Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Algemene Subsidieverordening stadsdeel Oost-Watergraafsmeer 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening stadsdeel Oost-Watergraafsmeer 2009
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

''geen''

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4.23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-06-2010nieuwe regeling

01-01-2009

Stadsdeelkrant, 2009, week 2

''-''

Tekst van de regeling

Algemene Subsidieverordening stadsdeel Oost-Watergraafsmeer 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de AWB: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    bijzondere subsidieverordening: een verordening in welke voor de daarin vermelde activiteiten geheel of ten dele van deze verordening afwijkende dan wel aanvullende regels zijn opgenomen;

  • c.

    budgetsubsidie: een eenmalige of meerjarige subsidie zoals bedoeld in artikel 4:58 van de AWB, in de vorm van een budget voor een periode van minimaal één en maximaal vier jaren, waarbij het subsidieniveau is gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties;

  • d.

    exploitatiesubsidie: een eenmalige of meerjarige subsidie ten behoeve van voortdurende activiteiten, die wordt verstrekt als een bijdrage in de exploitatiekosten van de subsidieontvanger;

  • e.

    investeringssubsidie: een subsidie in de stichtingskosten of in de kosten van herstel, verbouwing en uitbreiding van gebouwen of inrichtingen;

  • f.

    waarderingssubsidie: een subsidie bedoeld als blijk van waardering of aanmoediging van activiteiten van de aanvrager en waarbij de subsidieverlener in een meer geringe mate verplichtingen stelt.

  • g.

    subsidiejaar: het subsidiejaar zoals omschreven in de subsidiebeschikking.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid en bevoegdheid

1. Deze verordening is van toepassing op subsidies voor activiteiten op de hierna vermelde beleidsterreinen, tenzij het dagelijks bestuur een andere verordening van toepassing heeft verklaard:

  • a.

    algemeen bestuur;

  • b.

    openbare orde en veiligheid;

  • c.

    verkeer, vervoer en waterstaat;

  • d.

    economie en werkgelegenheid;

  • e.

    cultuur, sport en recreatie;

  • f.

    sociale voorzieningen, welzijn en maatschappelijke dienstverlening;

  • g.

    volksgezondheid en milieu.

2. Subsidies ten behoeve van onderwijsinstellingen of activiteiten in het onderwijs vallen onder de Verordening Financiële en Materiele Gelijksteling van stadsdeel Oost-Watergraafsmeer, voor zover daarin is omschreven.

3. Subsidies voor stedelijke vernieuwing vallen onder de Verordening Stedelijke Vernieuwing van stadsdeel Oost-Watergraafsmeer, voor zover daarin is omschreven.

4. Subsidies voor veilig ondernemen vallen onder de Verordening Veilig Ondernemen Amsterdam, voor zover daarin is omschreven.

5. Het dagelijks bestuur is het bevoegde bestuursorgaan met betrekking tot het nemen van beslissingen op grond van deze verordening.

Artikel 1.3 Ontvanger subsidie

1. Subsidies worden in beginsel alleen verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen.

2. In bijzondere omstandigheden kan het dagelijks bestuur een waarderingssubsidie verstrekken aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen, indien dit uit de aard van de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd voortvloeit of deze activiteit een verstrekking van subsidie aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen bijzonder aangewezen maakt.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het instellen van een subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 4:25 AWB, voor de subsidies waarop deze verordening van toepassing is.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

1. Het dagelijks bestuur kan de subsidieverstrekking naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de AWB genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk weigeren indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate gericht zullen zijn op het stadsdeel of haar ingezetenen;

  • b.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd het stadsdeel of haar ingezetenen onvoldoende aanwijsbaar ten goede zullen komen;

  • c.

    de te verlenen subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie is bedoeld;

  • d.

    de subsidie onvoldoende doeltreffend of doelmatig zal worden besteed;

  • e.

    de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • f.

    de aanvrager ook zonder subsidietoekenning over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • g.

    de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering niet is gegarandeerd;

  • h.

    het stadsdeel reeds op andere wijze is voorzien in het beoogde doel of de voorgenomen activiteit.

2. Het dagelijks bestuur kan de subsidie weigeren, indien de organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het dagelijks bestuur onvoldoende omvang of onvoldoende draagvlak bezit, dan wel het dagelijks bestuur van oordeel is dat de rechtsvorm van de organisatie niet geëigend is voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 1.6 Voorschotten en gedeelten

1. Overeenkomstig artikel 4:53 van de AWB kan het dagelijks bestuur de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen.

2. Het dagelijks bestuur vermeldt in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van het voorschot alsmede de wijze van uitbetaling.

3. Overeenkomstig artikel 4:54 van de AWB kan het dagelijks bestuur subsidies in termijnen of gedeelten betalen.

4. Het dagelijks bestuur bepaalt per subsidie of er in maandelijkse termijnen, per kwartaal, per half jaar of in andere termijnen wordt betaald en vermeldt dit in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 1.7 Intrekken of wijzigen van de subsidie

Op basis van artikel 4:48 en 4:46 AWB kan het dagelijks bestuur de subsidie intrekken, ten nadele van de ontvanger wijzigen of lager vaststellen indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen vinden;

  • b.

    de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen die in de subsidiebeschikking zijn vermeld;

  • c.

    de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 1.8 Begrotingsvoorbehoud

1. Artikel 4:34 van de AWB is van toepassing, hetgeen onder meer betekent dat het dagelijks bestuur subsidies voorafgaand aan vaststelling van de begroting van het subsidiejaar kan verlenen onder voorbehoud van goedkeuren van die begroting, onder voorwaarde van het vermelden van dit voorbehoud in de beschikking tot subsidieverlening.

2. Het maken van begrotingsvoorbehoud is niet mogelijk indien het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust, een open-eind regeling bevat.

3. Het onder lid 1 genoemde voorbehoud vervalt indien het dagelijks bestuur daarop niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

Hoofdstuk 2 Budgetsubsidies 

Artikel 2.1 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 AWB

Afdeling 4.2.8 van de AWB is van toepassing op budgetsubsidies, voor zover daarvan niet in dit hoofdstuk wordt afgeweken.

Artikel 2.2 Aanvraag

1. De aanvraag van een budgetsubsidie wordt op uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend.

2. De aanvraag van de budgetsubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een activiteitenplan met een kwalitatieve zowel als kwantitatieve beschrijving van de activiteiten of producten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede

  • b.

    een begroting of een kostprijsberekening per eenheid activiteit of eenheid product. Deze kostprijsberekening dient inzicht te geven in de opbouw van de kosten en doelmatigheid van de besteding.

