Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Verordening op de raadscommissies Stadsdeel Oost

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingVerordening op de raadscommissies Stadsdeel Oost
CiteertitelVerordening op de raadscommissies Stadsdeel Oost
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 82

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-201027-03-2014nieuwe regeling

27-03-2014

Amsterdams Stadsblad, Bekendmakingen Stadsdeel Oost, 2010, 18

-

Tekst van de regeling

Verordening

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. lid: lid of buitengewoon lid van een raadscommissie;

b. voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

c. commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

d. griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

e. vergadering: vergadering van een raadscommissie;

f. politieke avond: een avond waar burgers op een informele, laagdrempelige manier in contact komen met raadsleden, DB-leden en ambtenaren om met elkaar onderwerpen te bespreken;

g.(deel)raad: de stadsdeelraad Oost te Amsterdam;

h. DB: het dagelijks bestuur van het stadsdeel belast met de uitvoering van het beleid;

i. DNO: begraafplaats, crematorium en gedenkplaats De Nieuwe Ooster (onderdeel van het stadsdeel);

j. programma: beleidsonderdeel uit de Programmabegroting;

k. commissie: een raadscommissie heeft als belangrijkste taak de voorbereiding van de besluitvorming in de deelraad.

Artikel 2 Instelling raadscommissies

1. Onder een raadscommissie wordt verstaan een commissie zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet.

2. De deelraad is bevoegd om commissies in te stellen en op te heffen.

3. De raad stelt de volgende raadscommissies in:

a. raadscommissie 1 = Wonen;

b. raadscommissie 2 = Algemene en Sociale zaken;

c. raadscommissie 3 = Openbare Ruimte en Financiën;

e. raadscommissie 4 = Rekeningcommissie;

f. raadscommissie 5 =  Politieke Avond;

4. De commissie Wonen adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen: Wonen, Grote Projecten, Stedelijke Vernieuwing, Wijkaanpak, Wonen op het water.

5. De commissie Algemene en Sociale zaken adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen: Algemene Zaken, Interne organisatie en fusie, Participatie, Dienstverlening, Welzijn en zorg, Jeugd en onderwijs, Sport, Kunst en cultuur.

6. De commissie Openbare Ruimte en Financiën adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen: Openbare Ruimte, Parkeren en mobiliteit, Veiligheid, Groen en duurzaamheid, Financiën, Economie, markt, toerisme en horeca, De Nieuwe Ooster.

7. De rekeningcommissie adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

a. ten aanzien van de producten in het kader van de jaarlijkse P&C-cyclus; waaronder in elk geval het onderzoek van de jaarrekening van het stadsdeel en het uitbrengen van advies aan de stadsdeelraad ten aanzien van de vaststelling van deze rekening.

b. het doen van voorstellen tot het vaststellen van aanvullende controletaken van de accountant inzake het onderzoek van de jaarrekening.

8. De politieke avond is een avond waar burgers op een informele, laagdrempelige manier in contact komen met raadsleden, DB-leden en ambtenaren om met elkaar onderwerpen te bespreken. De politieke avonden zijn gericht op beeldvorming en meningsvorming van de raadsleden. Alle raads- en duoraadsleden worden benoemd in deze commissie. Voor deze commissie gelden de artikelen 13 t/m 17 en 20 t/m 28 niet.

9. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp behandeld in de commissies die het onderwerp het meest aangaat, tenzij het presidium beslist dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd.

10. Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

a. het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, derde t/m achtste lid, genoemde onderwerpen;

b. het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

c. voeren van overleg met het DB over in ieder geval door het DB verstrekte inlichtingen en het gevoerde beleid;

d. De commissie 5 heeft als specifieke taken informatievoorziening, beeldvorming en meningsvorming van de raadsleden.

Artikel 4 Samenstelling

1. Een commissie, met uitzondering van commissie 5, bestaat uit ten minste één en maximaal drie leden per fractie.

2. De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

3. De raad kan daarnaast buitengewone leden benoemen (zie artikel 5).

4. Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. De in het eerste lid genoemde leden behoeven tijdens de laatste verkiezingen van de raad niet geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van een fractie.

5. Bij verhindering of ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid kan hij zich laten vervangen door een lid dan wel duo-raadslid van zijn fractie. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het vierde lid, genoemde vereisten.

