Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Subsidieverordening stedelijke vernieuwing Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingSubsidieverordening stedelijke vernieuwing Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer
CiteertitelSubsidieverordening stedelijke vernieuwing stadsdeel Oost/Watergraafsmeer
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-03-200213-12-2012Ingetrokken

 

De Echo, 12 december 2012

350674

Tekst van de regeling

Subsidieverordening stedelijke vernieuwing stadsdeel Oost/Watergraafsmeer

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet stedelijke vernieuwing (Stb. 2000, 504);

  • b.

    commissie: een commissie of commissies, op grond van artikel 22 van de Verordening op de Stadsdelen, belast met de beleidsterreinen volkshuisvesting en stedelijke vernieuwing, ook wel genoemd commissie van advies;

  • c.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer;

  • d.

    stadsdeelraad: de raad van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer;

  • e.

    woningcorporatie: een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70, lid 1 van de Woningwet;

  • f.

    eigenaar: de eigenaar van een onroerende zaak, of, indien de desbetreffende onroerende zaak is gebouwd op grond waarop een erfpachtrecht rust, degene die het recht van erfpacht op de grond heeft; onder eigenaar wordt tevens begrepen degene die een opstalrecht, een appartementsrecht of een ander recht heeft verkregen dan wel het lidmaatschapsrecht heeft verkregen van een coöperatie waaraan verbonden het recht van gebruik en bewoning;

  • g.

    gebouw(en): elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • h.

    woning: een gebouw dat is bestemd tot of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • i.

    gevel: de voor- en/of zijgevel van een gebouw voor zover deze naar de openbare weg is gekeerd;

  • j.

    gebruiksoppervlak: vloeroppervlak van de woning, exclusief buitenruimten, buitenbergingen, dragende wanden, leidingschachten en ruimten lager dan 1,5 meter;

  • k.

    bedrijf: het op commerciële basis leveren van goederen en/of diensten aan derden;

  • l.

    detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  • m.

    ondernemer: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die rechtmatig een bedrijf uitoefent;

  • n.

    winst: de winst die dient als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting, met dien verstande dat indien de ondernemer een rechtspersoon is, daaronder mede wordt verstaan de beloning van de bestuurder(s) en de daaraan verbonden ten laste van de rechtspersoon komende sociale lasten;

  • o.

    project: al dan niet van te voren vastgesteld geheel van werken en werkzaamheden die gezamenlijk worden uitgevoerd in een bepaalde periode;

  • p.

    complexgewijze aanpak: de aanpak die zich uitstrekt tot ten minste twee aan elkaar grenzende panden;

  • q.

    onderhoudsplan: een door het dagelijks bestuur goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een vooraf vastgesteld aantal jaren nodig worden geacht, om het bouwtechnisch kwaliteitsniveau dat met de voorzieningen is of zal worden bereikt, te handhaven;

  • r.

    architectuurordekaart: kaart waarop door middel van een nadere aanduiding (de zogenaamde orden) bouwwerken zijn aangegeven die van belang worden geacht om vanuit architectonisch of bouwhistorisch perspectief te worden gehandhaafd;

  • s.

    architectuurorde 1: geregistreerde en (in Monumenten Selectie Project en Gemeentelijk Monumenten Project) beoogde rijks- en gemeentelijke monumenten;

  • t.

    architectuurorde 2: monumentwaardige bouwwerken met een nadrukkelijke architectonische verbijzondering en bouwwerken met een bijzondere cultuurhistorische betekenis;

  • u.

    architectuurorde 3: karakteristieke bouwwerken met architectonische en/of stedenbouwkundige meerwaarde;

  • v.

    gordel 20-40: het gebied als zodanig aangegeven op de kaart, behorende bij de Schoonheid van Amsterdam, een kader voor het Welstandsbeleid 1999, van de Commissie voor Welstand en Monumenten;

  • w.

    negentiende-eeuwse ring: het gebied als zodanig aangegeven op de kaart behorend bij de Schoonheid van Amsterdam, een kader voor het Welstandsbeleid 1999, van de Commissie voor Welstand en Monumenten;

  • x.

    huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkel gebruik van een woning of een ruimte met een andere bestemming, uitgedrukt in een bedrag per maand of per jaar;

  • y.

    samenvoegen: het treffen van bouwkundige maatregelen aan woningen of wooneenheden waarbij aanvullende voorzieningen worden aangebracht en waardoor de indeling wordt gewijzigd zodanig dat uit twee of meer woningen een woning, of uit drie woningen twee grote woningen ontstaan, of andere combinaties en waarvoor het dagelijks bestuur tevens ontruiming noodzakelijk achten;

  • z.

    bruto vloeroppervlak: oppervlakte van gebouw of bouwwerk dat in gebruik is van een bedrijf, of een instelling. aa. herstructurering: gezamenlijke inspanningen die strekken tot het verbeteren van de economische structuur van een afgebakend gebied.

Artikel 1.2 Subsidieplafonds en voorrang

1. De stadsdeelraad kan jaarlijks, bij de vaststelling van de begroting, het subsidieplafond vaststellen. Daarbij kunnen tevens subsidieplafonds worden vastgesteld voor de verschillende sectoren van de samenleving ten gunste waarvan de subsidie beschikbaar wordt gesteld (deelbudget).

2. Het dagelijks bestuur kan een deelbudget, voorzover dat naar zijn oordeel niet volledig zal worden benut, toevoegen aan een ander budget, waardoor het subsidieplafond van het laatst bedoelde budget dienovereenkomstig wordt verhoogd.

