Overheidsorganisatie | Gemeente Boarnsterhim |
---|---|
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 1997 |
Citeertitel | Monumentenverordening Boarnsterhim 1997 |
Vastgesteld door | |
Onderwerp | |
Eigen onderwerp |
Datum inwerkingtreding is bij benadering ingevuld
Monumentenwet 1988, art 15, tweede lid
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-06-1997 | 22-06-2011 | nieuwe regeling | 27-05-1997 Mid Frylander | nr. 14 |
De raad van de gemeente Boarnsterhim;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 1997;
B E S L U I T :
vast te stellen:
"Monumentenverordening 1997".
Deze verordening verstaat onder:
a. monument:
1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;
b. beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;
c. gemeentelijke monumenten lijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken;
d. beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
e. kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instellingen dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
f. monumentencommissie: de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie met als taak burgemeester en wethouders op verzoek uit eigenbeweging te adviseren over de toepassing van de monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid, zoals nader uitgewerkt in de gemeenschappelijke regeling ''Welstandszorg Hûs en Hiem'';
g. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijk rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteiten van een monument.
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.
2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie en horen zij de eigenaar. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.
3. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
4. Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.
5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de monumentenwet 1988.
1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.
2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de aanvrager.
1. Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.
1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
2. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.
3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.
4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.
2. Artikel 3, tweede lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.
3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de monumentenwet 1988
4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of vernielen.
2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouder.
1. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag.
2. Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan de burgemeester en wethouders.
3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag op de aanvraag van de vergunning.
4. Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste 10 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken.
5. Indien de burgemeester en wethouders niet voldoen aan het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
6. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat het bezwaar is beslist.
Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:
a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend
b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;
c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
d. niet binnen 1 jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.
2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.
1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de monumentenwet 1988.
2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht positief geadviseerd te hebben.
1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
a. de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;
b. Voorschriften van burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordeningen ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de wet op de ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.
Hij, die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
De opsporing van de in artikel 16 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door de burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegde gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.
1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op de beschermde gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op 28 mei 1997.
2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de monumentenwet 1988.
Deze verordening kan worden aangehaald als monumentenverordening Boarnsterhim 1997.
Grou, 27 mei 1997.
De raad voornoemd,
de secretaris, mevrouw A.M.E. van der Sluijs
de voorzitter, Y. Dijkstra