Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Procedureregeling planschadevergoeding 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingProcedureregeling planschadevergoeding 2006
CiteertitelProcedureregeling planschadevergoeding 2006
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Procedureverordening Planschadevergoeding, vastgesteld d.d. 23 maart 1998

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Gemeentewet
  3. Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 49
  4. Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 49a
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-03-2006Nieuwe regeling

31-01-2006

't Bokkeblad, 8 maart 2006

2005/1907

Tekst van de regeling

Intitulé

Procedureregeling planschadevergoeding 2006

Het college van burgemeester en wethouders van Slochteren;

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 49 en 49a van de Wet op de

Ruimtelijke Ordening:

besluit vast te stellen de:

PROCEDUREREGELING PLANSCHADEVERGOEDING 2006

Regeling voor de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

De regeling verstaat onder:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.1 planschade: schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);

  • 1.2 planologische maatregel: de bepalingen van een bestemmingsplan, dan wel het besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 of 19 WRO, dan wel een van de andere in artikel 49 WRO genoemde schadeoorzaken;

  • 1.3 aanvraag: een aanvraag om vergoeding van planschade;

  • 1.4 aanvrager: degene die een aanvraag om vergoeding van planschade indient;

  • 1.5 college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 1.6 derde-belanghebbende: degene als bedoeld in artikel 49a WRO op wiens verzoek een planologische maatregel wordt getroffen en met wie de gemeente een overeenkomst heeft gesloten zoals bedoeld in artikel 49a WRO;

  • 1.7 overeenkomst: een planschadevergoedingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 49 a WRO;

  • 1.8 adviseur: een of meerdere door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke en onpartijdige deskundigen;

  • 1.9 drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 49, WRO

Artikel 2 Indiening van de aanvraag en ontvangstbevestiging

  • 2.1 Een aanvraag wordt ondertekend en schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.2 Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.3 De aanvrager verstrekt voorts de gegevens en bescheiden die het college nodig acht voor het nemen van de beslissing en waarover aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.4 Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag aan op het aanvraagformulier of op een begeleidend schrijven waarmee het aanvraagformulier wordt aangeboden.

  • 2.5 Het college zendt aanvrager zo spoedig mogelijk een schriftelijke bevestiging van de ontvangst van de aanvraag.

  • 2.6 Als naar het oordeel van het college niet of onvoldoende wordt voldaan aan de indieningsvereisten in de leden 2.1, 2.2 en/of 2.3, stelt het college aanvrager in de gelegenheid om de aanvraag binnen een redelijke termijn aan te vullen.

  • 2.7 De schriftelijke mededeling omtrent het drempelbedrag en de betaling daarvan, als bedoeld in het derde lid van artikel 49 WRO, geschiedt binnen drie weken na ontvangst van de aanvraag of de aanvulling daarvan als bedoeld in lid 2.6.

Artikel 3 Eerste beslisronde

  • 3.1 Het college bericht de aanvrager schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag omtrent de toepassing van de leden 3.3, 3.4, 3.5 en 3.6, tenzij aanvrager ingevolge lid 2.6 gelegenheid is geboden de aanvraag aan te vullen, in welk geval de termijn van acht weken wordt verlengd met de door aanvrager benutte termijn voor aanvulling van de aanvraag.

  • 3.2 De termijn als bedoeld in lid 3.1 kan eenmaal worden verlengd met ten hoogste vier weken.

  • 3.3. Als het drempelbedrag niet binnen de ingevolge lid 2.7 gestelde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet ontvankelijk, tenzij aanvrager het verzuim redelijkerwijs niet kan worden verweten.

  • 3.4. Als aanvrager na ommekomst van de ingevolge lid 2.6 gegunde termijn voor aanvulling van de aanvraag naar het oordeel van het college nog niet of onvoldoende heeft voldaan aan de in lid 2.5 bedoelde indieningsvereisten, verklaart het college de aanvrager niet ontvankelijk, tenzij aanvrager het verzuim redelijkerwijs niet kan worden verweten.

  • 3.5. Als op voorhand duidelijk is dat om andere redenen dan bedoeld in lid 3.3 of lid 3.4 geen planschadevergoeding op grond van artikel 49 WRO kan worden toegekend, wijst het college de aanvraag af.

  • 3.6 Als de aanvraag niet ingevolge lid 3.3, lid 3.4 of lid 3.5 niet-ontvankelijk wordt verklaard of wordt afgewezen, verleent het college opdracht aan een adviseur om advies uit te brengen terzake van de aanvraag. Het college maakt daarbij melding van eventuele derde-belanghebbenden.