3. Indien de aanvrager in het jaar voorafgaand aan dat van de subsidieaanvraag geen subsidie ontving, dient de vergezeld te gaan van een:

  • a.

    oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals laatstelijk gewijzigd, en

  • b.

    de laatst opgemaakte jaarrekening voorzien van schriftelijke verklaring van een accountant omtrent de getrouwheid, dan wel de balans en de staat van baten en lasten met toelichting of, indien deze ontbreken, een verslag van de financiële positie op het moment van aanvraag.

4. Indien de aanvrager voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen subsidie heeft aangevraagd, doet hij daarvan mededeling onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

5. Aanvragen voor activiteiten die in het jaar vooraf nog niet gesubsidieerd werden door het dagelijks bestuur gaan vergezeld van een motivatie betreffende het belang van de activiteiten voor het stadsdeel en haar ingezeten alsmede de relevantie voor het beleid en programmadoelen van het stadsdeel.

Artikel 2.3 Beslistermijn op aanvraag

De beschikking tot subsidieverlening wordt uiterlijk 6 weken na vaststelling van de begroting gegeven.

Artikel 2.4 Toezicht op de naleving en verplichting tot medewerking aan onderzoek

1. Conform artikel 4:59 van de AWB kan het dagelijks bestuur een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van de budgetsubsidie opgelegde verplichtingen.

2. De ontvanger van budgetsubsidie dient medewerking te verlenen aan onderzoeken die in opdracht door het dagelijks bestuur worden uitgevoerd naar de stand van zaken bij de subsidie-ontvanger op financieel, organisatorisch, materieel, personeel of enig ander soort terrein.

Artikel 2.5 Melding van aanmerkelijke wijzigingen

1. De ontvanger van een budgetsubsidie stelt het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van aanmerkelijk wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden.

2. Voorts stelt hij het dagelijks bestuur schriftelijk op de hoogte van een verandering of beëindiging van activiteiten of werkzaamheden van de instelling binnen vier weken nadat de desbetreffende wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel 2.6 Tussentijds activiteitenverslag

De subsidieontvanger zendt het dagelijks bestuur uiterlijk 15 september in het subsidiejaar een tussentijds verslag van de realisatie van het activiteitenplan tot en met 30 juni, alsmede een prognose van de realisatie in het resterende deel van het jaar. De eisen waaraan dit verslag moet voldoen worden bij de subsidieverlening bekend gemaakt.

Artikel 2.7 Toestemming voor rechtshandelingen

De  ontvanger van een budget subsidie die meer dan €25.000 bedraagt behoeft toestemming van het dagelijks bestuur voor rechtshandelingen welke van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden, de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of de kwaliteit en omvang van de activiteiten. Hiermee worden alle handeling zoals genoemd in artikel 4:71 van de AWB bedoeld waaronder;

  • a.

    het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het wijzigen van de statuten;

  • c.

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen indien zij mede zijn verworden door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden

  • d.

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze mede met subsidiegeld bekostigd worden,

  • e.

    het aangaan van kredietovereenkomsten, overeenkomsten van geldlening, overeenkomsten tot zekerheidsstelling voor schulden ten behoeve van zichzelf of derden,

  • f.

    het vormen van fondsen en reserveringen;

  • g.

    het ontbinden van de rechtspersoon;

  • h.

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

Artikel 2.8 Verplichtingen ten aanzien van verzekering, contributie en overige zaken

1. De ontvanger van budgetsubsidie is verplicht om haar eigendommen, werknemers en vrijwilligers te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

2. Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot; -de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger; -de hoogte van de tarieven of van de bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten, en -de wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

3. Het dagelijks bestuur kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling

1. Voor 1 april in het jaar volgend op het subsidiejaar dan wel binnen 3 maanden na afloop van het subsidiejaar dient de ontvanger van een budgetsubsidie een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:75 van de AWB dient de aanvraag te worden vergezeld van een activiteitenverslag hetzij prestatieverslag, alsmede een financieel verslag hetzij jaarrekening.

3. In de beschikking tot subsidieverlening kan het dagelijks bestuur nadere eisen stellen aan de vorm en inhoud van het activiteiten- of prestatieverslag.

4. Artikel 4:76 van de AWB is van toepassing, hetgeen onder meer inhoudt dat het financieel verslag

  • a.

    een balans en exploitatierekening met toelichting moet bevatten;

  • b.

    zodanig is opgezet dat een oordeel kan worden gevormd over het vermogen, het exploitatiesaldo, de egalisatiereserve, de solvabiliteit en liquiditeit;

  • c.

    moet aansluiten op de begroting waarvoor subsidie is verleend;

  • d.

    een vergelijking moet bevatten met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het voorafgaande jaar.

5. Bij budgetsubsidies van € 25.000 en hoger dient het financieel verslag vergezeld te gaan van een schriftelijke accountantsverklaring omtrent de getrouwheid als bedoeld in artikel 4:78, eerste lid van de AWB.

6. Bij budgetsubsidies van € 25.000 en hoger kan de subsidieontvanger ervoor kiezen om een concept- financieel verslag in te dienen op uiterlijk 1 april en het definitief financieel verslag met goedkeurende accountantsverklaring op uiterlijk 1 juli in het jaar volgend op het subsidiejaar. Voor het activiteitenverslag blijft in alle gevallen lid 1 van dit artikel van toepassing.

Artikel 2.10 Accountantsverklaring omtrent de rechtmatigheid

Bij budgetsubsidies van € 25.000 en hoger dient het financieel verslag vergezeld te gaan van schriftelijke oordeel van de accountant omtrent de rechtmatigheid van de besteding. In dit oordeel dient de accountant aan te geven of de subsidie conform alle geldende wet- en regelgeving is besteed.

Artikel 2.11 Berekening vaststelling budgetsubsidie

Bij de vaststelling van het subsidiebedrag worden de navolgende uitgangspunten gehanteerd, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening hierover afwijkende regels zijn gesteld:

  • a.

    indien de subsidieontvanger de in het besluit tot subsidieverlening opgenomen prestatie-eenheden realiseert tegen een lager bedrag dan is verleend, wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van het verleende bedrag.

  • b.

    indien de subsidieontvanger de in het besluit tot subsidieverlening opgenomen prestatie-eenheden realiseert tegen een hoger bedrag dan is verleend, dient de subsidieontvanger de extra kosten uit eigen middelen te dekken.

  • c.

    Indien de subsidie-ontvanger meer prestatie-eenheden realiseert dan in het besluit tot subsidieverlening is opgenomen dient zij de kosten daarvan uit eigen middelen te dekken.

  • d.

    indien de subsidieontvanger minder prestatie-eenheden realiseert dan in het besluit tot subsidieverlening is opgenomen of de kwaliteit van de realiseerde activiteiten niet voldoet aan de in de subsidiebeschikking opgenomen kwaliteitseisen, wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van het niveau dat overeenkomt met het lagere prestatieniveau.

