Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Verordening commissie bezwaarschriften Stadsdeel Oost

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingVerordening commissie bezwaarschriften Stadsdeel Oost
CiteertitelVerordening commissie bezwaarschriften Stadsdeel Oost
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:13

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-201003-05-201001-01-2016nieuwe regeling

03-05-2010

Amsterdams Stadsblad, Bekendmakingen Stadsdeel Oost, 2010, 18

-

Tekst van de regeling

Verordening

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

b. commissie: de algemene commissie van advies voor de bezwaarschriften.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het Dagelijks Bestuur en de heffingsambtenaar.

2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten die betrekking hebben op de uitvoering van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

3. Ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van rechtspositionele aard draagt het Dagelijks Bestuur, in afwijking van het eerste lid, de voorbereiding op aan een, door hem te benoemen, persoon. Waar in deze verordening gesproken wordt van ‘voorzitter’ wordt alsdan deze persoon bedoeld.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

1. De commissie bestaat uit een aantal algemene kamers, die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften.

2. Elke kamer bestaat uit ten minste drie leden:

a. een voorzitter overeenkomstig artikel 7:13 Awb;

b. ten minste twee andere leden.

3. De voorzitters en de leden worden door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

4. Voorzitters en leden kunnen elkaar onderling vervangen.

5. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder de verantwoording van het bestuursorgaan.

6. Ten aanzien van bezwaarschriften gericht tegen besluiten van de stadsdeelraad wordt de commissie in casu bij raadsbesluit aangevuld met twee leden uit de stadsdeelraad.

7. Bij ontstentenis van de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter wijzen de aanwezige leden van de kamer uit hun midden een voorzitter aan.

8. Op de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Secretaris

1. De kamers worden ambtelijk ondersteund door één of meer secretarissen die werkzaam zijn bij het stadsdeel.

2. Het Dagelijks Bestuur kan, indien dat hem voor bepaalde soorten van besluiten gewenst voorkomt, in afwijking van het eerste lid, de ambtelijke ondersteuning opdragen aan een, door hem te benoemen, persoon, die niet werkzaam is bij het stadsdeel.

Artikel 5 Zittingsduur

1. De voorzitters en de leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van vier jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming.

2. De voorzitters en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het Dagelijks Bestuur.

3. De aftredende of ontslag nemende voorzitter of leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6 Bemiddeling

De commissie kan voor, tijdens of na de hoorzitting voorstellen doen om een zaak in der minne te schikken. De secretaris verricht daartoe de nodige handelingen.

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening namens de commissie uitgeoefend door de secretaris:

a. artikel 2:1, tweede lid;

b. artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

c. artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

d. artikel 7:4, tweede lid;

e. artikel 7:6, vierde lid.

Artikel 8 Vooronderzoek

1. De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

2. De voorzitter kan op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf instemming van het Dagelijks Bestuur vereist.

Artikel 9 Hoorzitting

1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

3. Het verwerend orgaan draagt er zorg voor dat het in het geding zijnde besluit namens hem ten overstaan van de commissie wordt toegelicht.

Artikel 10 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 11 Niet-deelneming aan de behandeling

1. De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien – naar eigen oordeel -  daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

2. Ten aanzien van de samenstelling van de commissie inzake de behandeling van bezwaarschriften tegen raadsbesluiten, zoals bepaald in artikel 3, zesde lid, geldt het eerste lid van dit artikel niet voor de twee aangewezen raadsleden.

3. Uiterlijk bij de aanvang van de hoorzitting kan de voorzitter en elk der leden van de commissie door een belanghebbende worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het desbetreffende lid zouden kunnen bemoeilijken.

4. Indien ten aanzien van een of meer leden van de commissie een verzoek tot wraking is gedaan, wordt de behandeling van het bezwaarschrift aangehouden totdat door de commissie, waarvan geen leden deel uitmaken ten aanzien waarvan het verzoek tot wraking is gedaan, is beslist.

5. Op grond van de in het tweede lid genoemde feiten of omstandigheden kan elk der leden van de commissie zich verschonen. Alsdan wordt een ander lid van de commissie aangewezen.

Artikel 12 Openbaarheid zitting

1. De zitting van de commissie is openbaar.

2. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats achter gesloten deuren.

4. De voorzitter draagt de verantwoording voor de orde tijdens de zitting. Indien daartoe gewichtige redenen zijn kan de voorzitter besluiten één of meerdere aanwezigen de toegang tot de zaal te weigeren.