3. De stadsdeelraad kan gebieden of projecten aanwijzen waarop een voorrangsregeling van toepassing is. De stadsdeelraad kan tussentijds aan deze regeling gebieden of projecten toevoegen.

4. De stadsdeelraad kan in bijzondere gevallen het subsidieplafond van de verordening tussentijds verhogen en verlagen.

Artikel 1.3 Aanvraag om subsidie

1. De aanvrager vraagt subsidie aan met behulp van een door het dagelijks bestuur vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

2. Bij de aanvraag worden tevens stukken overgelegd die in deze verordening en/of op het aanvraagformulier nader zijn aangegeven.

3. Indien de aanvrager niet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoet, wordt hij, uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen. Indien niet binnen twee weken na het daartoe gedane verzoek de aanvullende gegevens zijn verstrekt, kan het dagelijks bestuur besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen twee weken nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken of nadat de aanvullende – maar als onvoldoende beoordeelde – gegevens zijn verstrekt;

4. Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in de paragrafen 1, 2, 3 en 4 van hoofdstuk 2 wordt ingediend vóór 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

Artikel 1.4 Verlenen van subsidie

1. Het dagelijks bestuur is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, beschikkingen te geven omtrent aanvragen om subsidie.

2. Aanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde waarin zij bij het dagelijks bestuur zijn ontvangen, tenzij in de afzonderlijke hoofdstukken of paragrafen een andere regeling is gegeven. Het dagelijks bestuur bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

3. Het dagelijks bestuur kan aan de beschikking voorwaarden en verplichtingen verbinden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

4. Het dagelijks bestuur kan de beschikkingen slechts geven voor zover het budget, dat op grond van artikel 1.2 voor de uitvoering van het desbetreffende hoofdstuk beschikbaar is gesteld, toereikend is.

5. Indien het budget, dat door de stadsdeelraad is vastgesteld ten behoeve van een bepaald hoofdstuk of paragraaf niet toereikend is om alle aanvragen te honoreren, worden de aanvragen die niet kunnen worden gehonoreerd aangehouden tot het daarop volgende jaar, tenzij in het afzonderlijk hoofdstuk of paragraaf een andere regeling is gegeven.

6. De aanhouding duurt maximaal twee jaren. Indien de aanvraag dan nog niet voor toekenning van geldelijke steun in aanmerking komt wordt zij afgewezen.

Artikel 1.5 Weigering

Het dagelijks bestuur weigert de subsidieverlening in ieder geval indien:

  • a.

    de noodzaak van het project naar zijn oordeel niet is aangetoond;

  • b.

    het project naar zijn oordeel niet doelmatig is;

  • c.

    de kosten van de werkzaamheden naar zijn oordeel niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • d.

    de aanvraag in strijd is met het bij of krachtens deze verordening gestelde;

  • e.

    de aanvrager die op het moment van aanvraag dan wel op het moment waarop het dagelijks bestuur op de aanvraag beschikt, in staat van faillissement of surséance van betaling verkeert;

  • f.

    voorzover vereist, voor het project geen (bouw)vergunning is of zal worden verleend;

  • g.

    reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden of de werkzaamheden reeds zijn uitgevoerd zonder schriftelijke toestemming van het dagelijks bestuur;

  • h.

    niet wordt voldaan aan een door het dagelijks bestuur gestelde voorwaarde;

  • i.

    de aanvraag om subsidie is ingediend na het verstrijken van de uiterste indieningsdatum.

Artikel 1.6 Voorschriften en intrekking van subsidie bij niet-nakoming

1. Een subsidieontvanger dient ervoor te zorgen, dat:

  • a.

    voorzover vereist, maar nog niet verkregen, alsnog voor het project een (bouw)vergunning wordt verkregen;

  • b.

    niet zonder schriftelijke toestemming van het dagelijks bestuur wordt afgeweken van het bij de aanvraag ingediende plan;

  • c.

    met de werkzaamheden binnen een jaar na het besluit tot verlening van de subsidie wordt begonnen, tenzij in een regeling met betrekking tot een afzonderlijke subsidie een afwijkende termijn is voorgeschreven. De aanvang van de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, moet door of namens de eigenaar aan de met controle belaste personen vooraf worden gemeld;

  • d.

    de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt binnen twee jaar na verlening van de subsidie.

2. Het dagelijks bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van de termijnen zoals bedoeld in het eerste lid, onder c en d.

3. Het dagelijks bestuur kan een verleende subsidie intrekken, indien een subsidieontvanger niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, dan wel indien en voorzover hij niet voldoet aan een voorschrift dat hij dient na te komen met betrekking tot een afzonderlijke subsidie als bepaald in Hoofdstuk 2.

Artikel 1.7 Beslistermijn

1. Het dagelijks bestuur beschikt omtrent de aanvraag tot verlening van de subsidie binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen dan wel de in artikel 1.3, derde lid, bedoelde aanvullende gegevens zijn ontvangen.

2. Indien de beschikking niet, overeenkomstig het eerste lid, binnen acht weken kan worden gegeven stelt het dagelijks bestuur, voordat deze termijn is verstreken, de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 1.8 Gereedmelding

1. De subsidie-ontvanger meldt het project gereed binnen zes weken na voltooiing van de werkzaamheden.

3. De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie en geschiedt op een door het dagelijks bestuur vastgesteld, ingevuld, gereedmeldingsformulier.