Artikel 2.12 Beslistermijn bij subsidievaststelling

1. Het dagelijks bestuur beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst daarvan.

2. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Hoofdstuk 3 Exploitatiesubsidies 

Artikel 3.1 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 AWB

Afdeling 4.2.8 van de AWB is van toepassing op exploitatiesubsidies, voor zover daarvan niet in dit hoofdstuk wordt afgeweken.

Artikel 3.2 De aanvraag

1. De aanvraag van een exploitatiesubsidie wordt uiterlijk 1 september bij het dagelijks bestuur ingediend:

2. De aanvraag van de exploitatiesubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een activiteitenplan met een kwalitatieve zowel als kwantitatieve beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede;

  • b.

    een begroting met een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien welke inzicht geeft in de aard van de kosten en doelmatigheid van de bestedingen;

3. Indien de aanvrager in het jaar voorafgaand aan dat van de subsidieaanvraag geen subsidie ontving, dient de vergezeld te gaan van een:

  • a.

    oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals laatstelijk gewijzigd, en

  • b.

    de laatst opgemaakte jaarrekening voorzien van schriftelijke verklaring van een accountant omtrent de getrouwheid, dan wel de balans en de staat van baten en lasten met toelichting of, indien deze ontbreken, een verslag van de financiële positie op het moment van aanvraag.

4. Indien de aanvrager voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen subsidie heeft aangevraagd, doet hij daarvan mededeling onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

5. Aanvragen voor activiteiten die in het jaar vooraf nog niet gesubsidieerd werden door het dagelijks bestuur gaan vergezeld van een motivatie betreffende het belang van de activiteiten voor het stadsdeel en haar ingezeten alsmede de relevantie voor het beleid en programmadoelen van het stadsdeel.

Artikel 3.3 Beslistermijn op subsidieaanvraag

De beschikking tot subsidieverlening wordt uiterlijk 6 weken na vaststelling van de begroting gegeven, tenzij het subsidiejaar afwijkt van het kalenderjaar, in welk geval de beschikking uiterlijk 8 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag wordt gegeven.

Artikel 3.4 Toezicht op de naleving en verplichting tot medewerking aan onderzoek

1. Conform artikel 4:59 van de AWB kan het dagelijks bestuur een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van de exploitatiesubsidie opgelegde verplichtingen.

2. De ontvanger van exploitatiesubsidie dient medewerking te verlenen aan onderzoeken die in opdracht door het dagelijks bestuur worden uitgevoerd naar de stand van zaken bij de subsidie-ontvanger op financieel, organisatorisch, materieel, personeel of enig ander soort terrein.

Artikel 3.5 Melding van aanmerkelijke wijzigingen

1. De ontvanger van een exploitatiesubsidie stelt het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van aanmerkelijke wijzigingen van financiële aard, dan wel aanmerkelijke wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden.

2. Voorts stelt hij het dagelijks bestuur schriftelijk op de hoogte van een verandering of beëindiging van activiteiten of werkzaamheden van de instelling binnen vier weken nadat de desbetreffende wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel 3.6 Toestemming voor rechtshandelingen

1. De ontvanger van een exploitatiesubsidie die meer dan €25.000 bedraagt behoeft toestemming van het dagelijks bestuur voor rechtshandelingen welke van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden, de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of de kwaliteit en omvang van de activiteiten. Hiermee worden alle handeling zoals genoemd in artikel 4:71 van de AWB bedoeld waaronder;

  • a.

    het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het wijzigen van de statuten;

  • c.

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen indien zij mede zijn verworden door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

  • d.

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze mede met subsidiegeld bekostigd worden;

  • e.

    het aangaan van kredietovereenkomsten, overeenkomsten van geldlening, overeenkomsten tot zekerheidsstelling voor schulden ten behoeve van zichzelf of derden;

  • f.

    het vormen van fondsen en reserveringen;

  • g.

    het ontbinden van de rechtspersoon;

  • h.

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surcéance van betaling.

2. Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing indien de ontvanger van de subsidie een wettelijk erkende onderwijsinstelling betreft.

Artikel 3.7 Verplichtingen ten aanzien van verzekering, contributie en overige zaken

1. De ontvanger van exploitatiesubsidie is verplicht om haar eigendommen, werknemers en vrijwilligers te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

2. Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot; -de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger; -de hoogte van de tarieven of van de bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten, en -de wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

3. Het dagelijks bestuur kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 3.8 Verantwoording en vaststelling

1. Voor 1 april in het jaar volgend op het subsidiejaar dan wel binnen 3 maanden na afloop van het subsidiejaar dient de ontvanger van een exploitatiesubsidie een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:75 van de AWB dient de aanvraag te worden vergezeld van een activiteitenverslag, alsmede een financieel verslag hetzij jaarrekening.

3. Artikel 4:76 van de AWB is van toepassing, hetgeen onder meer inhoudt dat het financieel verslag

  • a.

    een balans en exploitatierekening met toelichting moet bevatten;

  • b.

    zodanig is opgezet dat een oordeel kan worden gevormd over het vermogen, het exploitatiesaldo, de solvabiliteit en liquiditeit;

  • c.

    moet aansluiten op de begroting waarvoor subsidie is verleend;

  • d.

    een vergelijking bevat met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

4. Bij exploitatiesubsidies van € 25.000 en hoger dient het financieel verslag vergezeld te gaan van een schriftelijke accountantsverklaring omtrent de getrouwheid als bedoeld in artikel 4:78, eerste lid van de AWB.

5. Bij exploitatiesubsidies van € 25.000 en hoger kan de subsidieontvanger ervoor kiezen om een concept- financieel verslag in te dienen op uiterlijk 1 april en het definitief financieel verslag met goedkeurende accountantsverklaring op uiterlijk 1 juli in het jaar volgend op het subsidiejaar. Voor het activiteitenverslag blijft in alle gevallen lid 1 van dit artikel van toepassing.

Artikel 3.9 Beslistermijn bij vaststelling

1. Op de aanvraag tot subsidievaststelling beslist het dagelijks bestuur binnen dertien weken na ontvangst daarvan.

2. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 3.10 Batig saldo

1. Indien uit de rekening en verantwoording dan wel uit het financiële verslag blijkt dat er een batig saldo resteert, kan het dagelijks bestuur dit saldo terugvorderen, voor zover dat is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening.

2. Indien andere bestuursorganen voor dezelfde activiteiten subsidie hebben verleend, kan het dagelijks bestuur, nadat het overleg heeft gepleegd met hen, beslissen dat het batig saldo niet, dan wel slechts gedeeltelijk, wordt gerestitueerd.

3. Het dagelijks bestuur kan geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering van het batig saldo, indien een derde, niet-zijnde een bestuursorgaan, ten behoeve van dezelfde activiteiten een bijdrage heeft verstrekt.

