Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Horecanota

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingHorecanota
CiteertitelHorecanota
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Drank- en Horecawet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-07-200426-09-2013Nieuwe regeling

28-06-2004

't Bokkeblad, 30 juni 2004

2004/484

Tekst van de regeling

Intitulé

Horecanota

Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 juni 2004                        

De raad voornoemd,                                                

 , voorzitter.                                                  

, griffier.

Ondertekening

HOOFDSTUK 1 Inleiding

Binnen de gemeente Slochteren is tot op heden geen beleid geformuleerd op het gebied van de horeca. Er is echter wel prioriteit gegeven aan het op orde krijgen van het vergunningenbestand. Om het een en ander te inventariseren en het hoognodige beleidsmatig vast te stellen is de onderliggende nota geschreven. Het doel van deze nota bestaat uit de onder genoemde punten.

1. Een horeca-inrichting komt, naast de Drank- en Horecawet in aanraking met een verscheidenheid aan wet- en regelgeving. In Hoofdstuk 2 van deze nota zullen kort de belangrijkste worden aangestipt. Dit deel is vooral bedoeld om aan te geven welke regels van toepassing zijn en over welke vergunningen een horeca-exploitant dient te beschikken. Dit ook met het oog op de frontoffice in de toekomst. In de toekomst zal een totaalpakket van aanvraagformulieren en informatie worden samengesteld zodat een ondernemer in één keer alle vergunningen kan aanvragen.

2. Niet alle van de hierboven in punt 1 genoemde wet- en regelgeving is in het verleden door de gemeente gehanteerd. In deze nota wordt aangegeven bij welke wet- of regelgeving dit het geval is. De nota heeft met betrekking tot dit onderdeel voornamelijk een signaalfunctie. In Hoofdstuk 3 worden de zogenaamde “hiaten” aangestipt.

3. In het kader van de eerlijke mededinging heeft de wetgever in artikel 4 van de Drank- en Horecawet aan het college van burgemeester en wethouders de plicht opgelegd om aan een drank en horecavergunning voor een paracommerciële inrichting die voorwaarden te verbinden die, gelet op de plaatselijke en regionale omstandigheden nodig zijn ter waarborging van de eerlijke mededinging.

In deze nota wordt vastgesteld welke voorwaarden de gemeente Slochteren aan de betreffende vergunningen verbindt. Bijzondere omstandigheden kunnen in een individueel geval tot een ander besluit leiden. In Hoofdstuk 4  wordt de term paracommerciële inrichting behandeld en de voorwaarden die binnen de gemeente Slochteren aan de betreffende vergunning worden verbonden. Het beleid van de gemeente op het gebied van de Drank- en Horecawet wordt dus vanaf dit hoofdstuk behandeld.

4. De Drank- en Horecawet opent in artikel 23 de mogelijkheid tot het verbinden van voorwaarden aan Drank- en horecavergunningen. In tegenstelling tot het hierboven genoemde artikel 4 wordt in artikel 23 geen onderscheid gemaakt tussen paracommerciële horeca en reguliere horeca. In Hoofdstuk 5 wordt deze verordening kort behandeld.

5. Vervolgens worden in Hoofdstuk 6 van de nota een aantal ontheffingen en een vergunning besproken die raakvlakken hebben met de Drank- en Horecawet. Aan dergelijke ontheffingen en de vergunning kunnen veelal voorwaarden worden gesteld. Per ontheffing wordt aangegeven welke voorwaarden gesteld worden. Uiteraard kunnen bijzondere omstandigheden tot een ander besluit leiden. Het betreft de volgende ontheffingen/vergunningen:

a. ontheffing ex artikel 4 lid 5 Drank- en Horecawet;

b. ontheffing ex artikel 35 Drank- en Horecawet;

c. ontheffing van de geluidsvoorschriften in zaken het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer;

d. evenementenvergunning ex artikel 2.2.2 APV.

6. Hoofdstuk 7  behandelt de handhaving.

HOOFDSTUK 2 Wet- en regelgeving

Een horecaondernemer heeft te maken met verschillende wetten en regels. Sommige zijn aan elkaar gekoppeld zodat bij het in behandeling nemen van een aanvraag op basis van de ene wet- of regelgeving automatisch andere wetten en regels in beeld komen. Veel vaker is het echter zo dat voor iedere wet een losse vergunning moet worden aangevraagd.

Dit is voor zowel ondernemers als voor de gemeente een complexe situatie.

De volgende wetten en regels zijn bij een horeca-onderneming onder andere van belang en zullen hieronder worden behandeld:

- Drank- en Horecawet (DHW);

- Milieuwetgeving (inclusief de AMvB);

- Wet op de kansspelen (WOK);

- Algemene Plaatselijke verordening (APV);

- Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);

- Woningwet (Ww);

- Bouwverordening.

Doel van deze nota is niet om een uitputtende verhandeling te geven van bovenstaande wetten en regels. In deze nota wordt aangegeven waaraan een ondernemer moet voldoen om in aanmerking te komen voor een drank- en horecavergunning. Daarnaast wordt behandeld welke voorwaarden de gemeente kan en zal stellen bij de verlening van de vergunning. Bovendien wordt de mogelijkheid van het verlenen van verschillende ontheffingen behandeld.

Van de overige wet- en regelgeving wordt kort aangegeven op welke wijze zij het bestaan van een horeca-inrichting (kunnen) beïnvloeden.

2.1 Drank- en Horecawet

De wetgever heeft bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen. Voor de aanvraag van een horecavergunning zijn standaard aanvraagformulieren opgesteld.

Om voor een horecavergunning in aanmerking te komen dient aan een aantal eisen te worden voldaan. Deze zijn:

- zedelijkheidseisen door de leidinggevenden;

- kennis en inzicht omtrent sociale hygiëne door de leidinggevenden;

- inrichtingseisen;

- bestuursreglement (geldt alleen voor de paracommerciële inrichtingen).

Ontheffing van deze eisen is niet mogelijk.

2.1.1 Leidinggevenden

Onder leidinggevende wordt verstaan:

· de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of slijtersbedrijf wordt uitgeoefend (de ondernemer);

· de natuurlijke persoon die de algemene, dagelijkse, leiding geeft aan de uitoefening van het bedrijf (de bedrijfsleider);

· de natuurlijke persoon die de onmiddellijke leiding geeft (de beheerder);

De wetgever heeft voor de bestuurders van een paracommerciële inrichting een uitzondering gemaakt. Zij vallen niet onder het begrip leidinggevenden. Voor reguliere horeca-inrichtingen bestaat de verplichting dat alle leidinggevenden op de vergunning moeten worden vermeld. Bij paracommerciële inrichtingen is dit aantal gelimiteerd tot twee. Dit houdt in dat, indien er meer dan twee leidinggevenden zijn, slechts twee op de vergunning hoeven te worden vermeld. Het mogen er uiteraard meer zijn. Dit zijn dan de leidinggevenden die moeten beschikken over voldoende kennis inzake sociale hygiëne. Dit betekent echter ook dat er minimaal twee leidinggevenden moeten zijn in een paracommerciële inrichting.

De vennoten van een vennootschap onder firma, de vof, worden allen aangemerkt als ondernemers en derhalve als leidinggevenden.

De leidinggevenden moeten voldoen aan de zogenaamde moraliteits- of zedelijkheidseisen die in artikel 8 worden gesteld. Dit houdt in dat:

a) leidinggevenden niet onder curatele mogen staan, dan wel uit de ouderlijke macht zijn ontzet;

b) zij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn. Om dit vast te kunnen stellen wordt informatie ingewonnen bij justitie;

c) zij de leeftijd van 21 jaar moeten hebben bereikt.

Tevens stelt artikel 8 dat de leidinggevenden dienen te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne. Het bewijsstuk hiervan kan door middel van een cursus worden behaald.

Als bewijsstukken van voldoende kennis van sociale hygiëne zijn aangewezen:

· een verklaring afgegeven door de examencommissie van het SvH onderwijscentrum of

· een verklaring van vakbekwaamheid (deze worden vanaf 1 januari 1996 niet meer afgegeven, maar dienen nog wel als bewijsstuk).

Een regeling van overgangsrecht betreft de leidinggevenden die op 1 januari 1996 als bedrijfsleider of beheerder op een horecavergunning stonden vermeld. Deze groep leidinggevenden hoeft niet te beschikken over een bewijsstuk van sociale hygiëne.

 

2.1.2 Inrichtingseisen

Naast eisen aan leidinggevenden stelt de wetgever ook eisen aan de inrichting waar het horeca of slijtersbedrijf wordt uitgeoefend. Deze eisen worden gesteld in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet. Voor wat betreft de horeca-inrichtingen zijn de volgende eisen gesteld:

· Tenminste één van de lokaliteiten heeft een oppervlakte van 35 m2 of meer;

· De hoogte van de inrichting is tenminste 2.40 meter;

· De lokaliteit(en) heeft een mechanische ventilatie-inrichting met een capaciteit van tenminste 3,8.10-3m3/s per m2 vloeroppervlakte;

· Er is een voorziening voor drinkwater, elektriciteit en een telefoon;

· Er zijn tenminste twee volledig van elkaar gescheiden toiletten met wasbak.

