorziening wordt de maatregel toegepast op de uitkeringsnorm afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,--, 10 % van de norm gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,-- tot € 2.000,--, 25 % van de norm gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,-- tot € 4.000,--, 50 % van de norm gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag vanaf € 4.000,--, 100 % van de norm gedurende een maand.

  • 3. Indien aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie en dit tot vervolging overgaat, wordt geen maatregel opgelegd.

  • 4. Voor zover er geen sprake is van een benadelingsbedrag is de maatregel 5 % van de uitkeringsnorm als het college van oordeel is dat het niet nakomen van de inlichtingenplicht een verlaging noodzakelijk maakt.

Artikel 16 zeer ernstige misdragingen

Indien de belanghebbende zich naar de mening van het college zeer ernstig misdraagt jegens medewerkers werkzaam bij of goederen in gebruik van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, verlaagt het college de norm met een door het college vast te stellen percentage gedurende een door het college vast te stellen periode, met een maximum van 30 % gedurende drie maanden.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 17 Onvoorziene gevallen

Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 18 Citeertitel en inwerkingtreden
  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Hoogezand-Sappemeer d.d. 5 juli 2010

De Raad voornoemd,

Mevr. Y.P. van Mastrigt, voorzitter.

Mevr. C.A.M. Bodewes, raadsgriffier.