  • 3.7 Als de aanvraag betrekking heeft op een planologische maatregel waarvoor de gemeente met derde-belanghebbenden een overeenkomst heeft gesloten in het kader waarvan een planschaderisicoanalyse is opgesteld, wordt geen opdracht verleend aan de adviseur die die

    planschaderisicoanalyse heeft opgesteld.

Artikel 4 Mededeling aan de derde belanghebbende

  • 4.1 Als opdracht wordt verleend aan een adviseur, stelt het college derde-belanghebbenden daarvan schriftelijk op de hoogte en verstrekt zij derde-belanghebbenden een afschrift van de aanvraag.

  • 4.2. 4.2 De derde-belanghebbende verstrekt de gegevens en bescheiden die de adviseur en/of het college nodig achten voor het advies en/of de beslissing en waarover de derde-belanghebbende redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 5 Werkwijze van de adviseur

  • 5.1 De adviseur stelt de aanvrager, derde-belanghebbenden en het college in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk en/of mondeling hun visie te geven op de aanvraag.

  • 5.2 Ieder van de in lid 5.1 genoemde partijen wordt desgewenst in de gelegenheid gesteld om buiten aanwezigheid van de andere partijen hun mondelinge uiteenzetting te doen, ter plaatse van het object waarop de aanvraag betrekking heeft, elders binnen de gemeente Slochteren of op een andere in overleg met de adviseur te bepalen plaats.

  • 5.3 De adviseur maakt een samenvatting van de mondelinge uiteenzettingen. De samenvatting wordt opgenomen in of bij het advies.

  • 5.4 In of bij het advies worden eveneens afschriften opgenomen van schriftelijke reacties als bedoeld in lid 5.1.

  • 5.5 De adviseur kan inlichtingen en adviezen inwinnen van derden.

  • 5.6 De adviseur brengt een schriftelijk en gemotiveerd conceptadvies uit aan het college binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht.

  • 5.7 Als de adviseur de in lid 5.6 genoemde termijn overschrijdt, stelt hij het college daarvan schriftelijk in kennis. Hij vermeldt daarbij een nieuwe termijn waarbinnen hij het conceptadvies zal uitbrengen.

  • 5.8 Het conceptadvies gaat in op de gegrondheid van de aanvraag en de hoogte van de te vergoeden planschade.

  • 5.9 Als de aanvraag betrekking heeft op een planologische maatregel waarvoor de gemeente met derde-belanghebbenden een overeenkomst heeft gesloten in het kader waarvan een planschaderisicoanalyse is opgesteld, betrekt de adviseur in het conceptadvies tevens de uitkomst van die planschaderisicoanalyse.

  • 5.10 De adviseur zendt aanvrager en derde-belanghebbenden een afschrift van het conceptadvies en stelt hen en het college in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van het conceptadvies schriftelijk bij hem te reageren.

  • 5.11 Het college kan de adviseur daarbij aanvullende of verhelderende vragen stellen.

  • 5.12 De adviseur brengt een definitief advies uit aan het college binnen vier weken na afloop van de in lid 5.10 genoemde termijn.

  • 5.13 De adviseur kan de in lid 5.12 genoemde termijn eenmalig verlengen met ten hoogste vier weken. Hij doet daarvan mededeling aan het college.

  • 5.14 Het college zendt aanvrager en derde-belanghebbenden binnen zes weken een afschrift van het definitieve advies.

Artikel 6 Aanvulling op het advies

  • 6.1 Als het college naar aanleiding van het definitieve advies aanvullende vragen heeft aan de adviseur, legt zij die voor aan de adviseur binnen zes weken na ontvangst van het definitieve advies.

  • 6.2 Het college bericht aanvrager en derde belanghebbenden schriftelijk dat een aanvullende vraag aan de adviseur is voorgelegd.

  • 6.3 De adviseur antwoordt op de aanvullende vraag binnen zes weken na ontvangst.

  • 6.4 De adviseur kan de in lid 6.3 genoemde termijn eenmalig met ten hoogste vier weken verlengen. Hij doet daarvan mededeling aan het college.

  • 6.5 Het college zendt aanvrager en derde-belanghebbenden binnen zes weken een afschrift van het aanvullende advies.

Artikel 7 Second opinion

  • 7.1 Na ontvangst van het definitief advies of van een aanvulling daarop als bedoeld in Artikel 6 kan het college besluiten een tweede deskundigenadvies of second opinion te vragen bij een andere adviseur.