Voor een slijterij gelden de volgende inrichtingseisen:

· de oppervlakte van een slijtlokaliteit bedraagt minimaal 15 m2;

· de lokaliteit heeft aan alle zijden gesloten wanden met een minimale hoogte van 2,40 meter, gemeten vanaf de vloer;

· de slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte; · een verbindingslokaliteit heeft aan alle zijden gesloten wanden. De hoogte van deze wanden bedraagt minimaal 2,40 meter, gemeten vanaf de vloer;

· de verbindingslokaliteit die, mede, bestemd is voor bezoekers heeft ten hoogste 1, afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 2,40 meter naar de slijtlokaliteit en ten hoogste 1, afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 2,40 meter, naar de neringruimte;

· de loopafstand tussen toegang slijtlokaliteit en de toegang naar de neringruimte bedraagt tenminste 2,00 meter;

· een verbindingslokaliteit, uitsluitend bestemd voor personeel van het slijtersbedrijf, heeft ten hoogste 1 afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 1 meter naar de slijklokaliteit en ten hoogste 1 afsluitbare toegang met een maximale breedte van 1 meter naar de neringruimte. De loopafstand tussen de toegang naar de slijtlokaliteit en de toegang naar de neringruimte bedraagt minimaal 1 meter.

Naar aanleiding van een aanvraag om een drank- en horecavergunning zal gecontroleerd worden of het beoogde pand aan de eisen voldoet. Een dergelijke inrichtingscontrole zal zoveel mogelijk worden gecombineerd met de controle in het kader van de milieuvergunning en de controle van de brandweer.

Vanuit de sectie milieu worden eens in de drie à vier jaar de horeca-inrichtingen worden gecontroleerd.  Indien daartoe aanleiding is zullen er meer controles plaatsvinden. Tijdens de controle worden ook meteen de inrichtingseisen van de Drank- en Horecawet gecontroleerd. De gemeente Slochteren houdt zo de beschikking over een redelijk recent overzicht van de staat van de inrichtingen. Bovendien wordt dan ook worden gecontroleerd of er een verandering is opgetreden in het leidinggevendenbestand van de betreffende inrichting. Daar waar mogelijk worden de controles integraal uitgevoerd. Gedacht kan worden aan samenwerking met de brandweer, maar ook mogelijke externe partners zoals bijvoorbeeld de Voedsel en Waren Autoriteit (voorheen Keuringsdienst van Waren)

 

2.1.3 Wijzigingen

De horecavergunning rust niet alleen op het pand, maar ook op de eigenaar en de leidinggevenden. Indien de horeca-inrichting wordt verkocht en er derhalve een nieuwe eigenaar in komt dient deze een nieuwe vergunning aan te vragen. Dit is ook het geval als er wijzigingen optreden met betrekking tot de leidinggevenden. In artikel 33 DHW is bepaald dat de oude vergunning bij de verlening van de nieuwe komt te vervallen. Er moet dus een nieuwe aanvraag worden ingediend. Weigering daaraan mee te werken kan tot gevolg hebben dat de vergunning wordt ingetrokken.

Als, bijvoorbeeld door een verbouwing, een uitbreiding plaatsvindt en de in de vergunning opgenomen oppervlakten niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie kan de vergunning worden gewijzigd. De vergunninghouder dient de wijziging door te geven. Indien er een bouwvergunning is verleend voor de wijziging kan de behandelend ambtenaar op de hoogte worden gesteld door de ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht. Wijziging van de vergunning kan plaatsvinden indien wordt voldaan aan de inrichtingseisen. Er zal, in een dergelijk geval, in beginsel geen nieuwe controle worden gedaan op de overige gebieden.

 

2.1.4 Weigeringsgronden

Om voor een vergunning in aanmerking te komen moet aan een aantal eisen worden voldaan. De beoordelingsvrijheid van de gemeente is hierbij beperkt. De vergunning moet worden geweigerd indien:

· niet wordt voldaan aan de in de Drank- en Horecawet gestelde eisen;

· redelijkerwijs valt aan te nemen dat de ingediende gegevens niet kloppen of;

· redelijkerwijs aangenomen moet worden dat één of meer verbodsbepalingen zullen worden overtreden.

Dit betekent dus dat indien er sprake is van strijdigheid met andere wetgeving dit geen geldige reden is om een aanvraag om drank- en horecavergunning te weigeren.

 

2.1.5 Bestuursreglement

Artikel 9 van de DHW verplicht het bestuur van een paracommerciële instelling een reglement vast te stellen. In artikel 4 lid 1 DHW wordt omschreven welke inrichtingen hieronder vallen. Het betreft hier de rechtspersonen, niet zijnde een NV of een BV die zich richten op activiteiten van educatieve, sportieve, recreatieve, sociaal-culturele levensbeschouwelijke of sportieve aard. Het bestuursreglement moet waarborgen dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting, gedurende de openingstijden, vanuit het oogpunt van sociale hygiëne te allen tijde geschiedt door op dit gebied gekwalificeerde personen, bijvoorbeeld barvrijwilligers die een barinstructie hebben gevolgd.

Het reglement moet tevens de kwalificatienormen hiertoe vaststellen. Het reglement geeft in ieder geval aan op welke dagen en tijdstippen bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

Andere mogelijke onderwerpen zijn:

· regels omtrent omgaan met agressie en normafwijkend gedrag; · tegengaan van drugsgebruik en seksuele intimidatie;

· beperkingen aan assortiment van alcoholhoudende dranken;

· beleid ter promotie van verkoop alcoholvrije dranken;

· voorschriften omtrent prijsverschillen tussen alcoholhoudende en alcoholvrije dranken.

De dagen en tijdstippen van alcoholverstrekking worden duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit aangegeven.

Het reglement moet tevens voorzien in de wijze waarop wordt toegezien op de naleving.

Mocht om de één of andere reden een paracommerciële instelling niet meer over een bestuursreglement beschikken of de voorschriften van het reglement niet naleven, dan kan het college van burgemeester en wethouders de vergunning intrekken. Eerst zal de betreffende organisatie worden aangeschreven om een nieuw reglement op te stellen.

2.2 Eisen Wet milieubeheer

Voor de meeste horeca-inrichtingen geldt de zogenaamde meldingsplicht. Dit houdt in dat zij vallen onder het Besluit horeca-, sport-, en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Er zijn gevallen waarin een inrichting niet onder het Besluit valt, maar een milieuvergunning moet aanvragen. Voordat een horeca-inrichting in gebruik mag worden genomen dient de ondernemer dit door middel van een standaardformulier te melden aan het college van burgemeester en wethouders. Bij deze melding moeten onder andere de volgende zaken worden medegedeeld:

· adres van de horeca-inrichting;

· naam en adres van de exploitant;

· de aard van de activiteiten;

· de indeling van de inrichting;

· het tijdstip waarop het bedrijf geopend zal zijn.

In sommige gevallen kan het bevoegde gezag, het college, een akoestisch onderzoek eisen.

In tegenstelling tot de drank- en horecavergunning rust de melding puur op het perceel/de inrichting. Indien de inrichting wordt overgedragen hoeft de nieuwe uitbater/eigenaar niet een nieuwe melding te doen. Wel moet de nieuwe uitbater/eigenaar melding maken van het feit dat er een wisseling van de wacht heeft plaatsgevonden.

Voordat de wijzigingen worden doorgevoerd in de inrichting dient dit te worden gemeld. Gedacht kan worden aan:

· uitbouwen, waardoor de inrichting dichter bij gebouwen/woningen van derden  komt te liggen;

· wijziging of uitbreiding van activiteiten die binnen de inrichting worden ontplooid;

· de aankoop van een nieuwe muziekinstallatie.

Ook kleine wijzigingen, bijvoorbeeld het vervangen van een deur, kunnen van belang zijn. Het verdient daarom aanbeveling om ook deze zaken te melden aan de behandelend ambtenaar. Deze kan dan kijken of er een wijziging in de melding dient plaats te vinden.

Het besluit geeft de mogelijkheid om nadere eisen te stellen. Aard en omvang van deze nadere eisen zijn sterk afhankelijk van de situatie van het onderhavige geval. Wel zal de gemeente ervoor moeten waken dat de bedrijfsvoering van de ondernemer niet onevenredig wordt belemmerd.

2.3 Wet op de kanspelen

De wetgever heeft de mogelijkheid om kansspelen in de inrichting aanwezig te hebben beperkt. Indien een ondernemer een speelautomaat in zijn horeca-inrichting wil hebben, dient hij daarvoor een vergunning van de burgemeester te hebben. Van belang is daarbij dat de wetgever onderscheid heeft gemaakt tussen behendigheidsautomaten en kansspelautomaten. Indien het een speelautomaat betreft waarvan het resultaat enkel kan leiden tot een verlenging van de spelduur of gratis spelen, waarbij het spelproces door de speler kan worden beïnvloed, dan spreekt men van een behendigheidsautomaat. Alle andere spelautomaten zijn kansspelautomaten.

