Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Wieringermeer

Verordening op de algemene begraafplaats van de gemeente Wieringermeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Wieringermeer
Officiële naam regelingVerordening op de algemene begraafplaats van de gemeente Wieringermeer
CiteertitelBegraafplaatsverordening Wieringermeer
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpOpenbare orde en veiligheid.

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wet op de lijkbezorging, art. 90

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-04-2001Art. 35, 36

22-03-2001

30-03-2001

2001, 4-II
02-04-200112-12-2013Art. 35, 36

22-03-2001

30-03-2001

2001, 4-II

Tekst van de regeling

Artikel 1

1. De begraafplaats is bestemd voor het begraven van lijken van personen:a. in de Wieringermeer overleden of aldaar thuisbehorende;b. uit andere gemeenten:1. wanneer wordt begraven in een bestaand of gereserveerd graf;2. wanneer de overledene voorheen in deze gemeente heeft gewoond.2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel is eveneens van toepassing op het bijzetten van asbussen en het verstrooien van as.3. Met toestemming van burgemeester en wethouders kunnen op de begraafplaats eveneens:a. lijken van andere personen dan bedoeld in lid 1 van dit artikel worden begravenb. asbussen, bevattende de as van lijken van andere personen dan bedoeld in lid 2 van dit artikel worden bijgezet respectievelijk de as worden verstrooid.

Artikel 2

  • 1.

    De begraafplaats is verdeeld in drie afdelingen: A, B en C.

  • 2.

    De afdeling A is bestemd voor het begraven van lijken van de leden van de Rooms-Katholieke kerk.

  • 3.

    De afdelingen B en C zijn bestemd voor het begraven van de lijken van andere personen, hoewel daarop ook de lijken van leden van de Rooms-Katholieke kerk kunnen worden begraven.

Artikel 3

  • 1.

    De verdere indeling van de begraafplaats geschiedt door burgemeester en wethouders, die tevens de afmetingen van grafruimten bepalen en de wijze waarop deze grafruimten worden aangeduid.

  • 2.

    Van de begraafplaats wordt een plattegrondtekening gemaakt die voortdurend wordt bijgehouden, waarop zijn aangegeven de gedeelten bestemd voor de graven, het plantsoen, de wegen of paden en voorts met nummers de afzonderlijke grafruimten, voorzover deze zijn geprojecteerd.

  • 3.

    Van het columbarium wordt een plattegrondtekening gemaakt en bijgehouden, waarop de nummers van de nissen zijn aangegeven.

Artikel 4

De administratie van de algemene begraafplaats, daaronder begrepen de registratie van de begraven lijken en de geplaatste urnen, heeft plaats volgens door burgemeester en wethouders vast te stellen voorschriften en wordt gevoerd door de daartoe door hun college aangewezen ambtenaren.

Artikel 5

De graven worden verdeeld in eigen graven en algemene graven. 

Artikel 6

  • 1.

    Eigen graven zijn die ten aanzien waarvan de persoon op wiens naam het graf is gesteld, het uitsluitend recht heeft om daarin lijken te doen begraven of urnen daarin of –op bij te zetten voor een termijn van 20 jaar.

  • 2.

    Algemene graven zijn de overige graven, niet vallende onder het eerste lid.

  • 3.

    Eigen urnennissen zijn die, ten aanzien waarvan de persoon op wiens naam de nis is gesteld, het uitsluitend recht heeft om daarin urnen te plaatsen voor een termijn van 20 jaar.

Artikel 7

  • 1.

    De aanvraag ter verkrijging van een eigen graf moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders, eventueel met inachtneming van de door hen te stellen regels.

  • 2.

    De uitgifte van de graven geschiedt door burgemeester en wethouders.

Artikel 8

  • 1.

    Een eigen graf of nis in het columbarium wordt gesteld op naam van één persoon, door de aanvrager op te geven bij het indienen van de aanvrage. Deze persoon wordt voor de toepassing van deze verordening de eigenaar genoemd.

  • 2.

    Op schriftelijk verzoek van de eigenaar van een graf of een nis wordt dat graf of die nis door burgemeester en wethouders overgeschreven ten name van een ander persoon, indien deze laatste schriftelijk verklaart daarmede genoegen te nemen.

  • 3.

    Bij overlijden van de eigenaar van een graf of nis zijn de erfgenamen verplicht binnen een jaar nadat overlijden bij burgemeester en wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen tot overschrijving van dat graf of die nis ten name van één van de erfgenamen, waarna de overschrijving door burgemeester en wethouder geschiedt.

