Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Verordening voor de commissies van advies aan het dagelijks bestuur van stadsdeel Zeeburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingVerordening voor de commissies van advies aan het dagelijks bestuur van stadsdeel Zeeburg
CiteertitelVerordening voor de commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zeeburg
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 91

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-01-200015-10-2009nieuwe regeling

 

Zeeburgjournaal

2008/5283

Tekst van de regeling

Verordening

Hoofdstuk 1 Samenstelling van de commissies
Artikel 1 Begripsbepaling

1. In deze verordening worden onder commissies verstaan: vaste commissies van advies, bedoeld in artikel 91 van de Gemeentewet juncto artikel 22 van de Verorde­ning op de stadsdelen.

2. De raad is bevoegd om, op voordracht van het Dagelijks Bestuur, commissies in te stellen en op te heffen. Het aantal leden van de commissie wordt bij afzonderlijk besluit bepaald.

Artikel 2 Benoeming leden

1. De leden van de commissies worden, op voordracht van de fracties, door de raad benoemd uit leden van de raad of uit niet-raadsleden. Elke fractie kan ten hoogste evenveel niet-raadsleden voordragen voor benoeming in een of meer commissies als zij zetels heeft in de raad. Plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd.

2. De leden treden af wanneer de raad aftreedt, behoudens eerdere schorsing of ontslag door de raad. Een voorstel tot schorsing of ontslag is met reden omkleed, wordt schriftelijk ingediend en ten minste zeven dagen voor de raadsvergadering bekend gemaakt. De agenda van de raadsvergadering vermeldt dit voorstel.

Artikel 3 Vereisten duo-raadslidmaatschap

1. Ten aanzien van de commissieleden die geen raadslid zijn, zijn de artikelen 10, met uitzondering van het in dat artikel gestelde omtrent de nationaliteit en de leeftijd, en de artikelen 11, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. De commissieleden dienen meerderjarig te zijn.

2. Op het onderzoek van de geloofsbrieven van de kandidaat-commissieleden die geen raadslid zijn, is het bepaalde in artikel 4 van het Reglement van orde voor de vergade­rin­gen van de Stadsdeelraad van overeenkomstige toepassing. Dit onderzoek heeft betrek­king op dezelfde bescheiden als in het geval van raadsleden, met uitzondering van de in artikel V1, eerste lid, van de Kieswet bedoelde kennisgeving, en onder toevoeging van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde kandidatenlijst. Deze bescheiden worden door de betrokkene aan de raad overgelegd.

3. Alvorens te worden benoemd tot commissielid leggen de kandidaat-commissieleden de eed af, overeenkomstig artikel 14 Gemeentewet.

4. Een commissielid dat geen raadslid is, geeft schriftelijk aan de voorzitter van de raad te kennen, of hij of zij de benoeming aanvaardt.

5. Zodra blijkt, dat een lid van een commissie een van de vereisten van het lidmaatschap niet bezit of een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij of zij op lid te zijn.

Artikel 4 De voorzitters

1. Het voorzitterschap van een commissie wordt hetzij door een lid van het Dagelijks Be­stuur, hetzij door een lid van de raad, die geen lid is van het Dagelijks Bestuur, vervuld. In het eerstgenoemde geval wordt de voorzitter door het Dagelijks Bestuur aangewe­zen; in het tweede geval wordt de voorzitter door de raad uit zijn midden aangewe­zen.

2. In geval van verhindering of afwezigheid van de voorzitter wordt deze door een van de leden van het Dagelijks Bestuur dan wel door een van de leden van de desbetref­fende commissie vervangen

3. Het lid van het Dagelijks Bestuur tot wiens portefeuille het beleidsterrein van een commissie behoort is volwaardig lid van de betreffende commissie. In geval van verhindering of afwezigheid wordt het desbetreffende lid vervangen door een van de andere leden van het Dagelijks Bestuur.

Artikel 5 De secretarissen

Elke commissie wordt door een ambtenaar, door het Dagelijks Bestuur daartoe aangewe­zen, als secretaris terzijde gestaan.

Artikel 6 Bijwonen vergaderingen door raadsleden

Op uitnodiging van de voorzitter kan de vergadering van de commissie worden bijge­woond door niet in de commissie zitting hebbende raadsleden. Zij kunnen aan de beraadslagingen deelnemen.

Artikel 7 Spreekrecht niet-raadsleden

1. De voorzitter is bevoegd niet-raadsleden uit te nodigen de vergadering bij te wonen, teneinde hun zienswijze ten aanzien van een bepaald onderwerp toe te lichten en/of inlichtingen te verstrekken.

2. Niet-raadsleden krijgen in de regel het spreekrecht bedoeld als in lid 1 zowel vooraf­gaand aan de behandeling van het desbetreffende agendapunt, als op een door de voorzitter te bepalen tijdstip tijdens de behandeling.

Artikel 8 Plaatsvervangende leden

In geval van ziekte of afwezigheid anderszins kan een lid van een commissie zich laten vervangen door een plaatsvervangend lid.

Hoofdstuk 2 Vergadering van de commissies
Artikel 9 Beslotenheid van de vergadering

De vergaderingen van de commissies zijn openbaar. Er kan ook in beslotenheid worden vergaderd. De beslissing, of in beslotenheid wordt vergaderd, wordt door de voorzitter in overleg met de commissie genomen. Dit overleg vindt in beslotenheid plaats.