Het aantal en soort spelautomaten dat een ondernemer in zijn inrichting mag plaatsen is afhankelijk van de aard van zijn inrichting. Hierbij wordt door de wetgever onderscheid gemaakt tussen hoog- en laagdrempelige inrichtingen. Hoogdrempelige inrichtingen zijn inrichtingen waarin rechtmatig, dus met een geldige vergunning, het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waarin het café of restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden waar een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en waarvan de activiteiten in belangrijke mate zijn gericht op personen van 18 jaar en ouder. Alle andere inrichtingen, zoals snookercafés en cafetaria’s zijn laagdrempelige inrichtingen.

In artikel 30c lid 2 van de Wet op- de Kanspelen staat: “Bij gemeentelijke verordening wordt het aantal speelautomaten vastgesteld waarvoor per inrichting, als bedoeld in het eerste lid (horeca-inrichting), vergunning wordt verleend”. Tevens staat aangegeven wat het maximaal toelaatbare aantal is. Voor een hoogdrempelige inrichting kan een vergunning worden verleend voor maximaal twee spelautomaten. Dit mogen twee kansspelautomaten zijn. Laagdrempelige inrichtingen kunnen slechts voor één behendigheidsautomaat een vergunning krijgen. In een laagdrempelige inrichting wordt dus geen kansspelautomaat toegestaan. Dit zijn tevens de aantallen die in artikel 2.3.3.2 van de APV zijn opgenomen.

2.4 APV Exploitatievergunning en Sluitingstijden

De Algemene Plaatselijke Verordening is een zogenaamde overlastverordening. Voor wat betreft de horeca geeft het de gemeente de mogelijkheid om een exploitatievergunningenstelsel te hanteren. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden gesteld die de overlast beperken. Bovendien kan in het geval de situatie erom vraagt de gemeente de vergunning intrekken en daarmee de inrichting sluiten. Deze mogelijkheid bestaat niet op grond van de Drank- en Horecawet.

Veel overlast komt voort uit het geluid dat door een horeca-inrichting wordt geproduceerd. Vaak kan dit via de milieuwetgeving worden ingeperkt.

Vaste sluitingstijden kent de APV van Slochteren niet. Wel is de mogelijkheid gecreëerd om, indien nodig, sluitingstijden op te leggen.

2.5 Wet op de Ruimtelijke Ordening

De WRO komt in beeld indien een ondernemer een horecabedrijf wenst te beginnen of wenst uit te breiden. In een bestemmingsplan staan de gebruiksmogelijkheden van een perceel en bebouwingsvoorschriften. Een horecabedrijf is in het algemeen slechts toegestaan op percelen waar, mede, een horecabestemming op rust. Indien blijkt dat de plannen voor een horecabedrijf in strijd zijn met het bestemmingsplan kan de vestiging/uitbreiding van het bedrijf alleen doorgang vinden na vrijstelling (waar mogelijk) of na wijziging of herziening van het betreffende bestemmingsplan.

De gemeente heeft beleidsvrijheid bij het bepalen of zij al dan niet medewerking verleent aan de vrijstelling/wijziging of herziening. Aan de vrijstellingen, wijzigingen en herzieningen kunnen voorwaarden worden gesteld. De verlening staat ter vrije beoordeling van de gemeente. Deze vrijheid wordt ingeperkt door hogere regelgeving. Tevens kan de beleidsvrijheid worden ingekaderd door middel van het vaststellen van beleidsregels. Indien er vervolgens een aanvraag binnenkomt die past binnen het beleid, dan kan deze niet of slechts met zwaardere motivering worden geweigerd.

Het is echter niet mogelijk om aan te geven waaraan moet worden voldaan om voor een vrijstelling in aanmerking te komen, dit wordt per geval bekeken. Enkele punten die door de gemeente worden meegewogen zijn:

- Ruimtelijke aspecten;

· locatie;

· ruimtelijke inpasbaarheid.

- Milieu aspecten;

· zijn er andere bedrijven of objecten in de omgeving die door de vestiging in hun gebruiks- of uitbreidingsmogelijkhedenteveel worden beperkt;

· zijn er in de omgeving objecten gelegen die aan de vestiging van de inrichting in de weg staan;

· geluidsoverlast.

- Verkeersaspecten;

· wat is de te verwachten extra belasting van de verkeerssituatie ter plaatse;

· zijn er voldoende parkeermogelijkheden;

- Openbare orde;

· heeft de vestiging ter plaatse onaanvaardbare gevolgen voor de openbare orde;

- Cultuurhistorische-aspecten;

- Woon- en leefmilieu in de omgeving;

· veiligheid.

2.6 Woningwet

Naast de bovenstaande regelingen dient een horeca-inrichting, als bouwwerk, ook te voldoen aan de eisen van de Woningwet. Indien het bedrijf zich zal gaan vestigen in een nieuw op te richten of te verbouwen pand, moet daar een bouwvergunning voor worden aangevraagd.

Bij een interne verbouwing van een bestaande inrichting kan bijvoorbeeld sprake zijn van een functiewijziging. Veelal realiseert men zich niet dat deze bouwwerkzaamheden ook vergunningplichtig zijn. Ook uitbreidingen zijn vaak vergunningplichtig. Er zal gecommuniceerd moeten worden met de horecaondernemers om zo duidelijk te maken voor welke activiteiten een bouwvergunning is vereist. In ieder geval zal moeten worden aangegeven dat het verstandig is om, voordat met bouwactiviteiten wordt begonnen, contact op te nemen met de sectie Bouw- en Woningtoezicht. Hiertoe zal een communicatieplan opgesteld worden.

De wetgever heeft in artikel 44 van de Woningwet limitatief de weigeringsgronden voor een bouwvergunning opgesomd. Deze zijn:

· strijd met Bouwbesluit;

· strijd met bouwverordening;

· strijd met bestemmingsplan;

· het bouwwerk voldoet niet aan redelijke eisen van welstand;

· het bouwen vereist een monumentenvergunning en deze wordt niet afgegeven.

De bouwvergunning is een gebonden beschikking waarbij door de wetgever nauwelijks ruimte is gelaten voor beoordelingsvrijheid. Als een weigeringsgrond van toepassing is dan moet de vergunning worden geweigerd.

2.7 Gebruiksvergunning

De bouwverordening komt bij de horeca niet alleen in beeld via de Woningwet. Op 28 April 2003 is in de openbare vergadering van de Raad de nieuwe Bouwverordening vastgesteld. In het kader van deze nota wordt een aantal behandeld artikelen die betrekking hebben op de gebruiksvergunning.

Artikel 6.1.1 geeft aan wanneer een gebruiksvergunning vereist is. Dit is het geval indien er sprake is van een bouwwerk waar 50 personen of meer tegelijk in aanwezig kunnen zijn, anders dan in een één- of meergezinshuis. Het verlenen van een gebruiksvergunning is een bevoegdheid van de brandweer.

De gang van zaken omtrent de aanvraag van een dergelijke gebruiksvergunning wordt geregeld in de artikelen 6.1.2 e.v van de bouwverordening.

In de aanvraag om gebruiksvergunning dient de ondernemer aan te geven hoeveel personen er maximaal tegelijkertijd in het bouwwerk, de horeca-inrichting, aanwezig zullen zijn. Aan de hand van het opgegeven aantal gaat de brandweer bekijken aan welke eisen het bouwwerk moet voldoen.

Er wordt dan onder andere gekeken naar:

· het aantal (nood)uitgangen;

· de breedte van de uitgangen;

· hoe de deuren opengaan (naar binnen of naar buiten);

· het voor publiek beschikbare vloeroppervlakte.

Tevens zal gekeken worden naar genomen maatregelen ter voorkoming en bestrijding van brand.

 

HOOFDSTUK 3 GEBRUIK REGELGEVING SLOCHTEREN

3.1 Inleiding

Hierboven is aangegeven welke regels allemaal van toepassing zijn op een horeca-inrichting. Echter, niet alle regels worden door de gemeente Slochteren gehanteerd. De twee die het meest in het oog springen zijn:

-  de Wet op de kansspelen;

-  de APV.

Hieronder worden de beide regelingen behandeld.

3.2 Wet op de kansspelen

Hierboven is reeds aangegeven welke mogelijkheden de Wet op de kansspelen geeft voor horeca-exploitanten met betrekking tot speelautomaten. Tevens is aangegeven dat de wetgever aangeeft dat in een gemeentelijke verordening het maximaal toelaatbare aantal speelautomaten moet worden aangegeven. Dit is opgenomen in artikel 2.3.3.2 van de APV.

Binnen de gemeente Slochteren is tot op heden niet handhavend opgetreden tegen overtredingen van de Wet op de kansspelen. Voor zover bekend zijn er ook geen vergunningen verleend. Op aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 30b lid 1 van de Wet op de Kansspelen is nooit beschikt. Hier zal in de toekomst echter wel verandering in (moeten) komen.

