Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Monumentenverordening Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingMonumentenverordening Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer
CiteertitelMonumentenverordening Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Monumentenwet 1988, art. 15

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-199601-01-2013Ingetrokken

 

De Echo, 19 december 2012

365602

Tekst van de regeling

Monumentenverordening Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer

Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

1. monumenten:

  • a.

    alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde:

  • b.

    terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zalen als bedoeld onder a:

2. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

3. beschermde gemeentelijke monumenten: monumenten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

4. beschermde rijksmonumenten: monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

5. kerkelijke monumenten: monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling, en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst; onder kerkelijk wordt ook verstaan levensbeschouwelijk in de ruime betekenis van het woord;

6. eigenaren en zakelijk gerechtigden: degenen die in de kadastrale registers als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven;

7. stadsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn voor de gemeente Amsterdam vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden;

8. gemeentelijke lijst van stadsgezichten: de lijst waarop zijn vermeld de van gemeentewege beschermde stadsgezichten;

9. beschermde stadsgezichten: stadsgezichten die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

10. Commissie voor Welstand en Monumenten: de door de stadsdeelraad aangewezen commissie;

11. Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg: de door de gemeenteraad bij zijn besluit van 13 februari 1980, nr. 115, onder III ingestelde adviesraad, tot wiens taak het behoort het dagelijks bestuur op verzoek of eigener beweging van voorlichting en advies te dienen ter zake van de toepassing van deze verordening, de toepassing van de Monumentenwet alsmede andere zaken de Monumentenzorg betreffende.

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing in het gebied van stadsdeel Oost/Watergraafsmeer

Artikel 3

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk II Beschermde gemeentelijke monumenten
Paragraaf 1 De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst
Artikel 4

1. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

2. De kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument wordt medegedeeld aan de eigenaar, de zakelijk gerechtigden en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker of andere belanghebbenden.

3. Het dagelijks bestuur besluit over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen en de commissie van advies op het gebied van de monumentenzorg alsmede, voor zover mogelijk, de eigenaar en de zakelijk gerechtigde zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur hiervan afwijken.

4. De Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg wordt in de gelegenheid gesteld uiterlijk binnen twaalf weken nadat het dagelijks bestuur deze raad daartoe een verzoek heeft gedaan schriftelijk advies uit te brengen.

5. Het dagelijks bestuur beslist binnen vijf maanden na ontvangst van de in het eerste lid genoemde aanvraag. Het doet van zijn beslissing mededeling aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers, alsmede aan de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg door toezending van zijn beslissing.

6. Met ingang van de datum waarop de kennisgeving als bedoeld in lid 2 wordt medegedeeld tot het moment van inschrijving in het gemeentelijk monumentenregister, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt ingeschreven, zijn de artikelen 6 tot en met 10 en de artikelen 12 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

7. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument, waarbij, zo nodig , de onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.

8. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Het bepaalde in het tweede en derde lid, is alsdan van overeenkomstige toepassing. Indien de wijziging naar het oordeel van het dagelijks bestuur van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging het doorhalen van de inschrijving van een monument dat teniet is gegaan betreft, blijft overeenkomstige toepassing van het tweede lid achterwege.

9. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden door het dagelijks bestuur niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

10. Monumenten die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet (meer) op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 5

De gemeentelijke monumentenlijst ligt op het stadsdeelkantoor en bij het Bureau Monumentenzorg voor en ieder ter inzage.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten
Artikel 6

1. Het is verboden, een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

2. Het is verboden, zonder vergunning van het dagelijks bestuur of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften.

  • a.

    een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  • b.

    een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze waarop het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 7

1. Een vergunning als bedoeld in artikel 6 moet schriftelijk worden aangevraagd bij het dagelijks bestuur. Daarbij worden de door hem verlangde gegevens overgelegd.

2. Indien blijkt dat de aanvrager niet de verlangde gegevens heeft overgelegd, stelt het dagelijks bestuur de aanvrager binnen vijf weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid alsnog binnen twee weken de naar zijn oordeel ontbrekende gegevens over te leggen.

3. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager niet binnen de in dat lid genoemde termijn van twee weken de in dat lid bedoelde ontbrekende gegevens heeft overlegd, is de aanvrager niet-ontvankelijk in zijn aanvraag met ingang van de dag, volgend op de laatste dag van de in dat lid bedoelde termijn van twee weken.

4. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager naar het oordeel van het dagelijks bestuur de in het tweede lid bedoelde gegevens in onvoldoende mate heeft overlegd, verklaart het de aanvrager binnen twee weken na de dag waarop hij die gegevens heeft overlegd niet-ontvankelijk.

