Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur inzake vergunningen voor horeca- en seksinrichtingen 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingBeleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur inzake vergunningen voor horeca- en seksinrichtingen 2007
CiteertitelBeleidslijn voor de toepassing van de Wet BIBOB inzake vergunningen voor horeca- en seksinrichtingen 2007
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet BIBOB

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-09-2007Nieuwe regeling

01-05-2007

Gemeenteblad, jrg 14, nr 9, 6 september 2007

geen.

Tekst van de regeling

Artikel 1

Inleiding De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet BIBOB) is in 2003 in werking getreden. Doel van de wet is te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert. De praktijk heeft uitgewezen dat de b.v. vergunningen en subsidies van de overheid soms worden misbruikt voor het ontplooien van criminele activiteiten, of dat deze soms worden gebruikt om uit dergelijke activiteiten verkregen voordelen te benutten (b.v. witwassen van zwart geld).

In 2003 is ook het besluit BIBOB in werking getreden. Dit is een algemene maatregel van bestuur met nadere regels voor de uitvoering van de wet BIBOB.

Deze wetgeving geeft de gemeente de mogelijkheid bepaalde vergunningen en subsidies te weigeren of in te trekken indien er sprake is van ernstig gevaar dat strafbare feiten zullen worden gepleegd of indien er sprake is van het vermoeden van dat strafbare feiten zijn gepleegd (art. 3 en art. 6 wet BIBOB). In plaats van weigeren kunnen ook extra voorschriften aan de vergunning worden verbonden ter voorkoming van het gevaar van strafbare feiten (art. 3 lid 7 wet BIBOB). Ook geeft deze wet de mogelijkheid om bepaalde overheidsopdrachten niet te gunnen of een overeenkomst ter zake te ontbinden indien door bedrijven niet of niet meer wordt voldaan aan de vereisten inzake betrouwbaarheid (art. 5 wet BIBOB).

Bureau BIBOB Er is een bureau BIBOB ingesteld bij het ministerie van Justitie dat desgevraagd aan de gemeente adviseert over de mate van gevaar dat een vergunning, subsidie of overheidsopdracht wordt misbruikt voor criminele activiteiten. Het bureau BIBOB heeft verdergaande bevoegdheden dan de gemeente om onderzoek te doen naar de vermoedde facilitering van criminele activiteiten. Het bureau kan voor de gemeente gesloten bronnen raadplegen. Denk hierbij o.a aan de FIOD, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.

Doel beleidslijn BIBOB In de memorie van toelichting op de wet BIBOB wordt aangegeven dat het de voorkeur verdient om de beslissing al dan niet een BIBOB advies aan te vragen te baseren op een te ontwikkelen beleid neer te leggen in een beleidslijn, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen advies wordt gevraagd aan het bureau BIBOB. Zo´n beleidslijn met indicatoren voor een aanvraag voor een BIBOB advies schept duidelijkheid naar burgers en ondernemers die potentieel aan een BIBOB onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept dit een duidelijk beleid een helder kader voor de toetsing door de democratische controle organen.

Reikwijdte wet BIBOB Voor de gemeente Naarden kan de wet BIBOB van toepassing zijn op:

  • 1.

    De drank- en horecavergunning.

  • 2.

    De milieuvergunning.

  • 3.

    De bouwvergunning.

  • 4.

    Subsidies.

  • 5.

    Vergunningen op grond van een gemeentelijke verordening.Ingevolge artikel 4 van het besluit BIBOB gaat het om de volgende vergunningen: a. de horeca-exploitatievergunning (artikel 2.3.1.2 APV Naarden 2002). b. de vergunning voor een seksinrichting (artikel 3.2.1. APV Naarden 2002. Ingevolge het maximumstelsel maximaal 1 in Naarden en maximaal 16 in de regio [b en c samen] ), c. de escortvergunning (artikel 3.2.1 APV Naarden 2002. Ingevolge het maximumstelsel maximaal 1 in Naarden en maximaal 16 in de regio[b en c samen] ). d. de vergunning voor een smart- en growshop. Dit is in Naarden niet aan de orde. Naarden heeft hier namelijk geen vergunningstelsel voor; e. de vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal (artikel 30c, eerste lid onder c, van de wet op de Kansspelen en artikel 2.3.3.1 APV Naarden 2002).

