Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011
CiteertitelVerordening rioolheffing Hoogezand-Sappemeer 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-201001-01-2012nieuwe regeling

13-12-2010

Regiokrant, 22-12-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel 

    een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters

    water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in het tweede kalenderjaar, voorafgaande aan het belastingjaar, naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt.

  • 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet de pompinstallatie zijn voorzien van een:

    a.watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    b.bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd;

  • 6. De leden 2 tot en met 5 van dit artikel zijn niet van toepassing op een perceel, dat uitsluitend dient als woning.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het eigenarendeel bedraagt € 84,28

  • 2.

    In afwijking van het tarief genoemd in lid 1is het tarief voor niet direct aangesloten objecten tot maximaal 25m2 € 25,00

  • 3.

    Het gebruikersdeel bedraagt:

    • a.

      voor een perceel, dat uitsluitend dient als woning € 83,28 per  jaar (is € 41,64 per halfjaar)

  • b.

    voor een perceel, anders dan bedoeld onder a, voor afgevoerd water, per jaar

  • -

    van 1 tot en met 100 m3 € 83,28

  • -

    van 101 tot en met 500 m3 € 66,29

    per volle eenheid van 100 m3 van 501 tot en met 5.000 m3 € 33,22

  • -

    per volle eenheid van 100 m3 van 5.001 m3 of meer € 11,84 per volle eenheid van 100 m3

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Voor het eigenarendeel is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Voor het gebruikersdeel is het belastingtijdvak gelijk aan een kalenderhalfjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. 1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of

    voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 1. 2.Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het

    gebruikersdeel in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de

    belasting verschuldigd over zoveel volle kalendermaanden als er

    in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog

    volle kalendermaanden overblijven.

  • 1. 3.Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het

    gebruikersdeel in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat

    aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalendermaanden als er

    in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog

    volle kalendermaanden overblijven.

  • 1. 4.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de be-

    lastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander

    perceel feitelijk in gebruik neemt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen voor het eigenarendeel moeten worden betaald in

    twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag

    van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het

    aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat aanslagen voor het

    gebruikersdeel die per halfjaar worden opgelegd, moeten worden

    betaald in één termijn. Deze termijn vervalt op de laatste dag van

    de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet

    is vermeld.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het

    totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of

    als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan,

    minder is dan € 2.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen

    door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden

    afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel

    gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het

    aanslagbiljet nog maanden in het jaar waarin de aanslagen worden

    opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen

    ten minste zes en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn

    vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk

    van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. In afwijking in zoverre van het derde lid geldt, dat voor aanslagen

    die per halfjaar worden opgelegd, in geval het totaalbedrag van de

    op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet

    maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan, minder is dan

    € 2.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van

    automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat

    de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen,

    waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening

    van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een

    maand later.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de

    voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven

met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening rioolheffing Hoogezand-Sappemeer 2010” van 15

december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12 lid

2 genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing

op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag

    na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing

Hoogezand-Sappemeer 2011”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 december 2010.

De Raad voornoemd,

Mevr. Y.P. van Mastrigt, voorzitter.

Mevr. C.A.M. Bodewes, raadsgriffier.