4. Het terug te vorderen bedrag bedraagt niet meer dan de toegekende subsidie.

Hoofdstuk 4 Investeringssubsidies

Artikel 4.1 De aanvraag

1. De aanvraag van een investeringssubsidie wordt uiterlijk op 1 september van jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij het dagelijks bestuur ingediend.

2. De aanvraag van de investeringssubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een kostenspecificatie of –raming van de voorgenomen investering;

  • b.

    een plan tot financiering van de investering en de raming van de gevolgen voor de exploitatie die uit de investering voortvloeien;

  • c.

    een beschrijving hoe de investering past binnen het stadsdeelbeleid en op welke wijze activiteiten zullen plaatsvinden in het gebouw of op het terrein;

  • d.

    oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals laatstelijk gewijzigd, en

  • e.

    de laatst opgemaakte jaarrekening voorzien van schriftelijke verklaring van een accountant omtrent de getrouwheid, dan wel de balans en de staat van baten en lasten met toelichting of, indien deze ontbreken, een verslag van de financiële positie op het moment van aanvraag.

3. Indien de aanvrager voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen subsidie heeft aangevraagd, doet hij daarvan mededeling onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 4.2 Beslistermijn op subsidieaanvraag

De beschikking tot subsidieverlening wordt uiterlijk 6 weken na vaststelling van de begroting gegeven.

Artikel 4.3 Toezicht op de naleving en verplichting tot medewerking aan onderzoek

1. Conform artikel 4:59 van de AWB kan het dagelijks bestuur een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van de investeringssubsidie opgelegde verplichtingen.

2. De ontvanger van investeringssubsidie dient medewerking te verlenen aan onderzoeken die in opdracht door het dagelijks bestuur worden uitgevoerd naar de stand van zaken bij de subsidie-ontvanger op financieel, organisatorisch, materieel, personeel of enig ander soort terrein.

Artikel 4.4 Melding van aanmerkelijke wijzigingen

1. De ontvanger van een investeringssubsidie stelt het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van aanmerkelijke wijzigingen van financiële aard, dan wel aanmerkelijke wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden.

2. Voorts stelt hij het dagelijks bestuur schriftelijk op de hoogte van een verandering of beëindiging van activiteiten of werkzaamheden van de instelling binnen vier weken nadat de desbetreffende wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel 4.5 Toestemming voor rechtshandelingen

De  ontvanger van een investeringssubsidie die meer dan €25.000 bedraagt behoeft toestemming van het dagelijks bestuur voor rechtshandelingen welke van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden, de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of de kwaliteit en omvang van de activiteiten. Hiermee worden alle handeling zoals genoemd in artikel 4:71 van de AWB bedoeld waaronder;

  • a.

    het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het wijzigen van de statuten;

  • c.

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen indien zij mede zijn verworden door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden

  • d.

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze mede met subsidiegeld bekostigd worden,

  • e.

    het aangaan van kredietovereenkomsten, overeenkomsten van geldlening, overeenkomsten tot zekerheidsstelling voor schulden ten behoeve van zichzelf of derden,

  • f.

    het vormen van fondsen en reserveringen;

  • g.

    het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

  • h.

    het ontbinden van de rechtspersoon;

  • i.

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surcéance van betaling.

Artikel 4.6 Andere verplichtingen

1. De ontvanger van investeringssubsidie is verplicht om haar eigendommen, werknemers en vrijwilligers te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

2. Het dagelijks bestuur kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen met betrekking tot de gesubsidieerde investering.

Artikel 4.7 Verantwoording en vaststelling

1. Voor 1 april in het jaar volgend op het subsidiejaar dan wel binnen 3 maanden na afloop van het subsidiejaar dient de ontvanger van een exploitatiesubsidie een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:75 van de AWB dient de aanvraag te worden vergezeld van een activiteitenverslag, alsmede een financieel verslag hetzij jaarrekening.

3. Artikel 4:76 van de AWB is van toepassing, hetgeen onder meer inhoudt dat het financieel verslag

  • a.

    een balans en exploitatierekening met toelichting moet bevatten;

  • b.

    zodanig is opgezet dat een oordeel kan worden gevormd over het vermogen, het exploitatiesaldo, de solvabiliteit en liquiditeit;

  • c.

    moet aansluiten op de begroting waarvoor subsidie is verleend;

  • d.

    een vergelijking bevat met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

4. Bij investeringssubsidies van € 25.000 en hoger dient het financieel verslag vergezeld te gaan van een schriftelijke accountantsverklaring omtrent de getrouwheid als bedoeld in artikel 4:78, eerste lid van de AWB.

5. Bij investeringssubsidies van € 25.000 en hoger kan de subsidieontvanger ervoor kiezen om een concept- financieel verslag in te dienen op uiterlijk 1 april en het definitief financieel verslag met goedkeurende accountantsverklaring op uiterlijk 1 juli in het jaar volgend op het subsidiejaar. Voor het activiteitenverslag blijft in alle gevallen lid 1 van dit artikel van toepassing.

Artikel 4.8 Beslistermijn bij vaststelling

1. Op de aanvraag tot subsidievaststelling beslist het dagelijks bestuur binnen 13 weken na ontvangst daarvan.

2. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste 8 weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 4.9 Batig saldo

1. Indien uit de rekening en verantwoording dan wel uit het financiële verslag blijkt dat er een batig saldo resteert, kan het dagelijks bestuur dit saldo terugvorderen, voor zover dat is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening.

2. Indien andere bestuursorganen voor dezelfde activiteiten subsidie hebben verleend, kan het dagelijks bestuur, nadat het overleg heeft gepleegd met hen, beslissen dat het batig saldo niet, dan wel slechts gedeeltelijk, wordt gerestitueerd.

3. Het dagelijks bestuur kan geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering van het batig saldo, indien een derde, niet-zijnde een bestuursorgaan, ten behoeve van dezelfde activiteiten een bijdrage heeft verstrekt.

4. Het terug te vorderen bedrag bedraagt niet meer dan de toegekende subsidie.

Hoofdstuk 5 Waarderingssubsidies 

Artikel 5.1 Aanvraag waarderingssubsidie

1. Een aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt uiterlijk vier weken vóór aanvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd bij het dagelijks bestuur ingediend.

2. Het maximale bedrag waarvoor het dagelijks bestuur een waarderingssubsidie kan verlenen is €10.000.

3. De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een activiteitenplan met een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede

  • b.

    een begroting met een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien welke inzicht geeft in de opbouw van de kosten en doelmatigheid van de besteding.