  • 7.2 Het college beslist daarover binnen zes weken na ontvangst van het definitief advies of een aanvulling daarop.

  • 7.3 Een second opinion kan bestaan uit een integraal nieuw advies, of betrekking hebben op één of meerdere specifieke vragen, al dan niet met betrekking tot het advies van de eerste adviseur of onderdelen daarvan.

  • 7.4 Het college stelt de tweede adviseur een afschrift ter beschikking van het door de eerste adviseur uitgebrachte rapport.

  • 7.5 Het college stelt de aanvrager en derde-belanghebbenden schriftelijk op de hoogte van het feit dat opdracht is verleend voor een second opinion.

  • 7.6 Voor een second opinion zijn de leden 5.5 tot en met 5.14 alsmede Artikel 6 van overeenkomstige toepassing.

  • 7.7 Als de tweede adviseur dat voor zijn advies noodzakelijk acht of als het college daarom verzoekt, kan de tweede adviseur ook overeenkomstige toepassing geven aan de leden 5.1 tot en met 5.4.

Artikel 8 Beschikking van het college

  • 8.1 Alvorens te beschikken op de aanvraag stelt het college aanvrager en derde-belanghebbenden gedurende zes weken in de gelegenheid schriftelijk te reageren op het definitieve advies, een eventuele aanvulling daarop en op een eventuele second opinion.

  • 8.2 Bij hun reactie als bedoeld in lid 8.1 kunnen aanvrager en derde-belanghebbenden verzoeken een mondelinge toelichting te mogen geven.

  • 8.3 De mondelinge toelichting geschiedt naar keuze van het college ten overstaan van een collegelid of van een door het college aan te wijzen ambtelijke vertegenwoordiging.

  • 8.4 Van de mondelinge toelichting wordt een samenvatting gemaakt.

  • 8.5 Binnen zes weken na afloop van de in lid 8.1 bedoelde termijn beslist het college op de aanvraag.

  • 8.6 Het college kan de termijn als bedoeld in lid 8.5 eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 9 Uitbetaling

  • 9.1. Als het college een planschadevergoeding vaststelt, vindt uitbetaling plaats zo spoedig mogelijk na het onherroepelijk worden van de beschikking, op een door aanvrager aangegeven rekening.

    Heeft aanvrager bij de aanvraag geen rekeningnummer bekend gemaakt, dan vindt uitbetaling plaats op een bij de gemeente bekende rekening van aanvrager.

  • 9.2 Tezamen met de uitbetaling van de planschadevergoeding wordt ook de wettelijke rente uitbetaald en het drempelbedrag terug betaald.

  • 9.3 Het college zendt aanvrager een specificatie van het uitbetaalde bedrag.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 10.1 Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie, met uitzondering van lid 10.4, die met terugwerkende kracht in werking treedt per 1 september 2005.

  • 10.2 Deze regeling wordt aangehaald als 'Procedureregeling planschadevergoeding 2006’.

  • 10.3 Aanvragen om vergoeding van planschade ingediend voor inwerkingtreding van deze regeling, doch na 1 september 2005, worden afgehandeld conform de Procedureverordening Planschadevergoeding zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Slochteren op 23 maart 1998, waarbij voor “de gemeenteraad” wordt gelezen “het college van burgemeester en wethouders”, en artikel 49 derde lid WRO wordt uitgevoerd zoals de wet voorschrijft.

  • 10.4 Aanvragen om vergoeding van planschade ingediend voor 1 september 2005 worden afgehandeld conform de Procedureverordening Planschadevergoeding zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Slochteren op 23 maart 1998.

Ondertekening

Het college voornoemd,
de voorzitter,
de secretaris,

Toelichting bij de Procedureregeling planschadevergoeding 2006

Algemeen

Op basis van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) kan een belanghebbende bij de gemeente vergoeding vragen van de schade die hij ondervindt door een bestemmingsplan of andere planologische maatregel, bijvoorbeeld een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 en 19 WRO, als die schade redelijkerwijs niet voor zijn rekening dient te komen.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de WRO geven voorschriften voor de wijze waarop een planschadevergoeding moet worden aangevraagd en hoe een aanvraag door het college moet worden behandeld. Het college kan aanvullende procedureregels vaststellen. Dat doet zij met deze

procedureregeling. Met de in de regeling genoemde termijnen wordt invulling gegeven aan het begrip redelijke termijn uit de Awb. Met uitzondering van de ontvankelijkheidstermijnen betreft het termijnen van orde en geen fatale termijnen.

