Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Beheersverordening De Nieuwe Ooster

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingBeheersverordening De Nieuwe Ooster
CiteertitelBeheersverordening De Nieuwe Ooster 2009
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 229b

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2012Ingetrokken

 

Amsterdams Stadsblad, 2011. week 52.

275061
01-01-200901-01-2010nieuwe regeling

 

Het Amsterdams Stadsblad, 2008, week 51

"-"

Tekst van de regeling

Beheersverordening De Nieuwe Ooster 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. aanvrager: degene die - al dan niet door tussenkomst van een uitvaartverzorger - opdracht geeft voor een begrafenis of een crematie, en die de uitgifte van een graf of urnenruimte vraagt respectievelijk de bestemming aan de as geeft;

b. algemeen graf: een graf bij het bestuur in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

c. algemene nis: een bij het bestuur in beheer niet voor publiek toegankelijke ruimte in het crematorium voor de tijdelijke bijzetting van asbussen;

d. begraafplaats: de begraafplaats "De Nieuwe Ooster", de terreinen in het gedenkpark die zijn bestemd voor de uitgifte van graven of ruimten ter bijzetting van asbussen;

e. bestuur: het dagelijks bestuur van stadsdeel Oost-Watergraafsmeer;

f. crematorium: het crematorium "De Nieuwe Ooster", gelegen op het terrein van het gedenkpark;

g. directeur: degene die door het bestuur met de dagelijkse leiding van de begraafplaats en het crematorium is belast, bevoegd is namens het bestuur opdrachten dienaangaande te verlenen en bevoegd is de in deze verordening bedoelde grafrechten te vestigen en vergunningen af te geven, of degene die de directeur vervangt of degene die met bepaalde deeltaken is belast;

h. eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarin aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken en het bijzetten van asbussen;

i. gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, in een urnengraf of in een urnennis is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

j. gedenkpark: het terrein van "De Nieuwe Ooster" aan de Kruislaan 126 te Amsterdam;

k. gedenkplaats: een urnengraf dat ter beschikking wordt gesteld voor het oprichten van een gedenkteken;

l. grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het bestuur een grafrecht wordt verleend;

m. grafrecht:

- het recht van gebruik van een ruimte in een algemeen graf, een urnengraf of urnennis, hetzij

- het uitsluitend recht op een eigen graf;

n. kindergraf: een algemeen graf bij het bestuur in beheer waarin gelegenheid wordt gege¬ven tot het doen begraven van lijken van kinderen tot en met 11 jaar;

o. onderhoudsbijdrage: een verplichte bijdrage in het onderhoud van het gedenkpark voor gebruikers en rechthebbenden;

p. rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een eigen graf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

q. urnengraf: een algemeen zandgraf of een algemene grafkelder bij het bestuur in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen;

r. urnennis: een algemene nis in de urnenmuur of algemene kelder in het urnenplateau, bij het bestuur in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen;

s. urnenplaats: een urnengraf, een urnenkelder, een nis in de urnenmuur of een kelder in het urnenplateau, een sierurn in de vijver, of een andere ruimte waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen;

t. wet: de Wet op de lijkbezorging.

Hoofdstuk 2 De begraafplaats en het crematorium
Artikel 2

1. Het beheer van het gedenkpark, de begraafplaats en het crematorium berust bij het bestuur. Het beheer omvat het onderhouden en exploiteren van het terrein en de gebouwen en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en de herdenking van overledenen.

2. Onder toezicht van het bestuur worden de directeur en zonodig een of meer daartoe hem vervangende personen belast met:

a. de administratie van de begraafplaats en het crematorium;

b. het beheer van de begraafplaats en het crematorium;

c. het onderhoud van het gedenkpark;

d. het openen en sluiten van de graven c.q. urnenplaatsen voor een begraving, opgraving of ruiming c.q. bijzetting of ruiming;

e. de verstrooiing van as.

Artikel 3

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor de administratie van de begraafplaats en het crematorium.

2. De administratie bevat een register van alle op de begraafplaats begraven lijken met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn, alsmede een register van bijgezette asbussen met de krachtens artikel 65, eerste lid, van de wet voorgeschreven gegevens. De in deze registers opgenomen gegevens zijn openbaar en worden op verzoek verstrekt.

3. De administratie bevat een register van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven en urnenruimten, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar.

4. De administratie bevat een register van alle in het crematorium verbrande lijken en van de bestemming die aan de as is gegeven, met de krachtens artikel 50, eerste lid, van de wet voorgeschreven gegevens.

5. De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het bestuur door te geven.

6. Van de in het tweede en vierde lid bedoelde registers kan een ieder, doch van het in het derde lid bedoelde register alleen rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers, tegen betaling van de daarvoor verschuldigde kosten een uittreksel verkrijgen.

Artikel 4

Van de begraafplaats berust bij de administratie een plattegrond, waarop de graven genummerd zijn aangeduid.

Artikel 5

1. Het gedenkpark is op werkdagen toegankelijk van 8.00 tot 17.00 uur; op zaterdag, zondag en feestdagen van 10.00 tot 17.00 uur. In voorkomende gevallen kan de directeur een ruimere openstelling toestaan.

2. In verband met werkzaamheden op de begraafplaats kan de directeur of degene die hem vervangt bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraafplaats tijdelijk ontzeggen.

3. Bezoekers van de begraafplaats en het crematorium dienen zich ordentelijk te gedragen en zonodig de aanwijzingen van personeel op te volgen.

4. Het is steenhouwers, hoveniers, fotografen en andere personen die werkzaamheden op de begraafplaats of aan grafbedekkingen verrichten, verboden dit te doen zonder voorafgaande kennisgeving aan de directeur. Zij dienen bij de uitvoering van hun werkzaamheden zonodig de aanwijzingen van personeel op te volgen.

5. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden anders dan voor een begrafenis of crematie of met ontheffing.

6. De directeur kan ontheffing verlenen van het in het vorige lid gestelde verbod aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen voor het rijden buiten de rijwegen voor aanleg- en onderhoudswerkzaamheden.

7. Het is verboden:

a. met bromfietsen of andere motorrijwielen op de begraafplaats te rijden of deze met zich mee te voeren;

b. buiten de verharde paden te rijden;

c. met motorrijtuigen harder te rijden dan 10 km per uur;

d. honden of andere dieren onaangelijnd mee te nemen;

e. op de graven te lopen of te zitten en gereedschappen of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen;

f. het gedenkpark te verontreinigen;

g. zonder toestemming of opdracht van de nabestaanden een uitvaart te fotograferen, te filmen of anderszins te registreren;

h. bloemen of andere waren te koop aan te bieden of hiervoor reclame te maken;

i. as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen anders dan na toestemming van de directeur.