  • 4.

    Zolang de overschrijving als bedoeld in het vorige lid niet heeft plaatsgehad mag in het betrokken graf geen lijk worden begraven, tenzij dat van de erflater,c.q. geen asbus worden bijgezet, tenzij die met de as van de erflater.

  • 5.

    Wanneer het verzoek, bedoeld in het derde lid van dit artikel, niet binnen de daarbij bepaalde termijn is ingediend, vervallen alle rechten van de erfgenamen met betrekking tot het graf c.q. de nis en komt dit graf c.q. nis weer ter beschikking van de gemeente.

  • 6.

    Een verkregen recht tot begraven in een bepaald graf eindigt in ieder geval zodra de begraafplaats of een gedeelte daarvan, waarin bedoeld graf gelegen is, gesloten wordt verklaart.

Artikel 9

  • 1.

    Op schriftelijk verzoek van de eigenaar van een graf c.q. van een nis in het columbarium vóór de afloop van de termijn waarvoor het recht tot begraven in of het bijzetten in of op dat graf c.q. plaatsing in die nis is verleend, wordt die termijn door burgemeester en wethouders met een termijn van 10 of 20 jaar verlengd.

  • 2.

    Na afloop van de termijn waarvoor het recht tot begraven c.q. bijzetten van een asbus is verleend of verlengd vervalt dat recht.

Artikel 10

  • 1.

    Indien de eigenaar van een graf c.q. een nis in het columbarium schriftelijk tegenover burgemeester en wethouders verklaart of bij testamentaire beschikking bepaalt dat het graf c.q. de nis na zijn overlijden en eventuele begrafenis c.q. bijzetting niet meer mag worden geopend, verliest de rechtverkrijgende op wiens naam het graf c.q. de nis wordt overgeschreven, het recht daarna nog andere lijken in dat graf tedoen begraven c.q. asbussen te doen bijzetten.

  • 2.

    In een eigen graf wordt niet begraven dan na bekomen schriftelijk verlof van de eigenaar, tenzij het betreft diens eigen begraafplaats.

  • 3.

    In een eigen nis in het columbarium wordt geen asbus bijgezet dan na bekomen schriftelijk verlof van de eigenaar, tenzij het betreft de asbus met as van de eigenaar.

Artikel 11

Het graven, openen, sluiten en ruimen van de graven en het opgraven en opnieuw begraven van lijken of overblijfselen daarvan geschiedt uitsluitend vanwege de gemeente door of onder toezicht van het door burgemeester en wethouders aangewezen personeel.

Artikel 12

Het openen, sluiten en ruimen van de nissen geschiedt uitsluitend vanwege de gemeente door of onder toezicht van het door burgemeester en wethouders aangewezen personeel.

Artikel 13

Met inachtneming van artikel 23 van de Wet op de lijkbezorging beslissen burgemeester en wethouders wanneer en in hoeverre de graven zullen worden geroerd. Daarbij wordt door hen aangegeven heet gedeelte van de begraafplaats waarin overblijfselen van lijken en kisten worden begraven.

Artikel 14

  • 1.

    In een graf mag als regel niet meer van één lijk worden begraven.

  • 2.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging kan de burgemeester toestaan dat in bijzonder gevallen, te zijner beoordeling, in één graf meer dan één lijk wordt begraven.

Artikel 15

In een graf mogen, voor zover de mogelijkheden daartoe aanwezig zijn, één of meer urnen worden begraven. 

Artikel 16

In een nis mogen niet meer dan twee asbussen worden geplaatst.

Artikel 17

Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders in een graf een grafkelder te maken, te doen maken of te hebben, danwel op een graf kruisen, zerken en andere gedenktekenen en beplantingen aan te brengen, te doen aanbrengen of te hebben.

Artikel 18 Nieuw Artikel

  • 1.

    Aan de eigenaar van een graf kan op schriftelijk verzoek door burgemeester en wethouders vergunning worden verleend tot het daarin maken, doen maken of hebben van een grafkelder of het op een graf aanbrengen, doen aanbrengen of hebben van kruisen, zerken of andere gedenktekenen of beplantingen.

  • 2.

    De aanvrage moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders, met in achtneming van de door hen te stellen regelen.

  • 3.

    Aan een vergunning ingevolge dit artikel kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden, o.a. met betrekking tot de constructie en het uiterlijk aanzien van de grafkelder, het gedenkteken of de beplanting.