Artikel 13 Schriftelijke verslaglegging

1.Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

2. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 14 Nader onderzoek

1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt voor zover deze voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang is, in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Raadkamer en advies

1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekent.

Artikel 16 Uitbrengen advies en verdaging

1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag, bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 12 weken, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen met inachtneming van artikel 4.15 Awb.

3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 17 Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan de bestuursorganen van het stadsdeel verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 18 Inwerkingtreding en intrekking oude regelingen

Deze verordening treedt in werking de dag van bekendmaking en werkt terug tot en met 3 mei 2010. Op dat moment vervalt de Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften Stadsdeel Zeeburg d.d. 1 januari 2004, registratienummer 2008/2927 en de Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer van 5 juni 2008, registratienummer 2008/65753.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften Stadsdeel Oost.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 mei 2010.

(...), griffier   (...), raadsvoorzitter

I Algemene toelichting        

Deze verordening regelt de werkwijze van een adviescommissie bij de behandeling van de bezwaarschriften. De raad, het dagelijks bestuur en de heffingsambtenaar stellen dezelfde inhoudelijke verordening op de commissie voor bezwaarschriften Stadsdeel Oost vast.

Om een volledig beeld te krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van een bezwaarschrift is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb en de verordening naast elkaar te plaatsen. De verordening is aanvullend ten opzichte van de bepalingen van de Awb. In de artikelsgewijze toelichting zijn zo veel mogelijk onderdelen uit de Awb opgenomen die van belang zijn in de behandelingsprocedure.

Beide fusiestadsdelen kennen voor de behandeling van bezwaarschriften een externe commissie ex artikel 7:13 Awb. Ook voor Stadsdeel Oost wordt gekozen voor behandeling van bezwaarschriften door een externe commissie.

De per mei 2010 te benoemen commissie voor stadsdeel Oost wordt grotendeels samengesteld uit leden van de beide externe commissies van Zeeburg en Oost-Watergraafsmeer. Een en ander evenwichtig verdeeld over de verschillende kamers.

De huidige leden zijn allen juridisch geschoold of hebben een andere breed georiënteerde opleiding op academisch niveau gevolgd. In alle kamers is voldoende kennis en ervaring op bestuursrechtelijk gebied. Alle leden hebben ervaring met en affiniteit met het functioneren van stadsdelen en de gemeente Amsterdam, maar zijn geen lid van of werkzaam onder verantwoordelijkheid van één van de bestuursorganen van het stadsdeel Oost.

Met de samenstelling van de verschillende kamers is rekening gehouden met de ervaring en competenties van de verschillende leden. Ook toekomstige commissieleden dienen aan vorenstaand profiel te voldoen. Het werving- en selectieproces van nieuwe leden geschiedt op  transparante wijze.

Bestuursorgaan

Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJN AF6023. is duidelijk dat de bezwaarschriftencommissie niet alleen een adviescommissie is maar ook een bestuursorgaan.

De raad, het college en de burgemeester hebben geen zeggenschap over de uitoefening van de bevoegdheden door de commissie als bestuursorgaan.

Er zijn een aantal mogelijkheden denkbaar waarbij de commissie als bestuursorgaan optreedt. Dit is het geval als er een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) of Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt ingediend of indien er een klacht wordt ingediend.

Op grond van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuurorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuurorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

De commissie dient te beslissen op Wob verzoeken om documenten die onder haar berusten. Het gaat dan om alle documenten die vanuit de commissie worden verzonden en om alle documenten die aan de commissie zijn gericht.

Ook is de bezwaarschriftencommissie verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. De verwerking van persoonsgegeven in het kader van de behandeling van bezwaarschriften vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de commissie. Voor het recht op inzage en het recht op verbetering, aanvulling, verwijdering en afscherming (artikel 35 en 36 Wbp) zal de belanghebbende zich tot de commissie moeten richten.

Op basis van artikel 9:1 Awb kan een ieder een klacht indienen over de wijze waarop het bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van dat orgaan werkzame persoon zich in een concrete situatie jegens de klager of iemand anders heeft gedragen. Dit betekent dat niet alleen klachten over de commissie als geheel, over een commissielid maar ook klachten over de secretaris moeten worden afgedaan door de commissie zelf.

Eveneens kan een klacht over de commissie worden ingediend bij de Nationale Ombudsman.

Vierde tranche Awb

Op 1 juli 2009 trad de vierde tranche van de Awb in werking. Deze tranche beslaat 3 onderwerpen:

- algemene regels voor betaling en inning van schulden (bestuursrechtelijke geldschulden)

- bestuurlijke handhaving, in het bijzonder de bestuurlijke boete

- attributie van bevoegdheden aan ambtenarenIn de ledenbrief van 25 juni 2009 heeft de VNG de leden uitgebreid geïnformeerd over deze aanvulling op de Awb. Zie hiervoor de website www.vng.nl.