5. Indien de aanvrager ontvankelijk is in zijn aanvraag, legt het dagelijks bestuur de aanvraag voor een ieder ter inzage. De terinzagelegging wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt, waarbij mededeling wordt gedaan van de mogelijkheid om binnen een termijn van twee weken zienswijzen naar voren te brengen bij het dagelijks bestuur.

6. Het dagelijks bestuur brengt de aanvraag en de ingebrachte zienswijzen terstond ter kennis van de Commissie voor Welstand en Monumenten.

7. Binnen acht weken na afloop van de in lid 5 genoemde termijn brengt de Commissie voor Welstand en Monumenten haar advies uit aan het dagelijks bestuur.

8. Het dagelijks bestuur beslist op een aanvraag om vergunning binnen vijf maanden na ontvangst van de aanvraag. Hij kan zijn beslissing voor ten hoogste negen weken verdagen; hiervan doen hij de aanvrager schriftelijk mededeling.

9. Het dagelijks bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van zijn besluit aan de Commissie voor Welstand en Monumenten alsmede aan degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht.

Artikel 8

Het dagelijks bestuur neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge het bepaalde in artikel 7 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voorzover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienst uitoefening in dat monument in geding zijn.

Artikel 9

1. Het dagelijks bestuur kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 10

1. De vergunning kan door het dagelijks bestuur worden ingetrokken, indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste en of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 9, eerste lid, niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

2. De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking op de hoogte gebracht en in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het besluit tot intrekking wordt met redenen omkleed en in afschrift verzonden aan de commissie voor welstand en monumenten.

Hoofdstuk III Beschermde rijksmonumenten
Artikel 11

1. Het dagelijks bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de tijdig naar voren gebrachte zienswijzen aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

2. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk IV Strafbepalingen
Artikel 12

1. Hij die handelt in strijd met artikel 6 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie zoals omschreven in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

2. Overtreding van artikel 6 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk V Beschermde stadsgezichten
Artikel 13

1. De stadsdeelraad wijst op voordracht van het dagelijks bestuur en gehoord de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg, stadsgezichten aan en plaatst deze vervolgens op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten, indien deze stadsgezichten naar zijn oordeel voor bescherming door middel van een bestemmingsplan in aanmerking komen. De aanwijzing omvat een topografische kaart op een schaal van ten minste 1:1000 waarop de gebieden, waarvoor de aanwijzing geldt, zijn aangegeven, alsmede een toelichting die de aanwijzing motiveert.

2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht wordt bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen of stadsvernieuwingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

Hoofdstuk VI Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 14

Met de handhaving en de zorg voor de naleving van deze verordening zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering vermelde opsporingsambtenaren, belast de door het dagelijks bestuur aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 15

1. Deze verordening treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

2. De monumentenlijst vastgesteld op grond van de Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Amsterdam van 19 december 1990, nr. 1053, gewijzigd bij besluit van 23 februari 1994, wordt geacht ingevolge deze verordening te zijn vastgesteld.

3. Verzoeken om vergunning als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenverordening 1990, die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van artikel 7 van de Monumentenverordening 1990.

Artikel 16

Deze verordening kan worden aangehaald als Monumentenverordening Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer.

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1: begripsomschrijving.

In dit artikel is monumentencommissie gewijzigd in de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Artikel 2: werkingsgebied van de verordening

De verordening is van toepassing in stadsdeel in stadsdeel Oost/Watergraafsmeer. Indien voor een grootstedelijk project ook een plaatsings- of vergunningsprocedure moet worden gevolgd, terwijl de aan het stadsdeelbestuur toegekende bevoegdheid ter zake is teruggenomen, is het stadsdeelbestuur niet bevoegd om inzake de plaatsings- of vergunningsprocedure beslissingen te nemen. Eventuele bezwaren van het stadsdeel tegen het terugnemen van de bevoegdheid komen aan de orde in het kader van de aanwijzingsprocedure ex artikel 35 van de Verordening op de stadsdelen.

Artikel 3: gebruik van het monument

Deze bepaling is niet gewijzigd. Zie monumentenverordening 1990.

Artikel 4:

Het eerste en tweede lid van dit artikel hebben een ruimere strekking dan de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 4:7 van de Awb ziet op de situatie dat het bestuursorgaan voornemens is geheel of gedeeltelijk afwijzend te beschikken. Artikel 4:8 van de Awb regelt de hoorplicht in het geval dat bedenkingen tegen de te nemen beslissing worden verwacht. Voor een goede besluitvorming is het wenselijk dat de eigenaar alsmede de zakelijk gerechtigde in ieder geval de mogelijkheid krijgen hun mening (zienswijze) omtrent plaatsing op de gemeentelijke lijst te geven en toe te lichten. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afwijken. Artikel 4:11 Awb ziet op de in deze wet geregelde (beperkte) hoorplicht. Daar deze verordening een ruimere hoorplicht regelt is de spoedeisende gevallen-regeling (ter aanvulling van de regeling in de Awb) opgenomen.