  • 4.

    Een vergunning ingevolge dit artikel wordt ten aanzien van een graf op afdeling A van de begraafplaats niet verleend dan nadat gebleken is dat tegen het uiterlijk aanzien van de grafkelder, het gedenkteken of de beplanting bij het bestuur van de Rooms-katholieke kerk geen bezwaar bestaat.

  • 5.

    Een vergunning ingevolge dit artikel houdt van rechtswege op te gelden na afloop van de termijn waarvoor het recht in het graf is verleend of verlengd.

Artikel 19

Burgemeester en wethouders stellen regelen vast omtrent het plaatsen, hebben en onderhouden van gedenkstenen en beplantingen op de algemene graven.

Artikel 20

De gemeente is niet verantwoordelijk voor de schade, toegebracht aan of veroorzaakt door het zoekraken van de zich op of bij de graven bevindende voorwerpen, tenzij van de gemeente opzet of grove schuld aanwezig is.

Artikel 21

Losse bloemen, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, vanwege de gemeente zonder voorafgaande waarschuwing worden verwijderd

Artikel 22

Bij de begraving of bijzetting in, ruiming van en opgraving uit een graf of urngraf, anders dan op rechterlijk gezag, moeten het afnemen en weder aanbrengen van de daarop aanwezige grafbedekking door en voor rekening van de eigenaar geschieden.

Artikel 23

De eigenaar van een graf is verplicht te gedogen dat de zich daarop bevindende voorwerpen, beplantingen e.d. vanwege de gemeente geheel of gedeeltelijk worden weggenomen of verplaatst, voor zolang dit ter begraving van lijken in de nabijheid of om andere redenen nodig is. Een voorafgaande kennisgeving aan de eigenaar is niet vereist.

Artikel 24

  • 1.

    Wanneer het uitsluitend recht tot het doen begraven of bijzetten in een graf is geëindigd of vervallen, dan blijft de daarop aanwezige grafbedekking gedurende drie maanden ter beschikking van de eigenaar of diens erfgenamen.

  • 2.

    Wanneer het recht tot het doen bijzetten van een asbus in een nis in het columbarium is geëindigd of vervallen, dan blijft de daarvoor aanwezige plaat gedurende drie maanden ter beschikking van de eigenaar of diens erfgenamen.

  • 3.

    Na afloop van de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen zijn burgemeester en wethouders bevoegd de betreffende voorwerpen te doen verwijderen. De gemeente kan daarover naar eigen goeddunken beschikken zonder dat zij tot enige vergoeding verplicht is.

Artikel 25

  • 1.

    Het dagelijks onderhoud aan een grafkelder en aan hetgeen ingevolge artikel 18 op het graf is aangebracht geschiedt van gemeentewege.

  • 2.

    Op schriftelijk verzoek van de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 18 wordt hem door burgemeester en wethouders vergunning verleend het dagelijks onderhoud persoonlijk te verrichten of dit te laten verrichten door bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad.

  • 3.

    Onder het dagelijks onderhoud wordt verstaan het herstellen van geringe verzakkingen, het schoonhouden van de op de graven geplaatste voorwerpen, het verven van daarvoor in aanmerking komende onderdelen, alsmede het wieden en snoeien van de beplantingen.

  • 4.

    Het verdere onderhoud, waaronder in elk geval is begrepen het geheel of gedeeltelijk vernieuwen en herstellen van de grafkelders en de voorwerpen, alsmede het aanbrengen en vernieuwen van planten en bloemen, moet ten genoegen van burgemeester en wethouders geschieden vanwege en op kosten van de vergunninghouder.

Artikel 26

1. Burgemeester en wethouders trekken de vergunning als bedoeld in het tweede lid van artikel 25 in indien het dagelijks onderhoud wordt verricht door een ander dan de vergunninghouder of zijn bloed -en aanverwanten tot ter wethoudersgraad, te vergunninghouder gewaarschuwd, in gebreke blijft voor het dagelijks onderhoud te hunnen genoegen zorg te dragen.

