Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Reglement van orde voor de stadsdeelraad van Zeeburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingReglement van orde voor de stadsdeelraad van Zeeburg
CiteertitelReglement van Orde Stadsdeelraad
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 16

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-10-200605-05-2010artikelen 1 en 8b

12-10-2006

-

2006/12617
28-09-200411-10-2006nieuwe regeling

 

-

2004/14159

Tekst van de regeling

Verordening

Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In het Reglement van Orde wordt verstaan onder:

- amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

- geloofsbrief: de schriftelijke bewijsstukken die een nieuw te benoemen lid aan de stadsdeelraad moet overleggen om te bewijzen dat hij op wettige wijze is gekozen en dat er tegen zijn verkiezing geen bezwaren bestaan;

- hoofdelijke oproeping: stemming, waarbij de aanwezige stadsdeelraadsleden ieder afzonderlijk hun stem uitbrengen.

- interpellatie: een bijzondere vorm van het vragen van inlichtingen, in de stadsdeelraadsvergadering gedaan door een van de stadsdeelraadsleden en gericht aan een of meer leden van het Dagelijks Bestuur;

- motie: korte en gemotiveerde uitspraak over een onderwerp, waarin een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

- presidium: het presidium van de stadsdeelraad, bestaande uit raadsvoorzitter en fractievoorzitters, ambtelijk ondersteund door de griffier;

- stadsdeelvoorzitter: de voorzitter van het Dagelijks Bestuur;

- subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement;

- voordracht: voorstel van het Dagelijks Bestuur aan de stadsdeelraad, uitmondend in een ontwerpbesluit;

- voorstel: een voorstel van één of meerdere stadsdeelraadsleden aan de stadsdeelraad, uitmondend in een ontwerpbesluit;

- voorzitter: de voorzitter van de stadsdeelraad.

Artikel 2 Oproeping

1. De vergaderingen worden door de voorzitter belegd.

2. De leden van de stadsdeelraad worden schriftelijk opgeroepen tot het bijwonen van een vergadering van de stadsdeelraad. De oproeping wordt, behoudens in gevallen, bedoeld in art. 20 van de Gemeentewet, in de regel minimaal 14 dagen vóór het houden van de vergadering aan de leden toegezonden. De openbare kennisgeving van de vergadering, voorgeschreven in art. 19 van de Gemeentewet, geschiedt tegelijk met de oproeping van de leden van de stadsdeelraad door middel van bekendmaking van de agenda en de bijbehorende stukken in het plaatselijke huis-aan-huisblad en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van het stadsdeel en ter inzage neergelegd in het stadsdeelkantoor en in andere, nader te bepalen, plaatsen.

3. De openbare kennisgeving zoals bedoeld in lid 2, vermeldt:

a. de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbijbehorende voorstellen kan inzien;

c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 29.

Artikel 3 Agenda

1. Aan de schriftelijke oproeping worden de agenda van de vergadering en een opgave van de bij de stadsdeelraad ingekomen adressen en andere stukken, niet afkomstig van het Dagelijks Bestuur of van een raadscommissie, toegevoegd.

2. De agenda van de vergadering wordt opgesteld door de voorzitter van de vergadering.

3. Voordrachten, afkomstig van het dagelijks bestuur, voorstellen van raadsleden, adressen en andere stukken die na het verschijnen van een agenda bij de stadsdeelraad inkomen en waarvan de afdoening in de uitgeschreven vergadering naar het oordeel van de voorzitter noodzakelijk is, worden bij supplementagenda aan de agenda, respectievelijk de opgave van ingekomen stukken toegevoegd.

4. De stadsdeelraad is te allen tijde bevoegd onderwerpen van de agenda af te voeren.

5. De stadsdeelraad kan besluiten de volgorde van de behandeling van de op de agenda geplaatste voorstellen te wijzigen en onderwerpen van spoedeisende aard, aan de agenda toe te voegen.

6. Mededelingen, enkel ter kennisneming aan de stadsdeelraad gedaan, worden niet opgenomen in de opgave, bedoeld in lid 1 van dit artikel, doch voor de stadsdeelraadsleden ter inzage gelegd; hiervan geeft de voorzitter de stadsdeelraadsleden schriftelijk kennis. De inzenders van de mededelingen worden van de terinzagelegging in kennis gesteld.

7. Indien het Dagelijks Bestuur later dan drie dagen voor de vergadering zaken aan de agenda wil toevoegen, beslist de stadsdeelraad of de behandeling daarvan in die vergadering zal geschieden.

Artikel 4 Ter inzage leggen van stukken

1. De voorzitter doet alle voordrachten, adviezen, nota's en voorstellen welke aan de stadsdeelraad zijn gericht, voor zover zij niet van vertrouwelijke aard zijn of bestemd voor een besloten vergadering, op een door hem aan te wijzen plaats ter inzage liggen.

2. De in het eerste lid bedoelde voordrachten, adviezen, nota's en voorstellen, daaronder begrepen die van vertrouwelijke aard, worden met de daarbij behorende bescheiden door de zorg van de voorzitter niet later dan 14 dagen vóór de behandeling ervan in de stadsdeelraad voor de stadsdeelraadsleden ter inzage gelegd. De in het eerste lid bedoelde voordrachten, adviezen, nota's en voorstellen die niet van vertrouwelijke aard zijn, worden door de zorg van de voorzitter niet later dan 14 dagen vóór de behandeling aan de raadsleden toegestuurd. Indien de vorenbedoelde termijn van 14 dagen niet in acht is genomen, wordt de behandeling van het desbetreffende stuk, ingeval ten minste drie leden daartoe een verzoek indienen, aangehouden, tenzij een uitstel van behandeling naar het oordeel van de stadsdeelraad niet kan worden gedoogd.