In het MT overleg van 10 december 2003 is de handhaving van de Wet op de Kansspelen neergelegd bij het integrale handhavingsteam van de Backoffice Bouwen, Wonen en Bedrijven.

3.3 APV

De Algemene Plaatselijke Verordening is van oorsprong een overlast verordening. De regels die in deze verordening zijn opgenomen hebben voornamelijk betrekking op de bescherming van de openbare orden. Aan de vergunningen en ontheffingen die op grond van de APV worden verleend kunnen voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden moeten echter wel dienen ter waarborging van het belang dat het artikel, op basis waarvan een vergunning/ontheffing wordt afgegeven, beoogd te beschermen.

 

3.3.1 De exploitatievergunning

In artikel 2.3.1.2 van de APV van de gemeente Slochteren is de exploitatievergunningplicht voor horeca-exploitanten neergelegd. Dit houdt in dat het verboden is om zonder exploitatievergunning het horecabedrijf uit te oefenen.

Er zijn situaties denkbaar waarbij zich een horeca-inrichting activiteiten voordoen die dermate ernstig zijn dat sluiting van die inrichting wenselijk is. De snelste methode zou dan zijn het intrekken van de exploitatievergunning. Er moet dan wel sprake zijn van een bedreiging van een belang dat de APV beoogt te beschermen. Gedacht moet dan worden aan de woon- en leefsituatie. Ook de drank- en horecavergunning kan worden ingetrokken indien er sprake is van gevaar voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Echter, ingeval van de Drank- en horecawet kan de inrichting nog niet worden gesloten. Het enige dat de ondernemer verboden is betref het schenken van alcoholische dranken. Bij het intrekken van de APV vergunning sluit je in principe de inrichting, nu het verboden is om zonder een dergelijke vergunning het horecabedrijf uit te oefenen. Het niet versrekken van alcoholische dranken helpt de ondernemer in dit geval niet, in de APV wordt een ruimere invulling gegeven aan het begrip horeca dan in de DHW.

Het instrument van de Noodverordening dat de gemeentewet aan de burgemeester geeft is alleen toepasbaar in extreme noodsituaties.

Bovendien geeft de APV exploitatievergunning de mogelijkheid om voorwaarden te stellen aan de vergunning. Dergelijke voorwaarden dienen evenwel te zijn gericht op het belang dat de betreffende vergunningsplicht beoogd te beschermen.

Tot op heden is er met dit vergunningenstelsel nooit iets gedaan. Er zijn geen aanschrijvingen geweest om een dergelijke vergunning aan te vragen noch is bekend of er ooit een dergelijke aanvraag is gedaan.

Bestuurlijk is aangegeven dat het de wens van de gemeente Slochteren is om de (horeca)ondernemers niet met te veel regels/vergunningen te confronteren. Het gevaar van een oerwoud aan vergunningen waarvoor steeds verschillende ambtenaren langskomen om erop toe te zien dat zij worden nageleefd ligt op de loer. Echter feit is wel dat de APV van Slochteren een vergunningplicht is opgenomen waar geen van de horeca-ondernemers van Slochteren aan voldoet. Er dient dus iets te gebeuren. In het eerste hoofdstuk is reeds aangegeven dat deze nota in eerste instantie is gericht op het signaleren van “hiaten”en op het vaststellen van de te stellen voorwaarden aan vergunningen voor paracommerciële inrichtingen.

Echter, hier kan wel een oplossing worden aangedragen voor het probleem dat hierboven is geconstateerd. In de APV van de gemeente Hardenberg is de volgende bepaling opgenomen:

1. De exploitatie van een horecabedrijf moet zodanig geschieden, dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed. 2. Indien naar het oordeel van de burgemeester een horecabedrijf wordt geëxploiteerd in strijd met het bepaalde in het eerste lid, is hij bevoegd de houder van het horecabedrijf aan te schrijven tot het treffen van door hem aan te duiden maatregelen ter bescherming van de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of van de openbare orde. 3. Degene tot wie de aanschrijving als bedoeld in het tweede lid is gericht, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht te handelen overeenkomstig die aanschrijving.

Met een dergelijke bepaling wordt tegemoet gekomen aan de wens om de horeca niet met teveel vergunningen te confronteren. Bovendien geeft dit artikel de mogelijkheid om inrichtingen die een te grote bedreiging voor de omgeving en/of openbare orde aan te schrijven of zelfs te sluiten.

Bestuurlijk heeft dit de voorkeur gekregen. De exploitatievergunningplicht zal in de toekomst dan ook worden gewijzigd.

 

3.3.2 Sluitingstijden

De APV opent ook de mogelijkheid om voor horeca-inrichtingen sluitingstijden vast te stellen. Binnen de gemeente Slochteren is van deze bevoegdheid vooralsnog geen gebruik gemaakt. Indien de behoefte daaraan bestaat zal alsnog overgegaan kunnen worden tot het opleggen van sluitingstijden. In overlast situaties kan in een individueel geval besloten worden om sluitingstijden op te leggen.

HOOFDSTUK 4 GEMEENTELIJK BELEID

4.1 Inleiding

Het doel van deze nota is duidelijkheid te verschaffen over het beleid dat de gemeente op het gebied van de horeca voert. In Hoofdstuk 2 is kort aangegeven met welke wet- en regelgeving de horeca-ondernemer, vanuit de gemeente onder andere, te maken krijgt. Het vervolg van deze nota zal zich toespitsen op de vergunning die een ondernemer op grond van de Drank- en Horecawet moet bezitten en het beleid dat de gemeente Slochteren op dit  gebied gaat voeren.

Eerst zal de mogelijkheid dan wel plicht die de wetgever de gemeente heeft gegeven om voorwaarden aan de vergunning of vrijstelling te verbinden worden behandeld. Deze mogelijkheid of plicht bestaat indien:

· het een paracommerciële inrichting betreft (veelal plicht) en/of

· er een zogenaamde artikel 23 verordening is vastgesteld (mogelijkheid).

Deze verordening wordt nader behandeld in Hoofdstuk 5.

Hieronder zal het  eerste punt worden behandeld.

4.2 Paracommerciële inrichtingen

4.2.1 Het begrip Paracommercie

Paracommerciële activiteiten zijn economische activiteiten: waaruit inkomsten genoten worden die niet gericht zijn op loonvorming waarbij winst alleen aangewend wordt om een budgetneutrale exploitatie te bereiken, die alleen ondernomen worden door een privaatrechtelijke organisatie als een stichting of een vereniging of een publiekrechtelijke organisatie als de overheid

Overige horeca-inrichtingen vallen onder de reguliere horeca-inrichtingen.

In artikel 4 van de Drank- en Horecawet heeft de wetgever aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders aan een vergunning voor een paracommerciële inrichting één of meer voorschriften verbinden die “gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit het oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moeten worden beschouwd”.

De beperkingen die kunnen worden gesteld zijn in het tweede lid van artikel 4 limitatief opgesomd en betreffen:  

a) in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

b) het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten als bedoeld onder a;

c) de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

In een verordening kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot deze onderwerpen. Dit is geregeld in artikel 4 lid 3 DHW.

 

4.2.2 Paracommercie en de te stellen voorwaarden

De voorwaarden die aan een vergunning voor een paracommerciële instelling kunnen worden gesteld, hebben als doel het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Door de wetgever wordt concurrentie door sociaal-culturele instellingen en sportinstellingen als ongewenst beschouwd, omdat deze concurrentie op ongelijke voorwaarden plaatsvindt. In de DHW is sinds 1991 opgenomen dat gemeenten hiertoe de volgende verplichting hebben: bij elke wijziging of verlening van een DHW-vergunning van genoemde instellingen dient men te bezien of men beperkende voorwaarden aan die vergunning moet verbinden.

Per individueel geval zal moeten worden bekeken of de lokale omstandigheden dusdanig zijn dat het toestaan van paracommerciële activiteiten feitelijk bedreigend is voor de commerciële horecabedrijven. Vervolgens zal bekeken worden of één of meerdere beperkingen/voorwaarden aan de vergunning moeten worden verbonden.

De DHW geeft ook de mogelijkheid om, indien de plaatselijke of regionale omstandigheden gewijzigd zijn, de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden, te wijzigen.

De gemeente Slochteren zal bij de beoordeling of de plaatselijke/regionale omstandigheden het verbinden van beperkende voorwaarden aan een drank- en horecavergunning een straal van 3 kilometer hanteren. Dit wordt gebaseerd op de oude Drank- en Horecawet. De Drank- en Horecawet van 1991 kende namelijk al het criterium “plaatselijke of regionale omstandigheden”. Hieraan dienden onder andere verzoeken om ontheffing van de vestigingseisen (handelskennis en vakbekwaamheid) te worden getoetst door de Minister van Economische Zaken in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Genoemd Ministerie hanteerde bij de beoordeling van een verzoek om ontheffing ten behoeve van een cafébedrijf  een afstand van drie kilometer tussen het betrokken bedrijf en het meest nabijgelegen andere bedrijf. Was deze afstand meer dan drie kilometer, dan werd de gevraagde ontheffing als regel verleend. Uit niets blijkt dat de Wetgever aan het in artikel 4 (toen artikel 3a) vervatte criterium een andere uitleg heeft willen geven.