De procedureregeling sluit aan bij de wetswijziging van 1 september 2005. In aansluiting op de wijziging van artikel 49 WRO en invoering van een nieuw artikel 49a, bevat de procedureregeling een aantal nieuwe elementen, waaronder:

  • -

    het college, en niet meer de raad, wordt bevoegd gezag voor het afdoen van planschadeverzoeken;

  • -

    er wordt een drempelbedrag geïntroduceerd, de aanvrager wordt niet ontvankelijk verklaard als het drempelbedrag niet bijtijds is voldaan;

    -de initiatiefnemer van de planwijziging met wie de gemeente in een verhaalsovereenkomst heeft afgesloten krijgt een positie als derde-belanghebbende: hij krijgt gelegenheid tot inspraak voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag.

De Procedureregeling Planschadevergoeding 2006 vervangt de Procedureverordening Planschadevergoeding die de raad in 1998 heeft vastgesteld.

Artikel 1: begripsbepalingen

1.6 derde-belanghebbende

De gemeente kan met de verzoeker van een planherziening of vrijstelling een planschadevergoedingsovereenkomst afsluiten als bedoeld in artikel 49a Wet op de Ruimtelijke Ordening. Daarin verbindt de initiatiefnemer zich de gemeente te compenseren voor eventuele planschadevergoedingen die het gevolg zijn van de door hem gevraagde planologische maatregel.

Deze initiatiefnemer wordt in artikel 49a WRO aangemerkt als belanghebbende bij een besluit op een planschadevergoedingsverzoek ter zake van de voor hem getroffen planologische maatregel. In de

procedureregeling krijgt de verzoeker gelegenheid tot inspraak bij de voorbereiding van het gemeentelijk besluit ter zake van de planschadeclaim.

1.8 adviseur

Deze regeling bevat een aanvulling op hetgeen afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) reeds regelt over advisering. Zo wordt een termijn gesteld voor het uitbrengen van het advies, zoals voorgeschreven in artikel 3:6 Awb.

Het college kan niet blind varen op het advies: zij moet ingevolge artikel 3:9 Awb nagaan of de adviseur zijn werk zorgvuldig heeft gedaan.

Het advies van de adviseur is niet bindend. Het college mag, gemotiveerd, afwijken van het advies. Ook mag zij een andere adviseur een second opinion vragen.

Artikel 2: Indiening van de aanvraag en ontvangstbevestiging

2.1/2.2 Indieningsvereisten

Om te waarborgen dat de aanvraag duidelijk en helder is en om te bewerkstelligen dat de voor de behandeling benodigde gegevens worden vermeld c.q. bijgevoegd, stelt het college een aanvraagformulier vast.

De aanvrager moet gebruik maken van dat vastgestelde formulier. Doet hij dat niet, dan kan hij niet ontvankelijk worden verklaard en kan de aanvraag om planschadevergoeding worden afgewezen.

Volgens artikel 4:2, tweede lid en artikel 4:5 Awb kan het college later aanvulling van de aanvraag verlangen en meer gegevens opvragen. De wet noemt daarvoor geen termijn. Dit betekent dat het college op elk moment tijdens de behandeling van de aanvraag alsnog kan besluiten tot het laten

aanvullen van de aanvraag, als blijkt dat bepaalde belangrijke gegevens ontbreken.

2.4 Aantekening ontvangst

Registratie van de datum van ontvangst van de aanvraag is van belang voor de bepaling van de wettelijke rente over de uit te keren schadevergoeding. Verder is de registratie van belang in verband met de nieuwe verjaringsregeling in het artikel 49 WRO. Een aanvraag moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat de desbetreffende bepaling van het bestemmingsplan of het desbetreffende besluit onherroepelijk is geworden.

Aantekening gebeurt in de gemeente Slochteren door middel van een blokstempel met datumvermelding. Het is beleid de envelop met postzegel of poststempel te bewaren.

2.6 Mededeling drempelbedrag

Ter zake van een aanvraag om vergoeding van planschade is wettelijk een drempelbedrag verschuldigd. De wet bepaalt dat teruggaaf wordt verleend als de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend.