8. De directeur kan bezoekers of werklieden die zich niet aan de hiervoor bedoelde geboden en verboden houden de toegang tot de begraafplaats ontzeggen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door de directeur te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

9. Het is verboden gedurende de tijd dat het gedenkpark niet voor publiek geopend is zich daarop te bevinden.

10. De directeur kan ontheffing verlenen van het in het vorige lid gestelde verbod.

Artikel 6

1. Het tijdstip van begraven, cremeren, bijzetten of verstrooien wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de directeur, in overleg met de betrokken aanvrager, rechthebbende of gebruiker, vastgesteld.

2. Herdenkingsbijeenkomsten en andere plechtigheden kunnen geschieden nadat deze ten minste een week tevoren bij de directeur zijn gemeld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschieden worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de directeur vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Indeling van de begraafplaats, onderscheid van de graven en asbestemming.
Artikel 7

1. Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven. Indien dit naar het oordeel van de directeur niet bezwaarlijk is, kunnen ook op andere plaatsen graven worden uitgegeven.

2. Het bestuur behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de grafvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

3. Sommige typen graven, urnenruimten of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op uitgifte of levering.

Artikel 8

1. Algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van tien jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een lijk kan echter na afloop van de termijn op verzoek van de gebruiker of andere belanghebbenden in een eigen graf worden herbegraven.

2. Kindergraven worden uitgegeven voor een termijn van tien jaren. Deze termijn kan na afloop telkens met maximaal tien jaar worden verlengd op verzoek van de gebruiker, mits een zodanig verzoek binnen twee jaar vóór het verstrijken van de termijn is gedaan. Deze termijn kan worden verlengd indien dit uit het oogpunt van beheer van de begraafplaats niet bezwaarlijk is. Een lijk van een kind kan echter na afloop van de termijn op verzoek van de gebruiker of andere belanghebbenden ook in een eigen graf worden herbegraven.

3. Eigen graven worden uitgegeven voor termijnen van ten minste twintig en ten hoogste vijftig jaren. Deze termijn wordt na afloop telkens met maximaal tien jaar verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek binnen twee jaar vóór het verstrijken van de termijn is gedaan. De verlenging kan door de directeur niet worden geweigerd.

4. Het recht op een eigen graf geeft de rechthebbende het uitsluitend recht daarin te doen begraven en begraven te houden.

5. Het in het tweede lid, respectievelijk derde juncto vierde lid, bedoelde grafrecht wordt schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte. Rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers kunnen, tegen betaling der daarvoor verschuldigde kosten, een duplicaatakte verkrijgen.

6. Bestaande graven met een uitsluitend recht die voorheen zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, blijven bestaan tot het moment dat de begraafplaats wordt opgeheven, mits de rechthebbende eens in de tien jaar te kennen geeft dat op een verdere instandhouding van het graf prijs wordt gesteld.

Artikel 9

1. Een asbus verblijft minimaal een maand doch in beginsel maximaal 6 maanden in de algemene nis. De termijn kan één keer verlengd worden met maximaal 6 maanden.

2. Een asbus kan vervolgens worden bijgezet in een eigen graf; de bepalingen van deze verordening betreffende eigen graven zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Een asbus kan niet worden bijgezet in een algemeen graf.

4. Een asbus kan, behalve in een eigen graf, worden bijgezet in of op een urnenplaats; de bepalingen van deze verordening betreffende algemene graven zijn op urnenplaatsen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat een urnenplaats in afwijking van het bepaalde in het eerste lid van artikel 8 kan worden uitgegeven voor vijf of voor tien jaar en kan telkens kan worden verlengd met ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar.

5. Op eigen graven kunnen asbussen in een urn worden bijgezet.

6. As kan worden verstrooid in of op een eigen graf, op een strooiveld van het gedenkpark.

7. As kan worden meegenomen door de aanvrager van de crematie, of op diens aangeven aan een andere nabestaande ter beschikking worden gesteld.

8. As kan worden gedeeld en worden geborgen in verschillende urnen of objecten, die ter beschikking van de aanvrager van de crematie worden gesteld.

9. Bijzetting van de asbus impliceert dat de rechthebbende of gebruiker opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig een andere bestemming kenbaar is gemaakt.

10. Een opdracht tot crematie impliceert dat indien een aanvrager binnen de in het eerste lid van dit artikel genoemde (verlengde) termijn geen andere bestemming kenbaar maakt, opdracht tot verstrooiing van de as op een door de directeur te bepalen plaats is gegeven.

Artikel 10

1. Algemene zandgraven zijn bestemd voor het begraven van drie lijken.

Algemene zandgraven ‘speciaal’ zijn bestemd voor het begraven van twee lijken.

Algemene keldergraven zijn bestemd voor het begraven van vijf lijken.

Eigen graven zijn bestemd voor het begraven van maximaal drie lijken en het bijzetten van maximaal drie asbussen.

Kindergraven zijn bestemd voor het begraven van één lijk en het bijzetten van één asbus, met de as van een kind tot en met 11 jaar.

2. In urnennissen kunnen, afhankelijk van het formaat en de wijze van bijzetten, één, twee of vier asbussen worden bijgezet.

Een sierurn in de vijver – Charon – biedt plaats aan vier asbussen.

Urnengraven zijn bestemd voor het bijzetten van ten hoogste twee asbussen in een zandgraf, in een ondergrondse kelder dan wel in een bovengronds grafmonument

In een kelder in het urnenplateau kan één asbus worden geplaatst.

Op of bij een urnenzuil kunnen één of twee asbus(sen) in een sierurn naar keuze worden bijgezet.

3. In een urnenplaats kunnen niet meer (delen van) asbussen worden bewaren dan waarvoor de urnenplaats is bedoeld.

4. Het bestuur kan aan een rechthebbende op een eigen graf toestemming geven tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder, op door haar te stellen voorwaarden.

5. De voor het plaatsen van een gedenkteken of beplanting beschikbare ruimte op een algemeen zandgraf is voor iedere gebruiker 45 bij 55 cm; op een algemeen zandgraf ‘’speciaal’’ is de beschikbare ruimte hiervoor 100 bij 100 cm

De voor het plaatsen van een gedenkteken beschikbare ruimte op een algemeen keldergraf is voor iedere gebruiker 44,5 bij 52,5 cm; het aanbrengen van beplanting op een algemeen keldergraf is niet toegestaan.

De afmetingen van een eigen graf zijn - afhankelijk van het type eigen graf - 200 bij 100 cm, 230 bij 100 cm, 230 bij 130 cm en 260 bij 130 cm.

Afhankelijk van het type kindergraf is de beschikbare ruimte 100 bij 80 cm of 200 bij 80 cm.