4. Indien de gereedmelding niet volledig is stelt het dagelijks bestuur de indiener van de gereedmelding alsnog in de gelegenheid zijn gereedmelding aan te vullen.

5. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een verklaring van de subsidieontvanger dat bij het realiseren van het project is voldaan aan de opgelegde verplichtingen;

  • b.

    een gespecificeerde opgave van de kosten van het project met daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen;

  • c.

    een opgave van de dag waarop het project is gereedgekomen;

  • d.

    de originele rekeningen en betaalbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als de ingediende begroting, door of vanwege het dagelijks bestuur zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

  • e.

    desgevraagd een verklaring van een accountant wordt overgelegd waaruit blijkt dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.

6. Het dagelijks bestuur bevestigt binnen drie weken de ontvangst van de gereedmelding.

7. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan de gereedmelding.

Artikel 1.9 Subsidievaststelling

1. Binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 1.8 neemt het dagelijks bestuur een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie.

2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmalig met acht weken verlengen. Het dagelijks bestuur deelt een dergelijke verlenging mee aan de subsidieontvanger.

3. Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door het dagelijks bestuur goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bedrag dat bij de subsidieverlening is toegekend.

4. De subsidievaststelling vindt niet eerder plaats dan nadat de aanvrager heeft aangetoond, dat hetgeen waarvoor de subsidie is verleend, overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening is uitgevoerd en aan de daarbij gestelde verplichtingen is voldaan.

5. Ten behoeve van aanvragers die op het moment van vaststellen in staat van faillissement of surséance van betaling verkeren, wordt geen subsidie vastgesteld.

Artikel 1.10 Uitbetaling

Het subsidiebedrag wordt bij subsidievaststelling bepaald. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling uitbetaald.

HOOFDSTUK 2 DIVERSE SUBSIDIES
Paragraaf 2.1 Gevelreiniging
Artikel 2.1.1 Algemeen

1. Aan de eigenaar van een gebouw kan een subsidie in de kosten van gevelreiniging worden verstrekt.

2. Onder gevelreiniging wordt verstaan het verwijderen van aanslag en/of verf- en conserveerlagen van gevels, muren en puien. Onder gevelreiniging wordt tevens verstaan het hydrofoberen van gevels, muren en puien. Uitgezonderd is het uitsluitend verwijderen van graffiti en het schoonmaken van glaspuien, natuursteen en kunststofoppervlakken.

3. De regeling is van toepassing op panden welke door het dagelijks bestuur zijn aangewezen:

  • a.

    om actief te worden aangeschreven;

  • b.

    in het kader van het stedelijk vernieuwingsproces.

4. Deze regeling is niet van toepassing op gebouwen waarvan de gevel reeds in een voorafgaande periode van vijftien jaar op enigerlei wijze met subsidie is gereinigd.

5. Voor zover het gebouwen betreft die op de architectuurordekaart zijn aangeduid als orde 1, 2 of 3, vraagt het dagelijks bestuur - alvorens het over de subsidieverlening beslist - advies aan de daartoe aangewezen adviseur van de Commissie voor Welstand en Monumenten. Het dagelijks bestuur kan – gemotiveerd – afwijken van dat advies.

Artikel 2.1.2 Voorrang

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.2, lid 3, krijgen bij het verstrekken van een subsidie op grond van deze paragraaf woningen behorend tot een complexgewijze aanpak voorrang.

Artikel 2.1.3 Nadere voorwaarden voor het verlenen van de subsidie

1. Met de uitvoering van de gevelreiniging overeenkomstig de in artikel 2.1.3, onder d, bedoelde en goedgekeurde offerte, moet zijn begonnen binnen acht weken nadat de beschikking tot het verlenen van een subsidie aan de eigenaar bekend is gemaakt. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur bij de beschikking van deze termijn afwijken.

Artikel 2.1.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 50 % van de door het dagelijks bestuur goedgekeurde kosten van gevelreiniging.

Paragraaf 2.2 Funderingsherstel
Artikel 2.2.1 Algemeen

1. Aan de eigenaar-verhuurder van een woongebouw dat zich bevindt in de zogenoemde gordel 20- 40 of in de 19de-eeuwse ring", kan subsidie worden verstrekt in de kosten van funderingsherstel.

2. Onder funderingsherstel wordt verstaan het vernieuwen van de fundering onder een gebouw of het aanbrengen van aanvullend draagvermogen van een gebouw, indien en voor zover funderingsonderzoek heeft aangetoond dat het betreffende gebouw valt onder het kwaliteitsklasse/-niveau III of IV als bedoeld in het Basisrapport van Bouw- en Woningdienst Amsterdam van december 1992.

3. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor het gedeelte van het woongebouw dat voor bewoning aan derden wordt verhuurd.

4. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur subsidie verstrekken ten behoeve van funderingsherstel van gebouwen die blijkens funderingsonderzoek vallen onder kwaliteitsniveau II als bedoeld in het in lid 2 genoemde rapport.

5. Het gebouw waarvoor subsidie wordt gevraagd, dient te zijn vermeld op de architectuurordekaart met de aanduiding van orde 1, 2 of 3.

Artikel 2.2.2 Voorrang

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.2, lid 3, krijgen bij het verstrekken van een subsidie op grond van deze paragraaf aan particuliere eigenaren-verhuurders gebouwen behorende tot de complexgewijze aanpak voorrang.

