Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT van de 20ste december 1968, no. 1, houdende regeling van de organisatie, de taken en de bevoegdheden van de Belastingdienst in de Nederlandse Antillen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT van de 20ste december 1968, no. 1, houdende regeling van de organisatie, de taken en de bevoegdheden van de Belastingdienst in de Nederlandse Antillen
CiteertitelOrganisatiebesluit Belastingdienst
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-06-1992art. 3

08-04-1992

P.B. 1992, no. 62

n.v.t.
09-11-199101-09-1991art. 3, 6, 7, 9

11-10-1991

P.B. 1991, no. 112

n.v.t.
01-09-198701-01-1986art. 3, 6, 7, 9

01-09-1987

P.B. 1987, no. 115

n.v.t.
31-10-197501-08-1975art. 7, 8, 9

07-10-1975

P.B. 1975, no. 193

n.v.t.
01-01-1969Nieuwe regeling

20-12-1968

P.B. 1968, no. 201

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT van de 20ste december 1968, no. 1, houdende regeling van de organisatie, de taken en de bevoegdheden van de Belastingdienst in de Nederlandse Antillen

Artikel 1

Er is een landsdienst der belastingen, genaamd „Belastingdienst", ressorterende onder de Minister van Financiën.

Artikel 2

Aan het hoofd van de Belastingdienst staat de Directeur der Belastingen, verder te noemen de Directeur, met als standplaats Curaçao.

Artikel 3

  • 1.

    Er zijn drie Inspecteurs der Belastingen met als standplaats respectievelijk Bonaire, Curaçao en Sint Maarten.

Hun ambtsgebied omvat:

de eilandgebieden Bonaire onderscheidenlijk Curaçao voor zoveel betreft de Inspecteur der Belastingen op respectievelijk Bonaire en Curaçao; de eilandgebieden Saba , Sint Eustatius en Sint Maarten voor zoveel betreft de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten.

  • 2.

    Ten aanzien van met name genoemde belastingplichtigen kan door de Minister van Financiën worden bepaald dat zij zullen behoren tot een ander ambtsgebied dan waartoe zij ingevolge het eerste lid dienen te behoren.

  • 3.

    De Inspecteurs der Belastingen staan onder het gezag van de Directeur.

  • 4.

    Bij afwezigheid, belet of ontstentenis van de Inspecteurs der Belastingen voorziet de Directeur der Belastingen in hun waarneming.

Artikel 4

  • 1. Er is een Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen met als standplaats Curaçao. Zijn ambtsgebied omvat de Nederlandse Antillen.

  • 2. Hij staat onder het gezag van de Directeur.

Artikel 5

  • 1. De Belastingdienst draagt zorg voor de uitvoering van de wettelijke regelingen terzake van de belastingen.

  • 2. Bij de Belastingdienst berust de voorbereiding van wettelijke regelingen terzake van belastingen en andere heffingen, alsmede de uitvoering van andere werkzaamheden, welke haar bij wettelijke regelingen of door de Minister van Financiën worden opgedragen.

Artikel 6

  • 1.

    De Directeur is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën belast met de leiding van de Belastingdienst.

  • 2.

    Tevens is hij belast met de voorbereiding van de wettelijke regelingen op het gebied van landsbelastingen en belastingen waarvan de wetgeving en heffing bij het land berusten, alsmede met werkzaamheden verband houdende met internationale fiscale verdragen.

  • 3.

    De Directeur heeft de bevoegdheid beleidsregels vast te stellen ten behoeve van een uniforme toepassing van de belastingwetgeving van de Nederlandse Antillen.

  • 4.

    De Directeur is tevens bevoegd tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot internationale fiscale zaken en met betrekking tot “off-shore” activiteiten.

Door de Inspecteur der Belastingen op Bonaire, Curaçao en Sint Maarten met belastingplichtigen gemaakte afspraken, dienen op zijn last aan zijn goedkeuring te worden onderworpen.

  • 5.