Afhankelijk van het type urnengraf is de beschikbare ruimte 50 bij 50 cm, 60 bij 60 cm, 50 bij 70 cm, 65 bij 65 cm of 100 bij 100 cm.

De hoogte van een gedenkteken is maximaal 100 cm; van grafbeplanting maximaal 80 cm.

Indien dit naar het oordeel van de directeur niet bezwaarlijk is, kunnen afwijkende formaten worden toegelaten.

6. Het bestuur kan, indien zij dit voor het beheer van de begraafplaats niet bezwaarlijk acht, eigen graven van een afwijkend formaat uitgeven tegen een nader vast te stellen tarief.

7. Het bestuur kan voor mogelijkheden en gebruik van de graven of urnenplaatsen per grafvak nadere regels stellen

Hoofstuk 4 Vereisten voor begraving, crematie of bijzetting
Artikel 11

1. Degene die een lijk wil doen begraven of cremeren, dan wel as een bestemming wil geven, maakt daarvoor gebruik van een door de directeur vast te stellen formulier, dat uiterlijk om 11.00 uur op de werkdag voorafgaande aan de dag waarop de begraving, crematie of bijzetting dan wel verstrooiing dient plaats te vinden, bij de directeur wordt ingeleverd.

2. Indien men een lijk wil doen begraven of een asbus wil doen bijzetten, wordt op het in het vorige lid bedoelde formulier aangegeven ten aanzien van welke in artikel 8, 9 en 10 bedoelde typen graven of urnenruimten men een grafrecht wil vestigen.

3. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven of te cremeren moet het verzoek daartoe aan de directeur zo tijdig mogelijk worden gedaan.

4. Bij het in het eerste en derde lid bedoelde verzoek tot begraven en cremeren dient het verlof tot begraving of verbranding van de ambtenaar van de burgerlijke stand of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.

5. Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven dient behalve het in het vierde lid bedoelde verlof of document ook het in het derde lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overgelegd.

6. Indien de begraving of de bijzetting in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de directeur te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende.

7. Het is verboden om een lijk te begraven of te cremeren in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

8. Het is verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

9. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

10. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient uiterlijk om 11.00 uur op de werkdag voorafgaand aan de dag het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd - volgens een door het bestuur vast te stellen model - omtrent de aanwe-zigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en b) een bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

Artikel 12

1. De aanwijzing van de plaats van het graf of de urnenruimte geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, in overleg met de aanvrager, door de directeur.

2. Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

a. de directeur heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 11 en 14 opgenomen vereisten is voldaan, en

b. alleen bij begraving of de crematie van een lijk, de directeur de identiteit van het lijk heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijdens- en geboortedata van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgeborene bevat.

3. Bij crematie wordt het lijk door de directeur voorzien van een vuurvast steentje waarop het kenmerk van het crematorium alsmede een registratienummer is aangebracht.

Hoofdstuk 5 Tarieven
Artikel 13

1. De kosten van begraven of cremeren, van het vestigen, overdragen of verlengen van een grafrecht op een algemeen graf of een eigen graf, voor het delven of openen en sluiten van een graf, voor het toelaten van een grafkelder, voor de bijdrage in het algemeen onderhoud van het gedenkpark, van opgraving van een lijk, van ruiming van een eigen graf of een asbus, van asbestemmingen, gebruik van de aula of koffiekamer, alsmede de eventuele andere kosten die verband houden met het gebruik van de begraafplaats, het crematorium of uitvaartplechtigheden, worden vastgesteld door de deelraad in een heffingsverordening.

2. Indien geen andere termijn is aangegeven of overeengekomen, dient betaling te geschieden binnen 30 dagen na de factuurdatum.

Hoofdstuk 6 Verlenging en overgang van grafrechten

Artikel 14

1. Begraving in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen 10 jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn tot 10 jaar na deze begraving of bijzetting.

2. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of gebruiker, indien deze is overleden, door de in artikel 15, tweede lid, bedoelde persoon.

3. De kosten van deze verlenging bedragen een evenredig deel van de kosten volgens de tarieflijst, waarmee de verlenging de lopende termijn te boven gaat. Een eventuele volgende verlenging geschiedt op de voet van het bepaalde in artikel 8, derde lid.

Artikel 15

1. Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de directeur van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon.

2. Indien de rechthebbende of gebruiker op een graf is overleden en in het betreffende graf begra-ven of bijgezet moet worden, geschiedt de begraving of bijzetting pas na de overschrijving van het grafrecht.

3. In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker en er niet in het betreffende graf begraven of bijgezet moet worden kan het grafrecht worden overgeschreven op naam van een (rechts)persoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker.

4. Indien de in het vorige lid bedoelde overschrijving niet binnen de termijn van één jaar is gedaan, kan het bestuur het grafrecht vervallen verklaren.

5. Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of gebruiker worden gesteld, tenzij het grafrecht betrekking heeft op een graf dat of urnenruimte die inmiddels is geruimd.

6. Een rechthebbende kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding en onverminderd zijn verplichting tot het betalen van kosten voor de lopende termijn.

Hoofdstuk 7 Wijziging van het graf, opgraving en ruiming
Artikel 16

1. Lijken zullen, behalve op gezag van een gerechtelijke autoriteit, niet worden opgegraven dan met verlof van de burgemeester van Amsterdam èn, voor zover het eigen graven betreft, niet dan met toestemming van de rechthebbende.

2. Bij de opgraving van lijken zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de directeur met deze werkzaamheden zijn belast.

3. Het opgegraven lijk wordt bewaard in een kist, die door de directeur beschikbaar is gesteld.

4. De kist met het opgegraven lijk dient op de dag van opgraving door de opdrachtgever opgehaald te worden.

5. Voor opgraving en de kist zijn kosten verschuldigd.

Artikel 17

1. Graven worden niet eerder geruimd dan na afloop van tien jaren na het begraven van het laatste lijk.

2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid worden eigen graven niet eerder geruimd dan met toestemming van de rechthebbende dan wel wanneer het recht op de voet van het bepaalde in artikel 15, derde lid, of artikel 21 is vervallen.

3. Bij de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de directeur met deze werkzaamheden zijn belast.

4. Het voornemen van de directeur om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het grafruimte zal worden geruimd door middel van het plaatsen van een bordje bij de ter ruimen graf ruimte ter kennis van de belanghebbende worden gebracht.

5. Gebruikers van een algemeen graf kunnen gedurende de in lid 4 genoemde termijnn bij de directeur een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke resten, indien mogelijk, bijeen te brengen voor herbegraving.