6. De leden van het Dagelijks Bestuur alsmede de commissievoorzitters zijn geen lid van een commissie.

Artikel 5 Duo-raadsleden

1. De raad kan op voordracht van een fractie personen die geen raadslid zijn, benoemen tot lid van één of meer commissies. Deze leden worden duo-raadsleden genoemd.

2. Het maximaal aantal duo-raadsleden per fractie bedraagt 3.

3. Ten aanzien van duo-raadsleden zijn de artikelen 10, 11, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat artikel 13 lid 1 sub o zo gelezen wordt, dat dit slechts geldt voor ambtenaren van het stadsdeel en de centrale stad.

4. Op het onderzoek van de geloofsbrieven van de kandidaat duo-raadsleden is het bepaalde in artikel 7 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Stadsdeel Oost van overeenkomstige toepassing. Dit onderzoek heeft betrekking op dezelfde bescheiden als in het geval van raadsleden, met uitzondering van de in artikel V 1, eerste lid, van de Kieswet bedoelde kennisgeving. Deze bescheiden worden door de betrokkene aan de stadsdeelraad overgelegd.

5. Alvorens te worden benoemd tot commissielid leggen de kandidaat-commissieleden de eed of gelofte af, overeenkomstig artikel 14 Gemeentewet.

6. Een duo-raadslid geeft schriftelijk aan de voorzitter van de raad te kennen, of hij of zij de benoeming aanvaardt.

7. Zodra blijkt, dat een duo-raadslid één van de vereisten van het lidmaatschap niet bezit of een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij of zij op lid te zijn.

8. Duo-raadsleden ontvangen een presentiegeldvergoeding overeenkomstig het ministeriële Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 6 Voorzitter

1. De voorzitter wordt door de raad uit zijn midden benoemd.

2. Een lid van de raad is voorzitter van raadscommissie 5. Voor deze commissie wordt er geen vaste voorzitter benoemd.

3. Bij verhindering of ontstentenis van de commissievoorzitter kan het voorzitterschap worden overgenomen door de, door de raad benoemde, raadsvoorzitter, de plaatsvervangend raadsvoorzitter, of de andere commissievoorzitters. Indien dit niet mogelijk is, wordt het voorzitterschap waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen.

4. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

5. De voorzitter van commissie 1 t/m 3 is lid van het Presidium.

6. De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van deze verordening;

d. het formuleren van een conclusie in casu het conceptadvies van de commissie aan de raad;

e. draagt zorg voor het werk van de commissiegriffier;

f. hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 7 Zittingsduur en vacatures

1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen.

3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

4. De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

5. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 8 Raadsgriffier en commissiegriffier

1. Ter ondersteuning van iedere raadscommissie is er een medewerker van de griffie aanwezig als commissiegriffier.

2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door daartoe door de griffier aangewezen medewerker van de griffie dan wel een ambtenaar uit de reguliere stadsdeelorganisatie, uiteraard na overleg met de stadsdeelsecretaris.

3. De raadsgriffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Artikel 9 Ambtelijke ondersteuning

1. Commissieleden, fracties en de voorzitter van de commissie kunnen een beroep doen op ambtelijke bijstand en ondersteuning voor hun commissiewerk.

2. De verlening van ambtelijke bijstand en ondersteuning wordt geregeld in een door de raad vastgestelde Verordening ambtelijke bijstand Stadsdeel Oost.

Artikel 10 Aanwezigheid Dagelijks Bestuur en stadsdeelsecretaris

1. De voorzitter kan één of meer leden van het Dagelijks Bestuur en de stadsdeelsecretaris uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

2. Een lid van het Dagelijks Bestuur en de stadsdeelsecretaris kunnen altijd bij een vergadering aanwezig zijn en deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 11 Aanwezigheid andere raadsleden en niet-raadsleden

1. De voorzitter is bevoegd niet-commissieleden uit te nodigen de vergadering bij te wonen, ten einde hun zienswijze ten aanzien van een bepaald onderwerp toe te lichten en/of inlichtingen te verstrekken.

2. De vergadering van een commissie kan ook worden bijgewoond door niet in de commissie zitting hebbende raadsleden. Zij kunnen aan de beraadslagingen deelnemen.

3. In een openbare commissievergadering hebben burgers, hetzij individueel hetzij als vertegenwoordig(st)er van een instelling, organisatie of bedrijf, het recht het woord te voeren over onderwerpen die op de agenda van de commissievergadering zijn vermeld. Indien zij van dit recht gebruik willen maken, dan dienen zij zich ten minste 24 uur voor de aanvang van de commissievergadering bij de griffie aan te melden. Zij kunnen in de regel het woord voeren zowel voorafgaand aan de behandeling van het desbetreffende agendapunt, als op een door de voorzitter te bepalen tijdstip tijdens de behandeling.