  • 6.

    Overheidsopdrachten/aanbesteding op het terrein van ICT, milieu en bouw.

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester hebben besloten deze beleidslijn te laten gelden voor aanvragen en voor handhaving van de volgende vergunningen: I. De drank-en horecavergunning (bevoegd orgaan: college); II. De horeca-exploitatievergunning (bevoegd orgaan: burgemeester); III. De vergunning voor een seksinrichting (bevoegd orgaan: het college).

Het bevoegde bestuursorgaan zal bij de procedure van vergunningverlening (of controle van de vergunning die kan leiden tot intrekking daarvan) steeds onderzoeken of artikel 3 van de Wet BIBOB van toepassing is. Dit artikel bevat samengevat de volgende elementen: 1. Een bestuursorgaan kan op basis van de wet BIBOB een vergunning weigeren of intrekken wanneer sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt zal worden voor: a.) het benutten van voordelen uit strafbare feiten b.) het plegen van strafbare feiten 2. Wanneer feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning een strafbaar feit is gepleegd (b.v. valsheid in geschrifte of omkoping).

Doel van de beleidslijn is het in algemene termen verwoorden in welke gevallen advies wordt gevraagd aan het bureau BIBOB. De vaststelling van deze beleidslijn laat dus de mogelijkheid bestaan de wet BIBOB eveneens toe te passen in de overige onder het kopje “Reikwijdte wet BIBOB” genoemde gevallen.

Toepassing wet BIBOB Het instrumentarium uit de wet BIBOB dient te worden gezien als ultimum remedium. Uitgangspunt is proportionaliteit en subsidiariteit.

Proportionaliteit De beleidsregel is van toepassing op de hierboven onder I, II en III met name genoemde bestuursbesluiten, zodat een juiste balans ontstaat tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van het openbaar belang. Voorts worden alleen strafbare feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de activiteiten die kunnen worden ontplooid bij het gebruik van de vergunning meegewogen in de besluitvorming. Het feit dat sprake is van overtreding van het jachtverbod is niet direct relevant voor de vraag of een drank- en horecavergunning kan worden verleend.

Subsidiariteit Het BIBOB instrumentarium is een aanvulling op reeds bestaande mogelijkheden om een beschikking te weigeren of in te trekken. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt indien een vergunning niet op andere gronden en/of met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Denk hierbij met name aan mogelijkheden die het bestaande wettelijke instrumentarium al geeft. Bij de Drank- en horecawet kan b.v. worden gedacht aan weigeringsgronden gerelateerd aan de eisen t.a.v. de leidinggevende.

Eigen onderzoek gemeente Het bevoegde bestuursorgaan verricht eerst een eigen onderzoek voordat eventueel een advies aan het bureau BIBOB wordt gevraagd. Bij een aanvraag om of bij controle van een drank- en horeca vergunning wordt getoetst aan de buiten de wet BIBOB reeds bestaande weigerings- en intrekkingsgronden. Voorts onderzoekt het bestuursorgaan zelf of de weigerings- of intrekkingsgronden uit de wet BIBOB mogelijk van toepassing zijn. Blijkt uit eigen onderzoek dat die aan de orde zijn dan kan het bestuursorgaan zelfstandig weigeren of intrekken op grond van de wet BIBOB.

Het eigen onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van: 1. de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het standaardaanvraagformulier, inclusief de vragen op grond van artikel 30 van de wet BIBOB; 2. de door hem/haar aangeleverde documenten die met het aanvraagformulier moesten worden meegestuurd; 3. eventuele extra, op verzoek van de behandelend ambtenaar, overgelegde documentatie; 4. open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster etc.)