Hoofdstuk 8 Gedenktekens en grafbeplantingen
Artikel 18

1. Het plaatsen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens op graven geschiedt niet dan met vergunning van de directeur. Voor het aanvragen van de vergunning worden op verzoek door de directeur formulieren verstrekt.

2. Over de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de gedenktekens en afdekplaten voor urnennissen en de wijze van aanbrengen, alsmede voor het aanbrengen van beplantingen, kan het bestuur nadere regels vaststellen. De regels kunnen per gedeelte van de begraafplaats verschillen.

3. Een vergunning voor een gedenkteken kan worden geweigerd indien:

a. de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

b. het gedenkteken naar het oordeel van de directeur ernstig afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

c. de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van de directeur aanstootgevend of kwetsend kan zijn;

d. niet voldaan wordt aan de in het vorige lid bedoelde nadere regels.

4. Voor het afgeven van de in het eerste lid bedoelde vergunning worden kosten in rekening gebracht.

5. Op een gedenkteken moet het grafnummer duurzaam worden aangebracht, op een door de directeur aan te geven plaats.

6. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of van heesters of andere beplantingen op graven geschiedt door de rechthebbende of gebruiker.

7. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of van beplantingen op graven komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

8. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking naar het oordeel van de directeur goed te onderhouden.

9. Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht, indien het graf vol is.

Artikel 19

1. De in artikel 18 bedoelde grafmonumenten, beplantingen of andere grafbedekking of voorwerpen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, verzakking, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een grafbedekking ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de - door welke omstandigheden ook - aan grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het bestuur het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

3. Indien binnen drie maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het bestuur bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het bestuur tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

4. Dit artikel is mede van toepassing op vanwege het bestuur voor rekening van de rechthebbende of gebruiker aangebrachte gedenktekens of beplantingen.

Artikel 20

1. Op een eigen graf mogen winterharde meerjarige planten worden aangebracht, mits deze in volle wasdom niet hoger dan 80 cm worden en de afmetingen van het graf niet worden overschreden.

Op een algemeen zandgraf mogen op het voor een monument beschikbare gedeelte alleen niet woekerende eenjarige planten worden aangebracht.

Wanneer planten te hoog of te breed worden zal de rechthebbende of gebruiker worden aangeschreven en op dit voorschrift worden geattendeerd. Indien de rechthebbende of gebruiker vervolgens niet binnen een maand de grafbeplanting in de gewenste toestand brengt, kan de directeur de grafbeplanting geheel of deels doen verwijderen op kosten van de nalatige rechthebbende of gebruiker.

2. Op en rond een strooiveld mogen geen planten worden aangebracht.

3. Het is toegestaan om op een graf of aan de rand van het strooiveld losse bloemen te leggen of bloemen in steekvazen te plaatsen.

4. Het is niet toegestaan om op een graf losse voorwerpen te plaatsen die van glas zijn vervaardigd, of die weg kunnen waaien.

5. Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten, losse en glazen voorwerpen kunnen worden verwijderd.

6. Het is niet toegestaan om op of naast een graf of urnenplaats een eigen zitgelegenheid te plaatsen. Op een aantal door het bestuur aan te wijzen grafvakken bestaat de mogelijkheid een bankje te laten plaatsen dat door de begraafplaats wordt beheerd en waarvoor een jaarlijkse onderhoudsbijdrage is verschuldigd.

7. Op verzoek van rechthebbende of gebruiker kan de directeur zorgdragen voor het onderhoud aan grafbedekking. Aan deze werkzaamheden zijn kosten verbonden.

Hoofdstuk 9 Einde van de grafrechten
Artikel 21

1. De grafrechten vervallen:

a. door het verlopen van de termijn;

b. indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

c. indien de begraafplaats wordt opgeheven.

2. Het bestuur kan de grafrechten vervallen verklaren:

a. indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

b. indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

c. indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

4. Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 22

Door het geven van een opdracht voor begraven of cremeren, gebruik van de aula of een andere voorziening, dan wel vestiging van een grafrecht onderwerpen een rechthebbende, gebruiker of andere opdrachtgever en hun rechtsopvolgers zich aan de bepalingen van deze verordening, zoals dit eventueel nader wordt gewijzigd of aangevuld, en verplichten zij zich tot tijdige betaling van de daarop gebaseerde tarieven.

Artikel 23

Een exemplaar van deze verordening wordt bij de aanvraag voor een begrafenis of crematie en de uitgifte of verlenging van grafrechten kosteloos verstrekt en ligt voor belanghebbenden kosteloos ter inzage.

Artikel 24

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of indien verschil van mening bestaat over de uitleg van haar bepalingen, beslist het bestuur.

Artikel 25

1. Deze verordening treedt in de plaats van alle voorgaande verordeningen van het gedenkpark, de begraafplaats en het crematorium, met dien verstande dat de ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening reeds gevestigde uitsluitende rechten op eigen graven in volle omvang worden gehandhaafd.

2. Voor de ingevolge deze verordening gevestigde uitsluitende rechten op graven geldt nadrukkelijk dat zij worden gevestigd onder de nadere voorwaarden, bij eventuele aanvulling of wijziging van deze verordening te stellen.

Artikel 26

Hij die handelt in strijd met artikel 5, zevende en negende lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 27

Deze verordening kan worden aangehaald als Beheersverordening De Nieuwe Ooster 2009.

Artikel 28

Deze gewijzigde verordening treedt in werking op 1 januari 2009 dan wel na publicatie in het Stadsblad.

Vastgesteld in de openbare vergadering  van 08 december 2008.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Onderdeel a.

Degene die het verlof tot cremeren aanvraagt (al dan niet via een uitvaartverzorger) en die opdracht geeft voor de crematie, is de persoon die ook de bestemming aan de as kan geven.

Onderdeel g.

In de verordening wordt meerdere malen de directeur genoemd als de bevoegde of verantwoordelijke persoon voor bepaalde handelingen of besluiten. In het merendeel van de gevallen gaat het feitelijk om taken van overig personeel, onder (eind)verantwoordelijkheid van de directeur.

Onderdeel k.

Een gedenkplaats is een urnengraf zonder asbus. Nabestaanden blijken soms na verloop van tijd toch behoefte te hebben aan een eigen plek op de begraafplaats om een overledene te kunnen gedenken met een gedenkteken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als na crematie de as van een overledene is verstrooid, of wanneer een persoon wordt vermist. Dan kan een urnengraf als gedenkplaats worden ingericht, zonder dat een asbus wordt bijgezet.

Nabestaanden zijn ook in de gelegenheid om een eigen graf bij wijze van gedenkplaats te kiezen. In dat geval zijn alle rechten en plichten, alsmede ook de kosten, van een eigen graf van toepassing. Men kan denken aan het geval dat de eerst overledene van een (echt)paar is gecremeerd en diens as is verstrooid. De langstlevende partner kan dan een grafrecht vestigen en een monument laten plaatsen en later eventueel zelf in dit graf worden bijgezet.