Artikel 12 Vergaderfrequentie

1. De commissievergaderingen vinden plaats op basis van het jaarlijks door het Presidium vast te stellen vergaderrooster met uitzondering van de schoolvakanties.

2. De frequentie wordt vastgelegd in een vergaderrooster dat jaarlijks door het Presidium wordt vastgesteld. Commissies 1 en 2 vergaderen in de ene week op maandag resp. dinsdag; commissie 3 vergadert in de andere week op maandag; commissie 4 vergadert alleen indien nodig op dinsdag.

3. De vergaderingen van de raadscommissies 1 t/m 5 vangen aan om 20.00 uur en vinden in de regel plaats in het stadsdeelhuis.

4. Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

5. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij overlegt hierover met de commissiegriffier.

6. In bijzondere situaties kan het Presidium besluiten commissies te combineren.

Artikel 13 Oproep en het digitaal beschikbaar stellen van stukken

1. De voorzitter zendt tenminste dertien dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden in digitale vorm verzonden. De griffie stuurt een melding (mail) voorzien van een hyperlink (= verwijzing naar een internetpagina) waar de stukken zijn te vinden op internet.

3. De aanlevering van agendapunten en de daarbij behorende stukken vindt in de regel plaats door het dagelijks bestuur. Daarnaast hebben raadsleden agenderingsrecht en kunnen initiatiefvoorstellen aanleveren bij de voorzitter van de commissie (via de griffie). De aanlevertermijnen zijn opgenomen in het jaarlijks door het Presidium vast te stellen vergaderrooster.

4. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 14 De agenda

1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

2. Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van zaken die niet op de agenda zijn vermeld en moet die voorstellen minstens vijf dagen voor de vergadering schriftelijk bij de voorzitter of commissiegriffier indienen; in spoedeisende gevallen geldt een termijn van 24 uur. De commissie beslist over de in behandelneming van die voorstellen bij de vaststelling van de agenda.

3. Elk lid van de commissie en de portefeuillehouder kan voorstellen doen voor het agendapunt actualiteiten. Het lid van de commissie of de portefeuillehouder dat een voorstel wil doen voor het agendapunt actualiteiten, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter.

4. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereidt acht, kan hij aan het Dagelijks Bestuur nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

5. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

6. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 15 De termijnagenda

1. De leden van het Dagelijks Bestuur leggen per besluitvormingscyclus aan iedere commissie een termijnagenda voor ter vaststelling. Deze termijnagenda bestrijkt tenminste 3 commissievergaderingen.

2. De commissies hebben het recht onderwerpen aan de termijnagenda toe te voegen.

3. De termijnagenda bevat, in volgorde van te behandelen onderwerpen, de hoofdpunten van het beleid behorende tot het terrein van de commissie.

4. De termijnagenda wordt maandelijks geactualiseerd. De griffie zet de termijnagenda tijdig uit in de ambtelijke organisatie ten behoeve van die actualisatie. Indien eerder opgenomen agendapunten worden doorgeschoven naar een volgende besluitvormingscyclus, wordt de reden van verandering genoteerd.

Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken

1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op  de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het stadsdeelhuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het stadsdeelhuis gebracht.

3. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

4. Indien ter inzage te leggen openbare stukken ook in digitale vorm beschikbaar zijn, worden deze op de website van het stadsdeel geplaatst.

Artikel 17 Openbare kennisgeving

1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de oproep door aankondiging in het plaatselijke huis-aan-huisblad en door plaatsing op de stadsdeel website openbaar gemaakt.

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 21.

3. Daarnaast worden de bij de voorlopige agenda behorende stukken, indien digitaal beschikbaar, op de website van het stadsdeel geplaatst.

Artikel 18 De openbaarheid

De vergaderingen van de commissies zijn openbaar, tenzij de commissie anders besluit (artikel 30).

Artikel 19 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 20 Opening vergadering en quorum

1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien méér dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

4. Ter beoordeling van de commissievoorzitters kunnen twee of méér commissies gezamenlijk vergaderen.

5. Een gecombineerde vergadering wordt door één van de voorzitters voorgezeten.

6. Lid 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat lid 1 zo moet worden gelezen dat het quorum van één commissie geldt.

