Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen & voorschoolse educatie Stadsdeel Zeeburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingVerordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen & voorschoolse educatie Stadsdeel Zeeburg
CiteertitelVerordening peuterspeelzaalwerk Zeeburg 2008
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200905-05-2010nieuwe regeling

 

Zeeburgjournaal, 2009, 4

2008/6632
01-01-200531-12-2008nieuwe regeling

 

Zeeburgjournaal, 2005, 5

2004/18296

Tekst van de regeling

Verordening peuterspeelzaalwerk Zeeburg 2008

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zeeburg;

b. peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen die nog niet naar de basisschool gaan, gedurende een of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur, met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen, voorzover dit niet valt onder de Wet kinderopvang;

c. peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

d. houder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert;

e. beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over een voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificatie;

f. begeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal;

g. ouder: de persoon die een minderjarig kind dat bij hem/haar inwoont, opvoedt en verzorgt.

Hoofdstuk 2 Meldingsplicht
Artikel 2 Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

1. Degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen binnen het stadsdeel doet daarvan acht weken van tevoren melding aan het Dagelijks Bestuur.

2. De melding vindt plaats met behulp van een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 3 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk

De houder geeft in de melding aan het Dagelijks Bestuur aan voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden:

a. ambitieniveau 0: semi-professionele peuterspeelzaal;

b. ambitieniveau 1: reguliere peuterspeelzaal;

c. ambitieniveau 2: VVE peuterspeelzaal.

Artikel 4 In exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen indien deze niet is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

Artikel 5 Register

1. Het Dagelijks Bestuur houdt een register bij van gemelde peuterspeelzalen. In dit register worden na een melding binnen acht weken de gegevens opgenomen die ingevolge artikel 2, tweede lid, en artikel 3 zijn verstrekt.

2. Het Dagelijks Bestuur deelt de houder schriftelijk mee dat opneming van de peuterspeelzaal in het register heeft plaatsgevonden.

3. Het register is via een internet-website kosteloos voor een ieder ter inzage.

4. Indien blijkt dat de kwaliteit van de peuterspeelzaal niet of niet langer naar aard en strekking overeenkomt met de bij of krachtens deze verordening gestelde regels, of dat de houder niet voldoet aan enige verplichting die op grond van deze verordening op hem rust, wordt de peuterspeelzaal niet in het register opgenomen dan wel uit het register verwijderd.

Artikel 6 Wijzigingen van gegevens

1. De houder doet van wijzigingen in de gegevens die bij de melding zijn verstrekt, onmiddellijk mededeling aan het Dagelijks Bestuur.

2. Het Dagelijks Bestuur deelt de houder schriftelijk mee dat de wijzigingen in het register zijn aangetekend.

Hoofdstuk 3 De kwaliteitseisen
Artikel 7 Algemene kwaliteitseisen

1. De houder van een peuterspeelzaal biedt peuterspeelzaalwerk aan dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

2. De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk.

Artikel 8 Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid

De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elk door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving, in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt.

Artikel 9 Oppervlakte speelruimte

1. Voor ieder kind is minimaal 3,5 m² bruto-oppervlakte aan binnenspeelruimte beschikbaar.

2. Voor ieder kind is buitenspeelruimte beschikbaar die voor kinderen goed bereikbaar is.

3. In, na inwerkingtreding van deze verordening, te bouwen peuterspeelzalen is voor ieder kind minimaal 4 m² bruto-oppervlakte aan buitenspeelruimte beschikbaar.

4. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd in die gevallen, waarin de toepassing van lid 3 naar haar oordeel leidt tot een bijzondere hardheid, ten gunste van de houder af te wijken van het bepaalde in dit lid.

