Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 10de juni 1963 ter uitvoering van de Dienstplichtverordening 1961 (P.B. 1961, no. 223)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 10de juni 1963 ter uitvoering van de Dienstplichtverordening 1961 (P.B. 1961, no. 223)
CiteertitelDienstplichtbesluit I
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Dienstplichtverordening 1961 (P.B. 1961, no. 223), artikel 7

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-06-196310-06-1963Nieuwe regeling

10-06-1963

P.B. 1963, no 86

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 10de juni 1963 ter uitvoering van de Dienstplichtverordening 1961 (P.B. 1961, no. 223)

Artikel 1

  • 1.

    Voor de toepassing van dit landsbesluit wordt verstaan onder:

Verordening: Dienstplichtverordening 1961 (P.B. 1961,no. 223);

minister : Minister van Algemene Zaken.

  • 2.

    Daar waar in dit landsbesluit de medewerking gevorderd wordt van de gezaghebber, geschiedt deze voor zover het tegendeel niet blijkt, op de eilanden Saba en St. Eustatius door de administrateur.

Artikel 2

  • 1. De inschrijving ten behoeve van de dienstplicht heeft plaats voor de jaarklasse van het jaar van geboorte.

  • 2. Voor elke jaarklasse wordt voor elk eiland een afzonderlijk register gehouden.

Artikel 3

  • 1. De gezaghebber is gehouden zodra de inschrijving als bedoeld in artikel 8 van de verordening heeft plaats gevonden zo spoedig mogelijk hiervan mededeling te doen aan de ingeschrevene.

  • 2. Aan de verplichting als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de verordening wordt geacht te zijn voldaan, zodra de in het vorige lid bedoelde mededeling is verzonden.

Artikel 4

  • 1. De in artikel 9 lid 3 van de verordening bedoelde opgave dient doorlopend genummerd te zijn, beginnend bij 1.

  • 2. Van de in het vorige lid bedoelde opgave en nummering wordt door of vanwege de gezaghebbers procesverbaal opgemaakt, hetwelk aan de minister tegelijk met de opgave wordt toegezonden.

Artikel 5

Voor elke jaarklasse bepaalt de Gouverneur hoeveel dienstplichtigen van elk eilandgebied of eiland voor eerste oefening in werkelijke dienst worden opgeroepen.

Artikel 6

  • 1. De oproeping in werkelijke dienst van de ingeschrevenen in een jaarklasse geschiedt volgens een rangorde.

  • 2. Deze rangorde wordt voor elk dienstplichtregister door middel van een loting vastgesteld.

  • 3. De minister kan bepalen of en op welke wijze met een jaar klasse medeloten degenen, die na het tijdstip van de loting van hun eigen jaarklasse zijn ingeschreven ingevolge artikel 8 lid 1, onder b en c van de verordening.

Artikel 7

De in lid 2 van het vorige artikel bedoelde lotingen vinden telkenjare in de maand februari in het openbaar plaats door een commissie van drie personen gekozen uit en door de Dienstplichtraad als bedoeld in artikel 6 van de verordening.

Artikel 8

De minister stelt nadere regelen vast met betrekking tot de loting, en al hetgeen hiermede in verband staat.

Artikel 9

De minister deelt de gezaghebber de door de loting verkregen rangnummers mede, welke nummers door de zorg van de gezaghebber in het dienstplichtregister worden aangetekend.

Artikel 10

  • 1. De minister deelt de gezaghebber mede, het aantal ingeschrevenen dat naar zijn oordeel voor een keuring in aanmerking komt.

  • 2. De gezaghebber stelt de ingeschrevenen onverwijld na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde mededeling er van in kennis dat zij voor keuring in aanmerking komen. Deze kennisgeving geschiedt overeenkomstig een door de minister vast te stellen model.

  • 3. De ingeschrevene voor de dienstplicht is verplicht de kennisgeving, bedoeld in het vorige lid zo spoedig mogelijk te tonen aan zijn werkgever.

Artikel 11

  • 1. Mochten ten tijde van ontvangst van de in lid 2 van het vorige artikel bedoelde kennisgeving omstandigheden aanwezig zijn die grond opleveren tot het verlenen van vrijstelling van militaire dienst dan wel uitstel van eerste oefening, dan kunnen belanghebbenden daartoe een verzoek richten tot de minister.

  • 2. Het verzoek wordt binnen drie weken na ontvangst van de in lid 2 van het vorige artikel bedoelde kennisgeving gedaan.

  • 3. Mochten de in lid 1 van dit artikel bedoelde omstandigheden zich later voordoen, dan wordt het verzoek gedaan binnen twee weken nadat deze omstandigheden zijn ontstaan.