Aanvragers van een vergunning voor een horeca- of seksinrichting moeten de uitgebreide vragenlijst ex artikel 30 wet BIBOB invullen naast het standaard aanvraagformulier. Doel van deze vragen is om duidelijkheid te krijgen over de opzet, financiering en organisatie/bedrijfsstructuur van het bedrijf. Ook wordt gevraagd naar wie de eventuele leidinggevenden dan wel vermogenverschaffers van de aanvrager zijn en wie de eventuele onderaannemer is. Wanneer de aanvrager van een vergunning het vragenformulier niet volledig invult, kan het bestuursorgaan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling laten. Het bestuursorgaan kan betrokkene tevens om invulling van het vragenformulier verzoeken met het oog op een beslissing ter zake van intrekking van een vergunning. Dan is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 30 lid 3 van de wet BIBOB en kan de weigering om zo´n formulier volledig in te vullen worden aangemerkt als “ernstig gevaar”, op grond waarvan de vergunning kan worden ingetrokken(artikel 4 wet BIBOB).

Advies bureau BIBOB Inwinnen advies na eigen onderzoek Een advies van het bureau BIBOB wordt ingewonnen indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over en/of: 1. de wijze van financiering van het bedrijf; 2. de bedrijfsstructuur; 3. omstandigheden in de persoon van de aanvrager 4. omstandigheden in de persoon van de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

Inwinnen advies n.a.v. tip officier van Justitie Een advies van het bureau BIBOB wordt ook ingewonnen indien de officier van Justitie de gemeente een tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB advies aan te vragen (artikel 26 wet BIBOB).

Personen op wie het onderzoek betrekking kan hebben De aanvrager of houder van de vergunning wordt betrokken in het onderzoek. Daarnaast wordt onderzocht of deze wellicht een relatie met strafbare feiten heeft die door andere personen zijn gepleegd. Die andere personen kunnen dan ook worden betrokken in het onderzoek (artikel 3 wet BIBOB).

Bescherming gegevens Artikel 28 van de wet BIBOB maakt als bijzondere wet een uitzondering op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Alleen de gemeente en de aanvrager/houder van de vergunning mogen het advies inzien (behoudens enkele in de wet genoemde uitzonderingen zoals de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman). De derden die in het advies genoemd worden, mogen alleen desgevraagd het onderdeel van het advies inzien dat op hen betrekking heeft.

Hergebruik gegevens Het bestuursorgaan kan het BIBOB advies gedurende twee jaar hergebruiken ten aanzien van een andere beslissing (artikel 29 wet BIBOB).

Procedure Het bevoegd bestuursorgaan informeert de aanvrager/houder van een vergunning voorafgaand aan het inwinnen van het advies bij het bureau BIBOB (mededelingsplicht op grond van artikel 32 wet BIBOB). De beslissing van het bestuursorgaan een advies in te winnen bij het bureau BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zo´n beslissing is een procedurebeslissing ter voorbereiding van een besluit op grond van artikel 6.3 Awb. Hiertegen kan dus geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel kan een aanvrager zich te allen tijden terugtrekken uit de aanvraagprocedure.

Het bureau BIBOB neemt in bepaalde gevallen rechtstreeks contact op met de aanvrager/houder van de vergunning om nadere gegevens te verzoeken (artikel 12 wet lid 4 BIBOB). Meestal worden de aanvullende vragen van dit bureau via het bestuursorgaan aan betrokkenen gesteld.

Het bureau BIBOB adviseert binnen vier weken aan het bestuursorgaan. Deze termijn kan met maximaal vier weken worden verlengd. Het bureau stelt het bestuursorgaan van verlenging in kennis. De beslistermijn voor het bestuursorgaan op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het bureau (artikel 31 wet BIBOB).

