Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Oost

Inspraakverordening Stadsdeel Oost

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Oost
Officiële naam regelingInspraakverordening Stadsdeel Oost
CiteertitelInspraakverordening Stadsdeel Oost
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 150 lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-201001-04-2016nieuwe regeling

03-05-2010

Amsterdams Stadsblad, Bekendmakingen Stadsdeel Oost, 2010, 18

-

Tekst van de regeling

Verordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van stadsdeelbeleid;

b. inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

c. beleidsvoornemen: het voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid, daaronder begrepen een besluit van algemene strekking, met betrekking tot een aangelegenheid die behoort tot de huishouding van het stadsdeel;

d. besluit van algemene strekking: een algemeen verbindend voorschrift dan wel een uitvoeringsbesluit, niet zijde een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

e. bestuursorgaan: het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Oost, stadsdeelvoorzitter of de deelraad van Stadsdeel Oost.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

1. Elk bestuursorgaan verleent inspraak met betrekking tot een beleidsvoornemen.

2. Geen inspraak wordt verleend:

a. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen, dan wel herzieningen die uitsluitend of hoofdzakelijk om juridisch-technische dan wel redactionele redenen worden genomen;

b. indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

c. indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

d. inzake de begroting, de rekening, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

e. indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

f. het de voorbereiding van besluiten betreffende waarvan op grond van de Wet ruimtelijke ordening afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard, alsmede een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening.

g. ten aanzien van ontheffingen op grond van de Wet geluidhinder.

h. het een beleidsvoornemen betreft dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van het stadsdeel;

i. het een beleidsvoornemen betreft dat rechtstreeks voortvloeit uit een besluit waarover inspraak al heeft plaatsgevonden;

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

1. Inspraak wordt verleend aan ingezetenen van het stadsdeel Oost en belanghebbenden.

2. In gevallen waarbij een beleidsvoornemen slechts gevolgen kan hebben of slechts van belang kan zijn voor een deel van het stadsdeel, zijn tot inspraak gerechtigd:

a. ingezetenen die in het betrokken deel van het stadsdeel woonachtig zijn;

b. belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

1. Op de inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Verslag bijeenkomst

1. Indien er een bijeenkomst wordt georganiseerd voor het naar voren brengen van mondelinge zienswijzen als bedoeld in artikel 3.15 Awb wordt hiervan een verslag gemaakt.

2. Dit verslag dient binnen 10 dagen toegestuurd te worden aan degene die op de presentielijst de voor toezending van het verslag vereiste gegevens hebben vermeld.

3. Van toezending kan worden afgezien, indien het aantal deelnemers aan de bijeenkomst groter is dan vijftig. In dat geval wordt bekendgemaakt waar het verslag kan worden ingezien.

Artikel 6 Eindverslag

1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

2. Het eindverslag bevat in elk geval:

a. een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

b. een zakelijke weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

c. een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

Artikel 7 Klachtprocedure

1. Ten aanzien van de wijze waarop aan deze verordening in een specifiek geval uitvoering is gegeven - met uitzondering van besluiten om geen inspraak te verlenen - alsmede van de wijze waarop een inspraakprocedure heeft plaatsgevonden, kan een belanghebbende een klacht indienen bij het bestuursorgaan. Een klacht wordt behandeld met inachtneming van hoofdstuk 9 van de Awb.

2. Indien een klager niet tevreden is over de behandeling van zijn klacht, kan hij zich wenden tot de Gemeentelijke Ombudsman. De Verordening gemeentelijke ombudsman is in dat geval van toepassing.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking en is van toepassing op de inspraakprocedures die gestart zijn na die datum. Op dat moment vervallen de ‘Inspraakverordening van Stadsdeel Zeeburg’, laatstelijk gewijzigd op 15 november 2009, onder registratienummer 2009/5464 en de ‘Inspraakverordening Stadsdeel Oost Watergraafsmeer’, laatstelijk gewijzigd op 11 november 2007, onder registratienummer 2007/ 71045.

2. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Inspraakverordening Stadsdeel Oost’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 mei 2010.