3. De voorzitter doet aan de leden een beknopte mededeling toekomen omtrent de aard van de vertrouwelijke stukken, bestemd voor een besloten vergadering, en van zijn voornemen omtrent de behandeling ervan.

4. De bij de in artikel 2, lid 2, en artikel 3, lid 1, bedoelde stukken behorende dossiers worden in afschrift tegelijk met de agenda en de supplementagenda voor de vergadering ter visie gelegd voor het publiek.

5. Een lid van de raad mag een origineel van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het stadsdeelkantoor brengen. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het stadsdeelkantoor brengen.

Hoofdstuk II Het houden van de vergadering
Artikel 5 Dag en aanvangsuur van de vergadering

1. De stadsdeelraad vergadert in de regel één maal per maand, met uitzondering van de zomervakantie en verder zo vaak als de voorzitter dat, na overleg met de fractievoorzitters, noodzakelijk acht of het door een vijfde der leden schriftelijk, met opgave van redenen, wordt gevraagd.

2. De vergaderingen van de stadsdeelraad worden in de regel op de vierde dinsdag van de maand gehouden en beginnen om 20.00 uur en eindigen doorgaans om 23.00 uur, tenzij de stadsdeelraad anders beslist.

3. Indien een kwartier na het tijdstip waarop de vergadering zou aanvangen, blijkens de presentielijst niet het in artikel 20 van de Gemeentewet vereiste aantal leden is opgekomen, doet de voorzitter de namen van de afwezigen oplezen, stelt vast, dat de vergadering wegens te geringe opkomst niet kan worden gehouden en sluit de bijeenkomst.

Artikel 6 Beleggen van nieuwe vergadering

Wanneer het volgens artikel 5 vereiste aantal leden niet is opgekomen, kan door de voorzitter onmiddellijk een nieuwe vergadering worden belegd, met een tussentijd van ten minste 24 uur. Deze vergadering vindt doorgang, ook als niet aan het bepaalde in artikel 5 wordt voldaan.

Artikel 7 Presentie

1. Ieder lid tekent vóór hij aan de vergadering deelneemt, de presentielijst. Aan het einde van de vergadering wordt deze door de voorzitter en de griffier ondertekend.

2. Afmeldingen dienen voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden aangemeld.

Artikel 8a De voorzitter

1. De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het reglement van orde;

d. wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt;

e. het bepalen van de agenda van de vergadering;

f. het geven van opdrachten aan de griffier van de stadsdeelraad;

g. het bewaken van de lange termijn agenda;

h. het bewaken van hoofdlijnen in het debat;

i. de informatievoorziening van de raad;

j. het verdedigen van de belangen van de raad;

k. representatie publieke aangelegenheden.

2. Hij verleent het woord, formuleert de conclusies waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemmingen mee.

3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter kan het voorzitterschap worden overgenomen door de, door de raad benoemde, plaatsvervangend voorzitter. Indien dit niet mogelijk is kan een van de, door de raad benoemde, commissievoorzitters het voorzitterschap overnemen. Indien ook dit niet mogelijk is wordt het voorzitterschap waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen.

Artikel 8b Het presidium

1. De raad benoemt een presidium bestaande uit de raadsvoorzitter en de fractievoorzitters.

2. De raadsvoorzitter is voorzitter van het presidium.

3. Het presidium wordt ambtelijk ondersteund door de griffier.

4. De raad stelt zelf het takenpakket van het presidium vast, waaronder:

a. de opdrachtgeverrol voor de griffie;

b. een werkverband voor het bespreken van zaken die de stadsdeelraad betreffen en worden voorbereid door de griffie;

c. het samen met de commissievoorzitters voorbereiden van de Lange Termijn Agenda.

Artikel 9 De griffier

1. De griffier is elke vergadering van de stadsdeelraad aanwezig.

2. De raad benoemt een loco-griffier om de griffier in geval van verhindering of afwezigheid te vervangen.

3. Indien een vervanging voor langer dan twee maanden nodig zal zijn, wordt een voorstel hiertoe zo spoedig mogelijk aan de goedkeuring van de stadsdeelraad onderworpen.

4. De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

5. De griffier is belast met:

a. verlenen van bijstand aan de stadsdeelraad;

b. ondersteunen van de voorzitter;

c. medeondertekening van de uitgaande stukken van de stadsdeelraad;

d. de verantwoordelijkheid voor het notuleren van elke vergadering van de stadsdeelraad.

Artikel 10 Ambtelijke bijstand en ondersteuning

1. De raad en individuele raadsleden hebben recht op ambtelijke bijstand.

2. In de raad vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op ondersteuning.

3. De verlening van ambtelijke bijstand en ondersteuning wordt geregeld in een afzonderlijke door de raad vast te stellen regeling voor ambtelijke bijstand en ondersteuning.

Artikel 11 De notulen

1. De griffier is verantwoordelijk voor het maken van de notulen van elke vergadering.

2. De notulen moeten inhouden:

a. de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede leden die afwezig waren;

b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

c. een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der leden die het woord voerden;

d. een overzicht van het verloop van elke stemming;

e. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en amendementen.