 

4.2.3 Plaatselijke en regionale omstandigheden

De wetgever heeft in de Drank- en Horecawet aangegeven dat het afhankelijk is van de plaatselijke en regionale omstandigheden of en in welke mate er sprake is van oneerlijke mededinging. Dit brengt met zich mee dat het van diezelfde omstandigheden afhangt welke voorwaarden en hoeveel er worden gesteld. Daar komt nog bij dat de opsomming in de DHW van de onderwerpen waarop de voorschriften of beperkingen betrekking ruim zijn geformuleerd. Deze voorwaarden behoeven nadere invulling. Deze invulling is eveneens afhankelijk van de plaatselijke en regionale omstandigheden en dienen per geval te worden bekeken.

Om te kunnen beoordelen of er sprake is van oneerlijke mededinging moet rekening worden gehouden met de aard van de activiteiten die de betreffende paracommerciële inrichting wenst te ontplooien. Hierbij is tevens de omvang van de “kantine-inrichting” van belang. Vervolgens dient dit te worden afgezet tegen de commerciële horeca in de nabije omgeving.

Hierbij dient te worden gekeken of er horecagelegenheden zijn met voldoende zaalruimte/faciliteiten in de nabije omgeving. Indien dat niet het geval is zal er in de regel geen sprake zijn van oneerlijke concurrentie en hoeven er derhalve geen voorwaarden aan de vergunning te worden verbonden. Hierbij mag blijkens jurisprudentie ook, zij het zijdelings, het redelijke voorzieningenniveau mee worden genomen.

Indien er wel sprake is van een feitelijke bedreiging van de reguliere horeca moet worden bekeken hoe deze bedreiging kan worden weggenomen. Het is mogelijk dat hierbij kan worden volstaan met slechts één voorwaarde. In andere gevallen zullen er meer worden verbonden.

Hieronder zullen de beperkingen die de gemeente aan een vergunning verbindt, indien de regionale/plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Ad. A. Beperkingen/voorschriften met betrekking tot  in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

Paracommerciële instellingen richten zich, volgens de wet, op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard hoort hier niet bij. Onder dergelijke bijeenkomsten worden verstaan: bijeenkomsten die geen direct verband houden met de (statutair vastgelegde) doelstellingen en activiteiten. Overigens geeft de DHW de gemeente niet de mogelijkheid om het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard te verbieden. Slechts het verstrekken van alcoholhoudende dranken tijdens deze bijeenkomsten kan worden tegengegaan. Indien de lokale omstandigheden dit noodzakelijk maken kan de gemeente, aan een vergunning van een paracommerciële instelling de volgende beperking verbinden:

 

De vergunning geldt niet voor het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals bruiloften en partijen.

 

Ad. B Het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard

Hierboven is aangegeven dat aan de vergunning de beperking kan worden gesteld dat zij niet zal gelden voor bijeenkomsten van persoonlijke aard. In die gevallen zal de onderstaande beperking geen enkele zin hebben. Indien die beperking niet gesteld wordt moet worden nagegaan of de mogelijkheid tot het houden van dergelijke bijeenkomsten wel of niet openlijk aangeprezen mag worden. Dit houdt in dat er geen reclame mag worden gemaakt voor niet leden.

De volgende standaardbepaling zal hierbij worden gehanteerd: Het is de vergunninghouder verboden de mogelijkheid van het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard openlijk aan te prijzen

 

Ad. C. De tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt. De derde beperking betreft de tijden waarop in de paracommerciële instelling alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt. De standaardvoorwaarde van het Bureau voor Eerlijke Mededinging (de BEM) luidt: “In de inrichting mag slechts alcoholhoudende drank worden verstrekt gedurende een uur voor, tijdens en een uur na (wedstrijden, trainingen / vergaderingen / verenigingsactiviteiten / stichtingsactiviteiten / enz., afhankelijk van het soort instelling).” Binnen de gemeente Slochteren wordt bij  het vaststellen van voorschriften van schenktijden onderscheid gemaakt tussen jeugdhonken/sozen en sportverenigingen. Voor wat betreft de jeugdhonken en –sozen heeft de gemeente in een beleidsnota reeds aangegeven wat haar standpunt is. De schenktijden die de gemeente voor dergelijke paracommerciële instellingen hanteert luiden als volgt: maandag tot en met donderdag: van 19:00 tot 23:00 uur; vrijdag en zaterdag: van 19:00 tot 01:00 uur; zondag: van 17:00 tot 21:00 uur. In de drank- en horecavergunning voor een jeugdhonk of –soos zal een beperking kunnen worden opgenomen met een gelijke strekking. De beperking zal dan als volgt luiden: In de inrichting mag slechts alcoholhoudende drank worden verstrekt gedurende de volgende tijden: Maandag tot en met donderdag: van 19:00 tot 23:00 uur; Vrijdag en zaterdag: van 19:00 tot 01:00 uur; Zondag: van 17:00 tot 21:00 uur.

 

Voor wat betreft kantines van sportverenigingen wordt voor het bepalen van schenktijden aangesloten bij de (sport)activiteiten. De gemeentes Menterwolde en Hoogezand-Sappemeer hanteren de standaardvoorwaarde van de BEM zoals hierboven is aangegeven. Dit houdt dus in dat slechts alcohol geschonken mag worden, een uur voor, tijdens en tot een uur na de verenigingsactiviteit. Voor een kantine van een sportvereniging zal dit betekenen dat tot een uur na de laatste wedstrijd/training alcohol mag worden verstrekt.

Uit overleg is gebleken dat een periode van twee uur tussen de laatste training/wedstrijd en het einde van de schenktijd als redelijk wordt ervaren. De beperking met betrekking tot schenktijden zal dan ook luiden:

In de inrichting mag slechts alcoholhoudende drank worden verstrekt gedurende een uur voor, tijdens en twee uur na de activiteit.

 

Onder de term “activiteit” wordt verstaan de activiteiten die binnen de inrichting worden gehouden en niet in strijd zijn met de doelstelling van de inrichting. Dit zullen voornamelijk wedstrijden en trainingen zijn, maar ook een clubavond kan hieronder worden geschaard. Bijeenkomsten van persoonlijke aard vallen hier dus niet onder. Indien een paracommerciële inrichting dan voor een bijzondere gelegenheid langer open wil zijn of langer dan de voorgeschreven tijd alcoholhoudende dranken wil verstrekken kan hiervoor een ontheffing worden aangevraagd. 4.2.4 De dorpshuizen De gemeente Slochteren bestaat uit een aaneenschakeling van kleine kernen. Binnen deze kernen spelen de dorpshuizen een bijzondere rol. Zo worden dorpshuizen van oudsher gebruikt om bruiloftsfeesten, toneelvoorstellingen en recepties in te houden. Het woordenboek “VanDale” geeft als definitie van een dorpshuis: het cultureel centrum van een dorp. Bij het bepalen van de te stellen voorwaarden en beperkingen zal een balans moeten worden gevonden. Aan de ene kant moet de oneerlijke mededinging worden bestreden, terwijl aan de andere kant de leefbaarheid van het dorp van belang is. De dorpshuizen binnen de gemeente Slochteren zijn allen gevestigd in een dorp waar zich geen reguliere horeca bevindt. Het ligt dan ook niet in de rede om in een drank- en horecavergunning voor dorpshuizen de standaardbeperking op te nemen dat de vergunning niet geldt voor bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals bruiloften en partijen. Hiervoor dient een andere oplossing te worden gevonden. Dit is uiteraard anders indien een dorpshuis wordt gepacht door een ondernemer die de inrichting gaat uitbaten voor eigen rekening en risico. Er is dan geen sprake van een paracommerciële inrichting. Hieronder worden de te verbinden standaardbepalingen behandeld. De eerste bepaling betreft de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard. Deze bepaling luidt als volgt: De vergunning geldt niet voor het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard, anders dan voor of wegens inwoners van het betreffende dorp.

 

Vervolgens wordt dan de volgende beperking opgenomen met betrekking tot het houden van bovengenoemde overeenkomsten:

Het is de vergunninghouder verboden de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard openlijk aan te prijzen, tenzij dit geschiedt binnen de grenzen van het dorp.

 

Voor wat betreft de schenktijden zal in beginsel geen beperking worden opgenomen. Bovengenoemde voorwaarden worden geacht de oneerlijke concurrentie in voldoende mate tegen te gaan. Indien er in de betreffende dorpen een reguliere horecaonderneming wordt gevestigd is dat aanleiding om nogmaals naar de betreffende vergunning te kijken. 4.2.5 Paracommerciële instellingen van godsdienstige aard Het verenigingsgebouw De Kandelaar, met daarbij ’t Schienvat, en De Viskenij zijn de enige paracommerciële inrichtingen behorend bij een kerk. Hoewel de geloofsovertuiging een grote rol speelt bij het bepalen van een ruimte voor het houden van een bruiloft of verjaardag zal dit, indien de plaatselijke/regionale omstandigheden daartoe aanleiding geven, moeten worden beperkt. Het niet stellen van deze voorwaarde wegens geloofsovertuiging is namelijk niet toegestaan. De volgende beperking zal dan ook aan de vergunning kunnen worden verbonden: De vergunning geldt niet voor het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard.