4. Indien de aanvrager voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen subsidie heeft aangevraagd, doet hij daarvan mededeling onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

5. Aanvragen voor activiteiten die in het jaar vooraf nog niet gesubsidieerd werden door het dagelijks bestuur gaan vergezeld van een motivatie betreffende het belang van de activiteiten voor het stadsdeel en haar ingezeten alsmede de relevantie voor het beleid en programmadoelen van het stadsdeel.

Artikel 5.2 Beslistermijn op aanvraag

1. Op een aanvraag van een waarderingssubsidie beslist het dagelijks bestuur binnen 8 weken na ontvangst daarvan.

2. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen; hiervan doet het vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 5.3 Verplichting tot verantwoording

Het dagelijks bestuur kan in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de ontvanger binnen 3 maanden na afloop van de activiteiten een activiteitenverslag alsmede een financieel moet indienen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Ontheffing

1. Het dagelijks bestuur kan in individuele gevallen van een of meer verplichtingen van deze verordening ontheffing verlenen.

2. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, kan het dagelijks bestuur een voorlopige voorziening treffen.

Artikel 6.2 Overgangsbepaling

1. Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening stadsdeel Oost-Watergraafsmeer 1999 en de Bijzondere Subsidieverordening Welzijn, Kunst & Cultuur, Sport en Recreatie, Onderwijs en Buurtbeheer van toepassing.

2. Op aanvragen voor subsidies die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, en waarop nog niet is beslist, worden de desbetreffende bepalingen van deze verordening toegepast.

6.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer (1999) en de Bijzondere Subsidieverordening Welzijn, Kunst & Cultuur, Sport en Recreatie (2003).

6.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening stadsdeel Oost-Watergraafsmeer 2009.

Toelichting

Toelichting op de Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer 2009

A Algemeen

De wettelijke basis voor het verlenen van subsidie is gelegen in de zogeheten subsidietitel (titel 4. 2) van de Algemene Wet Bestuursrecht. Artikel 4.23 van deze wet schrijft voor dat een bestuursorgaan, om subsidies te kunnen verstrekken, een verordening moet vaststellen waarin is omschreven voor welke activiteiten, op welke wijze en onder welke voorwaarden subsidies worden verstrekt. De ASV Oost-Wgm 2009 vervangt de Algemene Subsidieverordening Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer (1999) en de Bijzondere Subsidieverordening Welzijn, Kunst & Cultuur, Sport en Recreatie (2003). In principe vallen alle subsidies onder de ASV, uitgezonderd subsidies voor onderwijs, stedelijke vernieuwing en Veilig Ondernemen. Deze vallen onder respectievelijk de Verordening Materiele en Financiële Gelijkstelling, de Verordening Stedelijke Vernieuwing en de Bijzondere Subsidieverordening Veilig Ondernemen.

Het is van belang dat het proces van subsidieverstrekking twee fases kent, elk te verdelen in twee stappen:

1a Aanvraag (activiteitenplan en begroting vereist)

1b Subsidieverlening (beschikking en bevoorschotting)

2a Verantwoording (activiteiten- en financieel verslag vereist)

2b Subsidievaststelling.

In de verordening wordt voor elke fase aangegeven welke voorwaarden en termijnen gelden, plus een aantal andere verplichtingen en richtlijnen.

Daarnaast is de ASV Oost-Wgm 2009, conform de MASAS, ingedeeld in vier soorten subsidies:

  • a.

    de budgetsubsidie (hoofdstuk 2)

  • b.

    de exploitatiesubsidie (hoofdstuk 3)

  • c.

    de investeringssubsidie (hoofdstuk 4), en

  • d.

    de waarderingssubsidie (hoofdstuk 5).

De budgetsubsidie is een structurele subsidie voor grotere organisaties, waarbij de hoogte van het subsidiebedrag niet wordt berekend aan de hand van een begroting van de kosten (zoals bij een exploitatiesubsidie), maar aan de hand van een overeengekomen prijs per product en het aantal te leveren of geleverde producten. Bij de subsidieaanvraag wordt dus geen begroting van de kosten ingediend, maar een offerte op basis van prijzen per product en het aantal te leveren of uit te voeren diensten. Bij de vaststelling van de subsidie wordt niet gekeken naar de gerealiseerde exploitatiekosten, maar naar het aantal gerealiseerde producten. Deze wijze van subsidiëren wordt ook outputfinanciering genoemd en zorgt voor een verzakelijking van de verhouding tussen subsidieverstrekker- en ontvanger. Dit moet echter ook aansluiten op de Algemene Wet Bestuursrecht, die de verplichting bevat dat bij een subsidieaanvraag altijd een begroting van de kosten moet worden ingediend. Uitsluitend een prijs per product voldoet dus niet aan de wettelijke regels. Daarom moet het niveau van de prijs per product worden onderbouwd door een berekening die aansluit op een exploitatiebegroting. De subsidieverstrekker en ontvanger komen op basis van een dergelijke berekening de prijs per product overeen voor een periode van meerdere jaren, en kunnen op basis daarvan jaarlijks subsidiëren op basis van prijzen per product.

Een exploitatiesubsidie is een subsidie waarbij de hoogte van het bedrag wordt bepaald op basis van de exploitatiekosten in relatie tot de uitgevoerde activiteiten. Deze wijze van subsidiëren wordt bij de meeste kleinere instellingen en subsidies gebruikt en tot voor kort ook bij de grote structurele subsidies voor welzijnsinstellingen. Bij vaststelling van de subsidie wordt gekeken naar de gemaakte kosten en eventueel de geleverde prestaties, indien daarover voorwaarden zijn gesteld in de subsidiebeschikking.

Een investeringssubsidie is de subsidievorm voor het oprichten, in standhouden of uitbreiden van bouwwerken.

Waarderingssubsidies zijn subsidies kleine subsidies (maximaal €10.000). Vanwege het relatief kleine subsidiebedrag wordt de administratieve last klein gehouden en worden er minder verplichtingen aan verbonden. Er is geen onderscheid tussen de fase van beschikken en vaststellen bij deze subsidie, het stadsdeel heeft daarmee minder mogelijkheden om subsidie terug te vorderen. Indien er wanprestaties zijn geleverd kan alleen op basis van artikel 1.7 de subsidie intrekken of terugvorderen.

Er zijn ook Europese subsidieregelingen en rijkssubsidies. Als het stadsdeel op basis van deze regelingen subsidie ontvangt en verstrekt aan uitvoerende organisaties, gaan de voorwaarden van deze regelingen vóór de geldende nationale- of gemeentelijke regelgeving. De Europese regelgeving kan ook een rol spelen als er wordt gekozen voor aanbesteding.

