Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIELE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 12de oktober 2007 ter uitvoering van artikel 112, eerste lid, van het Landsbesluit luchtverkeer 2005 (Beschikking luchtvaarttelecommunicatie)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIELE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 12de oktober 2007 ter uitvoering van artikel 112, eerste lid, van het Landsbesluit luchtverkeer 2005 (Beschikking luchtvaarttelecommunicatie)
CiteertitelBeschikking luchtvaarttelecommunicatie
Vastgesteld doorMinister van Verkeer en Vervoer
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De bijlage is niet gepubliceerd in het Publicatieblad en derhalve niet opgenomen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsbesluit luchtverkeer, art. 112, eerste lid

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-2008Art. 12a

11-03-2008

P.B. 2008, no. 12

n.v.t.
03-11-2007Nieuwe regeling

12-10-2007

P.B. 2007, no. 88

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIELE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 12de oktober 2007 ter uitvoering van artikel 112, eerste lid, van het Landsbesluit luchtverkeer 2005 (Beschikking luchtvaarttelecommunicatie)

Artikel 1

  • 1. van de bij deze beschikking behorende bijlage A bevat de begripsbepalingen, overeenkomstig Bijlage 10 volume II hoofdstuk 1 van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendement no. 82), die in deze beschikking gebruikt worden.

  • 2. Het gebruik van termen in de luchtvaarttelecommunicatie dient gebonden te zijn aan de begripsbepalingen zoals omschreven in hoofdstuk 1 van de bij deze beschikking behorende bijlage A.

Artikel 2

  • 1. De Directeur Luchtvaart ziet erop toe dat de luchtvaarttelecommunicatiediensten uitgeoefend worden conform de procedures van Bijlage 10 volume II hoofdstuk 1 van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82).

  • 2. Wanneer ernstige dan wel herhaaldelijke inbreuken gedaan worden op de normen, aanbevelingen en procedures neergelegd in Bijlage 10 volume II van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82) dient de entiteit dan wel de persoon die dit ontdekt, onverwijld een klacht in bij de Directie Luchtvaart.

Artikel 3

Alle luchtvaarttelecommunicatie-systemen moeten op een adequate wijze beschermd worden tegen ongeautoriseerde toegang.

Artikel 4

In hoofdstuk 3 van de bij deze beschikking behorende bijlage A zijn de algemene procedures, overeenkomstig Bijlage 10 volume II van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82) opgenomen, waaraan de luchtvaarttelecommunicatie-grondstations zich moeten houden.

Artikel 5

  • 1. Bij het vermelden van tijdstippen met betrekking tot vluchten wordt “Universal Coordinated Time” ( UTC), welke gelijk is aan de lokale tijd ( LT) plus 4 uur gebruikt.De UTC wordt uitgedrukt in uren en minuten van het etmaal, beginnend te middernacht. Aanvullende procedures voor het tijd-systeem worden in paragraaf 3.4 van hoofdstuk 3 van de bij deze beschikking behorende bijlage A vermeld.

  • 2. De activiteiten van de luchtvaarttelecommunicatie-grondstations worden beschreven aan de hand van het gestelde onder paragraaf 3.5 van hoofdstuk 3 van de bij deze beschikking behorende bijlage A. Deze gegevens worden gedurende een periode van tenminste 90 dagen op een beveiligde plaats bewaard.

  • 3. Wanneer het luchtvaarttelecommunicatie-grondstation niet beschikt over, dan wel niet in het bezit is van een "automatic telecommunication log" komt de geregistreerde informatie tenminste overeen met de specificaties van paragraaf 3.5.1.6 van hoofdstuk 3 van de bij deze beschikking behorende bijlage A.

  • 4. De exploitant van het luchtvaarttelecommunicatie-station draagt er zorg voor dat het station op geschikte wijze reageert op oproepen van andere stations en op verzoek overgaat tot een berichtenwisseling. De bepaling van paragraaf 3.6.1. van hoofdstuk 3 van de bij deze beschikking behorende bijlage A wordt hierbij in acht genomen.

  • 5. Bij het gebruiken van afkortingen en codes neemt het luchtvaarttelecommunicatie-grondstation de afkortingen neergelegd in het document PANS ABC DOC 8400 van de ICAO in acht.

  • 6. Berichten worden door een grondstation slechts teniet gedaan wanneer dit door de initiatiefnemer wordt geautoriseeerd.