3. De vaststelling van het verslag wordt in de regel voor de eerstvolgende vergadering van de stadsdeelraad geagendeerd.

4. De leden hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is.

5. De notulen en de eventuele aanpassingen dienen door de stadsdeelraad te worden goedgekeurd.

6. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 12 Ingekomen stukken

1. Na vaststelling van de notulen stelt de stadsdeelraad op voorstel van de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

2. Indien naar aanleiding van een ingekomen adres het woord wordt gevraagd, teneinde een inhoudelijke bespreking in de stadsdeelraad te doen plaatsvinden, houdt de voorzitter de behandeling aan en voegt hij het toe aan de agenda, onder mededeling wanneer behandeling zal plaatsvinden. Als regel vindt behandeling dan in de volgende vergadering plaats.

3. Ingekomen adressen en andere stukken die door de stadsdeelraad zijn verwezen naar een behandeling in een raadscommissie, worden aan de agenda toegevoegd, indien een lid van die commissie tijdens de behandeling in de desbetreffende commissie daartoe de wens te kennen heeft gegeven. Als regel vindt dan behandeling in de eerstvolgende stadsdeelraadsvergadering na de commissoriale behandeling plaats, mits tijdige vermelding op de agenda voor die stadsdeelraadsvergadering is geschied.

4. Van de antwoorden op de raadsadressen zal een afschrift ter inzage worden gelegd.

Artikel 13 De volgorde van de onderwerpen

Na de mededeling van de ingekomen stukken worden de op de agenda vermelde punten behandeld in de volgorde waarin zij op de agenda zijn vermeld, tenzij de stadsdeelraad, op voorstel van de voorzitter of van een of meer stadsdeelraadsleden, besluit, die volgorde te wijzigen.

Artikel 14 Initiatiefvoorstel

1. Ieder lid heeft het recht voorstellen aan de stadsdeelraad te doen, die buiten de agenda vallen.

2. Elk voorstel dat uitgaat van een of meer leden, wordt schriftelijk, en door de voorsteller(s) ondertekend ten minste 14 dagen voor de dag van de vergadering ingediend bij de voorzitter.

3. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproeping hiervoor reeds verzonden is.

4. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda behandelde voorstellen zijn behandeld, tenzij de stadsdeelraad oordeelt dat het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie of voor advies naar het Dagelijkse Bestuur dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de stadsdeelraad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 15 Interpellatie

1. Indien een lid van oordeel is dat het dagelijks bestuur over een onderwerp, dat niet op de agenda voorkomt, aan de stadsdeelraad inlichtingen dient te verstrekken omtrent het door hem gevoerde bestuur, vraagt deze bij de voorzitter een interpellatie aan.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de stadsdeelvoorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

3. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste tweemaal 24 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

4. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De stadsdeelraad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

5. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden niet meer dan eenmaal, tenzij de stadsdeelraad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 16 Amendementen

1. Ieder lid is bevoegd tijdens de beraadslagingen wijzigingen voor te stellen op het voorgestelde besluit. Ook kan hij voorstellen, het voorgestelde besluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming kan plaatsvinden.

2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3. Met inachtneming van artikel 16, lid 1, moet elk (sub)amendement schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

4. Indien is voldaan aan het gestelde in artikel 16, lid 1, wordt ieder (sub)amendement of voorstel tot splitsing in behandeling genomen.

5. Een (sub)amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in het ontwerpbesluit te worden verwerkt.

Artikel 17 Algemene bepalingen inzake amendementen

1. Ieder lid is bevoegd een amendement in te dienen dat onderwerp van beraadslaging uitmaakt. Een amendement kan worden ingediend en ondertekend door meerdere raadsleden.

2. Degene die een amendement indient, of een van de medeondertekenaren, is bevoegd de strekking daarvan beknopt mondeling toe te lichten, alvorens ondersteuning van het amendement wordt gevraagd.

3. Een amendement kan te allen tijde door degene(n) die het heeft (hebben) ingediend, worden gewijzigd of ingetrokken.

4. Indien een amendement door meer raadsleden is ondertekend, kan het slechts door de ondertekenaren tezamen worden gewijzigd of ingetrokken.

5. Een medeondertekenaar van een amendement is te allen tijde bevoegd, zijn handtekening onder het amendement terug te nemen.

Artikel 18 Motie

1. Een lid dat het woord voert kan ter vergadering een motie indienen over het in behandeling zijnde onderwerp.

2. Met inachtneming van artikel 18, lid 1, moet een motie schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

5. Indien het Dagelijks Bestuur geen uitvoering geeft aan een door de stadsdeelraad aangenomen motie, wordt hiervan, onder opgave van reden, kennis gedaan aan de stadsdeelraad.

Artikel 19 Algemene bepalingen inzake moties

1. Ieder lid is bevoegd een motie in te dienen dat onderwerp van beraadslaging uitmaakt. Een motie kan worden ingediend en ondertekend door meerdere raadsleden.

2. Degene die een motie indient, of een van de medeondertekenaren, is bevoegd, de strekking daarvan beknopt mondeling toe te lichten, alvorens ondersteuning van de motie wordt gevraagd.

3. Een motie kan te allen tijde door degene(n) die de motie heeft (hebben) ingediend, worden gewijzigd of ingetrokken.

4. Indien een motie door meer raadsleden is ondertekend, kan het slechts door de ondertekenaren tezamen worden gewijzigd of ingetrokken.