Wat betreft aanbesteden van gesubsidieerde activiteiten is zowel bij het opstellen van de MASAS als de ASV Oost-Watergraafsmeer nagegaan of er noodzaak bestaat om hierover regels op te nemen. Dat is niet het geval. Na afronding van de aanbestedingsprocedure en selectie van een uitvoerder kan het stadsdeel zelf kiezen om een overeenkomst van bestuursrechtelijke aard (subsidie) of een overeenkomst naar burgerlijk recht (contract) aan te gaan. Er zijn geen regels die voorschrijven welke keus hierin moet worden gemaakt, dit hangt af van de wensen van beide partijen. Als er voor subsidie wordt gekozen is de subsidieverordening van toepassing. Het is daarom niet nodig om in de subsidieverordening regels over aanbesteding op te nemen. Het maken van een keus tussen een bestuursrechtelijke relatie en privaatrechtelijke overeenkomst is overigens complex, vooral door de Europese regelgeving die van toepassing (kan) zijn op privaatrechtelijke overeenkomsten tussen overheden en uitvoerders. In het kader van deze subsidieverordening hoeft daar verder geen aandacht aan te worden besteed.

B Toelichting per artikel

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

Zie voor ook deel 1 van deze toelichting voor een nadere omschrijving van de subsidiesoorten.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid  

Voor de aanduiding van de beleidsterreinen is gebruikgemaakt van de aanduiding van de hoofdstukken in de begroting van de centrale stad. Lid 2 en 3 maken duidelijk dat de subsidies op het beleidsterrein van onderwijs en stedelijke vernieuwing onder andere verordeningen vallen.

Artikel 1:3 Ontvanger subsidie

Om voldoende zekerheid te hebben op een verantwoorde besteding wordt subsidie in principe alleen aan rechtspersonen toegekend. Toch kan er reden zijn, op dit uitgangspunt een uitzondering te maken. Deze uitzondering kan alleen in de vorm van een waarderingssubsidie worden gemaakt, wat betekent de subsidie niet meer dan 10.000 euro kan bedragen.

Artikel 1:4 Subsidieplafond

Een subsidieplafond is nodig als het dagelijks bestuur een subsidieaanvraag uitsluitend op budgettaire grond wil kunnen weigeren. In de praktijk is dit alleen nodig als het dagelijks bestuur een wat groter aantal gelijkwaardige aanvragen wil kunnen honoreren. Als er bijvoorbeeld veertig aanvragen worden gedaan waarvan er twintig worden gehonoreerd, kan het moeilijk zijn om duidelijke verschillen tussen een wel- en niet geweigerde aanvragen aan te tonen en is er kans dat een weigering, in geval van beroep en bezwaar, juridisch geen stand houdt. Een subsidieplafond maakt het mogelijk om te weigeren op basis van het argument ‘het geld is op’. Het is slechts bij een deel van de subsidies effectief om een deze te verdelen over een groot aantal vergelijkbare partijen. Veel subsidies worden het meest doelmatig besteed door de activiteiten structureel door één of een beperkt aantal instellingen te laten uitvoeren, zeker op het terrein van welzijn en zorg. Een subsidieaanvraag voor het uitvoeren van schulphulpverlening of buurthuiswerk door een nieuwe instelling kan ook goed gemotiveerd en juridisch houdbaar worden afgewezen op basis van de beleidsmatige weigeringgronden (met name lid 1b, lid 1h en lid 2: zie ook toelichting bij het volgende artikel).

Artikel 1:5 Weigeringgronden

De weigeringgronden kunnen worden verdeeld in beleidsmatige en preventieve gronden. De preventieve gronden (lid 1c, 1d, en 1e) zijn overgenomen uit de AWB en zijn van toepassing als kan worden verwacht dat de aanvrager te kwader trouw is, over onvoldoende capaciteiten of bekwaamheden beschikt, of financiële problemen heeft. Op basis van dezelfde gronden kan de subsidieverstrekker gedurende een lopend jaar de subsidie stopzetten of terugvorderen. De AWB bevat zelf geen beleidsmatige weigeringgronden, de toelichting op de AWB geeft aan dat subsidieverstrekkers deze gronden in de eigen verordening moeten formuleren. Dit is in lid 1a, 1b, 1f, 1h en lid 2 gebeurd.

Artikel 1.6 Betaling subsidies

Dit artikel 4:54 is een lichte vereenvoudiging van de artikelen 4:53 en 4:54 van de AWB, die bepalen dat er voorschotten kunnen worden verleend en dat de voorschotten in gedeelten kunnen worden verstrekt. De mogelijkheid tot het verstrekken van een voorschot is noodzakelijk omdat de verordening voorschrijft dat budget-, exploitatie en investeringssubsidie niet in één keer, maar in twee fasen wordt verstrekt (vooraf beschikken en achteraf vaststellen). Er moet bij deze subsidies dus voorafgaand aan de afronding van de subsidieverstrekking worden betaald, wat het verstrekken van een voorschot noodzakelijk maakt. Op welke wijze en met welke fasering het voorschot wordt betaald kan niet in de verordening worden vastgelegd omdat de praktijk nogal wisselend is. Dit hangt af van bijvoorbeeld de omvang van het bedrag, het mogelijke risico op faillissement van de ontvanger, en dergelijke. Bij zeer grote bedragen worden er maandelijkse termijnen verstrekt of wordt er in vier gelijke kwartalen betaald. Als het bedrag kleiner is maar er een (klein) risico op faillissement of wanprestatie is, kan er eveneens in termijnen worden betaald, of wordt de laatste tranche pas betaald nadat de subsidieontvanger een financieel- en/of activiteitenverslag heeft ingediend. De wijze van uitbetalen van voorschotten kan dus per subsidie worden bepaald, maar moet wel in alle gevallen in de beschikking worden vermeld.

Artikel 1.7 Intrekken of wijzigen van de subsidie

Dit artikel bevat een iets vereenvoudigde weergave van artikelen 4:46 en 4:48 van de AWB.

Artikel 1.8 Begrotingsvoorbehoud

Door de korte tijd tussen begrotingsvaststelling en het begin van het navolgende jaar kan het voor het stadsdeel, vooral bij structurele subsidies, praktisch zijn om voorafgaand aan de vaststelling van de begroting al de beschikking tot subsidieverlening te versturen. Daarbij is het noodzakelijk om een begrotingsvoorbehoud te maken, wat op basis van artikel 4:34 van de AWB mogelijk is. Er gelden hierbij twee voorwaarden: Ten eerste moet het voorbehoud altijd in de subsidiebeschikking worden vermeld. Ten tweede moet het stadsdeel, als het gebruik maakt van voorbehoud door de subsidie in te trekken, dat binnen vier weken doen. Verder geeft artikel 4:34 van de AWB aan dat het maken van begrotingsvoorbehoud niet mogelijk is als de wet- of regelgeving waarop de subsidie is gebaseerd bewust een openeinde regeling bevat.