Artikel 6

Hoofdstuk 4 van de bij deze beschikking behorende bijlage A bevat gedetailleerde procedures voor functie uitvoeringen van de "aeronautical fixed service" overeenkomstig Bijlage 10 volume II hoofdstuk 4 van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82).

Artikel 7

  • 1. De exploitant van een luchtvaarttelecommunicatie-station is ervoor verantwoordelijk dat tijdens communicatie van het station met andere stations steeds de hoogste graad van discipline in acht wordt genomen.

  • 2. Administratieve regelingen m.b.t. luchtvaarttelecommunicatiediensten, overeenkomstig Bijlage 10 volume II hoofdstuk 2 van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82) zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze beschikking behorende bijlage A, worden door luchtvaarttelecommunicatie-exploitanten in acht genomen.

Artikel 8

  • 1.

    De berichtenwisseling door luchtvaarttelecommunicatie-stations die deelnemen aan "aeronautical mobile service" wordt verwerkt volgens de hieronder aangegeven prioriteit en heeft betrekking op:

    Categorie bericht en orde van prioriteit Radiotelefonie signaal.

    • a.

      Noodsein, noodbericht en noodverkeer MAYDAY

    • b.

      Spoedberichten (inclusief berichten PAN PAN, PAN PAN MEDICAL

      voorafgegaan door het medisch

      luchtvervoer-signaal)

    • c.

      Communicatie i.v.m richtingbepaling __

    • d.

      Vluchtveiligheidsberichten __

    • e.

      Meteorologische berichten __

    • f.

      Vluchtregelmatigheidsberichten __

  • 2.

    Met betrekking tot het eerste lid onderdeel "a" (noodsein, noodbericht en noodverkeer) gelden de normen, aanbevelingen en procedures conform Bijlage 10 volume II hoofdstuk 5 van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82) neergelegd in paragraaf 5.3.1 en 5.3.2 van hoofdstuk 5 de bij deze beschikking behorende bijlage A.

  • 3.

    Met betrekking tot het eerste lid onderdeel "b" gelden de normen, aanbevelingen en procedures neergelegd in paragraaf 5.3.3. van hoofdstuk 5 van de bij deze beschikking behorende bijlage A.

  • 4.

    Vluchtveiligheidsberichten zijn de berichten waarnaar in paragraaf 5.1.8.4 van hoofdstuk 5 van de bij deze beschikking behorende bijlage A wordt verwezen.

  • 5.

    Meteorologische berichten bevatten meteorologische informatie die niet valt onder de vluchtveiligheidsberichten, zoals aangegeven in paragraaf 5.1.8.4 onder punt 3 van hoofdstuk 5 van de bij deze beschikking behorende bijlage A.

  • 6.

    Vluchtregelmatigheidsberichten zijn de berichten waarnaar in paragraaf 5.1.8.6 van hoofdstuk 5 van de bij deze beschikking behorende bijlage A wordt verwezen.

Artikel 9

Communicatie tussen luchtvaartuigen heeft betrekking op berichten inzake onderwerpen die de veiligheid en regelmaat van de vluchtuitvoering beïnvloeden. Om de categorie en prioriteit van deze berichten te bepalen wordt hun inhoud vergeleken met de inhoud van berichten vermeld in artikel 8.

Artikel 10

Met betrekking tot de berichtenwisseling genoemd in artikel 8 en artikel 9 zijn bovendien van toepassing:

  • a.

    de normen, aanbevelingen en procedures van Bijlage 10 bij het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82);

  • b.

    de standaard-radiotelefonie fraseologie vermeld in hoofdstuk 12 van ICAO-Document 4444 ATM/501(Procedures for Air Navigation Services-Rules of the Air, Air Traffic Management).

Artikel 11

Wanneer andere kanalen niet ter beschikking zijn voor het afhandelen van vluchtregelmatigheidsberichten kan van luchtverkeersdienst-eenheden, die directe radioverbinding hebben met luchtvaartuigen, slechts vereist worden dat deze berichten afgehandeld worden wanneer dit geen negatieve invloed heeft op de luchtverkeersleiding.

Artikel 12

  • 1. De radiotelefonische berichtenwisseling tussen luchtverkeersdiensten en luchtvaartuigen wordt gevoerd in de Engelse taal.

  • 2. In uitzonderlijke gevallen kunnen luchtverkeersdiensten ter vergemakkelijking van de communicatie met luchtvaartuigen en ter voorkoming van verwarring de communicatie in de Spaanse taal voeren.

