Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Nota Drank- en Horecaverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingNota Drank- en Horecaverordening
CiteertitelNota Drank- en Horecaverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Drank- en Horecaverordening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-07-200426-09-2013Nieuwe regeling

28-06-2004

't Bokkeblad, 30 juni 2004

2004/484

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota Drank- en Horecaverordening

Inhoudsopgave

De raad van de gemeente Slochteren;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 mei 2004;

b e s l u i t :

vast te stellen;

De Nota Drank- en Horecaverordening

1. Inleiding

2. Oude verordening

3. Artikel 23 Verordening vs de APV

4. De voorwaarden op grond van de artikel 23 verordening

5. De nieuwe verordening

6. Verpachting

7. Ontheffing

1. Inleiding

Op grond van artikel 23 van de huidige wet kunnen aan vergunningen voor horeca-inrichtingen voorschriften worden verbonden. Dit artikel maakt geen onderscheid tussen reguliere en paracommerciële inrichtingen. Het geeft derhalve de mogelijkheid om zowel aan vergunningen voor paracommerciële als aan reguliere horeca-inrichtingen beperkingen en voorschriften te verbinden. Voorwaarde is echter dat er een verordening moet worden vastgesteld en dat de voorschriften slechts mogen worden aangewend voor sociaal hygiënische doeleinden. Een kwantitatief verbod kan niet uit de verordening voortvloeien.

2. Oude verordening

De verordening op het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken die in 1998 is vastgesteld verbiedt het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken in een aantal inrichtingen. Van dit verbod kan ontheffing worden aangevraagd.

Dit systeem brengt met zich mee dat ook indien een ondernemer, van een inrichting genoemd in de verordening, een drank- en horecavergunning heeft hij nog geen alcoholhoudende dranken mag schenken. Er moet eerst een ontheffing worden aangevraagd. Deze situatie is met het oog op de rechtszekerheid van de betrokkenen en de doelmatigheid van de gemeente onwenselijk.

De nieuwe Drank- en Horecawet geeft in artikel 23 de mogelijkheid om gemeentelijk beleid te integreren in de drank- en horecavergunning. Dit kan door middel van voorwaarden en voorschriften. Expliciet wordt de mogelijkheid genoemd om de drank- en horecavergunning te beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholische dranken.

3. Artikel 23 Verordening vs de APV

De artikel 23 verordening vertoont overeenkomsten met de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij beide verordeningen wordt gekeken naar het woon- en leefklimaat. De artikel 23 verordening geeft de mogelijkheid om een drank- en horecavergunning te weigeren indien het vestigen van de horeca-inrichting een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat met zich meebrengt. In het huidige exploitatievergunningenstelsel kan een exploitatievergunning worden geweigerd in het belang van de openbare orde.

Beide verordeningen geven de vergunningverlener de mogelijkheid om voorwaarden aan de vergunning te verbinden. In beide gevallen is de burgemeester het bevoegde orgaan.

Er is ook een verschil. De APV gaat uit van een veel ruimere invulling aan het begrip horeca-inrichting dan de Drank- en Horecawet. In de APV vallen bijvoorbeeld ook cafetaria’s onder het begrip horeca, evenals coffeeshops.

4. De voorwaarden op grond van de artikel 23 verordening

Een voorbeeld van een voorwaarde die de gemeente op basis van een artikel 23 verordening aan een drank- en horecavergunning zou kunnen verbinden is dat de vergunning slechts strekt tot het schenken van zwak-alcoholische dranken. Voorkeur gaat echter uit naar de bepaling dat een drank- en horecavergunning voor bepaalde inrichtingen slechts dient voor het verstrekken van zwak-alcoholische dranken. Op deze wijze geldt in beginsel dezelfde beperking voor alle genoemde inrichtingen.

5. De nieuwe verordening

Van de mogelijkheid om gemeentelijk beleid te integreren in de drank- en horecavergunning wil de gemeente gebruik maken. Hoewel de Drank- en Horecawet meerdere mogelijkheden biedt zal vooralsnog alleen gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de drank- en horecavergunning te beperken tot zwak-alcoholische dranken.

De verordening legt deze beperking op aan inrichtingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Argumenten voor het opleggen van deze beperking zijn:

- in de genoemde inrichtingen komen relatief veel jongeren;

- hoofddoel van de instellingen is niet gelegen in het verstrekken van drank; - tegengaan ongewenste spreiding van horecagelegenheden;

- leefbaarheid van de omgeving;

- alcoholmatiging.

6. Verpachting

In sommige gevallen wordt het horecadeel van bijvoorbeeld een sportvereniging of een dorpshuis verpacht. Dit houdt in dat een ondernemer de kantine of bar uitbaat voor eigen rekening en risico. De betreffende inrichting is dan geen paracommerciële inrichting en er is dan ook geen sprake van oneerlijke mededinging. Er hoeven/mogen dan geen beperkende voorwaarden als bedoeld in artikel 4 van de Drank en Horecawet worden gesteld.

De beperking van de artikel 23 verordening geldt echter wel voor deze ondernemers. De doelgroep die deze horeca-inrichtingen trekken verandert namelijk niet.

7. Ontheffing

Hierboven is reeds aangegeven dat en waarom er een beperking wordt opgelegd met betrekking  tot het verkopen van sterke drank. Van de beperking kan in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend. Aangenomen moet worden dat er niet snel sprake zal zijn van een dergelijke bijzondere omstandigheid. Het gegeven dat bijvoorbeeld in een jeugdsoos veel personen van boven de achttien komen is niet een bijzondere omstandigheid die leidt tot de conclusie dat een ontheffing wordt verleend.

Een ontheffing kan ook voor een beperkte periode worden verleend. Bij een dergelijke tijdelijke ontheffing moet ook sprake zijn van een bijzondere omstandigheid.

Van een bijzondere omstandigheid is in ieder geval sprake bij de dorpshuizen binnen de gemeente. De vijf dorpshuizen zijn allen gevestigd in een dorp waar verder geen sprake is van reguliere horeca. Deze dorpshuizen zullen een kroegfunctie vervullen. Met het oog op de leefbaarheid van het dorp vindt de gemeente het wenselijk om de dorpshuizen enigszins de ruimte te geven om, indien zij dit willen, deze functie te vervullen. Met het oog op de oneerlijke concurrentie kunnen wel beperkingen worden opgelegd. Deze beperkingen zijn gebaseerd op artikel 4 DHW.

Een bijzondere omstandigheid zal zich verder voor kunnen doen als de argumenten die pleiten voor de beperking zich in een individueel geval niet voordoen. Gedacht kan worden aan de situatie waarin zich in een dorp geen andere horecagelegenheid bevindt. De betreffende inrichting zal dan haast automatisch een kroegfunctie vervullen. De leefbaarheid van de betreffende omgeving zal dan leiden tot de conclusie dat een ontheffing kan worden verleend. Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 juni 2004                        

Ondertekening

De raad voornoemd,                                                  

, voorzitter.                                                  

, griffier.