HOOFDSTUK 2 Budgetsubsidies

Artikel 2.1 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb (budgetsubsidie)

Het eerste afdelingen (4.2.1 tot en met 4.2.7) van de subsidietitel in de AWB zijn zeer globaal. Bij de verschillende overheden zijn immers heel verschillende manieren van subsidieverlening tot stand gekomen. De meer recent toegevoegde afdeling 4.2.8 bevat meer specifieke regels over het proces van subsidieverstrekking en het onderscheid tussen de fase subsidiebeschikking vooraf en subsidievaststelling achteraf. Deze afdeling is facultatief, dat wil zeggen ze alleen geldig is indien het subsidieverlenende orgaan deze van toepassing verklaart in de subsidieverordening. Bij gemeenten en de Amsterdamse stadsdelen wordt deze fasering al lange tijd toegepast en zorgt het van toepassing verklaren van afdeling 4.2.8 voor een meer stevige juridische basis.

Artikel 2.2 Aanvraag (budgetsubsidie)

De aanvraagdatum is in de tweede helft van het jaar belegd, op 1 september. Door de dualisering van het gemeentebestel is het meer nadrukkelijk de bedoeling dat het stadsdeel in de Voorjaarsnota de eigen beleidskaders en financiële ruimte op hoofdlijnen vaststelt. De fase van invulling daarvan is een uitvoeringskwestie die in eerste instantie door het DB wordt voorbereid. In dat systeem heeft het indienen van subsidieaanvragen voorafgaand aan vaststelling van de Voorjaarsnota geen functie meer. De aanvraagdatum is daarom op 1 september gezet. Dit geeft in de eerste helft van het jaar ook meer ruimte om de verantwoording over het voorgaande jaar en vaststelling van de subsidie te regelen.

Lid 2 a is een verkorte herhaling van artikel 4:62 van de AWB en lid 2 b sluit aan op artikel 4:63, maar geeft daarbij aan dat de begroting kan worden omgezet in een kostprijsberekening per product en welke voorwaarde daaraan verbonden is (het inzichtelijk maken van de aansluiting van de kostprijs per product op een exploitatiebegroting bij de eerste maal dat budgetsubsidie wordt verstrekt en tenminste eens per vier jaar bij structurele subsidies). Lid 3 en lid 4 zijn verkorte weergaven van artikel 4:64 en 4:65 van de AWB.

Artikel 2.3 Beslistermijn (budgetsubsidie)

De termijn is gesteld op zes weken na vaststelling. Op grond van de Gemeentewet moet de begroting uiterlijk op 15 november zijn vastgesteld, wat betekent dat de beschikking tot subsidieverlening vóór het subsidiejaar wordt gegeven. Eventueel kan een beschikking, onder het stellen van een begrotingsvoorbehoud, al voor het vaststellen van de begroting worden verstuurd.

Artikel 2.4 Toezicht op de naleving (budgetsubsidie)

Op basis van artikel 4:59 van de AWB heeft de subsidieverstrekker de mogelijkheid om toezichthouders aan te stellen. Deze maatregel wordt alleen genomen bij (vermoedens van-) zeer ernstige problemen, ernstig mismanagement of wanbeleid.

Artikel 2.5 Melding van aanmerkelijke wijzigingen (budgetsubsidie)

 Op grond van artikel 4:70 van de Awb is de subsidieontvanger verplicht onverwijld melding te maken van aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten; datzelfde geldt wanneer deze situatie zich dreigt voor te doen. Daarnaast wordt de eis gesteld dat er binnen 4 weken melding moet worden gedaan van beëindiging van werkzaamheden.

Artikel 2.6 Toestemming als bedoeld in artikel 4:71 van de Awb (budgetsubsidie)

Een tussentijds verslag is verplicht gesteld om zicht te verkrijgen op de realisatie van activiteiten en een prognose te maken van het verloop in de tweede helft van het jaar en verdere toekomst. Het tussentijdsverslag is de basis voor overleg tussen het dagelijks bestuur en de subsidieontvanger.

Artikel 2.7 Toestemming voor rechthandelingen (budgetsubsidie)

Op basis van artikel 4:71 van de Awb worden de subsidieontvangers verplicht om rechtshandelingen te melden die van wezenlijke invloed kunnen zijn op bedrijfsvoering, de financiële huishouding en het voortbestaan van de subsidieontvanger.

Artikel 2.8 Hoogte van de contributie of bijdragen en andere verplichtingen (budgetsubsidie)

Op basis van 4:38 van de AWB overige verplichtingen opleggen die bijdragen aan het verwezenlijken van het doel van de subsidie. Lid 1 verplicht subsidieontvangers om zich voldoende te verzekeren tegen schade en aansprakelijkheid. Lid 2 is opgenomen omdat veel budgetsubsidies een verbetering van de maatschappelijke deelname en positie van sociaaleconomisch zwakkere groepen als doelstelling hebben, en de activiteiten en voorzieningen voor deze groepen dus toegankelijk moeten zijn. De hoogte van de contributie en eigen bijdragen spelen zijn heel bepalend voor de toegankelijkheid, dus kent het dagelijks bestuur zich het recht toe om hierover verplichtingen op te leggen.

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling (budgetsubsidie)

In lid 1 van artikel 2.9 wordt, conform de AWB, aangegeven dat uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het subsidiejaar een aanvraag tot subsidievaststelling wordt gedaan. Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer gebruikt in haar subsidiebeschikkingen doorgaans de term ‘verantwoording’ en niet de wettelijke term ‘aanvraag tot vaststelling’. Ter bevordering van het begrip van de AWB en de aansluiting op de verordening wordt in lid 1 de eis gesteld om een ‘aanvraag tot vaststelling’ te doen. De producten die hierbij moeten worden overlegd zijn hetzelfde als die worden geëist bij een ‘verantwoording’, namelijk een activiteiten- en financieel verslag. Boven de € 25.000, wat in de praktijk bij alle budgetsubsidies het geval is, dient het financiële verslag ondersteund te worden door een accountantsverklaring over de juistheid. Bij budgetsubsidie is, als onderdeel van het activiteitenverslag of in plaats van een activiteitenverslag, een prestatieverslag vereist waarin cijfermatig inzicht wordt gegeven in de realisatie van het aantal producten of prestatie-eenheden. De vorm en inhoud van het prestatieverslag en mate waarin daarnaast ook een kwalitatief beschrijvend activiteitenverslag moet worden ingediend, is nog niet vast te leggen. Daarom is in lid 3 gesteld dat er nadere eisen aan deze verslagen kunnen worden gesteld in de beschikking tot subsidieverlening.

Ten aanzien van het financiële verslag is het van belang erop te wijzen dat het van toepassing verklaarde deel 4.2.8 van de AWB voorschrijft dat het financiële verslag een vergelijking moet bevatten met het financiële verslag van het voorafgaande jaar. Deze eis is overgenomen in lid 3d van artikel 2.9!