  • 4. De minister kan met afwijking van de termijnen bedoeld in de leden 2 en 3 van dit artikel genoegen nemen indien blijkt, dat daarvoor een aannemelijke reden bestaat.

Artikel 12

  • 1. Het in lid 1 van artikel 11 bedoelde verzoek wordt ingediend door tussenkomst van de gezaghebber.

  • 2. De gezaghebber adviseert de minister bij een staat van inlichtingen, overeenkomstig een door de minister vast te stellen model.

Artikel 13

  • 1. De minister kan uitstel van eerste oefening verlenen:

    • a.

      ten behoeve van studie;

    • b.

      wegens bijzondere sociale- of economische omstandigheden;

    • c.

      indien het maatschappelijk belang daarmede in belangrijke mate is gediend;

    • d.

      in bijzondere gevallen niet vallende onder a, b en c.

  • 2. In de gevallen genoemd in lid 1 zal uitstel van eerste oefening slechts kunnen worden verleend, indien voorzien kan worden dat de gevallen een tijdelijk karakter dragen.

  • 3. De minister deelt zijn beslissing mede aan de verzoeker en aan de gezaghebber.

Artikel 14

  • 1. Het uitstel vervalt zodra de reden die tot het verlenen van het uitstel geleid heeft, niet langer bestaat.

  • 2. De dienstplichtige aan wie het uitstel is verleend is verplicht de minister onverwijld in kennis te stellen van het niet langer bestaan van de reden die tot het verlenen van het uitstel geleid heeft.

Artikel 15

  • 1. Indien uitstel van eerste oefening eindigt bepaalt de minister of en wanneer de dienstplichtige in werkelijke dienst zal worden opgeroepen.

  • 2. Ingeval de minister tot oproeping in werkelijke dienst overgaat, behoudt de dienstplichtige hetzelfde lotingsnummer als dat van zijn oorspronkelijke jaarklasse.

  • 3. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op vrijstelling van militaire dienst als bedoeld in hoofdstuk IV van de verordening.

Artikel 16

  • 1. Onverwijld na ontvangst van een landsbesluit tot oproeping voor eerste oefening als bedoeld in artikel 25 lid 1 van de verordening, roept de gezaghebber de ingeschrevene op in werkelijke dienst met inachtneming van de in artikel 6 lid 2 bedoelde rangorde. Bij het volgen van deze rangorde worden de namen van hen, aan wie uitstel van eerste oefening en vrijstelling van militaire dienst is verleend en degenen die ongeschikt voor de dienstplicht zijn verklaard, overgeslagen en niet meegeteld.

  • 2. De gezaghebber is gehouden er voor zorg te dragen dat de opgeroepenen zich melden ter plaatse en ten tijde als bepaald bij het in het vorige lid bedoelde landsbesluit. De betreffende reis- en eventuele verblijfkosten komen ten laste van de begroting van de Nederlandse Antillen.

Artikel 17

De interne dienstplichtige wordt geacht bij de landmacht te zijn ingelijfd op het tijdstip waarop hij zich voor de eerste keer meldt ter plaatse als bedoeld in lid 2 van het vorige artikel.

Artikel 18

  • 1. De duur van de eerste oefening wordt bepaald op twaalf maanden.

  • 2. De minister kan in bijzondere gevallen na overleg met de Commandant Zeemacht Nederlandse Antillen de duur van de eerste oefening verkorten, dan wel vergunnen dat deze bij gedeelten in niet aansluitende tijdvakken wordt vervuld.

Artikel 19

Indien daartoe aanleiding bestaat, bepaalt de Gouverneur welke dienstplichtigen voor herhalingsoefeningen in werkelijke dienst moeten komen. Hij bepaalt dan tevens de duur daarvan.

Artikel 20

De minister kan gehele of gedeeltelijke vrijstelling dan wel uitstel van herhalingsoefeningen verlenen:

  • a.

    aan degene die zich gedurende het tijdvak, waarvoor hij is opgeroepen of gedurende een gedeelte daarvan buiten de Nederlandse Antillen bevindt;

  • b.

    als bij het verkrijgen van de vrijstelling naar het oordeel van de minister een aanmerkelijk belang gediend wordt.

Artikel 21

De in artikel 7 bedoelde loting zal voor de eerste plaats vinden voor de jaarklasse 1944 vóór 15 juli 1963.

Artikel 22

Met de inschrijving als bedoeld in artikel 8 van de verordening wordt geacht het eerst te zijn aangevangen met de jaarklasse 1944.

Artikel 23

De opgave als bedoeld in artikel 9 lid 3 van de verordening wordt voor de eerste keer ingediend naar de toestand op 1 april 1963.

Artikel 23

Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als „Dienstplichtbesluit I" treedt in werking met ingang van de dag na die zijner afkondiging en werkt terug tot en met 1 april 1963.