 

Met betrekking tot de schenktijden wordt een gelijkluidende voorwaarde gesteld als bij de sportverenigingen. De schenktijden worden derhalve gekoppeld aan de activiteiten van de inrichting. De voorwaarde zal dan ook als volgt luiden:

In de inrichting mag slechts alcoholhoudende drank worden verstrekt gedurende een uur voor, tijdens en twee uur na de activiteit.

 

Onder de term “activiteit” wordt verstaan de activiteiten die binnen de inrichting worden gehouden en niet in strijd zijn met de doelstelling van de inrichting.

 

HOOFDSTUK 5 DE ARTIKEL 23 VERORDENING5.1 Inleiding Op grond van artikel 23 van de huidige wet kunnen aan vergunningen voor horeca-inrichtingen voorschriften worden verbonden. Dit artikel maakt geen onderscheid tussen reguliere en paracommerciële inrichtingen. Het geeft derhalve de mogelijkheid om zowel aan vergunningen voor paracommerciële als aan reguliere horeca-inrichtingen beperkingen en voorschriften te verbinden. Voorwaarde is echter dat er een verordening moet worden vastgesteld en dat de voorschriften slechts mogen worden aangewend voor sociaal hygiënische doeleinden. Een kwantitatief verbod kan niet uit de verordening voortvloeien. 5.2 Artikel 23 verordening Op dit moment is een Drank- en Horecaverordening van kracht. Volgens deze verordening dienen bepaalde horeca-inrichtingen om alcohol te verstrekken niet alleen over de drank- en horecavergunning te beschikken, maar ook een ontheffing aan te vragen bij de gemeente. Dit systeem brengt met zich mee dat er aan twee regelgevingen wordt getoetst; gemeentelijke en landelijke. Dit is met het oog op de rechtszekerheid en doelmatigheid een onwenselijke situatie. Voor een meer uitgebreide behandeling van de verordening en de ontheffingsmogelijkheden kan worden verwezen naar de nota Drank- en Horecaverordening. De nota Drank- en Horecaverordening is gelijktijdig met de Drank- en Horecanota ter besluitvorming voorgelegd. HOOFDSTUK 6 Ontheffingen en vergunning6.1 Inleiding Naast de vergunning op grond van de Drank- en Horecawet bestaan er ook nog een aantal ontheffingen die in het kader van deze nota dienen te worden genoemd. Het betreft hier: · ontheffing ex artikel 4 lid 5 DHW; · ontheffing ex artikel 35 DHW; · de evenementenvergunning van de APV; · ontheffing van de geluidsvoorschriften van de wet milieubeheer. Hieronder zal eerst het wettelijk kader van de verschillende ontheffingen en de vergunning worden behandeld. Vervolgens zal worden aangegeven welke invulling de gemeente Slochteren geeft aan de mogelijkheid om eisen te stellen aan de ontheffing/vergunning. 6.2 Ontheffing ex artikel 4 lid 5 DHW Van de voorschriften of beperkingen die in vergunningen van paracommerciële instellingen zijn opgenomen kan, incidenteel, ontheffing worden verleend. Betreft het bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard die zich in de eigen inrichting (b.v. kantine clubhuis, buurthuis) afspelen, dan dient hiervoor een artikel 4 lid 5 ontheffing te worden aangevraagd. De ontheffing strekt zich uit over de beperkende voorwaarden die in de drank- en horecavergunning zijn opgenomen. De beperkende voorwaarde waarvoor ontheffing is aangevraagd zal dus, bij verlening, gedurende de looptijd van de ontheffing, derhalve zeer tijdelijk, niet van toepassing zijn. 6.3 Ontheffing ex artikel 35 DHW6.3.1 Inleiding In artikel 3 van de Drank- en Horecawet is het verbod opgenomen om zonder daartoe strekkende vergunning het horeca- of slijtersbedrijf uit te oefenen. In artikel 35 van de Drank- en Horecawet heeft de wetgever de mogelijkheid opgenomen om ontheffing te verlenen van dit verbod. De bevoegdheid tot het verlenen van een dergelijke ontheffing ligt bij de burgemeester en strekt zich alleen uit  tot het horecabedrijf. Voor het uitoefenen van het slijtersbedrijf zonder vergunning kan geen ontheffing worden verleend.   6.3.2 Artikel 35 lid 1 In het eerste lid wordt bepaald dat deze ontheffing alleen, bij een in de beschikking Hiermee wordt het besluit om de ontheffing te verlenen bedoeld. aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard, kan worden verleend. De ontheffing kan ten hoogste een periode van twaalf aaneengesloten dagen omvatten. Het eerste lid van artikel 35 DHW stelt bovendien dat de ontheffing alleen verleend kan worden, indien de verstrekking van de alcoholhoudende drank geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die voldoet aan de in artikel 8 lid 2 en lid 4 DHW gestelde eisen. De eisen van artikel 8 lid 2 DHW zijn: a) de leidinggevende mag niet onder curatele staan of uit de ouderlijke macht of voogdij gezet zijn; b) de leidinggevende mag niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn; c) de leidinggevende moet de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt hebben. De eis van artikel 8 lid 4 DHW luidt: “Leidinggevenden, bij rechtspersonen als bedoeld in artikel 4 is zulks beperkt tot 2 leidinggevenden per rechtspersoon, dienen tevens te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.” Dit houdt in dat de personen onder wiens onmiddellijke leiding de alcoholhoudende dranken worden verstrekt moeten beschikken over de verklaring van sociale hygiëne of een door de wetgever daaraan gelijkgesteld document. De ontheffing betreft alleen zwak-alcoholhoudende drank. Hieronder valt alle drank met 0,5% tot 15% alcohol, inclusief wijn. Port en sherry behoren in de zin van de wet hier ook onder. Voor dranken met een hoger alcoholpercentage kan geen ontheffing worden verleend.   6.3.3  Artikel 35 lid 2 Lid 2 geeft de burgemeester de mogelijkheid om aan de ontheffing beperkingen en/of voorwaarden te verbinden.   6.3.4  Artikel 35 lid 3 Lid 3 verklaart, ten aanzien van een ontheffing, artikel 31 lid 1 sub “a” en “d” DHW van overeenkomstige toepassing. Sub a bepaalt dat een vergunning (lees: ontheffing) wordt ingetrokken, indien de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest. Op grond van sub d wordt een vergunning (lees: ontheffing) ingetrokken indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven de vergunning (lees: ontheffing) gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.   6.3.5 Artikel 35 lid 4 Lid 4 bepaalt dat besluiten tot het verlenen, intrekken of wijzigen van de ontheffing in afschrift aan de inspecteur van de keuringsdienst van waren gezonden moeten worden. 6.4 Evenementenvergunning In de APV is een bepaling opgenomen waarin voor het houden van een evenement een vergunning nodig is. De APV omschrijft een evenement als: “elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak”. Het feit dat iets als evenement wordt aangemerkt houdt niet automatisch in dat ook een ontheffing in de zin van de Drank- en Horecawet is vereist. Dat is slechts het geval indien er, bedrijfsmatig of anders dan om niet, (zwak) alcoholhoudende dranken worden verstrekt. Voor de evenementenvergunning is in de APV een opsomming van weigeringsgronden gegeven. Gezien de formulering in de APV (“De vergunning kan worden geweigerd indien…”) moet worden aangenomen dat dit geen verplichting betreft. Ook heeft de burgemeester de mogelijkheid om aan de evenementenvergunning voorschriften te verbinden. Dit is mede gebaseerd op artikel 1:4 van de APV. 6.5 Beleid ontheffingen Drank- en Horecawet De wetgever heeft in de DHW twee soorten ontheffingen opgenomen die hierboven reeds zijn behandeld. Het betreffen de ontheffing ex artikel 35 DHW en de ontheffing ex artikel 4 lid 5 DHW. Hieronder zal het standpunt van de gemeente Slochteren worden aangegeven ten aanzien van deze twee ontheffingen. Daarnaast geeft de APV de horecaondernemer de mogelijkheid om een tijdelijke ontheffing te krijgen voor de geluidsvoorschriften.   6.5.1 artikel 35 DHW Hierboven is reeds aangegeven dat in bijzondere omstandigheden ontheffing kan worden verleend van het in artikel 3 van de Drank- en Horecawet neergelegde verbod om zonder daartoe strekkende vergunning het horeca- of slijtersbedrijf uit te oefenen. Bij bijzondere gelegenheden kan worden gedacht aan muziek- of sportfeesten, kermissen, jaarmarkten en dergelijke evenementen die doorgaans niet meer dan één of twee keer per jaar worden gehouden. Binnen de gemeente Slochteren kan hierbij gedacht worden aan: · jubilea van (sport)verenigingen, stichtingen e.d.; · licht- en klankweek; · schildweek; · slochterjaarmarkt; · grasbaanraces; · sporttoernooien; · midzomernachtfeesten; · etcetera. Er zal bij de aanvraag om ontheffing derhalve worden gekeken of er niet feitelijk sprake is van het ontlopen van de in artikel 3 Drank- en Horecawet neergelegde vergunningplicht. Dit kan onder andere door bij de aanvraag de volgende vragen te stellen: · hoe vaak vindt dit “evenement” per jaar plaats? · Hoe vaak is dit jaar aan de aanvrager voor een vergelijkbare activiteit een ontheffing verleend? De periode waarvoor de ontheffing kan gelden is beperkt en bedraagt maximaal twaalf aaneengesloten dagen. Indien de aanvraag een langere periode betreft, kan in overleg met de aanvrager, besloten worden welke dagen wel en welke dagen niet onder de ontheffing vallen. Gezien de formulering moet er echter wel sprake zijn van een aaneengesloten periode. Het tweede lid van artikel 35 DHW bepaalt dat de ontheffing onder beperkingen kan worden verleend. Daarnaast kunnen voorschriften aan de ontheffing worden verbonden. De volgende voorwaarden worden in ieder geval standaard aan een ontheffing verbonden: 1. aan personen beneden de 16-jarige leeftijd mogen geen zwak-al­coholische dranken verkocht of verstrekt worden; 2. op duidelijk leesbare en zichtbare wijze moet van het onder 1 gestelde aan het publiek kennis worden gegeven; 3. personen beneden de 16-jarige leeftijd mogen niet werkzaam zijn ter zake van de verkoop van zwak-alcoholische dranken; 4. personen die kennelijk onder invloed van alcoholhoudende drank verkeren of die door hun gedrag aanstoot geven, moeten worden geweerd of verwij­derd; 5. gedurende de tijd waarin van de ontheffing gebruik wordt gemaakt, mag ter plaatse geen sterke drank aanwezig zijn; 6. voor het publiek moeten steeds alcoholvrije dranken verkrijgbaar zijn.