Artikel 21 Spreekrecht burgers

1. Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over onderwerpen, die de beleidsterreinen van de commissie aangaan.

2. Het woord kan niet gevoerd worden over:

a. een besluit van het Dagelijks Bestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

c. een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

5. Elke spreker krijgt maximaal twee minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan twintig sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de commissievergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. De inspreker geeft een kort en bondig antwoord. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering. Commissieleden reageren in tweede termijn. Indien gewenst krijgt de inspreker een tweede termijn.

7. Insprekers dienen zich te onthouden van beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen dan wel onwelvoeglijke uitingen aan het adres van personen. Indien een inspreker zich niet houdt aan dit voorschrift, wordt hij of zij op last van de voorzitter uit de vergadering verwijderd.

8. De voorzitter doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger, indien de inspreker een duidelijk verzoek heeft gedaan aan de commissie om iets te doen of te laten dan wel dat gevraagd is een standpunt over een bepaald onderwerp in te nemen. De commissie neemt een besluit over het voorstel eventueel voorzien van een advies van de portefeuillehouder. 

Artikel 22 Digitale opname en commissieweergave

1. De concept commissieweergave van de voorgaande vergadering wordt aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

2. Bij het begin van de vergadering wordt, de commissieweergave van de vorige vergadering vastgesteld.

3. De commissiegriffier draagt zorg voor een digitale opname van de gesproken tekst en de commissieweergave.

4. Van de gesproken tekst wordt geen schriftelijk verslag gemaakt, maar binnen 5 dagen na afloop van de vergadering is de gesproken tekst integraal, per agendapunt en per spreker beschikbaar op het internet.

5. De leden, de voorzitter, de leden van het DB en de stadsdeelsecretaris hebben het recht, een voorstel tot wijziging aan de raadscommissie te doen, indien het onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier te worden ingediend.

6. De commissieweergave bevat ten minste:

a. de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de DB-leden, de stadsdeelsecretaris en de ter vergadering aanwezige leden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben, afzonderlijk wordt vermeld;

b. de leden die afwezig waren;

c. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

d. een samenvatting van het advies aan de raad;

e. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

7. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de commissieweergave zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing op de website.

Artikel 23 Aantal spreektermijnen

1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 24 Spreektijd voor commissieleden en interrupties

1. Een lid van commissie kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

2. De voorzitter kan een spreektijdregeling van toepassing verklaren.

3. Interrupties worden gehouden vanaf de zitplaats. Alleen de woordvoerders van de partijen in eerste en tweede termijn kunnen worden geïnterrumpeerd; het is niet toegestaan dat een lid die een interruptie pleegt op zijn beurt weer wordt geïnterrumpeerd.

4. Interrupties moeten worden aangevraagd en zijn alleen toegestaan nadat de voorzitter daarmee heeft ingestemd.

Artikel 25 Voorstellen van orde

1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3. Over een voorstel van orde besluit de raadscommissie terstond.

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3. Onder beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen worden in ieder geval begrepen uitingen of uitlatingen, in welke vorm dan ook, met een racistisch, seksistisch of anderszins discriminatoir karakter dan wel direct op een persoon betrekking hebbend; dit ter beoordeling van de voorzitter.

4. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

5. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen.

6. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 27 Beraadslaging

1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het DB of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

3. Niemand voert het woord dan na het aan de voorzitter hebben verzocht en van deze verkregen te hebben. De voorzitter verleent het woord in de volgorde waarin het is gevraagd. Van die volgorde kan worden afgeweken, zulks ter beoordeling van de voorzitter.

4. De beraadslagingen per fractie in eerste termijn worden afgerond met het formuleren van een fractiestandpunt door de woordvoerders.

5. De beraadslagingen per fractie in tweede termijn worden afgerond met het formuleren van een conclusie door de voorzitter in casu het advies van de commissie als bedoeld in artikel 29, lid 2.

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen

1. De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 29 Advies en conclusies

1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

2. Nadat de beraadslaging over een bespreekpunt is gesloten, concludeert de voorzitter of er een advies aan de raad wordt uitgebracht. Zo ja, dan formuleert hij het advies en deze wordt door de commissiegriffier opgenomen in de commissieweergave.

3. Indien de commissie niet tot een advies kan komen, wordt het onderwerp doorgeschoven naar een volgende commissievergadering.

