Overheidsorganisatie | Gemeente Boarnsterhim |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van een toeristenbelasting |
Citeertitel | Verordening toeristenbelasting |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Regeling is vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2001, nr. 3.2, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 10 november 2009, nr. 4.03
Gemeentewet, art. 224
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-12-2009 | 01-01-2014 | Art. 6 en art. 15 zijn gewijzigd. Datum ingang heffing is 1 januari 2010. | 10-11-2009 Op 'e hichte d.d. 15 december 2009 | nr. 4.03 |
De raad van de gemeente Boarnsterhim;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van;
overwegende, dat het gewenst is ter voorziening in de Algemene Middelen gebruik te maken van de daartoe geboden wettelijke mogelijkheden, met name door het heffen van een "Toeristenbelasting".
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
B E S L U I T :
vast te stellen de:
“Verordening op de heffing en invordering van een toeristenbelasting"
Deze verordening verstaat onder:
a. vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie of andere recreatie doeleinden;
b. vakantie-onderkomens; woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatie doeleinden;
c. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatie doeleinden;
d. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;
e. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende één seizoen of één jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.
Terzake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in vaartuigen, hotels, pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen, die niet in het bevolkingsregister der gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam van toeristenbelasting een directe belasting geheven.
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten of vaartuigen, dan wel op of aan hem ter beschikking staande terreinen of ligplaatsen.
2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, terzake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.
1. De grondslag voor de belasting is het aantal malen dat een persoon binnen de gemeente overnacht.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de grondslag voor de belasting ingeval van verblijf met overnachten binnen de gemeente in:
a. mobiele kampeeronderkomens, indien dit onderkomen is geplaatst op een vaste standplaats: (X x Y) x Z;
b. vakantiewoningen: 4.
3. In de formule, genoemd in lid 2, letter a, hebben de symbolen de volgende inhoud:
X = gemiddeld aantal verblijfhoudende personen per mobiel kampeeronderkomen, hetgeen gesteld wordt op 3 personen;
Y = het maximale aantal overnachtingen per belastingtijdvak bij normaal gebruik, hetgeen gesteld wordt op maximaal 180 dagen;
Z = het gemiddelde bezettingspercentage van het maximum, bedoeld in het vermelde bij Y, hetgeen gesteld wordt op een gebruik van 38%.
In afwijking van het bepaalde in het 2e lid van artikel 4 wordt op een door de belastingplichtige bij aangifte gedaan verzoek de heffingsgrondslag vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen indien blijkt, dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 4, 2e lid berekende aantal.
1. De belasting, bedoeld in artikel 4, 1e lid, bedraagt per persoon per overnachting € 1,00.
2. De belasting, bedoeld in artikel 4, 2e lid letter a, bedraagt per standplaats per belastingtijdvak (3 x 180 x 38% van € 1,00) = € 205,20.
3. De belasting, bedoeld in artikel 4, 2e lid letter b, bedraagt:
a. per week: (4 x 7 dagen x € 1,00) = € 28,00;
b. per weekend of midweek : (4 x 3,5 dagen x € 1,00) = € 14,00.
Het belastingtijdvak loopt van 1 april tot en met 30 september.
De belasting wordt niet geheven terzake van het verblijf door degene die:
1. als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;
2. als gebruiker van een woonwagen of woonschip als bedoeld in de Woonwagenwet (Staatsblad 1968, 98) onderscheidenlijk in de Wet op Woonwagens en Woonschepen (Staatsblad 1918, 492), daarin overnacht;
3. verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij terzake van het verblijf in of het beschikbaar houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Geen aanslag wordt vastgesteld indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.
De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het inwerking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de gemeentewet.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de toeristenbelasting.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening toeristenbelasting”.
Grou, 10 november 2009.
De raad voornoemd,
de griffier, A.G.M. Rutten
de voorzitter, T. Baas