 

6.5.2 Ontheffing ex artikel 4 lid 5 DHW

In een vergunning voor paracommerciële horeca-inrichtingen dient de gemeente die voorschriften op te nemen die nodig zijn met het oogpunt op de oneerlijke mededinging. De wetgever heeft dit verwoord in artikel 4 DHW. In het vijfde lid van dit artikel is ook de mogelijkheid opgenomen om een tijdelijke ontheffing te verlenen van deze voorschriften. Het betreft hier dus een verzoek:

· om ontheffing;

· door een paracommerciële inrichting;

· van de in de vergunning opgenomen voorschriften;

· voor een bijzondere omstandigheid;

· van zeer tijdelijke aard;

· die wordt gehouden in de paracommerciële inrichting.

Het verschil tussen de artikel 35 ontheffing is dat die is gericht op het verbod van artikel 3 DHW, terwijl deze ontheffing zich richt op de in de vergunning opgenomen voorschriften. Dit houdt dus in dat bij een ontheffing ex artikel 35 DHW gedurende een korte periode alcohol mag worden verstrekt zonder dat sprake is van een drank- en horecavergunning. Bij een ontheffing ex artikel 4 lid 5 DHW is wel sprake van een vergunning, maar zijn, gedurende een korte periode de beperkingen niet van kracht.

Daarnaast heeft de wetgever in artikel 35 aangegeven dat de ontheffing voor een periode van ten hoogste twaalf aaneengesloten dagen kan worden verleend. Deze passage ontbreekt in artikel 4 lid 5 DHW.

Het ligt in de rede dat de term “bijzondere gelegenheid” in beide artikelen gelijk wordt geïnterpreteerd. Een andere benadering kan ertoe leiden dat een “evenement” die bijvoorbeeld in een tent wordt gehouden sneller wordt toegekend dan een artikel 4 lid 5 DHW ontheffing.

Hier dient nog te worden opgemerkt dat voor wat betreft de jeugdhonken en –sozen vrijstelling van de schenktijden ook een latere sluitingstijd met zich meebrengt. De beperking met betrekking tot de schenktijden is namelijk afgestemd op de sluitingstijden die zijn vastgesteld in de nota jeugdhonken en –sozenbeleid.

6.6 Ontheffing van de geluidsvoorschriften

Veelal vallen horeca-inrichtingen onder het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (verder: besluit). In dit besluit zijn onder andere voorschriften opgenomen met betrekking tot geluid en trillingen. Van deze geluidsvoorschriften kan de ondernemer op basis van het besluit een tijdelijke ontheffing krijgen, mits dit is aangegeven in de APV. In de APV is bepaald dat een dergelijke ontheffing maximaal vier keer per kalenderjaar kan worden verstrekt op verzoek van de ondernemer. Er moet dus wel een aanvraag worden ingediend op een door het college vastgesteld standaardformulier. Het totaal aantal dagen waarvoor ontheffing kan worden verleend is in het besluit beperkt tot twaalf dagen per kalenderjaar. Kortom een horeca-ondernemer kan vier keer per kalenderjaar ontheffing krijgen van de geluidsvoorschriften. De totale duur van die vier ontheffingen kan maximaal twaalf dagen bedragen. Het gaat hierbij om een ontheffing van de geluidsvoorschriften die in het besluit zijn opgenomen. Deze ontheffing geldt dus alleen voor activiteiten die binnen de inrichting worden georganiseerd.

Deze ontheffing is alleen van toepassing op incidentele festiviteiten, die gebonden zijn aan één of meerdere inrichtingen. Ook voor collectieve festiviteiten kan ontheffing worden verleend. Deze collectieve feestdagen worden door het college vastgesteld. Deze collectieve festiviteiten gaan niet ten koste van het aantal dagen waarvoor een ondernemer ontheffing kan aanvragen. Naast de mogelijkheid van ontheffing van geluidsvoorschriften bevat het besluit ook de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van de lichtvoorschriften.

6.7 Evenementenvergunning

Voor het houden van een evenement is op grond van artikel 2.2.2 APV een vergunning vereist. In de APV is een definitie gegeven van een evenement: “elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak”. In dit artikel is meteen ook een opsomming gegeven van de activiteiten die niet onder de term “evenement” vallen. Middels het tweede lid worden herdenkingsplechtigheden, hoewel geen verrichting van vermaak, ook onder de evenementen geschaard.

Cruciaal voor de vraag wat onder de definitie valt is het vaststellen van de uitleg van het begrip “publiek”. Publiek houdt in dat de “verrichting van vermaak” zich niet in de privé-sfeer mag afspelen. Een verjaardagsfeest is derhalve geen verrichting van vermaak waarvoor een evenementenvergunning nodig is. Van een publiek karakter is geen sprake indien deelname aan de festiviteit afhankelijk is van een uitnodiging.

Vanuit de gemeenschap is de wens geuit om paal en perk te stellen aan de tijden waarvoor de evenementenvergunning zal gelden. Een evenementenvergunning zal dan ook met betrekking tot de eindtijden in beginsel de volgende beperkingen bevatten:

· indien het evenement zal plaatsvinden op (één van) de dag(en) zondag t/m donderdag mag tot 22:00 uur live-muziek ten gehore worden gebracht en tot 23:00 uur achtergrondmuziek;

· indien het evenement zal plaatsvinden op vrijdag en/of zaterdag mag tot 00:00 uur live-muziek ten gehore worden gebracht en tot 01:00 uur achtergrond muziek.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat ook gekeken moet worden naar de individuele situatie. Voor een “evenement” in een tuin in een woonwijk zullen andere regels gelden dan voor een “evenement” op een vrij gelegen boerderij. Ook de aard van de festiviteit kan meewegen. Voor een oudejaarsfeest zal meer mogelijk zijn dan voor een feest op een andere dag. Het is derhalve niet mogelijk om een algemeen geldende voorwaarde op te stellen.

Het ligt in de rede om bij het verlenen van een ontheffing ex artikel 35 Drank- en Horecawet in te spelen op de tijden die in het algemeen voor de evenementen gelden. Dit vereist wel overleg tussen de betrokken ambtenaren.

Voordat op de aanvraag om evenementenvergunning wordt beschikt wordt aan de politie om advies gevraagd. Indien de politie van mening is dat niet genoeg maatregelen zijn genomen om de veiligheid en openbare orde te waarborgen wordt de verlening afhankelijk gesteld van te nemen maatregelen. Hierbij kan gedacht worden aan het inhuren van gecertificeerd beveiligingspersoneel.

HOOFDSTUK 7 Handhaving

7.1 Handhaving

7.1.1 Inleiding

Artikel 41 DHW belast de Keuringsdienst van Waren met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Drank- en Horecawet. Dit betreft de strafrechtelijke zijde van handhaving. Ambtenaren van de politie hebben opsporingsbevoegdheid. De gemeente heeft op basis van artikel 125 Gemeentewet jo artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht zelf de mogelijkheid om door middel van respectievelijk bestuursdwang of dwangsom naleving af te dwingen.