5. Een medeondertekenaar van een motie is te allen tijde bevoegd, zijn handtekening onder de motie terug te nemen.

Artikel 20 Schriftelijke vragen

1. Onverminderd het bepaalde in art. 15 is elk lid van de stadsdeelraad bevoegd, zonder machtiging van de stadsdeelraad, tot het Dagelijks Bestuur schriftelijk kort en duidelijk geformuleerde vragen te richten. Deze vragen kunnen over ieder onderwerp gaan en kunnen op ieder moment worden ingediend.

2. Deze vragen moeten worden ingediend bij de voorzitter. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de stadsdeelraad worden gebracht.

3. Indien bij het Dagelijks Bestuur tegen het beantwoorden van de vragen binnen de termijn bezwaar bestaat, wordt daarvan aan het desbetreffende lid onder opgave van redenen schriftelijke mededeling gedaan.

4. Bestaat zodanig bezwaar niet, dan is het Dagelijks Bestuur gehouden, de vragen zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 28 dagen na de datum van ontvangst schriftelijk te beantwoorden. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering.

5. De antwoorden worden zo spoedig mogelijk ter kennisname van alle stadsdeelraadsleden gebracht.

6. Over het antwoord op een schriftelijke vraag kan, in de stadsdeelraadsvergadering, volgend op de dagtekening van het antwoord, van gedachten worden gewisseld. Vragensteller dient de wens hiertoe tweemaal 24 uur vóór de aanvang van de stadsdeelraadsvergadering schriftelijk aan de voorzitter kenbaar te maken. Bij de behandeling van een antwoord op schriftelijke vragen geldt als eerste termijn de toelichting van de vragensteller en het antwoord daarop van het lid of de leden van het dagelijks bestuur. Aan de gedachtewisseling kan in tweede termijn door de overige leden worden deelgenomen. Aan de vragensteller wordt geen extra spreektijd toegewezen.

7. Indien binnen de termijn, bedoeld in lid 4, geen beantwoording kan geschieden, wordt vragensteller hiervan schriftelijk mededeling gedaan, onder opgave van redenen, waarbij wordt aangegeven de termijn waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden, met dien verstande, dat een termijn van twee maanden na de datum van ontvangst van de vragen niet mag worden overschreden. Bij overschrijding van ook deze termijn worden de op grond van dit artikel gestelde vragen beschouwd als een te houden interpellatie ingevolge art. 15 en, na toestemming van het stadsdeelraadslid dat de schriftelijke vragen heeft gesteld, geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering van de stadsdeelraad.

Artikel 21 Mondelinge vragen

1. Elk lid van de stadsdeelraad is bevoegd om zonder machtiging van de stadsdeelraad aan het Dagelijks Bestuur mondeling een korte en duidelijk geformuleerde vraag te stellen.

2. Een dergelijke vraag wordt bij de voorzitter ingediend. Deze vraag wordt geagendeerd voor de eerstvolgende raadsvergadering, mits tenminste 48 uur voor de aanvang van die vergadering ingediend.

3. De voorzitter nodigt het desbetreffende lid van het Dagelijks Bestuur waaraan de vraag gericht is uit voor de stadsdeelraadsvergadering.

4. Mondelinge vragen worden op de agenda geplaatst na de ingekomen stukken.

5. Bij de behandeling van een mondelinge vraag geldt als eerste termijn het stellen van de vraag en het antwoord daarop van een of meer leden van het Dagelijks Bestuur. De voorzitter bepaalt de duur van de spreektijd in de tweede termijn. Het stellen van korte aanvullende vragen door ieder ander lid is daarna toegestaan.

6. Aan de behandeling van het agendapunt mondelinge vragen wordt een tijdslimiet van een kwartier gesteld.

Artikel 22 Nota/notitie

1. Onverminderd het bepaalde in art.ikel15 is elk lid van de stadsdeelraad bevoegd, zonder machtiging van de stadsdeelraad, een nota/notitie in te dienen.

2. De nota/notitie moet worden ingediend bij de voorzitter.

3. Het Dagelijks Bestuur is gehouden, zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen twee maandenna de datum van ontvangst schriftelijk te reageren in de vorm van een preadvies op die nota/notitie.

4. Indien binnen de termijn, bedoeld in lid 3, geen preadvies kan worden gesteld, wordt de indiener van de nota hiervan schriftelijk mededeling gedaan onder opgave van redenen, waarbij wordt aangegeven de termijn waarbinnen het preadvies zal worden behandeld in de stadsdeelraad.

5. Bij de behandeling van het preadvies van het Dagelijks Bestuur op de nota/notitie van een stadsdeelraadslid, wordt aan het desbetreffende stadsdeelraadslid extra spreektijd van vijf minuten toegekend.

Artikel 23 Inlichtingen

1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het Dagelijks Bestuur of de stadsdeelvoorzitter.

2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de stadsdeelraad.

3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk III Wijze van beraadslagen
Artikel 24 Orde der vergadering

1. Niemand voert het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en van deze verkregen te hebben.

2. De voorzitter verleent het woord in de volgorde waarin het is gevraagd.

3. Van deze volgorde kan worden afgeweken, indien een lid het woord vraagt voor een persoonlijk feit of voor het indienen van een voorstel van orde.

4. De voorzitter stelt het lid dat het woord voor een persoonlijk feit verlangt, in de gelegenheid een beknopte aanduiding van het feit te geven.

5. De voorzitter kan een interruptie nadrukkelijk of stilzwijgend toelaten.

Artikel 25 Voorstellen van orde

1. Alle stadsdeelraadsleden hebben het recht hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, een voorstel van orde te doen.