Onderdeel l.

De uitgifte van een ruimte waarin een lijk of een asbus wordt bewaard, geschiedt schriftelijk. De brief waarmee dit geschiedt wordt in het systeem van deze verordening de grafakte genoemd, ook als zij betrekking heeft op bijvoorbeeld de bijzetting van een asbus in het urnenplateau of in een urnengraf.

Onderdeel m.

Het grafrecht is het recht om gebruik te kunnen maken van een grafruimte. Het is niet alleen het recht om in het graf een lijkstoffelijk overschot te begraven, maar ook om het begraven te houden gedurende de looptijd van het graf. In eigen graven kan meer dan één lijk worden bijgezet. De rechthebbende op het graf bepaalt wie mag worden bijgezet. Bij een algemeen graf krijgt de gebruiker het recht om één overledene te begraven, maar heeft hij geen zeggenschap over wie verder in dit graf wordt bijgezet. Een en ander geldt uiteraard ook voor de plaatsing van asbussen, al dan niet in urnen, in eigen graven, urnengraven en de urnennis.

Onderdeel p.

Voor lijken van kinderen zijn speciale graven van kleinere formaten beschikbaar. Deze graven zijn juridisch gezien algemene graven, maar in tegenstelling tot gewone algemene graven kan het grafrecht wel worden verlengd en worden de kinderen individueel in een graf begraven. Er is voor ouders uiteraard geen verplichting om van een kindergraf gebruik te maken. Kinderen kunnen ook worden bijgezet in een algemeen graf of in een eigen graf.

Onderdeel q.

Bij een urnengraf kan sprake zijn van het bijzetten van een asbus door middel van begraving in het zand, of door plaatsing van de asbus in een kelder. Ook kan de asbus bovengronds worden bijgezet: in een monument, of door plaatsing in een urn die hecht aan de ondergrond is bevestigd.

Met de term 'algemeen/algemene' wordt slechts de juridische status van deze grafruimten bedoeld. Er rust geen uitsluitend grafrecht in de zin van artikel 28 van de wet op urnengraven en andere urnenplaatsen. De graven worden echter voor individueel gebruik uitgegeven. Als het een grafruimte is met ruimte voor meerdere bussen bepaalt niet de directeur maar de gebruiker van deze grafruimte wiens bussen eventueel nog worden bijgezet.

Onderdeel r.

Ook voor de urnennis geldt net als voor urnengraven dat geen uitsluitende grafrechten worden gevestigd en dat bij een brede nis met ruimte voor twee asbussen de gebruiker bepaalt wiens bussen worden geplaatst. Een smalle nis is bestemd voor de plaatsing van één asbus. Er is ook een beperkt aantal ruimere nissen, zie artikel 10, tweede lid. De begraafplaats kent ook het zogenaamde urnenplateau, een reeks kleine urnenkelders die ruimte bieden aan telkens één asbus. Het plateau doet denken aan een horizontale urnenmuur, mede omdat de kelders worden afgesloten met een uniforme dekplaat. Een kelder in het urnenplateau wordt in het kader van deze verordening gelijk gesteld met een urnennis in een urnenmuur.

Onderdeel s.

Ook op de sierurnen in de vijver kunnen grafrechten worden gevestigd. Deze urnen hebben een vaste locatie en zijn individueel genummerd zodat voldaan wordt aan het wettelijke voorschrift dat bekend is welke asbus waar geplaatst is.  Alle typen urnenplaatsen kunnen overigens beschikbaar worden gesteld in varianten in uitvoering en formaten en met een standaard gedenkplaat of een uniform deksel. Sommige urnenplaatsen worden alleen beschikbaar gesteld in een uniforme uitvoering met een verplichte afsluitplaat of naamplaat of een andere uniforme uitvoering. Niet alle typen hoeven altijd beschikbaar te zijn.

Artikel 2

Het hier omschreven beheer omvat het beheer van gemeentewege in ruime zin. Het voeren van de administratie en het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het cremeren van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van grafmonumenten en voorwerpen in verband met het openen van graven, het verstrooien van as en het onderhouden van het terrein vallen er allemaal onder. De tarieven voor de onderscheidene diensten worden door de deelraad vastgesteld in de verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten.

Artikel 3

Lid 2 t/m 4 en 6.

Op grond van de artikelen 27 en 65 Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats of plaats van bijzetting van asbussen verplicht een register bij te houden van lijken en asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen ter zake van bijgezette asbussen.

De registers zijn geen zelfstandige boekwerken of computerbestanden, maar een onderdeel van de begraafplaatsadministratie. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk. De in of krachtens de wet voorgeschreven gegevens zijn wel openbaar en worden op verzoek aan iedere aanvrager verstrekt.

Lid 3 en 5.

De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand van de begraafplaatsadministratie actueel te houden, in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van eigen graven en kindergraven en urnenruimten. Bij eigen graven gaat het om een wettelijke plicht. Ook ten aanzien van algemene graven is het wenselijk om in geval van problemen nabestaanden te kunnen benaderen. Wanneer zij tijdig in kennis worden gesteld van het voornemen om algemene graven te ruimen, kunnen zij de wens te kennen geven dat de overledene in een nieuw eigen graf wordt begraven. Ook is het mogelijk de stoffelijke resten alsnog te laten cremeren en in een asbus te bergen en bij te zetten.

Op de noodzaak om adreswijzigingen door te geven zal ook in de grafakten en foldermateriaal worden geattendeerd.

Artikel 5

Lid 1.

Voor personen die op de begraafplaats werkzaamheden verrichten, kunnen andere tijden worden vastgesteld dan voor bezoekers, om hinder voor bezoekers te beperken.

Lid 2.

Voor werkzaamheden als opgravingen en ruimingen kan de directeur tijdelijk (een deel van) de begraafplaats voor bezoekers afsluiten. Het is aan de directeur om te beoordelen welke personen bij het delven en openen van graven en andere werkzaamheden aanwezig kunnen zijn.

Lid 3.

Bezoekers en werklieden dienen zich te gedragen overeenkomstig de op een begraafplaats gepaste wijze. Het is verboden om op de graven te lopen of te zitten, de begraafplaats te verontreinigen, loslopende honden mee te nemen, gereedschappen en andere niet tot de graven behorende voorwerpen op of tegen graven te leggen etc., zoals in het zevende lid is gespecificeerd. Onder het "ordentelijk gedragen" wordt ook andere bezoekers niet hinderen door het maken van luide muziek, het houden van picknicks, het plaatsen van een tent, met meer dan één auto bij een graf te parkeren en dergelijke bedoeld.