Het bestuursorgaan zal, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies, de aanvrager/houder van de vergunning, in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan het BIBOB-advies inzien. Derden die genoemd zijn in de beslissing worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht. Zij worden in de gelegenheid gesteld hun bedenkingen in een zienswijze naar voren te brengen.

De uiteindelijke beslissing van het bestuursorgaan waarin het BIBOB advies is verwerkt, is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan dus bezwaar en beroep worden ingesteld.

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 1 mei 2007 van burgemeester en wethouders van Naarden,

de burgemeester,

de secretaris,

Bijlagen artikel 3 wet BIBOBartikel 4 wet BIBOBartikel 28 wet BIBOB

Artikel 3 wet BIBOB 1

1. Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • b.

    strafbare feiten te plegen.

2. Voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:

  • a.

    feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,

  • b.

    ingeval van vermoeden de ernst daarvan,

  • c.

    de aard van de relatie en

  • d.

    de grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen.

3. Voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:

  • a.

    feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met activiteiten waarvoor de beschikking wordt aangevraagd dan wel is gegeven,

  • b.

    ingeval van vermoeden de ernst daarvan,

  • c.

    de aard van de relatie en

  • d.

    het aantal van de gepleegde strafbare feiten.

4. De betrokkene staat in relatie tot strafbare feiten als bedoeld in het tweede en derde lid, indien:

  • a.

    hij deze strafbare feiten zelf heeft begaan,

  • b.

    hij direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over of vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan een rechtspersoon in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht die deze strafbare feiten heeft begaan, of

  • c.

    een ander deze strafbare feiten heeft gepleegd en deze persoon direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over, vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, of in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

5. De weigering dan wel intrekking, bedoeld in het eerste lid, vindt slechts plaats indien deze evenredig is met:

  • a.

    de mate van het gevaar en

  • b.

    voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft, de ernst van de strafbare feiten.

6. Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.

7. Voorzover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

Artikel 4 wet BIBOB 2

1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 30, derde lid, wordt de weigering van de betrokkene, niet zijnde de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer, om een formulier als bedoeld in artikel 30, eerste lid, volledig in te vullen, aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien de betrokkene, niet zijnde de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer, weigert aanvullende gegevens te verschaffen in het geval, bedoeld in artikel 12, derde lid.

Artikel 28 wet BIBOB 3

1. Een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voorzover een bij deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat.

2. Het bestuursorgaan dat of de aanbestedende dienst die een advies ontvangt, geeft de daarin opgenomen gegevens niet door, behoudens aan:

  • a.

    de aanvrager, dan wel de subsidie-ontvanger of vergunninghouder, uitsluitend voorzover dit noodzakelijk is ter motivering van de door deze gevraagde beschikking, onderscheidenlijk van de beschikking tot intrekking van de subsidie of vergunning;

  • b.

    de gegadigde of de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund, uitsluitend voorzover dit noodzakelijk is ter motivering van de weigering van de gunning van de overheidsopdracht of van de toestemming als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c, onderscheidenlijk van de beslissing tot ontbinding van de overeenkomst inzake die overheidsopdracht;

  • c.

    de derde die in de motivering, bedoeld in de onderdelen a en b, wordt vermeld, uitsluitend voorzover de in die motivering opgenomen gegevens hem betreffen;

  • d.

    de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    de Nationale ombudsman;

  • f.

    het College bescherming persoonsgegevens;

  • g.

    de rechter.

3. Indien de betrokkene gebruik wenst te maken van de in artikel 33, eerste, tweede en derde lid, bedoelde mogelijkheid om zijn zienswijze kenbaar te maken, wordt hem door het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanbestedende dienst, de gelegenheid geboden het advies in te zien. 4. Indien de betrokkene een beschikking dan wel de intrekking van een subsidie of vergunning, onderscheidenlijk de weigering van een overheidsopdracht of de ontbinding van een overeenkomst inzake een dergelijke opdracht, in rechte aanvecht, is hij bevoegd de in het eerste lid bedoelde gegevens bekend te maken aan de rechter.