2. Een dergelijk verzoek heeft betrekking op het tijdstip en/of de wijze van behandeling van enig onderwerp.

3. Een voorstel van orde wordt terstond afzonderlijk in behandeling genomen.

Artikel 26 Termijnen beraadslagingen

1. De beraadslaging over elk aan de orde gesteld onderwerp vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. In bijzondere omstandigheden kan de stadsdeelraad, indien aan de voorzitter daartoe de wens kenbaar is gemaakt, de gelegenheid openen, in een derde termijn het woord te voeren. Elke termijn eindigt, nadat het lid of de leden van het Dagelijks Bestuur, meer in het bijzonder met de behandeling van het onderwerp belast, of het lid dat zijn voorstel verdedigt, de sprekers heeft (hebben) beantwoord.

2. Niemand voert in dezelfde termijn tweemaal het woord.

3. Bij de behandeling van een interpellatie, bedoeld in art ikel15, geldt als eerste termijn de toelichting van de interpellant en het antwoord daarop van het lid of de leden van het dagelijks bestuur meer in het bijzonder met de beantwoording belast. Indien bij de behandeling van een interpellatie in tweede termijn een voorstel wordt gedaan, kan de beraadslaging in een derde termijn worden voortgezet.

4. Het stellen van een vraag om inlichtingen over een in behandeling zijnd onderwerp, zonder dat daarbij een toelichting wordt gegeven, wordt niet als het voeren van het woord in enige termijn aangemerkt.

Artikel 27 Spreektijd

1. De stadsdeelraad kan op voorstel van de voorzitter regels stellen omtrent de spreektijd der leden.

2. Na het verstrijken van de spreektijd beëindigt het raadslid zijn rede zodra de voorzitter deze daartoe uitnodigt.

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan leden van de stadsdeelraad

1. De leden van het Dagelijks Bestuur hebben het recht aan de beraadslaging deel te nemen.

2. De stadsdeelraad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de stadsdeelraad deelnemen aan de beraadslaging.

3. Een besluit daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een der leden van de stadsdeelraad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

4. Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 29 Spreekrecht van burgers

1. Het eerste half uur van de vergadering van de stadsdeelraad wordt aan het publiek de mogelijkheid geboden het woord te voeren over aangelegenheden die spelen in het stadsdeel. Sprekers onthouden zich van beledigende of onbehoorlijke uitingen of uitlatingen als bedoeld in dit reglement van orde.

2. Degene die het van spreekrecht gebruik wil maken dient dit bij voorkeur 24 uur voor aanvang van de vergadering te melden aan de voorzitter of de griffier onder opgave van naam, adres en onderwerp waarover men het woord wil voeren. Deze termijn geldt niet voor agendapunten opgenomen in een supplementagenda.

3. De volgorde van de sprekers onder het publiek wordt door de voorzitter bepaald; degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, voert niet het woord dan na dit verkregen te hebben van de voorzitter die het verleent in volgorde waarin de verzoeken zijn ontvangen.

4. De voorzitter bepaalt, indien hij dat nodig acht, een spreektijd per inspreker. Het totaal van de inspreektijd van alle insprekers gezamenlijk beslaat niet meer dan een half uur.

5. Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan de stadsdeelraadsleden. Het is slechts toegestaan een korte informatieve vraag te stellen. Zij gaan niet in discussie en houden geen betoog.

6. De voorzitter leidt het gesprek en zorgt voor de handhaving van de orde. Indien een spreker zich niet houdt aan het in lid 1 genoemde voorschrift, wordt deze op last van de voorzitter uit de raadzaal verwijderd.

Artikel 30 Openbaarheid/vergadering met gesloten deuren

1. Alle vergaderingen van de stadsdeelraad zijn openbaar.

2. Overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 23 en 24 van de Gemeentewet kan de vergadering op elk moment worden onderbroken door een vergadering met gesloten deuren. Het verzoek tot sluiting der deuren geschiedt door de voorzitter of door tenminste 1/5 deel van de aanwezige leden; het besluit tot vergaderen met gesloten deuren dient door tenminste tweederde van de aanwezige leden genomen te worden.

3. De voorzitter bepaalt wie anders dan de leden van de stadsdeelraad, de griffier of diens plaatsvervanger en de notulisten de besloten vergadering kunnen bijwonen.

4. Op een besloten vergadering zijn dezelfde bepalingen van toepassing als voor de openbare vergadering zijn vastgesteld, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk is afgeweken in dit reglement.

5. De notulen van een besloten vergadering worden afzonderlijk gehouden. Van de tervisielegging van deze notulen wordt de leden mededeling gedaan. Zij worden in een volgende besloten vergadering ter goedkeuring voorgedragen, nadat zij gedurende tenminste tweemaar 24 uur voor de stadsdeelraad ter inzage hebben gelegen.

6. Voor de afloop van elke besloten vergadering beslist de stadsdeelraad in hoeverre geheimhouding wordt opgelegd omtrent hetgeen in die vergadering is behandeld en omtrent de inhoud van de daarop betrekking hebbende stukken. Deze geheimhouding kan door de stadsdeelraad in een besloten vergadering worden opgeheven.

7. De voorzitter doet binnen 24 uur na afloop van een zitting, waarin over enig punt geheimhouding is opgelegd, bij vertrouwelijk schrijven aan alle raadsleden en alle op de betreffende vergadering uitgenodigde leden van het dagelijks bestuur mededeling van de opgelegde geheimhouding.