De vierde tranche heeft verder weinig gevolgen voor de werkzaamheden van de bezwaarschriftencommissie. Wellicht leidt deze aanvulling van de Awb tot een toename van het aantal bezwaarschriften. Op dit moment is daar echter nog weinig over bekend.

Wet dwangsom en beroep

Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep, onderdeel van de Awb, in werking getreden. Voor de bezwaarschriftencommissie is deze wet op 2 punten van belang.

Allereerst is met de inwerkingtreding van deze wet de beslistermijn voor een bezwaarschrift verruimd. De termijn begint nu niet meer te lopen vanaf het moment dat een bezwaar wordt ingediend maar vanaf het moment dat de bezwaartermijn van het besluit is afgelopen. Deze regeling ziet op die gevallen waarbij er meerdere bezwaren tegen 1 besluit worden ingediend, het is nu mogelijk om deze gelijk te behandelen. Voorheen was het mogelijk dat er ruim 5 weken zat tussen het eerste ingediende bezwaarschrift en het laatste waardoor het lastig was om op tijd het 1e bezwaarschrift af te handelen.

Daarnaast is de beslistermijn indien er een commissie is, verlengd van 10 naar 12 weken en de mogelijkheid om te verdagen van 4 naar 6 weken.

Wordt er niet op tijd een besluit genomen door het bestuursorgaan dan is het mogelijk dat de bezwaarde een dwangsom aanvraagt. Dit proces wordt gestart door het sturen van een ingebrekestelling. Dan heeft het bestuursorgaan nog twee weken de tijd om het besluit te nemen. Gebeurt dit niet dan gaat automatisch de dwangsom lopen, per dag, met een maximum van 42 dagen wat staat voor een bedrag van €1260, -. Tegelijk met de ingebrekestelling kan er beroep worden ingesteld bij de rechter. De rechter kan ook een passende dwangsom opleggen.

De Wet dwangsom en beroep zorgt ervoor dat bestuursorganen hun interne processen goed inrichten zodat op tijd besluiten genomen kunnen worden. De bezwaarcommissie maakt onderdeel uit van het proces om tot een beslissing op bezwaar te komen. Het ligt voor de hand dat er afspraken worden gemaakt tussen bestuursorgaan en commissie. Voor de commissie is het belangrijk dat zij zo snel mogelijk de dossiers behorende bij het bezwaarschrift ontvangen van de ambtelijke organisatie, voor het bestuursorgaan is het van belang dat de commissie rekening houdt met de vergadercyclus van bijv. het dagelijks bestuur en dat adviezen op tijd worden aangeleverd.

II Artikelsgewijze toelichting

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van het stadsdeel, de stadsdeelraad, het dagelijks bestuur, de heffingsambtenaar en de leerplichtambtenaar, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het dagelijks bestuur, de heffingsambtenaar en de leerplichtambtenaar hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het dagelijks bestuur, de heffingsambtenaar en de leerplichtambtenaar. De ondertekening gebeurt eveneens door deze bestuursorganen.

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan in een enkel geval de stadsdeelraad betreffen, de heffingsambtenaar of de leerplichtambtenaar, meestal betreft het het dagelijks bestuur.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.

Het tweede lid van artikel 2 Verordening voorziet er in dat deze commissie niet adviseert over bezwaren waarvoor een bijzondere adviescommissie is ingesteld.

Daarnaast voorziet de verordening in het derde lid van dit artikel voor de behandeling van besluiten van rechtspositionele aard gelet op de gevoelige aard van en bijzondere expertise die vereist is voor dit soort zaken een speciale bezwarenadviescommissie personeelsaangelegenheden, bestaande uit een (externe) voorzitter en een secretaris.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

Gelet op het grote aantal te behandelen bezwaarschriften wordt de commissie opgesplitst in verschillende kamers. Dit is in het eerste lid bepaald. Gestart wordt met vier kamers. Er wordt namelijk naar gestreefd commissieleden niet vaker dan éénmaal per vier weken te laten samenkomen.

In het tweede lid wordt verwezen naar de samenstelling van de commissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.

In het derde lid wordt bepaald dat het dagelijks bestuur de commissieleden benoemt, schorst en ontslaat. Het dagelijks bestuur is hiermee ook het orgaan dat indien nodig het functioneren van de leden van de commissie evalueert. Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan. De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het dagelijks bestuur om op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.