Artikel 2.2.3 Nadere voorwaarden voor het verlenen van de subsidie

1. De subsidie wordt verleend indien voor het gebouw waaraan het funderingsherstel wordt toegepast, niet binnen vijftien jaren voorafgaand aan de aanvraag reeds op voet van deze verordening of enige andere vergelijkbare regeling, subsidie voor funderingsherstel is verstrekt. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur hiervan afwijken.

2. Het kwaliteitsniveau van een gebouw dient na het funderingsherstel ten minste te voldoen aan de eisen zoals die zijn gesteld in het "Algemeen programma van eisen, particuliere woningverbetering" van de Stedelijke Woningdienst Amsterdam, zoals deze op het moment van de aanvraag zijn gesteld en uit het casco-funderingsonderzoek dient te zijn gebleken dat na bouwkundig herstel de levensduur van het betrokken pand met 40 jaar wordt verlengd. Voorts dient het pand na herstel te voldoen aan de eisen van hoofdstuk III van het Bouwbesluit.

3. De aanvangshuurprijs, inclusief servicekosten, van de woning moet liggen onder de toepasselijke aftoppingsgrens als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a of b, van de Huursubsidiewet.

Artikel 2.2.4 Weigering van de subsidie

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1.4 en 1.5 wordt de subsidie niet verleend indien, naar het oordeel van het dagelijks bestuur:

  • a.

    met het toepassen van het funderingsherstel het belang van de stedelijke vernieuwing niet wordt gediend;

  • b.

    het funderingsherstel niet sober en doelmatig is;

  • c.

    het funderingsherstel niet voldoet aan het bepaalde in het Bouwbesluit;

  • d.

    voor het funderingsherstel een bouwvergunning is vereist en deze vergunning niet is of wordt afgegeven;

  • e.

    het gebouw waarbij het funderingsherstel wordt toegepast, naar het oordeel van het dagelijks bestuur na het funderingsherstel geen minimale handhavingstermijn van veertig jaren heeft;

  • f.

    indien op die woning krachtens artikel 15, lid 2, van de Woningwet een aanschrijving is uitgebracht en bestuursdwang is aangezegd;

  • g.

    voor het desbetreffende gebouw een raadsbesluit tot onteigening dan wel tot beëindiging of ontbinding van de erfpachtrechten is genomen of een vervallenverklaring is gevraagd.

2. De subsidie wordt niet verleend indien met het toepassen van het funderingsherstel waarvoor de subsidie wordt gevraagd, is begonnen voordat op de aanvraag schriftelijk door het dagelijks bestuur is beslist.

Artikel 2.2.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 50 % van de totale kosten van funderingsherstel tot een maximum van € 45.000,- per gebouw, voor zover die kosten overeenkomstig het burgerlijk recht voor rekening komen van de eigenaar.

Artikel 2.2.6 Terugvordering
  • 1. In geval van vervreemding (waaronder tevens begrepen splitsing in appartementsrechten) van de woning binnen tien jaar na vaststelling van de subsidie, wordt, als aan alle voorwaarden van deze verordening is voldaan, de subsidie gewijzigd vastgesteld met inachtneming van de hierna volgende tabel:

    • bij verloop van minder dan één jaar: 0%;

    • bij verloop van 1 jaar, doch minder dan 2 jaar: 25%;

    • bij verloop van 2 jaar, doch minder dan 3 jaar: 40%;

    • bij verloop van 3 jaar, doch minder dan 4 jaar: 50%;

    • bij verloop van 4 jaar, doch minder dan 5 jaar: 60%;

    • bij verloop van 5 jaar, doch minder dan 7 jaar: 70%;

    • bij verloop van 7 jaar, doch minder dan 9 jaar: 80%;

    • bij verloop van 9 jaar, doch minder dan 10 jaar: 90%;

    van de oorspronkelijk vastgestelde subsidie.

  • 2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing, indien de woning in eigendom wordt overgedragen aan de gemeente.

Paragraaf 2.3 Beter verbeteren
Artikel 2.3.1 Algemeen

1. Aan de eigenaar van een gebouw, niet zijnde een woongebouw, of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelegen in de gordel 20-40 of de 19de-eeuwse ring kan, al dan niet in aanvulling op andere subsidies, subsidie worden verstrekt onder de naam: beter verbeteren.

2. Onder beter verbeteren wordt verstaan het behouden, herstellen en/of terugbrengen van de oorspronkelijke detaillering van het aangezicht van een bouwwerk.

3. Het gebouw of het bouwwerk geen gebouw zijnde waarvoor subsidie wordt gevraagd dient te zijn vermeld op de architectuurordekaart met de aanduiding van orde 1, 2 of 3.

Artikel 2.3.2 Voorrang

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.2, lid 3, krijgen bij het verstrekken van een subsidie op grond van deze paragraaf bouwwerken behorende tot de complexgewijze aanpak voorrang.