Artikel 31 Handhaving van de orde

1. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren. Interrupties zijn toegestaan tenzij de voorzitter beslist dat een spreker zijn betoog zonder verder interrupties zal afronden.

2. Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt, brengt de voorzitter hem zulks onder het oog en roept hem tot de orde.

3. Indien een spreker zich beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen veroorlooft of, op welke wijze ook, de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter vermaand en in de gelegenheid gesteld, de woorden die tot de vermaning aanleiding hebben gegeven, terug te nemen.

4. Onder beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen worden in ieder geval begrepen uitingen of uitlatingen, in welke vorm dan ook, met een racistisch, seksistisch of anderszins discriminatoir karakter, dit ter beoordeling van de voorzitter.

Artikel 32 Ontnemen van het woord

1. Indien een spreker voortgaat van het onderwerp af te wijken, beledigende of onvoegzame uitdrukkingen te gebruiken of de orde te verstoren, ontneemt de voorzitter hem het woord.

2. Indien een lid dat het woord van de voorzitter niet heeft verkregen beledigende of onvoegzame uitdrukkingen gebruikt of de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter vermaand en in de gelegenheid gesteld de woorden die tot de vermaning hebben geleid, terug te nemen.

3. In de zitting waarin het in het eerste en het tweede lid bedoelde heeft plaatsgevonden, mag het lid wie het woord is ontnomen of het lid dat na te zijn vermaand zijn woorden niet heeft teruggenomen, aan de beraadslagingen over het in bespreking zijnde onderwerp niet meer deelnemen.

4. De voorzitter kan de stadsdeelraad voorstellen aan een lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, waaronder mede begrepen het doen van uitlatingen zoals bedoeld in art. 31 lid 4, voor de eerste maal voor de dag waarop het besluit genomen wordt en bij herhaling voor een bepaalde tijd, doch maximaal drie maanden de toegang tot de vergaderingen te ontzeggen. Over dit voorstel wordt zonder beraadslaging gestemd. Bij aanneming moet het lid de vergadering onmiddellijk verlaten. Bij weigerachtigheid doet de voorzitter hem of haar verwijderen. Wanneer een lid de toegang tot een vergadering is ontzegd wordt hij of zij van de presentielijst afgevoerd.

5. De voorzitter is bevoegd om, na overleg met de fractievoorzitters, de gedeelten van het gesprokene die hem ertoe hebben geleid een spreker of een lid te vermanen of het woord te ontnemen, niet in het verslag te doen opnemen.

Artikel 33 Schorsing vergadering

1. De voorzitter kan in bijzondere gevallen alsmede tot handhaving van de orde, de vergadering voor een door hem of haar te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

2. De voorzitter kan de vergadering eveneens schorsen, indien een lid van de stadsdeelraad daartoe, gelet op de beraadslagingen, een verzoek doet. Bij een dergelijk verzoek wordt tevens de tijdsduur van de schorsing aangegeven, welke niet langer dan een half uur mag bedragen. Na het verstrijken van de voor schorsing bestemde tijd heropent de voorzitter de vergadering, waarna direct een nieuwe schorsing kan worden gevraagd. Deze mag ten hoogste een kwartier bedragen. Na deze tweede schorsing heropent de voorzitter de vergadering, waarna de beraadslagingen worden voortgezet.

3. Indien de voorzitter dit nodig oordeelt kan hij de vergadering voor een door hem bepaalde periode schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

Artikel 34 Sluiting beraadslaging

1. Indien de voorzitter oordeelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht stelt hij de stadsdeelraad voor, de beraadslaging te sluiten.

2. Over het voorstel de beraadslaging te sluiten wordt zonder beraadslaging gestemd. Het afleggen van een zeer korte verklaring is echter geoorloofd.

3. De voorzitter kan toestaan dat na sluiting van de beraadslaging een korte verklaring ter motivering van de stem (stemverklaring) wordt afgelegd.

Hoofdstuk IV Besluitvorming en stemming
Artikel 35 Stemming over zaken

1. Onmiddellijk nadat de beraadslagingen over enig punt gesloten zijn verklaard, vraagt de voorzitter of een der leden stemming wenst. Indien door geen der leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Indien een der leden stemming vraagt, brengt de voorzitter het voorstel terstond in stemming.

2. Stemming geschiedt door handopsteken, tenzij de voorzitter of één der leden hoofdelijke stemming vraagt. In dat geval vindt hoofdelijke stemming plaats. Over alle zaken wordt door handopsteken of hoofdelijk gestemd, behoudens bij benoemingen, voordrachten en aanbevelingen van personen - daarover wordt gestemd met gesloten en ongetekende briefjes.

3. Ieder lid is bevoegd, ingeval geen hoofdelijke stemming plaatsheeft, zonder opgave van redenen aantekening in de notulen te verzoeken dat hij of zij geacht wil worden te hebben tegengestemd.

4. Indien op enig voorstel amendementen zijn ingediend gaat de stemming daarover aan die over het voorstel vooraf, waarbij het amendement met de verste strekking het eerst in stemming komt.

5. Bij verschil van mening over de strekking van een amendement beslist de voorzitter.

6. De stemming over een sub-amendement vindt plaats voor die over het amendement waarop het betrekking heeft, met dien verstande dat voor de volgorde van de stemmingen over sub-amendementen dezelfde regels gelden als voor de amendementen zijn vastgesteld.

7. In geval van bijzondere omstandigheden kan de voorzitter in afwijking van het bepaalde in lid 1 het tijdstip van stemming bepalen.