Lid 5.

In zeer uitzonderlijke situaties kan aan anderen dan aan de in lid 6 bedoelde personen ontheffing worden verleend om op de begraafplaats te rijden. De bepaling is bedoeld als hardheidsclausule voor uitzonderlijke situaties waarin geen andere oplossing denkbaar is. Indien de ontheffing een permanent karakter heeft, kan deze schriftelijk door de directeur worden verstrekt. Indien het om een incidenteel geval gaat, volstaat een mondelinge toestemming van de portier. Er wordt grote terughoudendheid betracht in het verlenen van ontheffingen.

Artikel 6

Begrafenissen en crematies vinden in de regel plaats op werkdagen en zaterdagen. Soms wordt door opeenvolgende zon- en feestdagen de periode waarin niet begraven of gecremeerd zou kunnen worden te groot. Het bestuur kan dan ook begraving of crematie op andere dagen toestaan.

Begrafenissen, crematies, bijzettingen van asbussen of verstrooiingen van as worden in de regel enkele dagen tevoren door uitvaartverzorgers aangemeld bij de directeur. De directeur zal zoveel mogelijk met de wens van de aanvrager rekening houden. Wanneer echter meer begrafenissen, crematies of andere plechtigheden voor een zelfde tijdstip worden aangemeld, moet de directeur voor een goede gang van zaken de bevoegdheid hebben een ander tijdstip vast te stellen.

Het artikel regelt niet de werktijden waarop men in beginsel voor begrafenissen e.d. terecht kan. Het vaststellen van deze tijden geschiedt door het bestuur in het kader van het beheer als bedoeld in artikel 2.

Artikel 7

Het artikel voorziet in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaats. In sommige vakken kan de uitgifte van graven tijdelijk worden gestaakt, als dit voor herinrichting of groot onderhoud wenselijk is. Er kan bijvoorbeeld ook worden besloten om in een bepaalde urnenmuur geen nissen meer uit te geven. Bijvoorbeeld wanneer deze muur op korte of middellange termijn verplaatst of vervangen moet worden.

Artikel 8

Algemene graven en kindergraven worden per definitie slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling.

Eigen graven kunnen worden gereserveerd, dat wil zeggen worden uitgegeven zonder dat er direct begraven wordt. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan mensen die een graf willen reserveren naast het eigen graf van hun ouders. Of aan personen zonder nabestaanden die de regie van hun uitvaart in eigen hand nemen. Voor een gereserveerd graf moeten kosten en bijdragen in het onderhoud worden betaald. Men kan een eigen graf ook alleen aanwenden als herdenkingsplaats, om er een monument te plaatsen voor een of meer personen die elders begraven zijn, wiens graf inmiddels geruimd is of die gecremeerd zijn.

Eigen graven kunnen worden uitgegeven voor elke door de rechthebbende gewenste termijn tussen 20 en 50 jaren. Na afloop van de eerste termijn van uitgifte is verlenging mogelijk voor minimaal 1 jaar en maximaal 10 jaar.

Eigen graven bestaan in verschillende formaten en categorieën.

Het ligt voor de hand dat verlenging van kindergraven ruim één jaar voor afloop van de lopende termijn aan gebruikers wordt aangeboden. Kindergraven worden op dit punt feitelijk gelijk behandeld als eigen graven. Kindergraven worden in verschillende formaten aangeboden; zie artikel 10, vierde lid.

De wettelijke bepaling, die ook is opgenomen in het derde lid, dat de verlenging van een grafrecht wordt aangeboden binnen twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, is niet van toepassing als het grafrecht op wens van de rechthebbende jaarlijks wordt verlengd.

Indien een rechthebbende of gebruiker niet op korte termijn reageert op het aanbod tot verlenging van een grafrecht op een kindergraf, een eigen graf of een urnenplaats, mag hij tot verlenging besluiten tot de dag voorafgaand aan de dag waarop het grafrecht verloopt. Indien de rechthebbende na het verstrijken van de termijn te kennen geeft alsnog met terugwerkende kracht te willen verlengen, heeft hij het recht op verlenging verloren. Het is het aan de directeur om te besluiten wel of niet met een verlenging met terugwerkende kracht in te stemmen. Indien het graf inmiddels is geruimd, is verlenging niet meer mogelijk. Als de directeur een verlenging vanuit het oogpunt van beheer (bijvoorbeeld wanneer er schaarste is in een bepaald type graf, of wanneer het betreffende grafvak op korte of middellange termijn wordt heringericht) niet wenselijk acht, dan wordt geen verlenging toegestaan.

Lid 6.

Graven die voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven en waarvan ook de onderhoudsbijdragen in het verleden voor onbepaalde tijd zijn afgekocht, worden in stand gehouden zolang de begraafplaats blijft bestaan. Echter, voor deze graven geldt ook de wettelijke regel dat bij ernstige verwaarlozing van het grafmonument en indien de rechthebbende niet tot reparaties of vervanging van het monument overgaat, het grafrecht kan vervallen. Ook dient te worden voldaan aan de verplichting in artikel 15, dat het grafrecht moet worden overgeschreven op een nieuwe rechthebbende, binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Mede ter controle of de rechthebbende nog wel in leven is en of diens bij de administratie bekende adres nog juist is, dient de rechthebbende om de tien jaar te bevestigen dat op het voortbestaan van het graf prijs wordt gesteld. Indien de rechthebbende zich zelf niet meldt of indien hij op een aanschrijving van de directeur niet reageert, kan het grafrecht vervallen.

Artikel 9

Lid 1.

Een asbus dient op grond van wettelijke voorschriften na crematie een maand te worden bewaard, alvorens de as een andere bestemming zoals verstrooiing of bijzetting krijgt. De aanvrager dient in beginsel binnen 6 maanden een bestemming van de as aan te geven. Indien de aanvrager binnen die termijn geen keuze kan maken, kan de termijn eenmalig, tegen extra kosten, verlengd worden.

Lid 2 t/m 8.

Het primaire verschil tussen een ruimte, bestemd om een asbus bij te zetten, en een gewoon graf is, dat de urnenruimte te klein is om een lijk in te begraven. Een asbus kan wel worden bijgezet in een 'groot' graf, maar een lijk niet in een te krappe ruimte.

Urnenplaatsen (urnengraven, urnengrafkelders, en urnennissen en kelders in het urnenplateau) zijn gelijk gesteld met algemene graven, om juridisch de uitgifte voor kortere termijnen dan 20 jaar mogelijk te maken. Asbussen mogen op grond van de Wlb niet binnen een termijn van 20 jaren worden geruimd. Urnengraven en urnennissen worden echter slechts voor 5 of 10 jaren uitgegeven.