4. Nadat de beraadslaging over een raadsvoordracht is gesloten, concludeert de voorzitter of de raadsvoordracht rijp is voor behandeling in de raad en of er een advies aan de raad wordt uitgebracht. Zo ja, dan formuleert hij het advies en deze wordt door de commissiegriffier opgenomen in de commissieweergave.

5. Indien een voorstel niet rijp is voor behandeling in de raad, wordt het voor een volgende vergadering van de commissie opnieuw geagendeerd.

6. In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

Artikel 30 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 31 Verslag van een besloten vergadering

1.Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

2. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van het verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekent.

Artikel 32 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Artikel 26 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Artikel 34 Toehoorders en pers

1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 35 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter. Zijn aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 36 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, dat inbreuk kan maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Artikel 37 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag van bekendmaking. Op dat moment vervalt de verordening op de raadscommissies Zeeburg vastgesteld op 28 september 2004 en het reglement van orde op de raadscommissies van Oost-Watergraafsmeer vastgesteld op 4 december 2006.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 mei 2010.

(...), griffier   (...), raadsvoorzitter

I Algemene toelichting

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het DB. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

Deze modelverordening heeft betrekking op de raadscommissies. In veel gemeenten is de afgelopen jaren stil gestaan bij het bestaande vergaderstelsel. De praktijk laat zien dat het commissiestelsel niet alleen op verschillende manieren wordt heringericht, maar dat er ook gemeenten zijn die de keuze hebben gemaakt om zonder raadscommissies te werken. De 'Handreiking vernieuwend vergaderen: voorbeelden uit de praktijk' [Uitgave van de Vernieuwingsimpuls Dualisme en lokale democratie, 2005.] gaat uitgebreid in op de nieuwe overlegvormen. In 2009 is er een geactualiseerde versie van deze handreiking verschenen met als titel ‘Op het tweede gezicht; gemeentelijke vergaderpraktijken nader beschouwd’. Deze handreiking is te downloaden via de website van het Actieprogramma Lokaal Bestuur.

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. Om te bevorderen dat de discussie in de raad plaatsvindt, zijn er gemeenten die ervoor kiezen om geen raadscommissie(s) in te stellen. De vaststelling van een verordening op de raadscommissies is uiteraard overbodig als er geen raadscommissie wordt ingesteld. De instelling van raadscommissies geschiedt veelal bij verordening, waarin de taken bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies worden vastgelegd. Deze verordening voorziet hierin.

II Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Hoofdstuk 2. Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

In dit stadsdeel is gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies. Uiteraard zijn allerlei andere modellen denkbaar. Zo zullen sommige gemeenten ervoor kiezen één raadscommissie in te stellen om te bevorderen dat de discussie zich van de raadscommissies naar de raad verplaatst en gelet op de attributie van de bestuursbevoegdheden in de Gemeentewet aan het DB. In dat geval kan worden volstaan met een artikel 2 dat luidt: De raad stelt een raadscommissie in. Zoals gezegd kan de raad er zelfs voor kiezen om geen raadscommissies in te stellen. Naarmate er meer taken aan het DB zijn gedelegeerd, is wellicht het verminderen of afschaffen van raadscommissies een meer voor de hand liggende keuze. De raad zal deze keuze moeten maken.

Het negende en tiende lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. In dit reglement heeft het presidium hierover de zeggenschap. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.

Artikel 3 Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met de leden van het DB. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn deze voor commissie 1 t/m 3  het voorbereiden van de besluitvorming van de raad voor en het overleggen met de leden van het DB. Voor commissie 5 zijn de taken vooral beeldvorming, informatievoorziening en meningsvorming, Raadscommissie 4 adviseert in eerste instantie aan het dagelijks bestuur.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium (bestaande uit de fractievoorzitters, de voorzitter van de raad en de commissievoorzitters) Veelal zal het echter wel zo blijven dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.

Artikel 4 Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit tenminste een en maximaal 3 leden per fractie. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden.

De leden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fractie. Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen welke leden de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is mogelijk dat de raad (moet) besluiten een voorgedragen lid niet te benoemen tot lid van een commissie. Dit kan het geval zijn wanneer een “burgerlid” niet voldoet aan de vereisten van de Gemeentewet. Andere redenen om een dergelijke benoeming achterwege te laten zijn niet aan de orde.

Zoals uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze modelbepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast hoeven de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling niet op de kandidatenlijst van de betreffende fractie hebben gestaan.