(...), griffier   (...), raadsvoorzitter

I  Algemene toelichting

Artikel 150 van de Gemeentewet

Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad (en via de Verordening op de stadsdelen aan de deelraad) de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen.  Reden om de inspraakverordening opnieuw vast te stellen is de herindeling van de stadsdelen per 1 mei 2010. Inhoudelijk is deze verordening vrijwel identiek aan de verordeningen van de voormalige stadsdelen Zeeburg en Oost Watergraafsmeer.

Alternatieven voor inspraak

Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het stadsdeelbestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (regeling via het reglement van orde of een commissieverordening). Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, referenda enz. Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

Inspraak richt zich specifiek op het naar voren brengen van bedenkingen en bezwaren tegen concrete voorstellen/beleidsvoornemens. Inspraak kan om die reden ook worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming of burgerparticipatie. Processen met burgerparticipatie zijn gericht op het vooraf meedenken, -werken, adviseren en zo mogelijk meebeslissen. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.

De deelraad kan dan ook teneinde burgerparticipatie te vergroten nadere regels stellen over de wijze waarop en de mate waarin het dagelijks bestuur ingezetenen van het stadsdeel en belanghebbenden dient te betrekken bij het beleidsontwikkelingsproces. Te denken valt aan de voormalige participatienota van Oost-Watergraafsmeer.

II  Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a. Inspraak: er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding van het beleid van het stadsdeel en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.

Inspraak is een wettelijk verankerd recht en richt zich specifiek op het naar voren brengen van bedenkingen en bezwaren tegen concrete voorstellen.

b. Inspraakprocedure: de verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. In de verordening is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

c. Beleidsvoornemen: het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Dat beleidsvoornemen moet wel voldoende geconcretiseerd zijn: de burger moet kunnen weten wat het bestuur van plan is. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

d. Besluit van algemene strekking: in tegenstelling tot beschikkingen vallen besluiten van algemene strekking onder de Inspraakverordening. Te denken is aan algemeen verbindende voorschriften zoals een verordening die voorschriften bevat waaraan burgers zich moeten houden. Deze worden door de deelraad vastgesteld. Het dagelijks bestuur verzorgt in het voortraject de inspraak om te komen tot een voorstel aan de deelraad. Ook het dagelijks bestuur kan besluiten van algemene strekking nemen. Bij deze besluiten gaat het niet om het in leven roepen van het voorschrift zelf. Dat is een bevoegdheid van de deelraad. Gedoeld wordt op besluiten ter uitvoering van een verordening die een voorschrift op een bepaalde plek of tijd concretiseren. Een voorbeeld hiervan is het benoemen van een plein waar geen alcohol mag worden genuttigd. De mogelijkheid tot het nemen van zo’n besluit is in de APV gegeven. Dit besluit is van algemene strekking omdat het op die plaats voor een ieder geldt. Een ander voorbeeld is het instellen van een parkeergebied (op grond van de Parkeerverordening), of het besluit tot het instellen van een verkeersregime (op grond van de Wegenverkeerswet)

e. Bestuursorgaan: het dagelijks bestuur, de stadsdeelvoorzitter en de deelraad zijn alle bestuursorganen van het stadsdeel Oost. Echter voor wat betreft de beleidsvoorbereiding ligt het zwaartepunt van de inspraak bij het dagelijks bestuur. In de gevallen dat de deelraad tot een besluit moet komen, zoals voor het vaststellen van een verordening, wordt door het dagelijks bestuur over dit voorstel de inspraak verzorgd. Indien de deelraad dit wenst kan zij vervolgens belanghebbenden eventueel nog de gelegenheid bieden om in te spreken over dit onderwerp in commissie of deelraad.

De stadsdeelvoorzitter wordt hier genoemd omdat deze bepaalde bevoegdheden namens de burgemeester uitoefent. Een voorbeeld betreft de in art. 2.16 APV opgenomen bevoegdheden (straatartiesten). Indien het om beleidsbesluiten gaat zijn deze voor inspraak vatbaar.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

Het verlenen van inspraak is en blijft het uitgangspunt in de voorbereiding van bestuurlijke besluiten. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. Tijdverlies, dubbel werk en herhalingen van zetten zijn niet bevorderlijk voor een goede verhouding tussen stadsdeelbestuur en burger.