Artikel 2.3.3 Nadere voorwaarden voor het verlenen van de subsidie

1. De subsidie wordt verleend indien voor het gebouw waarop beter verbeteren wordt toegepast, niet binnen tien jaren voorafgaand aan de aanvraag reeds op voet van deze verordening of enige andere regeling, subsidie voor het treffen van overeenkomstige voorzieningen is verstrekt;

2. Het pand dient na het beter verbeteren te voldoen aan de eisen van hoofdstuk III van het Bouwbesluit.

3. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur afwijking van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 2.3.4 Weigering van de subsidie
  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1.4 en 1.5 wordt de subsidie niet verleend indien, naar het oordeel van het dagelijks bestuur:

    • a.

      de te treffen voorzieningen niet voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;

    • b.

      voor de te treffen voorzieningen een bouwvergunning is vereist en deze vergunning niet is of wordt afgegeven;

    • c.

      het advies van de in artikel 2.3.3. bedoelde adviseur niet of niet voldoende is opgevolgd;

    • d.

      het gebouw waaraan de te treffen voorzieningen worden toegepast, naar het oordeel van het dagelijks bestuur geen minimale handhavingstermijn van vijftien jaren heeft;

    • e.

      voor het desbetreffende gebouw een raadsbesluit tot onteigening dan wel tot beëindiging of ontbinding van de erfpachtrechten is genomen of een vervallenverklaring is gevraagd;

    • f.

      voor het bouwwerk tegelijkertijd een subsidie voor monumenten zoals bedoeld in de Subsidieverordening monumenten en beeldbepalende panden is aangevraagd of toegekend.

    • 2.

      De subsidie wordt niet verleend indien met de te treffen voorzieningen waarvoor de subsidie wordt gevraagd, is begonnen voordat op de aanvraag schriftelijk door het dagelijks bestuur is beslist.

    • 3.

      In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur afwijken van het bepaalde in lid 2.

Artikel 2.3.5 Hoogte van de subsidie
  • De subsidie betreft de meerkosten ten opzichte van de standaarduitvoering en bedraagt maximaal:

    • a.

      € 3200 tot 100 m2 bruto vloeroppervlak en daarboven € 3200 per 100 m2 bruto vloeroppervlak voor een bouwwerk, indien het bouwwerk op de architectuurordekaart is aangeduid met het cijfer 1;

    • b.

      € 2700 tot 100 m2 bruto vloeroppervlak en daarboven € 2700 per 100 m2 bruto vloeroppervlak voor een bouwwerk, indien het bouwwerk op de architectuurordekaart is aangeduid met het cijfer 2;

    • c.

      € 2250 tot 100 m2 bruto vloeroppervlak en daarboven € 2250 per 100 m2 bruto vloeroppervlak voor een bouwwerk, indien het bouwwerk op de architectuurordekaart is aangeduid met het cijfer 3.In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur afwijken van de wijze van berekenen van de hoogte van de subsidie.

Paragraaf 2.4 Samenvoegen
Artikel 2.4.1 Algemeen
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een woningcorporatie een subsidie verlenen voor het samenvoegen van woningen tot een drie- of meerkamerwoning met een minimaal gebruiksoppervlak van 80 m2.

  • 2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:

    • a.

      het een samenvoeging betreft van twee of meer kleine woningen of het samenvoegen van drie (kleine) woningen naar twee grote woningen, of

    • b.

      het een samenvoeging betreft waarbij niet-woonruimte, niet zijnde een bedrijfsruimte, bij een direct aangrenzende woning wordt betrokken waardoor de oorspronkelijke woning wordt vergroot met tenminste 30 m2.

  • 3. De subsidie wordt voorts slechts verleend indien de corporatie kan aantonen dat het samenvoegen onrendabel zal zijn zonder subsidie.

  • 4. De subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien de woningcorporatie financiële compensatie verschuldigd wordt vanwege woningonttrekking.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan in aanvulling op de subsidie voor samenvoegen als bedoeld in de Subsidieverordening stedelijke vernieuwing Amsterdam 2001 subsidie verlenen.

  • 6. De woningcorporatie dient

    • a.

      ingeval de corporatie niet in aanmerking komt voor een subsidie van de centrale stad, ervoor te zorgen dat de aanvangshuur, inclusief servicekosten, van de te realiseren drie- of vierkamerwoning onder de toepasselijke aftoppingsgrens als bedoeld in artikel 20, twee lid, onder a of b, van de Huursubsidiewet ligt;

    • b.

      ingeval de corporatie wel in aanmerking komt voor een subsidie van de centrale stad, ervoor te zorgen dat de aanvangshuur, inclusief servicekosten, van de te realiseren drie- of meerkamerwoning onder de toepasselijke aftoppingsgrens als bedoeld in artikel 20, twee lid, onder a of b, van de Huursubsidiewet ligt.

Artikel 2.4.2 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal:

1. als de corporatie niet in aanmerking komt voor een subsidie van de centrale stad een bedrag van €15.882,-.

2. als de corporatie voor de samenvoeging een subsidie van de centrale stad ontvangt een bedrag van €6.807,- .

Paragraaf 2.5 Ondernemers
Artikel 2.5.1 Algemeen
  • Aan de ondernemer kan een subsidie worden verleend in geval van:

    • a.

      verbouwing van een bedrijfsruimte;

    • b.

      tijdelijke huisvesting van een bedrijf;

    • c.

      verplaatsing van een bedrijf;

    • d.

      schade ten gevolge van de renovatie van het pand waarin een bedrijf is gelegen.

Artikel 2.5.2 Werkingsgebied

Voor een subsidie komt uitsluitend de ondernemer in aanmerking wiens bedrijf is gevestigd in stadsdeel Oost/Watergraafsmeer.

Artikel 2.5.3 Nadere voorwaarden voor het verlenen van de subsidie

1. Een subsidie kan slechts worden verleend:

  • a.

    indien dat de verwezenlijking van de door de stadsdeelraad vastgestelde ruimtelijk-economische structuur ten goede komt;

  • b.

    indien bij het bedrijf waarin detailhandel wordt uitgeoefend, niet meer dan 25 personen werkzaam zijn en bij overige bedrijven niet meer dan 50 personen;

  • c.

    indien het bedrijf levensvatbaar is;

  • d.

    indien het bedrijf rechtmatig is gevestigd en een redelijke termijn, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag, in hetzelfde pand is uitgeoefend.

2. De voorwaarde van de levensvatbaarheid als bedoeld in het eerste lid, onder c, is niet van toepassing indien een subsidie zoals bedoeld in artikel 2.5.1, onder d, wordt aangevraagd.

3. Over de levensvatbaarheid als bedoeld in het eerste lid, onder c, dient te worden geadviseerd door een onafhankelijke gecertificeerde adviesinstelling voor het midden- en kleinbedrijf, werkzaam op het gebied van regelgebonden advisering.

Artikel 2.5.4 Afwijzing van de subsidie
  • 1. Een subsidie wordt niet verleend:

  • a. indien de ondernemer een bedrijf uitoefent dat ook als vrij beroep kan worden uitgeoefend;

  • b. indien de ondernemer één of meer van de volgende bedrijven uitoefent:

    • 1e bemiddeling op het gebied van de handel in roerende en onroerende goederen en op het gebied van dienstverlening;

    • 2e dienstverlening op het gebied van accountancy, boekhouden of administratie;

    • 3e advisering en dienstverlening - anders dan door aanneming van werk - op het gebied van techniek, bouwkunde, industrieel eigendom, reclame, informatie, incasso, taxatie, telecommunicatie, alsmede op juridisch, economisch of fiscaal gebied en arbeidsbemiddeling;

    • 4e exploitatie van schoonheidsinstituten of pedicure-, bad-, heilgymnastiek- of massageinrichtingen, sauna- en yoga-inrichtingen, alsmede seksinrichtingen;

    • 5e dienstverlening op het gebied onderwijs, opleiding, vertaling of rij-instructie;

  • c. binnen een periode van tien jaar nadat de ondernemer een subsidie ingevolge de Beschikking steun bedrijven stadsvernieuwing 1978, de Verordening omtrent de gemeentelijke steunverlening aan bedrijven in stadsvernieuwingsgebieden, de Verordening steun bedrijven stadsvernieuwing, de Subsidieverordening Wonen en Werken, dan wel deze verordening is verleend, voor zover deze subsidie betrekking heeft op eenzelfde categorie subsidieverlening als bedoeld in artikel 2.5.1, tenzij: 1e de ondernemer binnen een termijn van drie jaar verschillende verbouwingen uitvoert die zijn te beschouwen als één verbouwing; 2e de ondernemer op verschillende locaties bedrijfsactiviteiten uitvoert en binnen tien jaar een subsidie aanvraagt voor een andere locatie dan waarvoor een subsidie is verleend;

  • d. indien binnen veertien dagen nadat de aanvraag om een subsidie is ingediend, een begin wordt gemaakt met de uitvoering van de desbetreffende activiteit;

  • e. indien een activiteit waarvoor een subsidie wordt gevraagd, binnen de bepaalde termijn als bedoeld in artikel 1.6, lid 1, onder d, nog niet is uitgevoerd;

  • f. aan een ondernemer die zijn bedrijf (niet zijnde een bedrijf waarin detailhandel wordt uitgeoefend) naar een gemeente buiten de Amsterdamse regio verplaatst.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a en b, indien de ondernemer een bedrijf uitoefent in een winkelpand.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder b, kan een subsidie als bedoeld in artikel 2.5.1, onder d, wel worden verleend aan de in lid 1, onder b bedoelde ondernemers.

Artikel 2.5.5 Hoogte van de subsidie
  • 1. De per ondernemer toe te kennen subsidie bedraagt maximaal €60.000,-.

  • 2. De maximale subsidies zoals bedoeld in deze paragraaf, worden slechts eenmaal berekend en verleend in de volgende gevallen:

    • a.

      indien meer bedrijven een fiscale eenheid vormen en op eenzelfde locatie zijn gevestigd;

    • b.

      indien het merendeel der aandelen in meer bedrijven of de feitelijke zeggenschap over die bedrijven in handen zijn respectievelijk is van één natuurlijke persoon of rechtspersoon en die bedrijven op eenzelfde locatie zijn gevestigd.

Artikel 2.5.6 Verbouwing
  • Aan de ondernemer die in zijn bedrijfsruimte noodzakelijke verbouwingen laat verrichten, kan worden verleend:

    • a.

      een subsidie in de verbouwingskosten, zoals aangegeven in artikel 2.5.7;

    • b.

      een subsidie in de hogere huisvestingskosten, zoals aangegeven in artikel 2.5.8, voor zover het een ondernemer betreft die bedrijfsruimte huurt;

    • c.

      een subsidie in de herinrichtingskosten, zoals aangegeven in artikel 2.5.9;

    • d.

      een subsidie ter tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie, zoals aangegeven in artikel 2.5.10.

Artikel 2.5.7 Verbouwingskosten
  • 1. De subsidie in de verbouwingskosten is eenmalig en bedraagt een redelijke tegemoetkoming in de kosten van de volgende verbouwingen:

    • a.

      wijziging van de indeling door verwijdering, plaatsing of verplaatsing van binnenmuren en/of vloeren en tussenvloeren;

    • b.

      herstel van buitenmuren, voor zover nodig in verband met het wegbreken van aanhorigheden;

    • c.

      voorzieningen in de buitenmuren, voor zover rechtstreeks samenhangend met het overige deel van de verbouwingen;

    • d.

      voorzieningen ter verbetering van de warmte-isolatie en ten behoeve van de noodzakelijke geluidsisolatie;

    • e.

      aanpassen van gas-, water, en elektriciteitsleidingen in verband met het verbouwen;

    • f.

      afwerking van het verbouwde gedeelte.

  • 2. Geen subsidie wordt verleend, indien de verbouwing geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een ondernemer die niet in het bezit is van de daarvoor vereiste vergunningen.

  • 3. Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ter uitwerking van het begrip "redelijke tegemoetkoming".

Artikel 2.5.8 Hogere huisvestingskosten

1. Een subsidie in de hogere huisvestingskosten kan slechts worden verleend, indien de ondernemer in verband met verbouwingen als beschreven in artikel 2.5.7, het betrekken van een tijdelijke vestiging, dan wel verplaatsing, hogere huisvestingskosten heeft, welke niet het gevolg zijn van wezenlijke veranderingen in de aard en omvang van zijn bedrijfsactiviteiten.

2. De subsidie is eenmalig en bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in het verschil tussen de oude en nieuwe huisvestingskosten.

3. Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ter uitwerking van het begrip "redelijke tegemoetkoming".

Artikel 2.5.9 Herinrichtingskosten
  • 1. De subsidie in de herinrichtingskosten is eenmalig en bedraagt een redelijke tegemoetkoming in de volgende kosten:

    • a.

      kosten van voorzieningen welke aard- of nagelvast dienen te worden aangebracht;

    • b.

      kosten wegens het vervangen van onderdelen van de inrichting van het bedrijf welke niet passend zijn te maken voor het verbouwde, het tijdelijke, het gerenoveerde respectievelijk het nieuwe bedrijfspand.

  • 2. Geen subsidie wordt verleend, indien de herinrichting geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een ondernemer die niet in het bezit is van de daarvoor vereiste vergunningen.

  • 3. Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ter uitwerking van het begrip "redelijke tegemoetkoming".

Artikel 2.5.10 Winstdaling

1. Een subsidie ter tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie kan slechts worden verleend, indien en voor zover het bedrijf ten gevolge van een verbouwing, het betrekken van een tijdelijke vestiging elders, een verplaatsing, dan wel de uitvoering van de renovatieplannen zoals bedoeld in respectievelijk de artikelen 2.5.7, 2.5.11 en 2.5.14 moet worden stilgelegd dan wel stagneert.

2. De subsidie is eenmalig en bedraagt ten hoogste € 700,- per week over de periode dat het bedrijf stagneert, tot een maximum van € 4200,-.

Artikel 2.5.11 Tijdelijke huisvesting
  • Aan de ondernemer die zijn bedrijf tijdelijk elders moet huisvesten als gevolg van de renovatie of sloop/nieuwbouw van het gebouw waarin dit is gevestigd, kan worden verleend:

    • a.

      een subsidie in de verhuiskosten naar en van de tijdelijke vestiging zoals aangegeven in artikel 2.5.8;

    • b.

      een subsidie in de hogere huisvestingskosten van de tijdelijke vestiging;

    • c.

      een subsidie in de inrichtingskosten van de tijdelijke vestiging, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.9;

    • d.

      een subsidie ter tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.10.

Artikel 2.5.12 Verhuiskosten

De subsidie in de verhuiskosten is eenmalig en bestaat uit een volledige vergoeding van de aanvaardbaar te achten kosten van vervoer van de bedrijfsmiddelen en voorraden.

Artikel 2.5.13 Verplaatsing
  • Aan de ondernemer die zijn bedrijf verplaatst, kan worden verleend:

    • a.

      een subsidie in de verhuiskosten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.12;

    • b.

      een subsidie in de hogere huisvestingskosten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.8;

    • c.

      een subsidie in de herinrichtingskosten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.9;

    • d.

      een subsidie ter tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.10.

Artikel 2.5.14 Schade ten gevolge van de renovatie van het pand waarin een bedrijfsruimte is gelegen.
  • Aan de ondernemer die schade ondervindt ten gevolge van de uitvoering van renovatiewerkzaamheden aan het pand waarin zijn bedrijfsruimte is gelegen kan worden verleend:

    • a.

      een subsidie ter tegemoetkoming in de winstdaling ten gevolge van de bedrijfsstagnatie, indien de bedrijfsactiviteiten gedurende een periode van ten minste een week geheel moeten worden stilgelegd, zoals aangegeven in artikel 2.5.10;

    • b.

      een subsidie in de door de ondernemer te maken herinrichtingskosten welke een direct gevolg zijn van de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden, zoals aangegeven in artikel 2.5.9.

Paragraaf 2.6 Bedrijfsruimten ("objectsubsidie")
Artikel 2.6.1 Algemeen

1. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar voor het daaropvolgende jaar een programma vast van nieuw te bouwen of te verbeteren bedrijfsruimten die voor een subsidie op grond van deze paragraaf van deze verordening in aanmerking komen. Het geeft daarbij tevens een indicatie van de bedrijfsruimten welke in de twee daaropvolgende jaren in beginsel voor een subsidie in aanmerking komen. Het kan dit programma tussentijds wijzigen, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

2. Aan de opdrachtgever kan een subsidie worden verleend in de kosten van het tot stand brengen of het verbeteren van een bedrijfsruimte, voor zover deze bedrijfsruimte deel uitmaakt van het in het eerste lid bedoelde programma.

3. De subsidie kan slechts worden verleend, indien de verbetering of tot stand brenging hiervan een bijdrage levert aan het realiseren van de gewenste ruimtelijk economische structuur.

