Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schermer

Maatregelenverordening WIJ 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schermer
Officiële naam regelingMaatregelenverordening WIJ 2011
CiteertitelMaatregelenverordening Wet investeren in jongeren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de tijdelijke regels WIJ van 2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet investeren in jongeren

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-03-201101-10-201001-01-2012Onbekend

15-02-2011

De Uitkomst, 22-02-2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • b.

      WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de WIJ op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

    • c.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • d.

      bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de WWB;

    • e.

      maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

    • f.

      benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening;

    • g.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente.

  • 2. In deze verordening wordt mede verstaan onder benadelingsbedrag: de kosten van het werkleeraanbod.

Artikel 2. Maatregel
  • 1. Onverminderd artikel 42 van de WIJ, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de WIJ, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag
  • 1. De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassingzijnde WIJ-norm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt, indien de jongere op grond van artikel 12 van de Wet werk en bijstand aanvullende bijzondere bijstand ontvangt, de maatregel toegepast op de WIJ-norm voor een 21 jarige alleenstaande of alleenstaande ouder. Voorzover deze maatregel niet kan worden geëffectueerd wordt deze met toepassing van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand toegepast op de aanvullende bijzondere bijstand.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
  • 1. In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

  • 2. Tevens wordt in het besluit gemotiveerd toepassing gegeven aan de bepalingen van artikel 2 lid 2 van deze verordening.

Artikel 5. Horen van de jongere
  • 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van de jongere kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de jongere reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de jongere niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 11, vierde lid, van de WIJ, werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 44 van de WIJ; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de jongere daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekend gemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende WIJ-norm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen. Er is dan sprake van een herzieningsbesluit en terugvorderingsbesluit van de verstrekte inkomensvoorziening.

  • 3. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 8. Samenloop van gedragingen
  • 1. Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de WIJ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid van deze verordening, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2. Het niet nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet

Artikel 9. Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere waardoor de verplichtingen op grond van artikel 45 van de WIJ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

Eerste categorie:

  • a.

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

Tweede categorie:

  • a.

    het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • b.

    het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard;

  • c.

    het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • d.

    het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

  • e.

    het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

  • f.

    het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 10. De hoogte en duur van de maatregel
  • 1. De maatregel wordt vastgesteld op:

    • a.

      10 % van de WIJ-norm bij gedragingen van de eerste categorie gedurende een maand;

    • b.

      20 % van de WIJ-norm bij gedragingen van de tweede categorie gedurende een maand.

  • 2. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid van deze verordening.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt het percentage van de maatregel verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie.

  • 4. Indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in lid 3 opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie, wordt het percentage van de afstemming opnieuw verdubbeld.

  • 5. Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht in het kader van de WIJ

Artikel 11. Schending inlichtingenplicht zonder benadeling voor de gemeente
  • 1.

    Indien de jongere de verplichting op grond van artikel 44, eerste lid van de WIJ niet tijdig is nagekomen en daaraan ook niet heeft voldaan binnen de gegeven hersteltermijn, maar dit niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt met toepassing van artikel 41 WIJ een maatregel opgelegd van 10% van de WIJ-norm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

  • 2.

    Het percentage van de maatregel als bedoeld in lid 1 wordt verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid van deze verordening.

  • 3.

    Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 12. Schending inlichtingenplicht met benadeling voor de gemeente
  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid WIJ heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,-: 10% van de WIJ-norm voor de duur van een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,- tot € 2.000,-: 20% van de WIJ-norm voor de duur van een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,- tot € 4.000,-: 40% van de WIJ-norm voor de duur van een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,- of meer: 100% van de WIJ-norm voor de duur van een maand.

  • 3.

    Het percentage van de maatregel kan worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende reden, bedoeld in artikel 6, tweede lid van deze verordening.

  • 4.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met de jongere heeft getroffen.

Hoofdstuk 4. Zeer ernstige misdragingen

Artikel 13. Zeer ernstige misdragingen
  • 1. Indien de jongere zich zeer ernstig misdraagt door verbaal geweld, of discriminatie tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WIJ, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening een maatregel opgelegd van 30% van de WIJ-norm gedurende een maand.

  • 2. Indien de jongere zich zeer ernstig misdraagt door intimidatie (uitoefenen van psychische druk) zaakgericht fysiek geweld (vernielingen), mensgericht fysiek geweld of een combinatie van agressievormen tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WIJ, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening een maatregel opgelegd van 100% van de WIJ-norm gedurende een maand.

  • 3. Indien de jongere zich binnen twaalf maanden wederom schuldig maakt aan de gedraging als bedoeld in het eerste lid, dan wordt de afstemming bepaald op 30% voor de duur van twee maanden.

  • 4. Indien de jongere zich binnen twaalf maanden wederom schuldig maakt aan een gedraging als bedoeld in het tweede lid, dan wordt de afstemming bepaald op 100% voor de duur van twee maanden.

  • 5. Indien de jongere zich na een tweede verwijtbare gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in lid 1 of 2, dan zal de hoogte en de duur van de maatregel individueel worden bepaald.

Hoofdstuk 5. Handhaving

Artikel 14. Oneigenlijk gebruik en misbruik
  • 1.

    De gemeente stelt ter nadere uitvoering van de handhaving een controleplan vast waarin de beleidsprioriteiten worden aangegeven.

  • 2.

    Deze nota omvat in elk geval beleidsuitgangspunten ten aanzien van :

    het te voeren beleid op het gebied van handhaving en de wijze van bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WIJ.

  • 3.

    Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 15. Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van de ze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jongeren afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010 per welke datum de verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren is ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van 15 februari 2011.

De voorzitter,

De griffier,