Omdat bijzetting van een asbus in een gewoon algemeen graf een inefficiënt ruimtebeslag zou betekenen, is dat uitgesloten.

Urnengraven worden in verschillende formaten uitgegeven.

Het artikel geeft voorts een overzicht van mogelijke bestemmingen van as.

Verstrooiing kan behalve in of boven een eigen graf ook plaatsvinden op een van de beide strooivelden van De Nieuwe Ooster: het bospriëel of de strooiweide. Verstrooiing kan ook plaatsvinden buiten het terrein van De Nieuwe Ooster, op een strooiveld elders, boven zee of op een andere door de overledene of diens nabestaanden gewenste plek. Men is daarbij uiteraard gebonden aan de daarvoor geldende regels van de betreffende gemeente; in voorkomende gevallen is ook toestemming van de eigenaar van de ondergrond vereist.

De aanvrager van de crematie is op grond van de wet de persoon die beslist over de bestemming van de as en over het al dan niet verdelen van as. Indien meerdere nabestaanden een deel van de as krijgen, wordt de as primair ter beschikking gesteld van de aanvrager, die ze vervolgens verdeelt. Zonder toestemming van de aanvrager kan (een deel van) de as niet aan een andere nabestaande worden afgegeven.

Lid 9 en 10.

Voor het geval de gebruiker van een algemeen urnengraf of urnennis de eerste termijn van 5 of 10 jaren niet verlengt, of de aanvrager van een crematie geen aanwijzingen voor de bestemming van de as geeft, maar ruiming van de asbus nog niet mogelijk is, regelt lid 8 dat bijzetting voor een kortere termijn dan twintig jaren impliceert dat opdracht wordt gegeven voor verstrooiing van de as, tenzij de gebruiker of aanvrager alsnog andere aanwijzingen geeft. Een wijziging van de bestemming van de as, in opdracht van betrokkenen, is namelijk wel mogelijk binnen de termijn van twintig jaren. Feitelijk komt dit overeen met ruiming, omdat ruiming ook geschiedt door verstrooiing van de as.

Artikel 10

Lid 1.

Bij de uitgifte van een eigen graf kan de aanvrager een keuze maken of het een graf voor 1, 2 of maximaal 3 personen wordt. Hier wordt bij de eerste begrafenis rekening mee gehouden.

In het verleden zijn wel graven voor 4 personen uitgegeven. Sinds 1991 is dit op grond van de wet niet meer toegestaan, behalve wanneer het om keldergraven gaat. Bestaande rechten worden evenwel gerespecteerd.

In eigen graven kunnen evenveel asbussen worden bijgezet als het aantal overledenen waarvoor het graf is uitgegeven.

Er zijn eigen graven van verschillende formaten, waarbij de ruimte tussen de graven groter is en de gedenktekens iets breder en/of langer kunnen zijn.

Kindergraven zijn bestemd voor een lijkje omdat nabestaanden vaak grote behoefte hebben aan een individueel grafmonument. Er is evenwel geen bezwaar om, indien ouders dit wensen, een doodgeboren tweeling of later één asbus van een ander kind in hetzelfde graf bij te zetten.

Bij de algemene graven bestaat de mogelijkheid om te kiezen voor een algemeen zandgraf ‘'speciaal''. Hierin worden maximaal twee lijken begraven en de graven bevinden zich op een ‘'goed gelegen'' locatie. Voor de onderhoudsrechten geldt daarom een hoger tarief, mede omdat de beschikbare ruimte voor de grafbedekking groter is dan bij andere algemene graven.

Lid 2.

Urnennissen zijn er in een smalle en een brede uitvoering. Een smalle nis is bedoeld voor 1 asbus; een brede nissen kan plaats bieden aan 2 asbussen. Indien echter voor een groot of ander afwijkend formaat urn wordt gekozen door de nabestaanden, kan het zijn dat ook in een brede nis slechts 1 urn past. Daarnaast is er in een beperkt aantal speciale urnennissen op vak 87 de bijzetting van vier asbussen mogelijk. Dit laatste geldt ook voor de sierurnen - Charon - in de vijver.

Lid 3

Er is geen bezwaar tegen wanneer een aanvrager de as uit meerdere asbussen in één urn wil bewaren. Als de assen in de urn niet meer te onderscheiden zijn is de as juridisch gezien verstrooid. Er moet dan wel een grafruimte worden gekozen, waarin het aantal assen in die urn minimaal gelijk is aan het aantal asbussen, die in de urnenplaats bijgezet mogen worden.

Lid 5.

Sommige nabestaanden hebben de neiging om een graf uitbundig te beplanten of om er een fors grafmonument of voorwerpen te plaatsen. Om hinder voor buurgraven te voorkomen is het gewenst dat afmetingen worden vastgesteld.

Lid 6.

Het bestuur kan qua oppervlakte afwijkende formaten vaststellen. Dit gewijzigde formaat heeft primair betekenis voor de grafmonumenten, niet van de oppervlakte en inhoud van de graven. Men kan bijvoorbeeld denken aan de uitgifte van enkele graven naast of achter elkaar, waar men één groot monument op plaatst.

Lid 7.

Dit gebeurt in de vorm van zgn "Voorschriften grafbedekking". Deze zijn voor vakken 55 en 56 (algemene graven speciaal), 65 (algemene keldergraven) en 87 (nieuwe asbestemmingsgebied) beschikbaar.

Artikel 11

Lid 1 en 2.

Het is wenselijk dat een begrafenis of bijzetting tijdig wordt gemeld. Het ligt in de aard der zaak dat bij een nieuw graf of een nieuwe urnenruimte wordt aangegeven welk type men wenst en voor welke termijn. Op het aanvraagformulier kunnen ook bijzondere omstandigheden worden gemeld, zoals een ongebruikelijk formaat lijkkist en het gebruik van een lijkhoes. Bij voorkeur wordt het formulier ingevuld en ondertekend door de aanvrager, degene die de opdracht geeft voor de uitvaart. Indien het formulier wordt ingevuld door een gemachtigde, zoals bijvoorbeeld een uitvaartondernemer, zal deze dienen aan te geven wie zijn opdrachtgever en dus de eigenlijke aanvrager is. Dit is van belang om te bepalen wie rechthebbende of gebruiker is of wordt.

Lid 6.

Indien de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden, dient het grafrecht eerst op een nieuwe rechthebbende te zijn overgeboekt alvorens de begrafenis kan plaatsvinden. Zonder opdracht van een rechthebbende mag nimmer een begrafenis in een eigen graf plaatsvinden. Het overleg na een overlijden, tussen de nabestaanden onderling en met de uitvaartverzorger, is in de praktijk vaak ook een goed moment om in familiekring te bezien wie het grafrecht overneemt.

