Overheidsorganisatie | Gemeente Wieringermeer |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op het onderzoeksrecht van de raad |
Citeertitel | Verordening op het onderzoeksrecht van de raad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 155a t/m 155f
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-12-2003 | Nieuwe regeling | 18-12-2003 Wieringermeerbode, 19-12-2003 | 2003, 22 |
De raad van de gemeente Wieringermeer; gelezen het voorstel van het presidium d.d. 16 december2003; gelet op de artikelen 155a tot en met 155f Gemeentewet; besluit: vast te stellen de volgende verordening: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad.
In deze verordening wordt verstaan onder a. onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet; b. onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet.
Op voorstel van een of meer van zijn leden kan de raad besluiten een onderzoek in te stellen.
In de eerstvolgende raadsvergadering na dit besluit stelt de raad een onderzoekscommissie in van ten minste drie leden.
De raad wijst een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden aan.
Bij de instelling van de onderzoekscommissie stelt de raad nadere regels vast met betrekking tot de rapportage van de onderzoekscommissie aan de raad.
De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.
De voorzitter is belast met:
a. het leiden van de beraadslaging en zitting;
b. het handhaven van de orde; c. het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels; d. hetgeen deze verordening hem verder opdraagt; e. het vertegenwoordigen van de commissie naar buiten.
1. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien: a. de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie; b. een lid ophoudt lid te zijn van de raad; c. de onderzoekscommissie besluit een lid van haar commissie te horen; d. een lid ontslag neemt.
2. Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte. 3. In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. 4. De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.
De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaats vindt of getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.
De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel l55b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.
De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.
De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.
De onderzoekscommissie kan de bovengenoemde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.
De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.
De verordening op de raadscommissies is niet van toepassing.
De raad benoemt ter ondersteuning van de onderzoekscommissie een commissiegriffier.
De commissiegriffier is bij iedere zitting aanwezig.
Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt zijn plaats ingenomen door een daartoe door de raad aangewezen vervanger.
De verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning is niet van toepassing.
De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.
De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de zitting op.
Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.
De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.
Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.
De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken.
Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen
De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.
Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.
Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.
Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.
Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de commissiegriffier.
De onderzoekscommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.
De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.
Na afronding van het onderzoek door de onderzoekscommissie worden haar bevindingen voorgelegd aan de raad.
Kosten die een getuige heeft moeten maken om aan het onderzoek deel te nemen komen in aanmerking voor vergoeding. Daarbij wordt overeenkomstig artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken gehandeld.
Deze verordening treedt in werking op 19 december 2003.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad.
Wieringerwerf, 18 december 2003.