Voor de gevallen waarin de gemeente besluit om tot handhaving over te gaan voert de gemeente een vast aanschrijvingsbeleid. Dit beleid bestaat daaruit dat in beginsel de “overtreder” drie keer de kans wordt gegeven alvorens er handhavend op zal worden getreden. Met dien verstande dat de derde brief het besluit tot handhaving is. Wettelijk gezien moet de overtreder dan eerst nog een termijn worden gegeven om alsnog een einde te maken aan de overtreding. In het verlengde van de handhaving wordt ook bij de horeca drie keer de gelegenheid geboden om een eind te maken aan de illegale situatie.

Hierboven is reeds aangegeven dat een horeca-ondernemer te maken heeft met een verscheidenheid aan wet- en regelgeving. Indien op meerdere gebieden overtredingen worden geconstateerd dienen deze zoveel mogelijk integraal te worden behandeld. Dit houdt in dat de aanschrijvingen intern, waar mogelijk, worden gecombineerd. Tevens zullen de (her)controles tegelijkertijd worden uitgevoerd.

De termijnen die in de aanschrijvingen worden vermeld zullen sterk afhangen van de gewenste prestatie. Zo zal het behalen van de verklaring van sociale hygiëne meer tijd vergen dan het repareren of plaatsen van een ventilatie-inrichting. Hier dient bij de termijnstelling rekening mee te worden gehouden.

 

7.1.2 Intrekkingsgronden

De wetgever heeft in artikel 31 van de Drank- en Horecawet een aantal intrekkingsgronden geformuleerd. In het eerste lid staat vermeld wanneer de vergunning wordt ingetrokken. Dit betreft derhalve een plicht. Het tweede lid geeft aan wanneer de vergunning kan worden ingetrokken.

De vergunning wordt ingetrokken (lid 1) indien:

a. de gegevens die verstrekt zijn en op basis waarvan de vergunning is verleend zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen indien de juiste en/of volledige gegevens wel bekend waren geweest;

b. leidinggevenden en de inrichting niet meer voldoen aan de gestelde eisen (respectievelijk artikel 8 en 10 DHW). Bij deze intrekkingsgrond moet de vergunninghouder van het voornemen op de hoogte worden gesteld en een maand de tijd krijgen om een eind te maken aan de overtreding;

c. er een niet in de vergunning vermelde persoon leidinggevende is geworden. Bij deze intrekkingsgrond moet de vergunninghouder van het voornemen op de hoogte worden gesteld en een maand de tijd krijgen om een eind te maken aan de overtreding;

d. zich in de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

e. de vergunninghouder geen melding heeft gedaan van wijzigingen in zijn inrichting die wijziging van de vergunning nodig maken. Bij deze intrekkingsgrond moet de vergunninghouder van het voornemen op de hoogte worden gesteld en een maand de tijd krijgen om een eind te maken aan de overtreding.

De vergunning kan worden ingetrokken (lid 2) indien:

a. is gehandeld in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of voorwaarden als bedoeld in artikel 4 en/of artikel 23 DHW;

b. een bij of krachtens de artikelen 2 en 13 tot en met 24 DHW gesteld verbod of bij artikel 29 lid 2 DHW gesteld verbod wordt overtreden;

c. het reglement, bedoeld in artikel 9 lid 1 DHW, niet wordt nageleefd.

Bij deze 3 intrekkingsgronden moet de vergunninghouder van het voornemen op de hoogte worden gesteld en een maand de tijd krijgen om een eind te maken aan de overtreding.

Het intrekken van de vergunning op grond van artikel 31 lid 2 sub a, handelen in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften, heeft een extra gevolg. De bevoegdheid om aan de betrokken rechtspersoon een nieuwe vergunning te verlenen wordt gedurende een jaar opgeschort. Deze termijn begint te lopen nadat het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden.

 

7.1.3 Keuringsdienst van Waren

Het verdient aanbeveling om al in een vroeg stadium contact op te nemen met de Keuringsdienst van Waren. Dit kan bijvoorbeeld door aan de inspecteur van de Keuringsdienst van Waren een afschrift te sturen van de correspondentie. In onderling overleg kan dan het traject worden bepaald. Zo kan wellicht gezamenlijk een onwillige horeca-exploitant bewogen worden om de regels na te leven.

Bovendien is de inspecteur, samen met de burgemeester, bevoegd om, indien hij dat met het oog op artikel 31 DHW nodig vindt, onder opgave van redenen een voorstel tot intrekking van een vergunning in te dienen. Binnen drie maanden moet het college op dit voorstel een besluit nemen.

De gemeente Slochteren streeft een goede samenwerking en overleg met de Keuringsdienst van Waren, vanaf 2004 Voedsel en Waren autoriteit na. Tot nu toe is de samenwerking beide partijen goed bevallen. Voor meer informatie omtrent de branchegerichte horecacontroles kunt u terecht bij paragraaf 7.2.

 

7.1.4 Vervallen van vergunningen

Een vergunning kan niet alleen worden ingetrokken, maar ook komen te vervallen. Een vergunning vervalt indien:

a. sinds de verlening onherroepelijk geworden is zes maanden zijn verstreken zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

b. gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

c. de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

7.2 Controles

Om voor een vergunning in aanmerking te komen dient een horeca- of slijtersbedrijf te voldoen aan een aantal eisen. Om vast te kunnen stellen of aan de eisen wordt voldaan vindt in het kader van de vergunningaanvraag een controle plaats.

Hiermee eindigt op dit moment de betrokkenheid van de gemeente. Er is tot op heden geen sprake van een structurele tussentijdse controle. Het gevolg hiervan is dat veel vergunningen niet meer “up-to-date” zijn. Het verdient dan ook aanbeveling om een structureel controlesysteem op te zetten.

Op basis van de milieuwetgeving is de gemeente Slochteren verplicht om per jaar een minimum aantal bedrijfsbezoeken af te leggen. Over het algemeen wordt dit per branche opgepakt. Uitgangspunt hierbij zal zijn dat de horecaondernemingen eens in de drie jaar zullen worden gecontroleerd. In de tussenliggende periode zullen steekproefsgewijs een aantal ondernemingen worden bezocht door een medewerker van de gemeente.

Tijdens deze controles kunnen ook de drank-  en horecagegevens gecontroleerd worden. Hierbij dient te worden gekeken of:

· de gegevens die de gemeente heeft met betrekking tot de inrichting nog actueel zijn;

· de onderneming nog voldoet aan de eisen van het besluit inrichtingsvereisten;

· de leidinggevenden nog steeds dezelfden zijn.

De gegevens die hieruit voortvloeien worden gecontroleerd door de ambtenaar die belast is met de vergunningverlening op het gebied van de Drank- en Horecawet. Er zijn vervolgens drie conclusies mogelijk:

a. de gegevens die in de vergunning zijn opgenomen geven nog steeds de werkelijke situatie weer;

b. de vergunning dient te worden gewijzigd;

c. er dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

Niet alleen bij de reguliere controles van de sectie milieu kunnen de inrichtingseisen worden meegenomen. Ook indien een medewerker van Bouw- en Woningtoezicht een gereedmeldingscontrole naar aanleiding van een verleende bouwvergunning uitvoert kan gekeken worden naar de inrichting.  

In de maanden november en december 2003 heeft een integrale branchegerichte controle van de horeca-inrichtingen plaatsgevonden. Deze controles waren niet alleen gericht op de Drank- en Horecawet, maar ook de Wet Milieubeheer en de bouwverordening (gebruiksvergunning) zijn meegenomen. Aan deze controles namen de volgende partners deel:

- sectie Milieu;

- brandweer;

- Keuringsdienst van Waren.

De controles zijn zowel per brief als door middel van een publicatie in ’t Bokkeblad aangekondigd. De Keuringsdienst van Waren heeft onlangs aangegeven het systeem van aangekondigde bezoeken in de toekomst vaker te gebruiken.

Ook door de gemeente is erg veel geleerd van deze wijze van controleren. Niet alleen op het gebied van de wetgeving, maar ook met betrekking tot de voorbereiding is het project leerzaam gebleken.

7.3 Nieuwe Horecaondernemingen

Een groot deel van de werkvoorraad op het gebied van de Drank- en Horecawet bestaat uit het verlenen van vergunningen voor horecaondernemingen die reeds open zijn. Het beleid van de gemeente Slochteren is erop gericht om deze ondernemers zo snel mogelijk te voorzien van een vergunning. Voor deze groep horeca-inrichtingen zal in beginsel niet worden verwacht dat ze hangende de vergunningprocedure de deuren moeten sluiten. Indien er echter sprake is van hinder, gevaar of andere excessen zal het doel zijn om de inrichting hangende de aanvraag te sluiten.

Dit is wel het geval voor de nieuwe horeca-inrichtingen. Het starten met een horeca-onderneming voordat de vergunning is ontvangen dient te worden tegengegaan.

7.4 Hardheidsclausule

Van hetgeen in deze nota is gesteld kan, indien bijzondere omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen, worden afgeweken.  

Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 juni 2004      

De raad voornoemd,                                                  

, voorzitter.                                                  

, griffier.