Artikel 3: Eerste beslisronde

3.1 Niet-ontvankelijkverklaring bij niet betalen drempelbedrag

Deze bepaling is direct ontleend aan artikel 49, derde lid WRO. De wet schrijft dwingend voor dat de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard wordt als het drempelbedrag niet wordt voldaan binnen de voorgeschreven termijn van vier weken. Er wordt, alweer voorgeschreven door de wet, een uitzondering gemaakt voor een niet verwijtbare omstandigheid. Die zal echter slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen worden ingeroepen, bijvoorbeeld als het college de mededeling dat het drempelbedrag moet worden betaald per abuis verkeerd heeft geadresseerd.

Wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard vanwege niet (tijdige)-betaling, dan kan binnen de verjaringstermijn nog wel een nieuw verzoek worden ingediend.

3.4 Afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

In dit artikellid wordt geregeld dat het college in duidelijk liggende gevallen een aanvraag kan afwijzen zonder advies in te winnen. Daardoor worden onnodig werk en onnodige kosten voorkomen. Dit is echter een uitzondering: volgens vaste rechtspraak moet de gemeente bij de behandeling van aanvragen om planschadevergoeding objectief en deskundig advies inwinnen. Alleen als op voorhand zonder meer duidelijk is dat de aanvraag op grond van artikel 49 WRO moet worden afgewezen, kan de aanvraag worden afgewezen zonder voorafgaand deskundigenadvies. Als er twijfel bestaat, gebiedt de jurisprudentie een deskundig advies.

Tegen de achtergrond van de bestaande jurisprudentie en de in artikel 49 WRO opgenomen verjaringsregeling kunnen de volgende voorbeelden worden genoemd:

a. De schade vloeit niet voort uit een in artikel 49 WRO genoemde schadeoorzaak, maar uit iets anders. Een gemeentelijk structuurplan bijvoorbeeld, een gemeentelijke structuurvisie, een gemeentelijk verkeersplan of een andere maatregel die niet in artikel 49 WRO wordt genoemd. Er kan dan logischerwijs geen beroep worden gedaan op artikel 49 WRO.

b. De planologische maatregel waar de schade uit voort zou komen, is nog niet van kracht geworden. Er kan dan (nog) geen beroep worden gedaan op artikel 49 WRO.

c. Het recht op planschade is verjaard omdat de schadeveroorzakende planologische maatregel ten tijde van de indiening van de aanvraag vijf jaar of langer geleden onherroepelijk is geworden (pas vanaf 2010).

d. Het is overduidelijk dat de koper ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak die in waarde zou zijn gedaald, wist of had kunnen weten dat een bepaalde negatieve ruimtelijke ontwikkeling zich zou kunnen voordoen, waardoor de schadeveroorzakende planologische maatregel kennelijk voorzienbaar was.

Als de aanvrager niet de juiste schadeoorzaak op het aanvraagformulier heeft ingevuld, maar de schade wordt wel veroorzaakt door een in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, dan corrigeert het college ambtshalve de aanvraag. Uiteraard geldt dit niet als de werkelijke schadeoorzaak niet in artikel 49 WRO voorkomt.

3.6 Opdracht aan adviseur

Het college schakelt een onafhankelijk, deskundig adviseur in om een zo goed en objectief mogelijk advies te krijgen over de vraag of er inderdaad sprake is van planschade en over de omvang van de schadevergoeding.

Anders dan voorheen ziet deze regeling niet op de keuze van een adviseur. Het principe van een bij verordening of regeling vastgelegde adviseur wordt verlaten.

Het college kan naar behoefte een adviseur aanwijzen: per geval, voor een categorie van gevallen of voor een bepaalde periode. Bij de aanwijzing per geval bestaat de mogelijkheid om de keuze afhankelijk te maken van de complexiteit en de aard van het verzoek. Ook kan worden gekozen voor een specifieke adviseur voor bepaalde onderwerpen. Uiteraard is het ook mogelijk in principe te werken met een vaste adviseur, waarbij de keuze van de adviseur periodiek wordt heroverwogen. Het aanbestedingsbeleid zal hierop van invloed zijn. De wet stelt geen kwaliteitseisen aan een adviseur. Als een adviseur in het voortraject van een project reeds een planschaderisicoanalyse heeft verricht, zal hij niet adviseren over een op dat project betrekking hebbende aanvraag.

Artikel 4: Mededeling aan de derde belanghebbende

Het kan zijn dat de gemeente een overeenkomst heeft gesloten met de verzoeker van een planherziening of planvrijstelling, waarin de initiatiefnemer zich verbindt de gemeente te compenseren voor eventueel toe te kennen planschadevergoeding die het gevolg is van de door hem gevraagde planologische maatregel.