8. Behoudens de gevallen waarin de leden zich op grond van de Gemeentewet van stemming moeten onthouden en behoudens het geval voorzien in lid 3 is het de leden bij het stemmen door handopsteken niet toe gestaan, zich van stemming te onthouden.

9. De voorzitter deelt de uitslag van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 36 Geldigheid en staken der stemmen

1. Een stemming is ongeldig, indien niet meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van meestemmen moet onthouden op grond van de Gemeentewet, aan de stemming heeft deelgenomen. De beslissing wordt in dat geval uitgesteld tot een volgende vergadering. De uitslag van de stemming in deze tweede vergadering is geldig, ongeacht het aantal leden dat daaraan heeft deelgenomen. De bepalingen genoemd in de leden 5, 6 en 7 blijven van toepassing.

2. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden in het geval van een schriftelijke stemming die leden, geacht geen stem te hebben uitgebracht die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

3. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

- een blanco ingevuld stembriefje;

- een ondertekend stembriefje;

- een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

- een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

- een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

4. In geval van twijfel over de opzet van het stembiljet beslist de stadsdeelraad, op voorstel van de voorzitter.

5. Bij staking van stemmen, wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

6. In deze, en evenzo in een voltallige vergadering, wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

7. Ingeval omtrent het benoemen, voordragen of aanbevelen van personen de stemmen bij herstemming staken, beslist terstond het lot. De procedure van de loting is omschreven in artikel 43.

Artikel 37 Hoofdelijke stemming

1. Voor iedere te houden hoofdelijke stemming wordt door het lot bepaald welk lid het eerste stemt. De leden worden voor het uitbrengen van hun stem door de voorzitter of op zijn aanwijzing door de griffier afgeroepen, te beginnen met het door het lot aangewezen lid, in de volgorde waarin hun namen op de presentielijst voorkomen. De voorzitter stemt het laatst.

2. De voorzitter bepaalt op welke wijze de in lid 1 genoemde loting plaatsvindt.

3. Het lid dat bij de aanvang van een hoofdelijke stemming de presentielijst niet heeft getekend, neemt aan deze stemming niet deel.

4. Wanneer een lid heeft gestemd mag een eerder afgeroepen lid niet meer stemmen of zijn of haar stem wijzigen. Het laatst afgeroepen lid mag niet meer stemmen of zijn of haar stem wijzigen, wanneer al begonnen is met het opmaken van de uitslag.

5. Ieder lid is bevoegd terstond na een gehouden hoofdelijke stemming aantekening in de notulen te verzoeken dat hij of zij zich heeft vergist. Deze mededeling heeft geen invloed op de uitslag van de stemming.

6. Behoudens in de gevallen waarin de leden zich op grond van de Gemeentewet van medestemming moeten onthouden en behoudens het geval voorzien in lid 3, is ieder in de vergadering aanwezig lid verplicht bij hoofdelijke stemming zijn of haar stem uit te brengen met het woord "voor" of "tegen" zonder enige bijvoeging.

Artikel 38 Stemmen over personen

1. Voor benoemingen van personen door de stadsdeelraad zendt het dagelijks bestuur aan de stadsdeelraad een voordracht of aanbeveling, zo mogelijk van twee of meer personen. Deze bepaling is niet van toepassing op de benoeming van stadsdeelraadsleden die worden voorgedragen om in een commissie of bestuur zitting te nemen, tenzij wet of verordening anders bepalen.

2. In geval van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen wordt gestemd bij gesloten en ongetekende briefjes.

3. Op voorstel van de voorzitter kunnen door gebruikmaking van een daartoe uitgereikt stembiljet een aantal benoemingen tegelijkertijd plaatshebben, tenzij de stadsdeelraad daartegen bezwaar heeft.

Artikel 39 Stembureau bij stemming over personen

1. Voor een stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen wordt een stembureau gevormd.

2. Vier leden van de stadsdeelraad, door de voorzitter daartoe benoemd, vormen het stembureau. Zij wijzen in onderling overleg hun voorzitter aan.

3. De voorzitter van het stembureau leest de door de leden van de stadsdeelraad op het stembiljet geplaatste aantekening(en) voor. Een der leden van het stembureau ziet deze na. De beide overige leden houden aantekening van de uitgebrachte stemmen.

4. De voorzitter van het stembureau deelt de uitslag van de stemming mee aan de voorzitter van de stadsdeelraad. Laatstgenoemde stelt vervolgens het genomen besluit vast en doet hiervan mededeling aan de stadsdeelraad.

Artikel 40 Stembiljet bij stemming over personen

1. Elk stembiljet moet duidelijk de naam van de persoon of personen die men wenst te benoemen, aanwijzen.

2. Indien het dagelijks bestuur aan de stadsdeelraad een voordracht, voorstel of aanbeveling van één of meer personen doet ter vervulling van een vacature, kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een raadslid dat de voorgedragen personen niet geschikt acht voor de vervulling van de vacature, een tegenstem uitbrengen; voor de bepaling van de uitslag telt deze stem mee.

3. Bij twijfel over de inhoud van een biljet beslist het stembureau.

4. Indien in het geval bedoeld in lid 2 de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter van het stembureau.

Artikel 41 Onregelmatigheid bij stemming

Indien de stadsdeelraad beslist dat zich bij enige stemming een onregelmatigheid heeft voorgedaan die van invloed heeft kunnen zijn op het bepalen van de uitslag, is de stemming nietig. In dit geval heeft terstond een nieuwe stemming plaats.