Artikel 10 Groepen en groepsgrootte

1. De opvang van kinderen vindt plaats in vaste groepen in passend ingerichte vaste afzonderlijke ruimtes.

2. In een groep zijn, afhankelijk van de leeftijd van de aanwezige kinderen, gelijktijdig aanwezig:

a. 2.5 tot 4 jaar: maximaal 15 kinderen per groep;

b. 2 tot 4 jaar: maximaal 12 kinderen per groep;

c. 1.5 tot 4 jaar: maximaal 10 kinderen per groep.

Artikel 11 Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep

1. Het aantal beroepskrachten of begeleiders per groep is afhankelijk van het door de houder gekozen ambitieniveau.

2. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 0: ‘semi-professionele peuterspeelzaal’ zijn er in elke groep ten minste twee begeleiders aanwezig en er is één beroepskracht voor ten minste 50% van de openingsuren aanwezig in de peuterspeelzaal.

3. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 1: ‘reguliere peuterspeelzaal’ zijn er in elke groep ten minste één beroepskracht en één begeleider aanwezig.

4. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 2: ‘VVE peuterspeelzaal’ zijn er in elke groep voor ten minste twee dagdelen per week ten minste twee beroepskrachten aanwezig. Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels stellen.

Artikel 12 Overeenkomst tussen houder en ouder

Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder.

Artikel 13 Informatieplicht aan de ouders

De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:

a. de plaatsingsprocedure en leveringsvoorwaarden;

b. het gekozen ambitieniveau als bedoeld in artikel 3;

c. het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid, alsmede het pedagogisch beleid, waarin vanuit de visie op de ontwikkeling van kinderen de visie op de omgang met kinderen is beschreven;

d. de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na plaatsing van het kind bij de peuterspeelzaal.

Artikel 14 Verklaring omtrent het gedrag

1. Personen die als beroepskracht of als begeleider of als houder, structureel, gedurende een langere periode werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

2. Deze verklaring wordt aan de houder overlegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd niet ouder dan twee maanden.

3. Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.

Hoofdstuk 4 Toezicht
Artikel 15 Aanwijzing van toezichthouders

Het Dagelijks Bestuur wijst toezichthouders aan.

Artikel 16 Onderzoek door de toezichthouder

1. De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen acht weken of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

2. Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van elke peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

3. Naast het onderzoek bedoeld in het eerste en tweede lid kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving door een houder van de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Artikel 17 Het inspectierapport

1. De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.

2. Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de voorschriften van deze verordening niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

3. Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze binnen twee weken kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

4. De toezichthouder zendt het vastgestelde inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

5. De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de vaststelling daarvan openbaar via een internet website.

6. Indien het rapport naar het oordeel van de toezichthouder aanleiding geeft tot handhavend optreden, wordt daarvan zo spoedig mogelijk een afschrift aan het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel gezonden.

Artikel 18 Strafbepaling

Overtreding van artikel 4 en de artikelen in hoofdstuk 3 van deze verordening word gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 19 Overgangsbepaling

1. Het Dagelijks Bestuur neemt in het register de peuterspeelzalen op die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening over een vergunning op grond van de in het stadsdeel geldende Verordening voor het peuterspeelzaalwerk beschikt.

2. Een houder van een peuterspeelzaal als bedoeld in het eerste lid verstrekt desgevraagd aan het Dagelijks Bestuur alle gegevens die nodig zijn voor het register.

3. Een houder van een peuterspeelzaal als bedoeld in het eerste lid beschikt binnen drie maanden na inwerkingtreding over risico-inventarisaties gezondheid en veiligheid met daarop aansluitend beleid en beschikt binnen zes maanden over een pedagogisch beleidsplan.

4. Beroepskrachten en begeleiders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, leggen aan de houder binnen twee maanden na de inwerkingtreding een verklaring omtrent het gedrag over.

Artikel 20 Inwerkingtreding

1. De Verordening peuterspeelzaalwerk en voorschoolse educatie Zeeburg, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 januari 2004, wordt ingetrokken.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 21 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening peuterspeelzaalwerk Zeeburg 2008.