Inspraak houdt niet in dat het bestuur daaraan gebonden is. Het bestuur zal hierin steeds uiteindelijk zijn eigen afwegingen dienen te maken. Het geven van inspraak terwijl de kern van het besluit op voorhand niet veranderbaar is, is vanzelfsprekend niet zinvol. Met het oog hierop wordt in het tweede lid van artikel 2 een aantal uitzonderingen op de inspraak opgenomen. Zo leent een besluit waarin het stadsdeelbestuur geen beleidsvrijheidheeft zich niet voor inspraak, omdat de burger geen invloed kan uitoefenen om een ander besluit tot stand te laten komen. Een andere uitzondering betreft de financiële besluiten, zoals die over tarieven, belastingen, leges en begroting. Het gaat hier om besluiten waarin bij uitstek, in bestuurlijke en politieke zin integrale afwegingen aan de orde zijn, die in het samenspel tussen dagelijks bestuur en deelraad tot stand komen. Ook wordt geen inspraak verleend bij de voorbereiding van besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om het vaststellen van een structuurplan of bestemmingsplan, een uitwerkingsplan en om voorbereidingsbesluiten op grond van artikel 3.7. Wro. Voorheen stelde artikel 6a Wro inspraak op deze besluiten verplicht. Dit wetsartikel is vervallen omdat op deze besluiten de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is verklaard. Voor wat betreft uitwerkingsplannen is de procedure vastgelegd in het bestemmingsplan dat de uitwerkingsplicht bevat (“moederplan”). Tevens zijn besluiten op grond van de Wet geluidhinder van inspraak uitgezonderd. In de praktijk betekenen deze inspraakprocedures veel tijdverlies, terwijl er geen sprake is van een toegevoegde waarde voor de uiteindelijke besluitvorming. Van de mogelijkheid tot inspraak werd niet of nauwelijks gebruik gemaakt. De wet en de bijbehorende besluiten bieden expliciet de mogelijkheid om op deze besluiten geen inspraak te verlenen (zie bijvoorbeeld artikel 28a van het ‘Besluit geluidhinder spoorwegen’ en artikel 16a ‘Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen’.)

Overigens wordt inspraak altijd verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Hieronder is opgesomd welke wettelijke verplichtingen op dit moment gelden.  Let op dit is geen uitputtende lijst. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:

a. de voorbereiding van het gemeentelijke milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (Wm);

b. de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 Wm (artikel 10.26, tweede lid, Wm);

c. voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning (artikel 11 Wet maatschappelijke ondersteuning);

d. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, IOAZ) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42 IOAW);

e. de voorbereiding van een welstandsnota (artikel 12a, tweede lid Woningwet);

f. de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid Woningwet);

g. op basis van artikel 14a, lid 1, van de Monumentenwet 1988 is op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning, als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet 1988, Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Jurisprudentie Er zijn geen wettelijke beletselen om bij het in procedure brengen van het ontwerpplan (ontwerpbestemmingsplan) af te wijken van het voorontwerp dat aan inspraak onderworpen is geweest. Dit neemt niet weg dat, indien de afwijkingen ten opzichte van het voorontwerp naar aard en omvang zodanig zijn dat een geheel ander plan is ontstaan, dit aanleiding kan zijn de inspraak opnieuw een aanvang te laten nemen. In dit geval oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) dat terecht geen nieuwe inspraak is opengesteld (ABRS 22 januari 2003, inzake nummer 200001851/1, LJN-nummer AF3164).