Artikel 2.10 Accountantsverklaring omtrent de rechtmatigheid

Een verklaring van de accountant omtrent de rechtmatigheid houdt in dat de accountant heeft onderzocht of de subsidie conform alle geldende wet- en regelgeving is besteed. Onder de geldende wet- en regelgeving vallen ook de eisen en voorwaarden die in de subsidiebeschikking zijn gesteld. Bij budgetsubsidies houdt dit onder andere in dat de accountant onderzoek doet naar de juistheid van de cijfers in het jaarverslag over de realisatie van de product- of prestatieafspraken. Doordat de vaststelling van budgetsubsidie afhangt van de mate waarin de product- of prestatieafspraken zijn behaald, is deze controle noodzakelijk.

Artikel 2.11 Berekening vaststelling budgetsubsidie

Het artikel over de berekenwijze bij de subsidievaststelling is een belangrijke stap in het verzakelijken van de relatie tussen subsidieverstrekker en ontvanger. Er wordt uitsluitend gekeken naar de mate waarin de afgesproken prestaties of productaantallen zijn gerealiseerd, evenals het (afgesproken) kwaliteitsniveau. De kosten spelen bij de vaststelling een ondergeschikte rol, de subsidieontvanger moet er zelf voor zorgen dat de afspraken worden gerealiseerd binnen de kostprijzen die bij de subsidieaanvraag en in de subsidiebeschikking zijn gehanteerd. In sommige gevallen wordt budgetsubsidies verleend aan één instelling voor een groot aantal activiteiten en producten. Bij de vaststelling doet zich daarbij vaak de situatie voor dat bij een aantal producten minder prestaties zijn geleverd dan opgenomen in de beschikking, en bij andere producten meer prestaties. De mate waarin dit met elkaar gecompenseerd kan worden is niet goed te regelen in de subsidieverordening. De regels hierover worden in de beschikking gesteld. Daarom is in de eerste zin van dit artikel gesteld dat het alleen van toepassing is voor zover er geen afwijkende regels in de beschikking tot subsidieverlening zijn opgenomen.

Artikel 2.12 Beslistermijn bij subsidievaststelling (budgetsubsidie)

Deze termijn is langer dan die bij de subsidiebeschikking omdat de activiteiten evenals betaling van de (voorschotten van-) de subsidie in deze fase al zijn afgerond.

HOOFDSTUK 3 Exploitatiesubsidies

Artikel 3.1 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb

Zie toelichting bij 2.1

Artikel 3.2 De aanvraag (exploitatiesubsidie)

Zie de toelichting bij 2.2, uitgezonderd het gestelde over lid 2b van artikel 2.2. Bij aanvraag van een exploitatiesubsidie dient er een begroting in de gebruikelijke zin van het woord te worden ingediend, namelijk een begroting van de kosten en baten, zoals ook is omschreven in 4:63 van de AWB.

Artikel 3.3 Beslistermijn op de aanvraag (exploitatiesubsidie)

Zie toelichting bij 2.3

Artikel 3.4 Toezicht op de naleving (exploitatiesubsidie)

Zie toelichting bij 2.4

Artikel 3.5 Melding van aanmerkelijke wijzigingen (exploitatiesubsidie)

Zie toelichting bij 2.5

Artikel 3.6 Toestemming voor rechtshandelingen (exploitatiesubsidie)

Zie toelichting bij 2.7

Artikel 3.7 Hoogte van de contributie en andere verplichtingen (exploitatiesubsidie)

Zie toelichting bij 2.8

Artikel 3.8 Verantwoording en vaststelling (exploitatiesubsidie)

Zie toelichting bij 2.9.

Artikel 3.9 Beslistermijn bij vaststelling (exploitatiesubsidie)

Zie toelichting bij 2.10

Artikel 3.10 Batig saldo (exploitatiesubsidie)

Exploitatiesubsidies worden vastgesteld op basis van de gerealiseerde kosten. Lid 1 geeft aan dat resterend geld door het dagelijks bestuur kan worden teruggevorderd. Lid 2 stelt dat als er meerdere subsidiegevers zijn, een saldo pas na overleg met de andere subsidiegevers kan worden teruggevorderd. Als de subsidieontvanger middelen heeft verworven van niet-overheidsinstellingen, kan het dagelijks bestuur afzien van het terugvorderen van een batig saldo (lid 3). Het laatste lid (4) geeft aan dat het dagelijks bestuur in geen geval meer dan het toegekende subsidiebedrag kan terugvorderen.

HOOFDSTUK 4 Investeringssubsidies

Artikel 4.1 De aanvraag (investeringssubsidie)

Zie de toelichting bij 2.2 voor wat betreft lid 1 (de aanvraagdatum). De formulering van lid 2 tot en met 4 sluit nauw aan bij artikel 4.61 van de AWB

Artikel 4.2 Beslistermijn op de aanvraag (investeringssubsidie)

Zie toelichting bij 2.3

Artikel 4.3 Toezicht op de naleving (investeringssubsidie)

Zie toelichting bij 2.4

Artikel 4.5 Melding van aanmerkelijke wijzigingen (investeringssubsidie)

Zie toelichting bij 2.5

Artikel 4.5 Toestemming voor rechtshandelingen (investeringssubsidie)

Zie toelichting bij 2.7

Artikel 4.6 Andere verplichtingen (investeringssubsidie)

Zie toelichting bij 2.8. De verklaring over verplichtingen ten aanzien van de hoogte van de contributie of eigen bijdrage is echter niet van toepassing.

Artikel 4.7 Verantwoording en vaststelling (investeringssubsidie)

Zie toelichting bij 2.9, met uitzondering van het gestelde over het prestatieverslag; deze worden bij investeringsubsidies in niet altijd verplicht gesteld.

Artikel 4.8 Beslistermijn bij vaststelling (investeringssubsidie)

Zie toelichting bij 2.10

Artikel 4.9 Batig saldo

Zie de toelichting bij 3.10 (investeringssubsidie)

HOOFDSTUK 5 Waarderingssubsidies

Artikel 5.1 Aanvraag (waarderingssubsidie)

De voorwaarden van de waarderingssubsidie zijn toegesneden op kleine, meestal incidentele subsidies waaraan weinig administratieve verplichtingen verbonden zijn. Daarbij past een korte aanvraagtermijn (vier weken) om te zorgen voor flexibiliteit en de mogelijkheid tot snel reageren. Het maximale bedrag dat onder deze voorwaarden kan worden verleend is dan ook relatief laag: € 10.000. Boven dit bedrag moet een exploitatie-, budget- of investeringssubsidie worden verleend waarbij het stadsdeel het subsidiebedrag pas na afloop definitief vaststelt. Overigens kan bij waarderingssubsidies evengoed een verplichting tot het inleveren van een verslag worden opgelegd.