    Met betrekking tot de verschuldigde bedragen, welke voortvloeien uit de toepassing van de in de artikelen 7 en 8 genoemde belastingen en heffingen en waarvan de invordering en/of de dwanginvordering is opgedragen aan de onder de Directeur van het Departement van Financiën ressorterende Landsontvangers, is uitsluitend de Directeur bevoegd tot:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk oninbaarlijden van die verschuldigde bedragen;

    • b.

      het verlenen van afschrijvingen wegens onvermogen;

    • c.

      het geven van opdrachten tot het verlenen van uitstel, indien en voor zolang de verschuldigheid van de belastingen en heffingen nog niet vaststaat, alsmede het geven van opdrachten tot het intrekken van de hiervoor bedoelde uitstellen.

  • 6.

    Indien de Directeur van het Departement van Financiën verzoekt ten aanzien van bepaalde belastingplichtigen het invorderingsbeleid van de Landsontvangers te beoordelen, draagt de Directeur er zorg voor dat vanwege zijn directie hieraan gevolg wordt gegeven. Van de bevindingen en conclusies terzake doet de Directeur mededeling aan de Directeur van het Departement van Financiën.

Artikel 7

  • 1.

    De Inspecteurs der Belastingen op Bonaire, Curaçao en Sint Maarten zijn belast met de uitvoering van:

de internationale fiscale verdragen;

de Rijkswet houdende Belastingregeling voor het Koninkrijk (P.B. 1964, no. 178);

de Grondbelastingverordening 1908 (P.B. 1908, no, 27);

de Gebruiksbelastingverordening 1908 (P.B. 1908, no. 45);

de Registratiebelastingverordening 1908 (P.B. 1908, no. 47);

de Successiebelastingverordening 1908 (P.B. 1908, no. 48);

de Overdrachtsbelastingverordening 1908 (P.B. 1908, no. 49);

de Verkoopingverordening 1908 (P.B. 1908, no. 51).

de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9);

de Zegelverordening 1908 (P.B. 1956, no. 108);

de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83);

de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58);

de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194);

de Landsverordening uitvoerrecht van delfstoffen (P.B. 1970, no. 55);

de Landsverordening op de Scheepsregistratiebelasting 1987 (P.B. 1987, no. 112).

Artikel 8

De Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen is belast met de uitvoering van:

de internationale fiscale verdragen;

de Algemene verordening LU. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62);

de Gedistilleerdverordening 1908 (P.B. 1908, no. 34);

de Landsverordening op bier 1970 (P.B. 1971, no. 36);

de Landsverordening accijns op sigaretten 1970 (P.B. 1970, no. 96);

de Verordening van de 1ste november 1932, tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine (P.B. 1932, no. 107);

de Opiumlandsverordening 1960 (P.B. 1960, no. 65);

de Landsverordening op Distilleerderijen (P.B. 1948, no. 119).

Artikel 9

  • 1.

    Onder de Belastingdienst ressorteert het Belastingaccountantsbureau.

Het Hoofd van dit bureau heeft als standplaats Curaçao.

  • 2.

    Het Belastingaccountantsbureau is belast met:

    • a.

      het instellen van onderzoeken op het gebied der belastingen in opdracht van de Directeur, op verzoek van de Inspecteurs der Belastingen op Bonaire, Curaçao en Sint Maarten of op verzoek van de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen;

    • b.

      het instellen, in opdracht van de Directeur, van onderzoeken op financieel gebied ten behoeve van de Justitie.

  • 3.

    De rapporten betreffende onderzoeken als bedoeld in het vorige lid worden uitgebracht aan de Directeur en de verzoeker.

  • 4.

    Het Hoofd van het Belastingaccountantsbureau staat onder het gezag van de Directeur.

Artikel 10

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als „Organisatiebesluit Belastingdienst".

Artikel 11

Te bepalen dat dit landsbesluit, hetwelk in het Publicatieblad zal worden opgenomen, in werking zal treden met ingang van 1 januari 1969.