Volgens artikel 4:13 Awb begint de beslistermijn na ontvangst van de aanvraag te lopen. Daarom is de (overeenkomstig de Awb niet fatale) termijn om na datum van de ontvangst van de aanvraag daarop te beslissen thans expliciet in de verordening vastgelegd. De termijn van vijf maanden loopt parallel met die van de advisering van de gemeente aan de Minister in het kader van de plaatsing op de rijksmonumentenlijst.

Volgens artikel 3:41 van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Artikel 3:43 van de Awb bepaalt dat tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit mededeling wordt gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.

Artikel 3:43 van de Awb bepaalt dat aan een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb in ieder geval mededeling gedaan wordt indien van het advies wordt afgeweken. Volgens het vierde lid van artikel 4 van de Verordening wordt de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg van iedere beslissing (dus niet alleen indien van het advies wordt afgeweken) ter zake in kennis gesteld. In de oude Monumentenverordening (1990) werd in artikel 4, zesde lid, abusievelijk artikel 4, vierde lid, niet mede van toepassing verklaard. Deze omissie is in artikel 4, zesde lid, van deze verordening hersteld.

Artikel 5: inzage gemeentelijke monumentenlijst

Dit artikel is ongewijzigd gebleven.

Artikel 6: Waarvoor is een vergunning nodig.

Dit artikel is enigszins gewijzigd. Ten onrechte stond in artikel 6, eerste lid, van de oude Monumentenverordening een algemeen verbod voor het afbreken van een gemeentelijk monument.

Het tweede lid onder a van die verordening gaf echter wel de mogelijkheid van ontheffing van dat algemene verbod in het geval daarvoor een monumentenvergunning was verleend. Derhalve is de verwarrende zinsnede ‘of af te breken’ in artikel 6, eerste lid, geschrapt.

Artikel 7: procedure voor vergunningverlening

Gekozen is voor een duidelijke termijn vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. Om de ontvankelijkheid van de aanvraag te beoordelen geldt een termijn van 5 weken. Vervolgens kunnen de ontbrekende gegevens nog gedurende termijn van twee weken geleverd worden. In het geval alle gegevens geleverd worden geldt er een termijn van 2 weken om te beoordelen of de aanvraag met de naderhand ingebrachte gegevens ontvankelijk is. Vervolgens wordt de aanvraag ter inzage gelegd en is het gedurende 2 weken mogelijk bedenkingen in te dienen. Daarna adviseert de Commissie voor Welstand en Monumenten binnen een termijn van 2 maanden omtrent het verlenen van de vergunning. Genoemde commissie betrekt bij haar advies de (tijdig) ingediende bezwaren. Vervolgens beslist het dagelijks bestuur op de aanvraag.

Er is geen sprake van vergunningverlening van rechtswege. Indien het dagelijks bestuur zich niet aan genoemde termijn houdt is het mogelijk om op grond van de artikelen 4:13 en 6:12 van de Awb bezwaar te maken tegen het niet tijdig nemen van het besluit. In de praktijk geeft het systeem van fictieve vergunningsverlening aanleiding tot onzekerheid voor zowel de aanvrager als derden in het kader van de ontvankelijkheid van (later ingediende) bezwaren tegen de vergunning van rechtswege. Conform de Awb is er geen sprake van schorsende werking van rechtswege op de afgegeven monumentenvergunning. De formele wetgever heeft de schorsende werking wel – in afwijking van de Awb- in de Monumentenwet geregeld. Indien belanghebbenden willen bewerkstelligen dat de vergunning wordt geschorst kunnen zij zich tot de President van de Rechtbank Amsterdam wenden. De President van de Rechtbank is op grond van artikel 8:81 Awb desgevraagd bevoegd een voorlopige voorziening (bijv. schorsing van de vergunning) te treffen indien onverwijlde spoed , gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Degenen die naar aanleiding van de tervisielegging van het bouwplan hun zienswijzen naar voren hebben gebracht wordt onmiddellijk een afschrift van het besluit van het dagelijks bestuur gestuurd.

Artikelen 8 t/m 15

Deze artikelen zijn ten opzichte van de Monumentenverordening 1990 niet noemenswaardig gewijzigd. Gelet op artikel 15, derde lid, van de Monumentenwet treedt deze verordening in principe twee maanden nadat zij ter kennis is gebracht van Onze Minister in werking.

Artikel 16

Gelet op het decentrale karakter kan deze verordening worden aangehaald als de Monumentenverordening Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer.