Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Verordening precariobelasting Stadsdeel Zeeburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingVerordening precariobelasting Stadsdeel Zeeburg
CiteertitelVerordening Precariobelasting Zeeburg 2008
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-200901-01-2012Ingetrokken

 

Amsterdams Stadsblad, 2011, week 48.

264725
31-12-200801-01-2010nieuwe regeling

 

Zeeburgjournaal, 2009, 1

2008/6628
29-11-200701-01-2009nieuwe regeling

 

Zeeburgjournaal, 2007, 48

2007/8354

Tekst van de regeling

Verordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. gemeentegrond: voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

2. a. horecaterras: een gelegenheid waar eet- en drinkwaren voor gebruik ter plaats wordt verstrekt;

b. privéterras, een op gemeentegrond aangelegd terras voor privégebruik;

3. jaar: een kalenderjaar;

4. seizoen: de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;

5. maand: een kalendermaand;

6. week: een tijdvak van zeven opeenvolgende dagen;

7. dag: een tijdvak van vierentwintig opeenvolgende uren, beginnend bij 00.00 uur;

8. tabel: de bij deze verordening horende tabel.

Artikel 2 Aard van de heffing

1. Op grond van deze verordening wordt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond een belasting geheven.

2. Deze verordening is van toepassing op belastbare feiten in Stadsdeel Zeeburg.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene van wie dan wel ten behoeve van wie voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond afkomstig zijn of worden aangetroffen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing; tarieven

1. De belasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. De in de tabel opgenomen jaartarieven vinden toepassing ten aanzien van voorwerpen die zijn bestemd om blijvend in het stadsbeeld te worden opgenomen.

3. In afwijking van het gestelde in het tweede lid vindt het in rubriek 1 van de tabel opgenomen jaartarief vindt toepassing ten aanzien van bouwplaatsen die zijn bestemd om te worden opgericht voor een periode van langer dan 52 aaneengesloten weken. Deze periode van 52 weken behoeft niet te vallen in één kalenderjaar.

4. Gedeelten van in de tabel vermelde eenheden worden voor een geheel gerekend.

Artikel 5 Tijdvak

1. Indien de belasting wordt geheven naar jaar- en seizoentarieven, is het belastingtijdvak het jaar respectievelijk het seizoen waarin de voorwerpen aanwezig zijn.

2. Indien de belasting wordt geheven naar weektarieven, is het belastingtijdvak het aantal weken in het jaar dat de voorwerpen aanwezig zijn.

3. Indien de belasting wordt geheven naar dagtarieven, is het belastingtijdvak het aantal dagen in het jaar dat de voorwerpen aanwezig zijn.      

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen en rechten worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Tarieftoepassing en ontheffing

1. Bij de toepassing van de tarieven:

a. wordt de belasting berekend aan de hand van de in bij deze verordening opgenomen tabel;

b. wordt, voor zover van toepassing, voor de berekening van de belasting en de rechten uitgegaan van de maten van het grootste buitenwerks gemeten vlak of bij niet-rechthoekige vlakken van twee denkbeeldig langs de uitersten van het vlak getrokken lijnen, die loodrecht op elkaar staan;

c. wordt, indien meer dan één voorwerp op gemeentegrond of binnenwater door een zelfde belastingplichtige wordt gehouden of meer dan één gemeentelijke bezitting wordt gebruikt en deze naar maatschappelijke opvattingen bij elkaar behoren, voor de berekening van de belasting en de rechten de tussenliggende ruimte mede in aanmerking genomen.

2. In geval van toepassing van jaar- of seizoentarieven worden aanslagen van € 10,- of minder niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 8 Vrijstellingen

1. De belastingen en de rechten worden niet geheven van een gemeentelijk orgaan indien en voorzover de uitvoering van de aan dit orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak dat met zich brengt.