Artikel 2.6.2 Hoogte van de subsidie

1. De subsidie bestaat uit een redelijke tegemoetkoming doch ten hoogste 50% van de stichtingskosten, exclusief de grondkosten en geldelijke aanspraken welke aan andere regelingen kunnen worden ontleend.

2. Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ter uitwerking van het begrip "redelijke tegemoetkoming".

Artikel 2.6.3 Nadere voorwaarden

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ten aanzien van de beoordeling van de aanvragen.

Paragraaf 2.7 Doorzichtige afsluiting van winkelpanden
Artikel 2.7.1 Algemeen
  • Aan een ondernemer kan een subsidie worden verleend in de kosten van:

    • a.

      het aanbrengen van slagbestendig glas in zijn winkelpui;

    • b.

      het aanbrengen van een doorzichtig rol- of schuifhek voor of achter zijn winkelpui;

    • c.

      het aanbrengen van een doorzichtig rolluik voor of achter zijn winkelpui.

Artikel 2.7.2

1. Het dagelijks bestuur bepaalt bij zijn besluit tot het verlenen van een subsidie de hoogte van die subsidie met inachtneming van de bepalingen in de artikelen 2.7.3, 2.7.4, 2.7.5, 2.7.6 en 2.7.7.

2. Uitbetaling van de subsidie vindt plaats zodra de aanvrager heeft aangetoond dat hetgeen waarvoor de subsidie is verleend conform de aanvraag is uitgevoerd.

3. Indien de subsidie wordt verleend, kan aan de aanvrager in daartoe aanleiding gevende gevallen een voorschot worden verstrekt. Het voorschot wordt verrekend bij de uitbetaling van de subsidie als bedoeld in lid 2.

4. De aanvrager moet zich verbinden het ontvangen voorschot terstond als onverschuldigd betaald te restitueren indien en voor zover hetgeen waarvoor de subsidie is verleend, niet binnen een redelijke termijn en conform de aanvraag is uitgevoerd.

Artikel 2.7.3

De subsidie ten behoeve van het aanbrengen van slagbestendig glas bedraagt € 60,- per m² glas.

Artikel 2.7.4

De subsidie ten behoeve van het aanbrengen van een doorzichtig rol- of schuifhek bedraagt € 20,- per m² hek.

Artikel 2.7.5

De subsidie ten behoeve van het aanbrengen van een doorzichtig rolluik bedraagt € 90,- per m² rolluik.

Artikel 2.7.6

De maximale subsidie per winkelpand bedraagt €6500,-.

Artikel 2.7.7

Indien het winkelpand reeds is voorzien van een gesloten rolluik wordt de subsidie slechts verleend indien de in artikel 2.7.1 bedoelde ondernemer tevens het gesloten rolluik voor zijn winkelpand verwijdert. Indien het te verwijderen rolluik een oppervlakte heeft van ten minste 8 m², kan boven de in de artikelen 2.7.3, 2.7.4 en 2.7.5 vermelde subsidies een eenmalige subsidie van €1500,- worden verleend.

Artikel 2.7.8

1. Een subsidie zoals bedoeld in artikel 2.7.1, onder a, wordt niet verleend, indien tevens een gesloten rolluik voor het winkelpand is of wordt aangebracht.

2. De ondernemer is gehouden om de ontvangen subsidie terstond te restitueren, indien hij de in lid 1 vermelde voorwaarde niet nakomt.

3. Een subsidie wordt slechts verleend, indien ten minste 75% van het totale oppervlak van het rolluik, respectievelijk rol- of schuifhek bestaat uit doorzichtig en/of open materiaal.

Artikel 2.7.9

De subsidie wordt niet verleend, indien met het aanbrengen van het slagbestendig glas, het rol- of schuifhek, respectievelijk het doorzichtige rolluik is begonnen binnen veertien dagen nadat de ondernemer bij het dagelijks bestuur een aanvraag om een subsidie heeft ingediend.

Artikel 2.7.10

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.7.1 kan de subsidie - in plaats van aan een ondernemer - worden verleend aan de eigenaar van een winkelpand.

Artikel 2.7.11

Deze paragraaf is van toepassing in het hele stadsdeel.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 3.1 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van bepalingen in deze verordening, indien strikte toepassing van deze verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard dan wel tot ernstige afbreuk aan het belang, verbonden aan stedelijke vernieuwing.

Artikel 3.2 Geen verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht

De werking van artikel 4:24 van de Awb wordt uitgesloten voor subsidies die op basis van bepalingen uit deze verordening worden verleend.

Artikel 3.3 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van het dagelijks bestuur aan te wijzen personen.

Artikel 3.4 Intrekking bestaande verordening

De Subsidieverordening Wonen en Werken stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, vastgesteld door de stadsdeelraad op 18 december 2000, wordt ingetrokken.

Artikel 3.5 Overgangsbepaling

Op aanvragen om subsidie op grond van de verordening genoemd in artikel 3.4 die zijn ingediend vóór 1 maart 2002 blijven de bepalingen van die verordeningen van toepassing.

Artikel 3.6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking daags na publicatie.

Artikel 3.7 Bekendmaking

De vaststelling van deze verordening wordt bekend gemaakt in het Amsterdams Stadsblad en het Parool. In genoemde bladen wordt tevens aangegeven waar de verordening ter inzage ligt.

Artikel 3.8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening stedelijke vernieuwing stadsdeel Oost/Watergraafsmeer.