Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Regge en Dinkel

Verordening op de watersysteemheffing 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Regge en Dinkel
Officiële naam regelingVerordening op de watersysteemheffing 2011
CiteertitelVerordening op de watersysteemheffing 2011
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën – belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: TC/Tubantia, 18-12-2010,De Stentor, ed Zwolle, 18-12-2010,De Gelderlander, ed Doetinchem, 18-12-2010

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 110, 113 en 117

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-12-201031-12-2011nieuwe regeling

15-12-2010

TC/Tubantia, 18-12-2010,De Stentor, ed Zwolle, 18-12-2010,De Gelderlander, ed Doetinchem, 18-12-2010

10.13643

Tekst van de regeling

Verordening op de watersysteemheffing 2011

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ingezetene: degene die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte;

  • b.

    heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur van Lococensus aangewezen ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet;

  • c.

    invorderingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur van Lococensus aangewezen ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder b, van de Waterschapswet;

  • d.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;

  • e.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • f.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare;

  • g.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • h.

    gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin het waterschap bevoegd is het watersysteembeheer uit te oefenen;

  • i.

    de heffing: de watersysteemheffing als genoemd in artikel 117, aanhef, Waterschapswet.

  • j.

    Lococensus; het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn.

Artikel 2 Belastbaar feit en heffingsplichtigen
  • 1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een directe belasting geheven.

  • 2. De heffing wordt geheven van hen die:

    • a.

      ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

    • b.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;

    • c.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het gebied van het waterschap;

    • d.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap.

  • 3. Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie van het kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 4. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingsplichtig de:

    • a.

      beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan het recht van beklemming, van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik;

    • b.

      eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen.

  • 5. Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingsplicht:

    • a.

      de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;

    • b.

      de opstaller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf
  • Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf:

  • a. ter zake van ingezetenen: de woonruimte;

  • b. ter zake van ongebouwde onroerende zaken en ter zake van natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaak, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • c. ter zake van gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor het kalenderjaar voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk II Watersysteemheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ingezetenen € 45,83 per woonruimte.

Hoofdstuk III Watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken

Artikel 5 Belastingobject
  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, lid 2, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als één ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

    • a.

      hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

    • b.

      een natuurterrein.

  • 2. Voor de heffing worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken.

Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken
  • 1. Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken € 45,75 per hectare.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 3 van de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken die blijkens de legger als waterberging worden gebruikt € 11,44 per hectare.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 4 van de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor verharde openbare wegen € 91,50 per hectare.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 5 van de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken die zowel blijkens de legger als waterberging worden gebruikt als verharde openbare weg zijn € 22,88 per hectare.

Hoofdstuk IV Watersysteemheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel c van deze verordening, wordt als één natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

a. hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

b. hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief natuurterreinen

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen € 2,38 per hectare.

Hoofdstuk V Watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject
  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel d van deze verordening, wordt als één gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • c.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde heffingsplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • d.

      het binnen het gebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

    • e.

      het binnen het gebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte, van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid maken de ongebouwde eigendommen voor zover die een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0339 % van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel c van deze verordening.

Hoofdstuk VI Heffing en invordering

Artikel 11 Wijze van heffing

De heffing wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer heffingsplichtigen
  • 1. Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen heffingsplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

  • 2. Indien de heffingsplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de heffingsplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige heffingsplichtigen.

Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen
  • 1. Een aanslag die een bedrag van € 5,- niet te boven gaat, wordt niet opgelegd.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 14 Vrijstellingen
  • 1. De heffing voor ongebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van ongebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 2. De heffing voor natuurterreinen wordt niet geheven ter zake van natuurterreinen waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. De heffing voor gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen- worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.

    • b.

      gebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 15a Betalingstermijn

Een aanslag en een beschikking inzake een bestuurlijke boete moeten worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 15b Uitzondering voor ingezetenenheffing
  • 1. In afwijking van artikel 15a moet een aanslag in de heffing voor ingezetenen, waarvan de dagtekening in het heffingsjaar ligt, worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota's van drinkwaterbedrijf Vitens moeten worden betaald. In dat geval moet de aanslag worden betaald in vier kwartaaltermijnen.

    Indien de heffingschuldige Vitens heeft gemachtigd tot automatische incasso kan de aanslag worden betaald in tien gelijke termijnen.

    Indien een aanslag in de ingezetenenheffing, die moet worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota's van Vitens moeten worden betaald, wordt opgelegd nadat reeds een of meer van de nota's van Vitens in dat heffingsjaar zijn verschenen, is de aanslag invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als na het opleggen van de aanslag in het dat jaar nog nota's van Vitens verschijnen.

    Indien een aanslag in de ingezetenenheffing, die moet worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota's van Vitens moeten worden betaald, wordt opgelegd nadat de laatste nota van Vitens in dat heffingsjaar is verschenen, geldt de in artikel 15a neergelegde hoofdregel.

    In geval van verhuizing van de heffingplichtige moet de heffing ineens betaald worden en wel met de betaling van de eindnota van drinkwaterbedrijf Vitens.

  • 2. Aanslagen in de heffing voor ingezetenen die worden opgelegd aan de gebruiker van een woonruimte waarbij op het biljet niet is vermeld dat zij tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota's van het drinkwaterbedrijf Vitens moeten worden betaald en waarvan de dagtekening in het heffingsjaar ligt kunnen worden betaald in gelijke maandelijkse termijnen. Hiertoe dient de heffingsplichtige een machtiging voor automatische incasso af te geven. Het aantal termijnen is gelijk aan het aantal hele kalendermaanden dat er in het heffingsjaar na de dagtekening van het aanslagbiljet nog overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen minimaal één bedraagt. De eerste vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en eventuele volgende termijnen telkens één maand later.

  • Voor overige aanslagen die worden opgelegd aan ingezetenen waarvan op het biljet niet is vermeld dat zij tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota's van waterleidingbedrijf Vitens moeten worden betaald geldt onverkort de in artikel 15a neergelegde hoofdregel.

Artikel 15c Uitzondering voor verenigde aanslag ingezetenenheffing/verontreinigingsheffing

Indien een aanslag in de heffing voor ingezetenen op één aanslagbiljet wordt verenigd met een aanslag in de verontreinigingsheffing kan een aanslag worden betaald in gelijke maandelijkse termijnen. Hiertoe dient de heffingsplichtige een machtiging voor automatische incasso af te geven. Het aantal termijnen is gelijk aan het aantal hele kalendermaanden dat er in het heffingsjaar na de dagtekening van het aanslagbiljet nog overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen minimaal één bedraagt. De eerste vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en eventuele volgende termijnen telkens één maand later.

Artikel 16 Kwijtschelding

Van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken, de heffing voor natuurterreinen en de heffing voor gebouwde onroerende zaken wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van Lococensus kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de heffing.

Hoofdstuk VII slotbepaling en overgangsbepalingen

Artikel 18 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel
  • 1. De "Verordening op de watersysteemheffing 2010", vastgesteld bij besluit van 16 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de watersysteemheffing 2011".

  • Almelo, 15 december 2010,

  • Het algemeen bestuur van

  • het waterschap Regge en Dinkel,

  • de secretaris, de voorzitter,

  • ing. W.A. Joosten             dr. S.M.M. Kuks