Artikel 42 Ontbreken volstrekte meerderheid bij eerste stemming

1. Indien bij de stemming over personen geen van de kandidaten de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede vrije stemming overgegaan.

2. Is ook bij deze stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen.

3. Indien door de tweede vrije stemming niet is uitgemaakt tussen welke twee personen de herstemming moet plaatshebben, wordt door stemming beslist wie van hen die een gelijk aantal stemmen op zich hebben verenigd, in herstemming zal komen.

4. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken beslist terstond het lot. De procedure is omschreven in artikel 43.

5. Na afloop van elke stemopneming worden de stembiljetten door de zorg van de voorzitter van de stadsdeelraad vernietigd.

Artikel 43 Beslissing door het lot

Indien ingevolge het bepaalde in het vorige artikel bij een stemming over personen loting vereist wordt, geschiedt deze loting door leden van het stembureau, van wie één de namen van de desbetreffende personen elk afzonderlijk op uiterlijk niet te onderscheiden briefjes schrijft, de tweede deze briefjes naziet en ze in vieren gevouwen in een daartoe bestemde bus werpt, en de derde één der briefjes uit de bus trekt en de naam welke daarop staat, opleest. De voorzitter neemt daarna het (de) overblijvende briefje(s) uit de bus en ziet dit (deze) na. Bij het in orde bevinden is degene van wie de naam het eerste uit de bus getrokken is, benoemd.

Hoofdstuk V Begroting en rekening
Artikel 44 Procedure begroting

De stadsdeelraad stelt de wijze vast waarop hij de ontwerpbegroting en de daarbij horende stukken voorbereidt en behandelt.

Artikel 45 Procedure rekening

De ontwerprekening en -verantwoording van de inkomsten en de uitgaven van het stadsdeel worden, met de bijbehorende bescheiden, alvorens in beraadslaging te worden gebracht, in handen gesteld van de rekeningencommissie teneinde beide te onderzoeken en de stadsdeelraad van de bevindingen te rapporteren.

Hoofdstuk VI Overige bepalingen
Artikel 46 Raadscommissies

1. De samenstelling, de taak en de werkwijze van de vaste raadscommissies, bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet worden geregeld in een afzonderlijke verordening.

2. De voorzitters van de raadscommissies met uitzondering van de voorzitter van de Commissie inzake de behandeling van bezwaar- en beroepschriften, worden benoemd door de stadsdeelraad en toegevoegd aan de raadscommissies.

Artikel 47 Leden van de stadsdeelraad aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan

1. Een lid van de stadsdeelraad dat door de stadsdeelraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen van over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de stadsdeelraad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

2. Ieder lid van de stadsdeelraad kan aan een stadsdeelraadslid als bedoeld in lid 1 schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 20, zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Wanneer een lid van de stadsdeelraad het stadsdeelraadslid als bedoeld in lid 1 ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de stadsdeelraad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 23, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Over een voorstel tot ontslag van een door de stadsdeelraad aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in lid 1, wordt niet beraadslaagd dan nadat in ene vergadering, tenminste veertien dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat het betrokken stadsdeelraadslid niet meer het vertrouwen van de stadsdeelraad bezit als lid van het bedoelde bestuur.

5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties waarin de stadsdeelraad een van zijn leden heeft benoemd.

6. Dit artikel is eveneens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrekking heeft op de stadsdeelvoorzitter, de andere leden van het Dagelijks Bestuur of de stadsdeelsecretaris.

Artikel 48 Onderzoek geloofsbrieven

1. Het onderzoek der geloofsbrieven en de daarbij behorende bescheiden alsmede van de stukken die naar aanleiding van de verkiezing bij de stadsdeelraad zijn ingekomen, geschiedt zo spoedig mogelijk nadat ze zijn ontvangen. Ze worden in de eerstvolgende vergadering behandeld, alvorens tot andere werkzaamheden wordt overgegaan.

2. De voorzitter benoemt daartoe uit de stadsdeelraad een commissie van vier leden om aan de stadsdeelraad rapport over de ingekomen geloofsbrieven uit te brengen. De commissie benoemt uit haar midden een rapporteur en vangt onverwijld het onderzoek aan.

3. Ook wanneer slechts bij een van de leden van de commissie bezwaren zijn gerezen tegen een geloofsbrief of de verkiezing, wordt daarvan melding gemaakt.

4. De stadsdeelraad beslist direct nadat de commissie rapport heeft uitgebracht over de geloofsbrieven. Indien de zaak echter uitstel vordert, zo spoedig mogelijk daarna.

5. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn betrekking volgens de Gemeentewet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.

Artikel 49 Toehoorders en pers

1. In de openbare vergaderingen van de stadsdeelraad worden op de voor het publiek gereserveerde tribune zoveel toehoorders toegelaten als de voorzitter bepaalt.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring is de toehoorders niet toegestaan. Zij mogen de orde en rust van de vergadering niet verstoren. Het bepaalde in art. 31 lid 4 is van overeenkomstige toepassing.

3. De voorzitter zorgt voor de handhaving van het in lid 2 bedoelde voorschrift. Zonodig kan de voorzitter ter handhaving van de orde op de publieke tribune de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen. Bovendien kan hij voor deze handhaving toehoorders uit de raadzaal laten verwijderen.

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken doen hiervan melding aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 51 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement, beslist de stadsdeelraad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 52 In werking treden

1. Dit reglement treedt in werking op 28 september 2004.

2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van stadsdeel Zeeburg vastgesteld bij stadsdeelraadsbesluit van 8 maart 2002.