Lid 7.

Het gebruik van kisten van metaal of kunststof is in Nederland verboden. Er is echter een uitzondering toegestaan door de wetgever voor de lijken die vanuit het buitenland Nederland worden binnengebracht. Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 jo. 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stb. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het wordt daarom in deze verorde-ning verboden. Het is gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 8.

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het tiende lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Lid 9.

Het bepaalde in dit lid heeft de bedoeling om het mee begraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het meebegraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraafplaats.

Lid 10.

Uitvaartverzorgers - of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger - moeten tijdig voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de leden 7 t/m 9 van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

De beheerder van de begraafplaats of andere door het bestuur aangewezen personen kunnen contro-leren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaats vinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.

Artikel 14

In een graf waarvan de termijn binnen tien jaar afloopt, mag in verband met de wettelijke termijn van grafrust slechts een lijk worden begraven indien de termijn tot tien jaar wordt verlengd. De termijn van 10 jaar hoeft niet te worden aangehouden bij de bijzetting van een asbus.

Artikel 15

Lid 1.

Het grafrecht gaat niet automatisch over op grond van erfrecht, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht. Wie erfgenaam is, is immers de gemeente ook niet bekend.

Lid 3.

Het is gewenst dat direct na het overlijden van een rechthebbende of gebruiker een nieuwe rechthebbende of gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt.

Lid 4

De termijn voor overschrijving van een graf wordt gesteld op maximaal een jaar. Het is ongewenst dat graven van personen waarvan geen nabestaanden bekend zijn of waarvoor niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor lange termijn in stand blijven, mede omdat de gemeente dan het risico draagt van schade die kan worden veroorzaakt door omvallende grafstenen en inzakkende grafkelders. De bepaling geeft de gemeente, mede gelet op artikel 28 van de wet, de gelegenheid om verwaarloosde graven te verwijderen.

De termijn waarbinnen een overschrijving gerealiseerd moet worden is evenwel veel korter dan een jaar, namelijk enkele dagen, als de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden. Immers alleen een nieuwe rechthebbende kan de begraving toestaan. Zie artikel 11, zesde lid, en de toelichting aldaar.

Lid 5 t/m 6

Het vijfde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met soepelheid kan worden gehanteerd.

Het zesde lid bepaalt dat een rechthebbende afstand kan doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, wanneer het grafmonument beschadigd of verwaarloosd is en de rechthebbende geen kosten voor herstel of een opknapbeurt wil maken.

Artikel 18

Lid 1 t/m 4.

Het bestuur kan nadere regels vaststellen voor de gedenktekens en grafbeplanting.

Duurzaamheid van de voor gedenktekens te gebruiken materialen, veiligheid van bezoekers en personeel, het aanzien van de begraafplaats als geheel en het voorkomen van overlast voor belendende graven zijn de belangrijkste invalshoeken voor het vaststellen van die regels. Onder duurzaam wordt verstaan dat de te gebruiken materialen onder normale omstandigheden ten minste 20 jaar meekunnen. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het wenselijk zijn voor bepaalde delen van de begraafplaats andere normen te hanteren dan voor overige delen.

Voor grafbeplanting is geen vergunning vereist; nabestaanden dienen zich wel te houden aan eventuele richtlijnen van het bestuur en overige voorschriften zoals de beschikbare ruimte op het graf en de hoogte van de beplanting.

Lid 5.

Op een gedenkteken moet door de steenhouwer of andere leverancier het grafnummer duurzaam worden aangebracht. Op eenvoudig weg te nemen voorwerpen die bestemd zijn om permanent op een graf te liggen moet behalve het grafnummer ook het nummer van het vak en de categorie worden aangebracht. Bij omlijstingen moet het grafnummer links op de bovenzijde van de voorband worden aangebracht; op liggend werk links onderaan op het bovenaanzicht; op staand werk links op de steen of het voetstuk op 10 cm boven de fundatie of het maaiveld; bij gebruik van blokken aan weerszijden, op het linker blok boven het midden. De directeur kan deze voorschriften wijzigen of aanvullen.

Lid 6 t/m 9.

Nabestaanden zijn verplicht de grafbedekking - gedenktekens en beplanting - goed te onderhouden. Dit onderhoud moet niet worden verward met de taak van het stadsdeel om de begraafplaats als geheel te onderhouden. Het stadsdeel heeft geen verplichting om individuele grafmonumenten of grafbeplantingen aan te brengen, zonodig te herstellen en te onderhouden. Dat neemt niet weg dat de begraafplaats contractueel beplantingen kan aanbieden en in onderhoud kan nemen.

Indien nabestaanden de grafbedekking niet goed onderhouden of zich niet aan de vergunning of andere regels houden en ook na een waarschuwing in gebreke blijven, kan op grond van het bepaalde in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, het grafrecht vervallen worden verklaard.

Het stadsdeel kan het - onverlet het bovenstaande - als haar taak zien om het onderhoud van graven en grafmonumenten met een bijzondere historische of cultuurhistorische waarde voor haar rekening te nemen. Dit zal in het algemeen pas het geval zijn als de betrokken familie het graf(recht) heeft prijsgegeven en het graf derhalve niet meer onderhoudt. Dit valt dan echter beleidsmatig onder de taak monumentenzorg en niet onder het beheer van de begraafplaats.

Artikel 19

Grafmonumenten, grafbeplanting of andere voorwerpen zijn aangebracht voor risico van de rechthebbende of gebruiker. Indien een gedenkteken of beplanting tijdelijk wordt weggenomen in verband met een begraving, is spontane breuk van (een deel van) het monument als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom of verborgen scheuren e.d., of het niet weer aanslaan van de teruggeplaatste beplanting, het risico van de nabestaanden. Indien een monument wordt beschadigd door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de begraafplaats, is De Nieuwe Ooster uiteraard wel gehouden tot vergoeding van de schade.

Artikel 20

Lid 4 en 5.

Glazen losse voorwerpen worden geweerd, omdat die om kunnen vallen, waarbij scherven en splinters in de aarde terecht kunnen komen. Deze kunnen verwondingen veroorzaken als in een graf wordt begraven of beplanting of een monument wordt aangebracht. Voorwerpen die weg kunnen waaien, verontreinigen de begraafplaats.

De begraafplaats is niet aansprakelijk voor verdwenen of beschadigde losse voorwerpen op een graf. Losse voorwerpen kunnen wegwaaien, of door andere bezoekers of door dieren worden weggehaald.

Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten, losse en glazen voorwerpen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving en enig recht op vergoeding worden verwijderd.