Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Boarnsterhim

Verordening op de heffing en invordering van een rioolheffing

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Boarnsterhim
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van een rioolheffing
CiteertitelVerordening rioolheffing
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling is vastgesteld bij raadsbesluit van 8 december 2009, nr. 3.01, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 16 november 2010, nr. 4.01

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 228a

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-12-201001-01-2012art. 6 en art. 12 zijn gewijzigd. Datum ingang heffing is 1 januari 2011

16-11-2010

Op 'e hichte d.d. 30 november 2010

4.01

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een rioolheffing

De raad van de gemeente Boarnsterhim;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

Overwegende, dat het gewenst is ter voorziening in de kosten van de riolering gebruik te maken van de daartoe geboden wettelijke mogelijkheden, met name door het heffen van een “rioolheffing";

gelet op artikel 228 a van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van een rioolheffing.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in het aan het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. de heffing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, bedraagt per perceel

    € 142,00

  • 2. de heffing als bedoeld in artikel 5, tweede lid, bedraagt per perceel

    € 111,70

  • 3. de heffing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, bedraagt per bedrijfspand € 142,00

  • 4. de heffing als bedoeld in artikel 5, derde lid,

    bedraagt:

    a. bij een waterverbruik van meer dan 1m3, doch minder dan 500 m3: € 111,70;

    b. bij een waterverbruik van meer dan 500 m3, doch minder dan 1.000 m3: € 253,70;

    c. bij een waterverbruik van meer dan 1.000 m3, doch minder dan 1.500 m3: € 507,40;

    d. bij een waterverbruik van meer dan 1.500 m3, doch minder dan 2.000 m3: € 761,10;

    e. bij een waterverbruik van meer dan 2.000 m3: € 1.014,80;

    f. de heffing voor het enkel afvoeren van hemel- en grondwater

    van een perceel zijnde een onroerende zaak, met een vastge-

    stelde waarde op grond van de Wet waardering onroerende

    zaken van tenminste € 20.000,- bedraagt:

    - voor de eigenaar, als bedoeld in artikel 5, lid 1, per perceel € 71,00;

    - voor de gebruiker, als bedoeld in artikel 5, tweede lid, ongeacht het aantal kubieke meters dat vanuit het perceel wordt afgevoerd, per perceel € 55,85.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in vijf gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later, met dien verstande dat het aantal betaaltermijnen nimmer meer kan bedragen dan het aantal maanden hetgeen na dagtekening van de aanslag in het kalenderjaar resteert maar ten minste twee bedraagt

  • 2. Indien voor de betaling van de verschuldigde belasting een machtiging voor automatische incasso is afgegeven, dienen voor de in het eerste lid genoemde vijf termijnen acht termijnen te worden gelezen, met dien verstande dat het aantal betaaltermijnen nimmer meer kan bedragen dan het aantal maanden hetgeen na dagtekening van de aanslag in het kalenderjaar resteert maar ten minste twee bedraagt.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing”.

Ondertekening

Grou, 16 november 2010.

De raad voornoemd,

de griffier, A.G.M. Rutten     

de voorzitter, T. Baas