2. De belastingen en de rechten worden niet geheven ter zake van:

a. een buiten het gevelvlak uitstekende uitbouw die met het gebouwde eigendom aard- en nagelvast is verbonden, indien en voorzover niet het bevorderen van het betreden daarvan, noch het bieden van bescherming tegen weersinvloeden wordt beoogd;

b. een voorwerp ten behoeve van de afvoer van afvalwater, regenwater of grondwater;

c. een voorwerp als bedoeld in rubriek 3 van de tarieventabel, indien en voorzover dit is aangebracht in loodrechte richting of aangesloten op een gemeentebezitting voor de levering van water;

d. een vlaggenstok uitsluitend ten behoeve van het vlaggen op erkende feestdagen, een vlaggenstokhouder, een spionnetje, een aan de gevel bevestigde bloembak, lamp of zonnescherm;

e. voorzieningen aan of in de onmiddellijke nabijheid van percelen, bestaande uit rolluiken, alarminstallaties, televisiecamera's, lampen en dergelijke die uitsluitend ten behoeve van de veiligheid zijn aangebracht;

f. een reeds vóór 1 december 1898 bestaande verdiepte ingang vóór een hoge stoep, een trede, een verhoogde trede vóór de zogenaamde stoepenlijn, een trap, een kelderingang, een pothuis of een andere buiten het gevelvlak uitstekende uitbouw welke met het desbetreffende eigendom aard- en nagelvast is verbonden, indien en voorzover zich bevindend op het grondgebied van de gemeente dat op 31 december 1920 aan haar toebehoorde, tenzij terzake daarvan vóór 1 december 1898 is bepaald, dat de in artikel 2 bedoelde belasting wordt geheven. Indien een voorwerp of uitbouw als hiervoor bedoeld, wijzigingen ondergaat of wordt vervangen, wordt de belasting geheven voor het meerdere dat daarna aan gemeentegrond wordt ingenomen;

g. een stoeptrede vóór een bestaande ingang, een koekoek, een licht- of luchtkolk vóór

h. een bestaand raam, indien in verband met een wijziging in het straatprofiel daartoe schriftelijke toestemming is verleend;

i. een voorwerp onder, op of boven gemeentegrond dat niet aan het stadsdeel in eigendom is overgedragen, indien en voorzover dat voorwerp bij de overdracht aanwezig was en in verband met de inrichting van het betrokken perceel bezwaarlijk kan worden verwijderd;

3. Indien een voorwerp of uitbouw als bedoeld in lid 2, onder g, wijziging ondergaat of wordt vervangen door een ander voorwerp of uitbouw, wordt de belasting evenmin geheven indien na de wijziging of de vervanging niet meer gemeentegrond wordt ingenomen. Indien na de wijziging of vervanging meer gemeentegrond wordt ingenomen, wordt de precariobelasting slechts over het meerdere gedeelte geheven.

4. De belasting wordt niet geheven indien en voor zover ter zake daarvan al uit hoofde van een privaatrechtelijke overeenkomst of een andere gemeentelijke belastingverordening, met uitzondering van de Binnenhavengeld Verordening, een bedrag wordt gevorderd.

5. De belasting wordt niet geheven ter zake van ten dienste van het wegverkeer getroffen voorzieningen, waaronder wordt begrepen algemene bewegwijzeringen waarmee een algemeen belang wordt gediend.

6. Met uitzondering van de belastbare feiten als bedoeld onder 2, 6, 7 en 8.3 van de tabel, wordt de belasting niet geheven indien reclamebelasting wordt geheven.

Artikel 9 Ontstaan belastingschuld en ontheffing

1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt.

2. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en seizoentarieven, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar of seizoen nog overblijven.

3. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaartarieven, vermeld onder rubriek 0 en 1 van de tabel, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, zijn de belastingen en de rechten verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle weken dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar nog overblijft.

4. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en seizoenstarieven, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende volle kalendermaanden.

5. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaartarieven, vermeld onder rubriek 0 en 1 van de tabel, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende volle weken.

6. Ontheffing wordt niet verleend indien deze minder dan € 10,- bedraagt.

Artikel 10 Betaling

1. De primitieve en definitieve aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede één maand later.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een voorlopige aanslag invorderbaar in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen nog ten minste twee bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. In afwijking van het gestelde in het eerste lid is de aanslag ter zake van een woonschip invorderbaar in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog kalenderkwartalen in het heffingsjaar overblijven. Op de laatste dag van de eerste maand van elk van die kwartalen vervalt een termijn. Indien in de dagtekening van het aanslagbiljet een latere maand dan de achtste maand van het heffingsjaar waarop de aanslag betrekking heeft, is vermeld, is de aanslag invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de tweede maand, volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels

Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding, overgangsbepaling, citeertitel

1. Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening precariobelasting Zeeburg 2007, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 2006, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2008.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Precariobelasting Zeeburg 2008.