Op grond van het vierde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15. Om te beoordelen of de buitengewone (niet) raadsleden voldoen aan de eisen van de Gemeentewet, ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en portefeuillehouders het op basis van artikel V4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de leden benoemd worden.

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat ieder fractielid zich kan laten vervangen door een lid dan wel duo-raadslid van zijn fractie. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden. De presentiegeldvergoeding is geregeld door de minster van BZK in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 5 Duo-raadsleden

Zoals uit lid 4 van artikel 4 is gebleken, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Deze buitengewone leden worden duo-raadsleden genoemd. Het aantal buitengewone leden per fractie dat de raad kan benoemen is niet opengelaten. In artikel 5 wordt bepaald dat het aantal duo-raadsleden per fractie is gesteld op 3. Het staat de raad vrij dit aantal aan te passen.

Artikel 6 Voorzitter

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 6, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen. Commissievoorzitters zijn tevens elkaars plaatsvervangers. Enerzijds om te voorkomen dat een lid van een commissie als plaatsvervanger moet optreden en daardoor kan hij niet tevens woordvoerder van zijn fractie zijn. Anderzijds verdient het aanbeveling om steeds ervaren voorzitters te hebben.

Het staat de raad echter vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt. Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissies ten opzichte van de raad vervullen, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Ook kan er voor gekozen worden de voorzitters te laten benoemen door de raad en de plaatsvervangend voorzitters door de raadscommissies.

Op basis van het derde lid, is de voorzitter geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 7, eerste lid).

Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 6, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid. 

Artikel 7 Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden. Desgewenst kan de raad er voor kiezen om hiervoor een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter op te nemen door aanvulling van het vierde lid. De raad kan ook zonder voorstel van een fractie de (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van een tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden.

Artikel 8 Griffier en commissiegriffier

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Afhankelijk van de omvang van de griffie is dit een medewerker van de griffie of een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. In dit geval kunnen de volgende bepalingen gebruikt worden:

Indien de commissiegriffier een medewerker van de griffie is, is de raad de werkgever en benoemt deze de commissiegriffier en regelt zijn  vervanging. De vervanging van de commissiegriffiers is overgelaten aan de griffier.  Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie is, is het DB de werkgever en zal de raad in overleg met het DB moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult en wie hem bij zijn afwezigheid of  verhindering vervangt. De facto zal de stadsdeelsecretaris bij deze beslissing vaak een rol vervullen. De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 28 van deze verordening altijd de

mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

Artikel 9 Ambtelijke ondersteuning

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid dagelijks bestuur en stadsdeelsecretaris

Artikel 10 Aanwezigheid dagelijks bestuur en stadsdeelsecretaris

Het kan gewenst zijn dat een lid van het DB of de stadsdeelsecretaris deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. De commissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid al dan niet gewenst is en of de genodigde aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen DB-leden en de stadsdeelsecretaris uiteraard altijd aanwezig zijn. In de regel zal de portefeuillehouder veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.

De bepaling is met de herziening in 2006 gewijzigd. Er is gekozen voor een wat minder strenge duale redactie. Zo is het artikel over de stadsdeelsecretaris geïntegreerd in dit artikel 10 en is weggelaten dat aan het DB toestemming moet worden gevraagd voor de aanwezigheid van de stadsdeelsecretaris (aangezien het DB werkgever is). Het oude artikel 9 over de secretaris is hierdoor vervallen. Daarnaast is in dit artikel de bepaling geschrapt dat raadscommissie bij aanvang van de vergadering kan beslissen dat één of meer leden van het DB niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen. Gezien de eerste bepaling van het artikel is dit feitelijk overbodig.

Artikel 11 Aanwezigheid andere raadsleden en niet-raadsleden

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 12 Vergaderfrequentie

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier. Indien de commissiegriffier echter meer inhoudelijke taken vervult, is het ook denkbaar dat hierover overleg wordt gevoerd met de commissiegriffier.

Artikel 13 Oproep

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste 13 dagen van de vergadering. Deze termijn is gekozen om enerzijds de leden ruimschoots de gelegenheid te bieden om de stukken te kunnen lezen. Anderzijds moeten fracties ook in staat zijn één of meerdere keren fractieoverleg te houden voorafgaande aan de commissievergaderingen. Een derde argument is ook nog om voldoende gelegenheid te geven om reacties van inwoners en achterban over onderwerpen te inventariseren.