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

Een belanghebbende is volgens de Awb diegene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is

betrokken. Dit houdt bijvoorbeeld in dat in stadsdeel Oost gevestigde bedrijven doorgaans inspraakgerechtigd zijn. De kring van inspraakgerechtigden kan zeer ruim zijn, maar het beperken van de kring is ook mogelijk, zie het tweede lid van dit artikel. Niet iedereen heeft altijd het recht op het geven van zijn zienswijze. Het kan zijn dat een bepaald beleidsvoornemen een zo kleine uitstraling kent dat de effecten daarvan nooit alle bewoners in het stadsdeel raken. Inspraak is geen vrijbrief om zich te bemoeien met conceptbesluiten die iemand helemaal niet raken.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn vanwege de afstemming op andere lopende procedures. Wel moet er genoeg tijd voor belanghebbende zijn om te reageren. Vier weken wordt als een redelijke minimumtermijn gezien.

Op grond van artikel 150 Gemeentewet is het mogelijk een of meer standaardprocedure(s) te ontwikkelen die wanneer nodig kan (kunnen) worden ingezet. 

Procedure

Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt volgens artikel 3:12, eerste lid, Awb van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit kennis gegeven in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. In de kennisgeving wordt vermeld:

- zakelijke inhoud van het ontwerpbesluit;

- waar en wanneer het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage zullen liggen;

- wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;

- op welke wijze dit kan geschieden;

- indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid (een aanvraag die zeer ingewikkeld is of een omstreden onderwerp betreft): de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Het vierde lid van artikel 3:11 Awb bepaalt dat de stukken ter inzage moeten liggen voor de duur van de termijn waarbinnen zienswijzen kunnen worden ingebracht: zes weken.

Terinzagelegging vindt in elk geval plaats ten kantore van het stadsdeel.

Vanaf het tijdstip waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, kunnen gedurende zes weken mondeling en schriftelijk zienswijzen naar voren worden gebracht.

Als het gaat om een besluit op aanvraag moet het bestuursorgaan binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een definitief besluit nemen. Bij zeer ingewikkelde of omstreden onderwerpen kan deze termijn met een redelijke termijn worden verlengd.

Artikel 3:13 Awb regelt de persoonlijke kennisgeving aan belanghebbenden. Voorafgaand aan de terinzagelegging moet het ontwerpbesluit aan de aanvrager en eventuele belanghebbenden worden toegezonden. De persoonlijke kennisgeving moet voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in het derde lid van artikel 3:12 Awb. De wetgever vindt dit een zodanig essentiële rechtswaarborg, dat deze in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is opgenomen.

De wetgever vindt het van wezenlijk belang dat inspraakgerechtigden aan de procedure deelnemen op basis van een actueel en bijgewerkt dossier. Hiertoe is artikel 3:14 Awb opgenomen.

Artikel 5 Verslag bijeenkomst

Er is gekozen voor een termijn van tien dagen waarbinnen het verslag van de inspraakbijeenkomst gereed moet zijn en toegestuurd kan worden aan de aanwezigen van de bijeenkomst.

Artikel 6 Eindverslag

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Een en ander houdt in dat het dagelijks bestuur het eindverslag ter kennis brengt aan de deelraad en toezendt aan degenen die hebben ingesproken. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd op de website van het stadsdeel en in de stadsdeelkrant. Als het aantal insprekers omvangrijk (>10) is, kan van toezending worden afgezien en wordt volstaan met publicatie op de website van het stadsdeel en in de stadsdeelkrant. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid te verschaffen omtrent de communicatie.

De stadsdeelvoorzitter is overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 7 klachtprocedure

In de Awb is inmiddels een regeling getroffen voor de behandeling van klachten. Er is geen reden om voor klachten over de inspraak een afwijkende procedure te handhaven. Wordt de klacht niet naar tevredenheid afgedaan, dan kan een klacht worden ingediend bij de gemeentelijke ombudsman. Aan diens onafhankelijke en objectieve wijze van behandeling van klachten behoeft niet te worden getwijfeld.

Artikel 8 Inwerkingtreding, intrekking verordeningen en citeertitel

Met deze bepaling worden de bestaande inspraakverordeningen van de fuserende stadsdelen  ingetrokken. De datum van bekendmaking is de datum waarop de oude verordeningen vervallen.