Artikel 10 Oproep; agenda

1. De vergadering wordt door de voorzitter van de commissie belegd. Deze draagt er zorg voor dat tussen de schriftelijke oproep voor de vergadering en de datum van de vergade­ring een periode van minstens zeven dagen ligt.

2. Met de oproeping wordt ook het agenda-voorstel en de te behandelen stukken aan de leden van de commissie toegezonden.

3. Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van zaken die niet op de agenda zijn vermeld. Deze voorstellen moeten minstens vijf dagen voor de verga­dering schriftelijk bij de voorzitter of de secretaris worden ingediend. In spoedeisende gevallen geldt een termijn van zes uur. De commissie beslist over het in behandeling nemen van die voorstellen bij de aanvang van de vergadering.

4. In spoedeisende gevallen kan van het bepaalde in de laatste zin van lid 1 worden afgeweken, met dien verstande, dat tenminste een tijdsduur van tweemaal 24 uur in acht dient te worden genomen tussen de schriftelijke oproep en de aanvang van de vergade­ring.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

De agenda en de stukken voor een commissievergadering worden in de fractiekamer voor de raad ter inzage gelegd. Voor het publiek worden de stukken die in het openbaar zullen worden behandeld ook ter inzage gelegd.

Artikel 12 Presentielijst; vergadertijdstippen

1. Ieder lid tekent voordat aan de vergadering wordt deelgenomen de presentielijst. Aan het einde van de vergadering wordt deze lijst door de secretaris getekend.

2. De vergadering van de commissies beginnen in de regel om 20.00 uur. De vergade­rin­gen worden in de regel om uiterlijk 23.00 uur gesloten of verdaagd.

Artikel 13 Onvoltalligheid der vergadering

De vergadering van een commissie wordt niet gehouden, indien blijkens de presentie­lijst niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen.

Artikel 14 Beleggen nieuwe vergadering

Wanneer het in artikel 13 genoemde vereiste aantal leden niet is opgekomen, kan door de voorzitter, met een tussentijd van ten minste 24 uur een nieuwe vergadering worden belegd. Deze vergadering vindt doorgang, ook als niet aan artikel 13 wordt voldaan.

Artikel 15 Gecombineerde vergadering

Ter beoordeling van de voorzitters kunnen twee of meer commissies gezamenlijk vergaderen. Een dergelijke gecombineerde vergadering wordt door een der voorzit­ters, door hen in onderling overleg bepaald, voorgezeten.

Artikel 16 Vertrouwelijkheid besloten vergadering

De gedachtenwisseling in een commissievergadering, die volgens artikel 9 besloten is, is vertrouwelijk.

Artikel 17 Geheimhouding

1. De voorzitter van een commissie is, evenals het Dagelijks Bestuur, bevoegd de leden geheimhouding ten aanzien van stukken en/of mededelingen op te leggen. Het doen van mededelingen over onderwerpen, behandeld in een besloten commissievergade­ring aan andere raadsleden, indien nodig voor intern beraad, is geen schending van de vertrouwe­lijkheid als bedoeld in artikel 16 indien althans geen geheimhouding krachtens dit artikel is opgelegd.

2. Het opleggen van geheimhouding wordt opgenomen in het korte verslag als bedoeld in artikel 18.

3. Indien en voorzover het dagelijks bestuur tot openbaarmaking van het desbetreffende onderwerp overgaat is de geheimhouding, voor zover de openbaarmaking strekt, ook opgeheven.

Artikel 18 Verslagen

Van het verhandelde in een vergadering wordt door de secretaris een kort verslag gemaakt. Dit verslag wordt in de eerstvolgende vergadering aan de orde gesteld en vastgesteld.

Artikel 19 Het woord voeren

1. Niemand voert het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en van deze verkre­gen te hebben. De voorzitter verleent het woord in de volgorde waarin het is gevraagd.

2. Van de volgorde kan worden afgeweken, indien een lid het woord vraagt voor het stellen van een vraag om inlichtingen over een in behandeling zijnd onderwerp, of voor het indienen van een voorstel van orde.           

Artikel 20 Handhaving orde; schorsing

1. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist, dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

2. Indien een lid zich beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dat plaatsvindt, over het onderwerp het woord ontzeggen.

3. Onder beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen worden in ieder geval begrepen het doen van uitlatingen of uitingen, in welke vorm dan ook, met racistisch, sexis­tisch of anderszins discriminatoir karakter.

4. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en -indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord- de vergadering sluiten.

Artikel 21 Toehoorders

1. Tot de openbare commissiezittingen worden zoveel toehoorders op de publieke tribune toegelaten als de voorzitter bepaalt.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring is de toehoorders verboden. Zij mogen de orde en rust van de vergadering niet verstoren, dit ter beoordeling van de voorzitter. Zij onthouden zich van uitingen of uitlatingen als bedoeld in artikel 20. In voorkomend geval worden zij onmiddellijk uit de vergadering verwijderd.

3. De voorzitter draagt zorg voor de handhaving van het in lid 2 bedoelde voorschrift.