Alle raads- en duo-raadsleden hebben een laptop dan wel in bruikleen van het stadsdeel ontvangen of een tegemoetkoming voor de kosten voor de aanschaf van een laptop ontvangen om zodoende goed uitgerust zich op de digitale snelweg te kunnen begeven. Alle stukken worden door de griffie op de website gesplaatst. Hiervan wordt mededeling gedaan via een digitaal bericht (mail) naar alle leden, voorzien van een zogenaamde hyperlink. Dat is een verwijzing naar een internetpagina: door die hyperlink aan te klikken krijgt men direct toegang tot de bepaalde stukken.

Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien.

Artikel 14 De agenda

In dit artikel is allereerst een procedure voor spoedeisende zaken geregeld. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het tweede, derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het DB wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het DB. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het DB of stadsdeelsecretaris.

Artikel 15 De termijnagenda

Ieder maand is er een bestuurlijke cyclus met raadscommissies en een raadsvergadering. Aan iedere commissie wordt een termijnagenda voorgelegd door de leden van het DB. Hiervoor is gekozen omdat de meeste agendapunten worden voorbereid door het DB en haar ambtelijke organisatie. Zij hebben dan ook goed zicht op toekomstige agendapunten. Aan hen wordt gevraagd in elke vergaderronde een 3-maandelijks overzicht te overleggen, waaruit blijkt welke agendapunten op de rol staan. De commissie is dan in staat haar prioriteiten aan te geven (=kaderstellende rol) en nieuwe punten er aan toe te voegen.

Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Dit is in het stadsdeelhuis. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de griffie blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies ook bij de commissiegriffier in plaats van bij de griffier inzien.

Artikel 17 Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor. Tevens is de verplichting opgenomen om de agenda en stukken ook op internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit een voor de hand liggende regeling die, doordat alle gemeenten beschikking hebben over een website, ook praktisch uitvoerbaar is.

Artikel 18 De openbaarheid

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 19 Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Indien de griffier tevens de functie van commissiegriffier op zich neemt, ondertekent hij de presentielijst. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen (=presentiegeld) voor de niet-raadsleden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 20 Opening vergadering en quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 20 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd.

Het tweede lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 21 Spreekrecht burgers

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot de beleidsvelden die de commissie aangaan, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst. Het burgerinitiatief is een instrument voor burgers om een niet geagendeerd onderwerp op de agenda van de raad- of commissie te plaatsen. Dit is uitgewerkt in de Verordening burgerinitiatief en referendum.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het DB vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers. De burgers die wensen in te spreken kunnen zich tot uiterlijk 24 uur voor de vergadering melden bij de (commissie)griffie(r).

Met het 8e lid wordt voldoen aan de klacht van veel burgers dat commissie en raad wel aandachtig naar hen luisteren, maar er wordt nauwelijks aangegeven wat met de inbreng van de insprekers wordt gedaan. Door het opnemen van deze bepaling wordt tegemoet gekomen aan de wens van de insprekende burger. Dit betekent dat de bijdrage van de inspreker zodanig moet zijn geformuleerd dat een duidelijk verzoek wordt gedaan aan de raad om iets te doen of te laten dan wel ergens een standpunt over in te nemen. Insprekers kunnen vooraf bij de griffie informeren aan welke voorwaarden hun inbreng moet voldoen. Op website van het stadsdeel zal hierover een passage worden opgenomen.

Artikel 22 Digitale opname en commissieweergave

Er wordt geen uitgebreide woordelijke dan wel samenvattende verslag gemaakt. Dit is mogelijk geworden doordat de betreffende verplichting is komen te vervallen in de Gemeentewet. Naast het maken van een besluitenlijst, hetgeen de Gemeentewet wel verplicht voorschrijft, wordt de gesproken tekst digitaal opgenomen en binnen 5 dagen na afloop van de vergadering ontsloten via internet. Op deze manier is de gesproken tekst en de concept besluitenlijst al heel snel beschikbaar voor raads- en commissieleden, maar ook voor de burgers, ambtenaren en andere belangstellenden.

De voorzitter, de leden, de DB-leden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging wordt 48 uur voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier ingediend. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een DB-lid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie het verslag (de commissieweergave) vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

Artikel 23 Aantal spreektermijnen

Het stellen van technische en informatieve vragen vindt niet plaats in de commissies. Daarvoor zijn andere wegen, zoals de behandelend ambtenaren als opsteller van een commissiestuk, de raadsgriffie, maar ook het spreekuur van de leden van het DB en de informatieve raadsbijeenkomsten. De commissie dient gebruikt te worden voor politieke vragen, want die voeden het debat. Deze dienen ook als een spreektermijn beschouwd te worden.

Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een lid van het Dagelijks Bestuur antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 24 Spreektijd voor commissieleden en interrupties

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken. Voorkomen dient te worden dat een veelheid aan interrupties ontstaan waardoor het debat niet meer te volgen is. Enige structurering is gewenst zo niet noodzakelijk. Het derde lid geeft hier richting aan door te bepalen dat alleen de woordvoerder wordt geïnterrumpeerd. Leden die interrumperen mogen elkaar niet interrumperen, want dan ontstaan dikwijls kruisdebatten, die nauwelijks meer te volgen zijn met name voor de burgers op de publieke tribune. Maar ook niet op internet. Nu de gesproken tekst via het internet wordt ontsloten, is het ook om die reden gewenst dat het debat langs een gestructureerde weg plaats vindt. Hier ligt dus een belangrijke taak voor de voorzitter.

Artikel 25 Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen . De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie.  Bij staken van stemmen is het voorstel niet  aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze.

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de  beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 26 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden.

Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 34 van deze verordening.

Artikel 27 Beraadslaging

Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn

toegevoegd.

Zoals in artikel 6 staat, behoort tot één van de taken van de commissievoorzitter het formuleren van een conclusie in casu een advies van de commissie aan de raad. Om dit mogelijk te maken, is het van belang dat alle zitting hebbende fracties een standpunt weergeven in eerste termijn. Deze bepaling is opgenomen, waarbij er vanuit wordt gegaan dat alle fracties intern overleg hebben gehad voorafgaande aan de commissievergaderingen, waardoor de woordvoerders in de betreffende commissies hun fractiestandpunt kunnen inbrengen. Na de beraadslagingen in eerste termijn hebben de fracties in de tweede termijn de gelegenheid het eerder ingenomen fractiestandpunt eventueel aan te scherpen dan wel aan te passen. De beraadslagingen in tweede termijn worden door de voorzitter afgesloten met een conclusie in casu het advies van de commissie als bedoeld in artikel 29, lid 2.

Artikel 28 Deelname aan beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op commissieleden en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de leden van het DB en de stadsdeelsecretaris. Deze hebben op grond van de artikel 10 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de besluitenlijst, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 29 Advies en conclusies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen besluiten maar geeft adviezen ter voorbereiding van de besluitvorming in de raad en overlegt met het DB. Een raadscommissie kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties worden de standpunten van alle fracties opgenomen in de besluitenlijst. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

In een commissie wordt onderscheid gemaakt tussen bespreekpunten en raadsvoordrachten. Bespreekpunten zijn dikwijls uitspraken van de commissie aan het adres van het DB. Het gaat om uitvoeringszaken, die tot de bevoegdheid van het DB behoren, waarover het DB graag commitment van de raad wil hebben. Nadat de beraadslagingen over een bespreekpunt zijn gesloten concludeert de voorzitter of er een advies aan de raad wordt uitgebracht. Indien dat het geval is, formuleert hij het advies en deze wordt opgenomen in de besluitenlijst. Indien een advies van de commissie nodig is, doch de commissie kan niet tot een advies komen, schuift het onderwerp door naar een volgende commissievergadering. Nadat de beraadslagingen in eerste en tweede termijn over een raadsvoordracht zijn gesloten, concludeert de voorzitter of de raadsvoordracht rijp is voor behandeling in de raad. Indien dat niet het geval is, schuift het onderwerp door naar een volgende raadsvergadering. Een raadsvoordracht is rijp voor behandeling in de raad, indien de meeste fracties het voorstel steunen en de beraadslagingen voor het DB geen aanleiding geven om het voorstel aan te passen dan wel in te trekken. Indien de fracties niet tot overeenstemming komen, beslist uiteindelijk de voorzitter. Ingeval de meeste fracties (nog) geen standpunten hebben (kunnen) innemen, schuift het onderwerp door naar een volgende vergadering.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 30 Algemeen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 31 Besluitenlijst van een besloten vergadering

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk besluitenlijst wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid van deze modelbepaling dat de besluitenlijst van een besloten vergadering ter inzage liggen bij de griffier.

Artikel 32 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie en het Dagelijks Bestuur kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het DB ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het DB overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 33 Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 32 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze modelbepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 34 Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 35 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 36 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 37 Uitleg verordening en artikel 38 Inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.