  • 3. De taal die de luchtverkeersdienst hanteert voor radiotelefonische berichtenwisseling met luchtvaartuigen wordt gepubliceerd in de AIP van de Nederlandse Antillen en andere luchtvaartpublicaties die betrekking hebben op faciliteiten van luchtverkeersdiensten.

Artikel 12

  • 1.

    Indien de radioverbinding van een luchtvaartuig met de betrokken luchtverkeersdienst uitvalt worden de voorschriften in het derde, vierde en vijfde lid, in acht genomen.

  • 2.

    Het luchtvaartuig dat in geval van radiostoornis deel uitmaakt van het luchtvaart-terreinverkeer kijkt bovendien uit naar eventuele opdrachten in de vorm van visuele seinen.

  • 3.

    Indien het luchtvaartuig niet in staat is om de ontvangst van uitzendingen te bevestigen dragen luchtverkeersleidingdiensten ervoor zorg om separatie te behouden tussen het betrokken luchtvaartuig en andere luchtvaartuigen op basis van de aanname dat:

    • a.

      wanneer het luchtvaartuig zich in zichtweersomstandigheden bevindt de voorschriften zoals vervat in paragraaf 15.3.3.,onderdeel a, van ATM/501 DOC 4444-Procedures For Air Navigation Services Air Traffic Management zoals gewijzigd t/m amendment no. 5, door de gezagvoerder worden opgevolgd.

    • b.

      wanneer het luchtvaartuig zich in instrument meteorologische condities bevindt of deze condities zodanig zijn dat het niet waarschijnlijk zal zijn dat de vlucht voltooid kan worden in overeenstemming met het gestelde onder “a”, de voorschriften zoals vervat in paragraaf 15.3.3., onderdeel b, van ATM/501 DOC 501 DOC 4444-Procedures For Air Navigation Services Air Traffic Management zoals gewijzigd t/m amendment no. 5, door de gezagvoerder worden opgevolgd.

  • 4.

    Het derde lid blijft buiten toepassing wanneer door de betrokken luchtverkeersdienst is vastgesteld dat:

    • a.

      het vliegtuig een procedure opvolgt dat verschillend is met het gestelde in het derde lid; of

    • b.

      door gebruik van elektronische of andere middelen afwijkende acties van het gestelde onder het derde lid genomen kunnen worden zonder de veiligheid van luchtvaartuigen negatief te beïnvloeden;

    • c.

      positieve informatie is ingewilligd dat het luchtvaarttuig geland is.

  • 5.

    Bij een storing in de lucht- en of grondverbinding worden de handelingen verricht zoals aangegeven in paragraaf 3.6.5.2. van Bijlage 2 van het Verdrag, paragraaf 5.2.2.7 van hoofdstuk V van de bij deze beschikking behorende bijlage A en de voorschriften neergelegd in paragraaf 8.8.3, paragraaf 8.8.6, paragraaf 15.3 en paragrafen 15.6.1.1, 15.6.1.2, en 15.6.1.3 van DOC 4444 ATM/501-Procedures For Air Navigation Services Air Traffic Management zoals gewijzigd.

Artikel 13

  • 1. Piloten van vliegtuigen en helikopters, werktuigkundigen die de radio aan boord van luchtvaartuigen bedienen, luchtverkeersleiders, AFISO’S en AIS-personeel tonen aan dat zij de kundigheid bezitten om Engels te spreken en verstaan op het niveau zoals gespecificeerd in de ICAO-vereisten voor de kennis en bedrevenheid in de Engelse taal waarnaar hoofdstuk 5 van de bij deze beschikking behorende bijlage A verwijst, welke overeenkomt met de bijvoegsel van Bijlage 1 van het Verdrag.

  • 2. De vereisten voor de kennis en bedrevenheid, bedoeld, in het eerste lid, gelden zowel voor het gebruik van jargon als van gewone taal. Om aan de vereisten te voldoen, moet uit de beoordeling blijken dat de aanvragers of houders van bewijzen van bevoegdheid minstens operationeel niveau 4 van de in de bij deze beschikking behorende bijlage B opgenomen beoordelingsschaal, hebben bereikt.

    • 3.

