Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maasbree

Verordening Langdurigheidstoeslag 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maasbree
Officiële naam regelingVerordening Langdurigheidstoeslag 2009
CiteertitelVerordening Langdurigheidtoeslag 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 36 Wet werk en bijstand
  2. artikelen 147 en 149 Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-02-200901-01-200910-05-2012Onbekend

10-02-2009

Op den Baum 25-02-2009

B&ID/2008/9411

Tekst van de regeling

DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASBREE

Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 december 2009

Gezien de behandeling in de voorbereidende raadsbijeenkomst van 27 januari 2009

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 36 van de Wet werk en bijstand.

B E S L U I T

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening langdurigheidstoeslag

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet : de Wet werk en bijstand;

  • b.

    Referteperiode : een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

c.Peildatum : de datum waarop in enig jaar het recht op

langdurigheidtoeslag ontstaat;

d.Bijstandsnorm : de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

e.Inkomen : het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien

verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een

beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de

referteperiode’; een bijstandsuitkering wordt, in afwijking

van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht

op langdurigheidtoeslag als inkomen gezien;

f.Gehuwdennorm : de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet;

Artikel 2. Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2. Recht op langdurigheidtoeslag

Artikel 3. Langdurig, laag inkomen
  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van

    een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het gemiddelde

    inkomen per maand niet uitkomt boven 101 procent van de bijstandsnorm.

Artikel 4. Hoogte van de langdurigheidtoeslag
  • 1. De langdurigheidtoeslag bedraagt per jaar*:

    a.voor gehuwden € 486,

    b.voor een alleenstaande ouder € 436 en

    c.voor een alleenstaande € 341.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op

    langdurigheidtoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de

    rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidtoeslag naar de hoogte

    die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met

    een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm

    per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daar aan voorafgaande

    jaar.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 5. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidtoeslag.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt de dag na bekendmaking in werking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 februari 2009

de raadsgriffier, de voorzitter,

A.Knevel G.C.G.M. Rabelink

Toelichting verordening langdurigheidtoeslag

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB moet de gemeenteraad bij verordening

regels vaststellen over het verlenen van een langdurigheidtoeslag.

Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals dat in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.

In de verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de nota meetellen en meedoen, een ruimhartig beleid, maar ook met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als

in de WWB. Van begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Voor het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen.

Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te

geven voor het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd

om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met

de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde en ook door de wetgever bedoelde invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 2009), doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.

Artikel 3

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 2009) voorschreef

wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn

aangewezen is er niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd heeft de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is, normaal gesproken, vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet

hoger is dan 101% van de bijstandsnorm. Door te kiezen voor 101% in plaats van voor

100% is duidelijk dat een belanghebbende met een inkomen op minimumniveau ook met

een andere regeling dan de WWB in aanmerking kan komen voor het recht op

langdurigheidtoeslag ook al zou als gevolg van een iets andere berekeningssystematiek

en/of afrondingsverschillen er netto een iets hogere uitkering worden ontvangen dan

de bijstandsnorm. De grens van 101% vangt dit soort kleine verschillen op. Als de afwijkingen meer bedragen dan 101% is het ‘gladstrijken’ van de bedoelde geschillen niet

meer aan de orde en wordt een aanvraag afgewezen. Ook jurisprudentie geeft aan dat marginale verschillen genegeerd moeten worden.

De methode van het kijken naar het gemiddelde loon maakt dat iemand die wegens

werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven bijstandsniveau heeft gehad niet

zonder meer zijn recht op langdurigheidtoeslag kwijt is. Een dergelijk gevolg zou namelijk

een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van werk. Dat geldt vooral als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van dit werk. Het is

echter niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen

boven de bijstandsnorm heeft, kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van een uitsluitinggrond, zoals bijvoorbeeld detentie, geen recht op bijstand had.

Dit geldt ook voor gehuwden van wie één partner is uigesloten van het recht

op langdurigheidtoeslag.

Er is niet voor gekozen om het recht op langdurigheidtoeslag toe te kennen bij

een inkomen boven bijstandsniveau. Het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar.

Het hanteren van een grens van 110% maakt dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. De feitelijke ruimte is beperkt tot een grens van maximaal ongeveer 105 % van de bijstandsnorm. Door uit te gaan van een maximaal inkomen van 101% wordt al voldoende gebruik gemaakt van deze ruimte.

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidtoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet

jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen twee maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidtoeslag maar eenmaal,

wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het

voorafgaande jaar.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties

waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag als gevolg van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet gewenst is.

NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een

uitsluitinggrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Als één van beide

gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidtoeslag vanwege het

niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening,

hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidtoeslag. Het recht op langdurigheidtoeslag komt gehuwden gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.