Deze verzoeker wordt in artikel 49a WRO aangemerkt als belanghebbende bij een besluit op een aanvraag om planschadevergoeding ter zake van deze planologische maatregel. In aansluiting op deze bepaling krijgt de verzoeker gelegenheid tot inspraak bij de voorbereiding van het besluit op de aanvraag.

Artikel 5: Werkwijze van de adviseur

De regeling voorziet in een uitgebreide procedure die een zorgvuldige totstandkoming van het advies moet waarborgen. Er is gekozen voor een redelijk uitputtende regeling, om discussie over en aanmerkingen op de zorgvuldige voorbereiding van het advies zoveel mogelijk te voorkomen.

Partijen krijgen de gelegenheid te reageren op het conceptadvies. Daarmee wordt voorkomen dat het college na de ontvangst van het advies de reacties van partijen nog weer aan de adviseur moet voorleggen. De reacties worden nu reeds op voorhand door de adviseur becommentarieerd.

Artikel 6: Aanvulling op het advies

Als het college naar aanleiding van het definitieve advies aanvullende vragen heeft aan de adviseur, kan zij die aan de adviseur voorleggen. Tot op heden was een dergelijke mogelijkheid wel aanwezig, maar niet formeel geregeld, terwijl de behoefte daaraan zich wel een aantal malen voordeed. Om duidelijkheid te scheppen, is de mogelijkheid in deze regeling expliciet vermeld.

Artikel 7: Second opinion

Hiervoor geldt hetzelfde als voor de aanvulling op het advies. De mogelijkheid voor een second opinion van een andere adviseur bestond ingevolge jurisprudentie altijd al wel, maar was niet expliciet in de procedureverordening opgenomen.

Om discussies over de totstandkoming van een second opinion te vermijden is dezelfde proceduregang voorgeschreven als voor een regulier advies. Een uitzondering wordt gemaakt voor het inbrengen van schriftelijke en mondelinge reacties. De vraagstelling voor een second opinion is niet altijd van dien aard dat een hoorronde vooraf noodzakelijk is. Het staat de adviseur overigens vrij de desbetreffende bepalingen wel toe te passen. Het college kan een hoorronde indien gewenst ook expliciet in haar opdracht meenemen. Betrokkenen hebben in ieder geval de mogelijkheid om achteraf te reageren op de second opinion, in het kader van de reactie op het voorgenomen besluit van het college.

Artikel 8: Beschikking van het college

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op het product van de adviseur(s): een uitgebracht definitief advies, een aanvulling op het advies of een second opinion.

De VNG staat op het standpunt dat het college de aanvrager niet hoeft te horen als zij voornemens is de aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen. De VNG verwijst daarbij naar artikel 4:12 van de Awb, op grond waarvan geen hoorplicht geldt bij beschikkingen van financiële aard. Het college acht de houdbaarheid van dat standpunt twijfelachtig, ook gelet op de achtergrond van bedoeld artikel, dat kennelijk vooral beoogt onnodige bestuurslast te voorkomen bij financiële massabeschikkingen. Daarvan is hier echter geen sprake.

Ook om andere redenen is gekozen voor de mogelijkheid om een schrijven mondeling toe te lichten. Het is in lijn met andere procedures in de ruimtelijke ordening op voet van de openbare voorbereidingsprocedure. Daarnaast biedt het mensen die minder vaardig zijn met de pen de

mogelijkheid om face to face in contact te treden.

De belanghebbende moet in zijn schriftelijke reactie expliciet verzoeken het schrijven mondeling te mogen toelichten. Zo wordt voorkomen dat hoorsessies worden belegd waaraan geen behoefte bestaat.

Het horen kan naar keuze van het college gebeuren door een collegelid of een door het college aan te wijzen een ambtelijke vertegenwoordiging.

Artikel 9: Uitbetaling

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10: Slotbepalingen

In dit artikel wordt het overgangsregime geregeld. Aanvragen van voor de inwerkingtreding van de wetswijziging op 1 september 2005 worden afgehandeld conform de oude Procedureverordening Planschadevergoeding uit 1998. Aanvragen van na die datum, maar van voor de inwerkingtreding van deze Procedureregeling, worden eveneens afgehandeld conform de oude Procedureverordening Planschadevergoeding, met dien verstande dat het college de rol van de gemeenteraad als bevoegd orgaan overneemt en dat conform artikel 49 lid 3 WRO een drempelbedrag wordt geheven. Dit heeft te maken met de wetswijziging per 1 september 2005. Dat is ook de reden dat dit onderdeel van de regeling met terugwerkende kracht in werking treedt.