In het zesde lid is de samenstelling van de commissie geregeld voor wat betreft de behandeling van bezwaarschriften gericht tegen besluiten van de Stadsdeelraad. Bij besluit wijst de Stadsdeelraad twee leden aan die samen met de commissie in casu op het bezwaarschrift adviseren aan de Stadsdeelraad.

De overige leden van dit artikel behoeven geen nadere uitleg.

Artikel 4 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5 Zittingsduur

Voor de zittingsduur van vier jaar is gekozen omdat dit de meest gangbare termijn is die gemeenten in hun verordening gebruiken. Om te voorkomen dat een gehele commissie in één keer opstapt is ervoor gekozen om geen maximale zittingsduur (bij herbenoeming) op te nemen. Veelal houden leden het na acht jaar wel voor gezien, maar vertrek is niet verplicht.

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6 Bemiddeling

Alternatieve geschillenbeslechting wordt bij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde manier toegepast. Veel voorkomende vormen zijn (pre)-mediation of een andere vergelijkbare aanpak.

Bij de andere aanpak wordt vaak na ontvangst van het bezwaarschrift meteen gebeld naar de bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtgezet, het besluit nader worden toegelicht etc. Dit kan leiden tot intrekking van het bezwaarschrift. Mediation is een formelere vorm. De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen.

Het is de commissie die na ontvangst van een bezwaarschrift kan beoordelen of een bemiddelingspoging zinvol is. In de praktijk zal de secretaris een initiërende rol hebben om een bemiddelingsvoorstel zowel bij de commissie als de behandelende afdeling voor te leggen.

Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Deze bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd. Voor andere artikelen is het dus mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter of een lid van de commissie wordt uitgeoefend. In casu is ervoor gekozen om deze bevoegdheden te laten uitoefenen door de secretaris namens de commissie.

Artikel 8 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij het stadsdeel - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de stadsdeelbegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

Aangezien het dagelijks bestuur belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het dagelijks bestuur de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het dagelijks bestuur door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 9 Hoorzitting

Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 7 van deze verordening.

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;

c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Ad d.

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Het bepaalde in het vierde lid behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 10 Quorum

Dit artikel spreekt voor zich.

Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5). In de Gemeentestem 2008, nr. 101 is een artikel verschenen van mr. H. Piefers : “Horen en adviseren door een onvolledige bezwaarschriftencommissie”.

Artikel 11 Niet-deelneming aan de behandeling

Met dit artikel wordt de onafhankelijkheid van de commissie gewaarborgd. In het tweede lid wordt een uitzondering gemaakt in zoverre het de aangewezen raadsleden betreft. De onafhankelijkheid van de commissie wordt evengoed gewaarborgd aangezien het merendeel van de commissie bestaat uit externen. De commissie brengt een meerderheidsadvies uit. Zie ook artikel 2:4 Awb.

Artikel 12 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 15 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

Artikel 13 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dat wordt bij deze verordening bepaald.

Artikel 14 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 15 Raadkamer en advies

Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie; de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).

Artikel 16 Uitbrengen advies en verdaging

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de (wettelijke) mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

Afronding van de procedure

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee - zie artikel 16 - dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

In de artikelen 7:11 (bezwaarschrift) Awb is geregeld wat er daarna dient te gebeuren. Indien het bezwaar ontvankelijk is, dient op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden. Is een bezwaarschrift niet ontvankelijk, dan wordt aan heroverweging niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.

Omdat in het verleden bestuursorganen nogal eens bij de beslissing op bezwaarschriften louter toetsten op rechtmatigheid is in het eerste lid van art 7:11 vastgelegd dat het om een heroverweging gaat. Dat betekent dat de toetsing niet beperkt moet blijven tot vragen van rechtmatigheid, maar binnen de grenzen van de wet zich ook dient uit te strekken tot beleidsmatige en bestuurlijke aspecten.

De heroverweging dient ex nunc plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

Daarnaast dient de heroverweging op grondslag van het bezwaar te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat er geen verslechtering van de positie van degene die het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (verbod van reformatio in peius). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.

Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

Artikel 17 Jaarverslag

Het is gangbare praktijk dat de bezwaarschriftencommissie jaarlijks verslag uitbrengt over haar werkzaamheden. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven welke aantallen bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond etc.) of het bestuursorgaan contrair heeft besloten, in welke gevallen beroep wordt ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

In geval er een klacht is ingediend tegen de bezwaarschriftencommissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

Artikel 18 Inwerkingtreding en intrekking oude regelingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften Stadsdeel Oost.