      De personen, bedoeld in het eerste lid, beschikken over de benodigde taalkennis wanneer zij in staat zijn:

      • a.

        doeltreffend te communiceren in situaties waarbij alleen de stem hoorbaar is (telefoon/radiotelefoon) of in persoonlijke gesprekken;

      • b.

        accuraat en duidelijk te communiceren in situaties over gewone, concrete en werkgerelateerde thema’s;

      • c.

        passende communicatiestrategieën te gebruiken om boodschappen uit te wisselen en om misverstanden te herkennen en op te lossen (bv. informatie controleren, bevestigen of verduidelijken) in een algemene of werkgerelateerde context;

      • d.

        succesvol en relatief gemakkelijk de taalkundige problemen op te lossen die gepaard gaan met complicaties of onverwachte gebeurtenissen die zich voordoen in het kader van een gewone werksituatie of andere taken waarmee zij vertrouwd zijn; en

      • e.

        taalvarianten of accenten te gebruiken die verstaanbaar en begrijpelijk zijn voor de luchtvaartgemeenschap.

    • 4.

      De Directeur Luchtvaart stelt de voorwaarden vast waaronder testen worden afgenomen. Hij houdt hierbij rekening met de richtlijnen vervat in ICAO Document 9835 A4/453 "Manual on the Implementation of the ICAO Languange Proficiency Requirements".

    • 5.

      Ingaande 5 maart 2008 mag luchtvaartradiotelefonie slechts worden uitgeoefend door piloten van vliegtuigen en helikopters, werktuigkundigen die de radio aan boord van luchtvaartuigen bedienen, luchtverkeersleiders, AFISO’S en AIS-personeel die voldoen aan de voorwaarden genoemd in het eerste en tweede lid.

    • 6.

      Gedurende de tijdsperiode tussen 5 maart 2008 en 5 september 2008 kan de Minister in bijzondere gevallen een éénmalige ontheffing van hoogstens 6 maanden verlenen van het bepaalde in het vijfde lid , mits de aanvrager minstens het operationeel niveau 3 van de in de bij deze beschikking behorende bijlage B opgenomen beoordelingsschaal, heeft bereikt

Artikel 14

  • 1. Luchtverkeersdiensten tonen ingaande 5 maart 2008 aan dat de taalkennis van hun luchtverkeersleiders en AFISO’S beantwoordt aan de vereisten neergelegd in artikel 13, tweede lid.

  • 2. Luchtvaartmaatschappijen tonen ingaande 5 maart 2008 aan dat de taalkennis van hun piloten beantwoordt aan de vereisten neergelegd in artikel 13, tweede lid.

  • 3. a. De taalkennis van piloten van vliegtuigen en helikopters, werktuigkundigen die de radio aan boord van luchtvaartuigen bedienen, luchtverkeersleiders, AFISO’S en AIS-personeel wordt na 5 maart 2008 met vaste tussenpozen van drie jaar formeel getoetst;

    • b.

      Indien betrokkenen een taalkennis hebben van niveau 5 wordt de toets om de vijf jaar gehouden;

    • c.

      Indien betrokkenen een taalkennis hebben van niveau 6 wordt de toets na de initiële toets niet herhaald.

  • 4. Het bewijs van taalkennis wordt in het bewijs van bevoegdheid opgenomen in de vorm van een specifieke aantekening inzake taalkennis.

Artikel 15

De normen, aanbevelingen en procedures m.b.t. "aeronautical radio navigation service" overeenkomstig Bijlage 10 volume II hoofdstuk 6 van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82) zoals neergelegd in hoofdstuk 6 van de bij deze beschikking behorende bijlage A, zijn van toepassing op luchtvaarttelecommunicatie- stations.

Artikel 16

De normen, aanbevelingen en procedures m.b.t. "aeronautical broadcasting service", overeenkomstig Bijlage 10 volume II hoofdstuk 7 van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82) zoals vervat in hoofdstuk 7 van de bij deze beschikking behorende bijlage A, zijn van toepassing op luchtvaarttelecommunicatie-stations.

Artikel 17

De normen, aanbevelingen en procedures m.b.t. "aeronautical mobile service data link communication" overeenkomstig Bijlage 10 volume II hoofdstuk 8 van het Verdrag (Aeronautical Telecommunications – Communication Procedures including those with PANS status gewijzigd t/m amendment no. 82) zoals neergelegd in hoofdstuk 8 van de bij deze beschikking behorende bijlage A, zijn van toepassing op luchtvaarttelecommunicatie-stations.

Artikel 18

Deze ministeriële beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage bij de Directie Luchtvaart liggen.

Artikel 19

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 20

Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking luchtvaarttelecommunicatie.

Ondertekening