2. Burgemeester en wethouders trekken de in de artikelen 18 en 25 bedoelde vergunningen in indien:

a. de vergunninghouder handelt of heeft gehandeld in strijd met de inhoud van de desbetreffende vergunning, of met de daaraan verbonden voorwaarden;

b. de vergunninghouder, na door burgemeester en wethouders schriftelijk te zijn gewaarschuwd, in gebreke blijft te hunnen genoegen zorg te dra gen voor het verdere onderhoud als bedoeld in het vierde lid van artikel 25; c. de vergunninghouder nalatig is in de betaling van het recht dat hij eventueel verschuldigd is voor het hebben van de grafkelder of van de grafbedekkingen of voor het dagelijks onderhoud of voor het verdereonderhoud, van gemeentewege verricht.

3. De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 18 is verplicht binnen een maand nadat die vergunning isingetrokken de krachtens die vergunning op het graf geplaatste kruisen, zerken en andere gedenktekenen en beplantingen daarvan op zijn kosten te verwijderen of te doen verwijderen. 4. Wordt aan de in het derde lid van dit artikel neergelegde verplichting niet voldaan, dan wordt daarin voorzienvanwege de gemeente, doch op kosten van de nalatige. 5. Indien de nalatige niet binnen een maand na aanschrijving van burgemeester en wethouders de door de gemeente ingevolge het vierde lid van dit artikel gemaakte kosten terugbetaalt vervallen al zijn rechten met betrekking tot het graf.

Artikel 27

Het verrichten van werkzaamheden op de begraafplaats door of vanwege de eigenaar van een graf is slechts geoorloofd gedurende de tijd en met inachtneming van de voorschriften, door burgemeester en wethouders vastgesteld.

Artikel 28

De begraafplaats is voor het publiek geopend op de dagen en uren door burgemeester en wethouders te bepalen, met inachtneming van de tijd van begraven, vastgesteld bij plaatselijke verordening.

Artikel 29

De toegang tot de begraafplaats is verboden voor: a. personen die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren; b. kinderen beneden de leeftijd van 16 jaren, tenzij onder geleide.

Artikel 30

De begraafplaats is steeds voor het publiek gesloten gedurende het tijd vak, aanvangende een half uur voor een teraardebestelling en eindigende een half uur daarna. Voor het bijwonen van een teraardebestelling kunnen belangstellenden even wel tot de begraafplaats worden toegelaten door de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. Deze ambtenaren zijn gehouden daarbij de voorschriften van burgemeester en wethouders in acht te nemen.

Artikel 31

Het is verboden op de begraafplaats: a. te colporteren of goederen ten verkoop aan te bieden; b. op enigerlei wijze reclame te maken voor handel of bedrijf; c. op de graven te lopen, te liggen of te staan of zich neer te zetten anders dan op de daartoe aangebrachte zitplaatsen; d. de begraafplaats te verontreinigen; e. loslopende honden mee te nemen; f. gereedschappen, kleren of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen of te doen verblijvenop de graven, de graftekenen of beplantingen; g. met voertuigen te rijden anders dan op de daarvoor bestemde paden of voor een teraardebestelling of hetnoodzakelijke vervoer van materialen; h. sneller dan stapvoets te rijden; i. gebruik te maken van een rijwiel; j. een rijwiel te plaatsen anders dan op de daarvoor aangewezen plaatsen; k.iets te doen of na te laten wat in strijd is met de eerbied die ter plaatse past.

Artikel 32

Bezoekers van de begraafplaats, belangstellenden voor het bijwonen van een teraardebestelling of een bijzetting van een asbus en zij die op de begraafplaats werkzaamheden verrichten zijn verplicht zich stipt te gedragen naar de aanwijzingen van de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 33

Hij die handelt in strijd met de artikelen 31 en 32, die zich op de begraafplaats bevindt zonder daartoe gerechtigd te zijn, die zich op de begraaf plaats naar het oordeel van de na te noemen ambtenaren hinderlijk of onbetamelijk gedraagt of de rust en de goede orde verstoort, is verplicht op eerste aan-zegging van de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren zich onmiddellijk van de begraafplaats te verwijderen. Wordt hieraan niet voldaan, dan zal de ambtenaar die de aan-zegging deed de onwillige verwijderen of doen verwijderen.

Artikel 34

Het bestuur van de Rooms-Katholieke kerk heeft het recht, voor zoveel nodig met afwijking van het hiervoren bepaalde, op afdeling A van de begraafplaats te allen tijde elke liturgische handeling of plechtigheid te doen plaatshebben.

Artikel 35

Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 36

Elke overtreding van enige bepaling van de artikelen 17, 23, 27, 29, 30, 31, 32 en 33 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 37

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel “ Begraafplaatsenverordening Wieringermeer”.