Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maarssen

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren te Maarssen.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maarssen
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren te Maarssen.
Citeertitel Parkeerverordening 1998
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp Ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke datum bekendmaking was niet te achterhalen en is derhalve geschat. Op basis van deze inschatting is de datum inwerkingtreding geschat. Zekerheidshalve is deze regeling nog een keer bekendgemaakt in het Nieuwsblad voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek van 25-11-2010. 

De verordening is op 18 december 2012 opnieuw vastgesteld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wegenverkeerswet 1994, art. 2a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-2012Bekrachtiging

18-12-2012

Nieuwsblad voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek, 20-12-2012

M94
08-10-199827-01-2014Nieuwe regeling

28-09-1998

Nieuwsblad voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek, 07-10-1998

M94

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening 1998

De raad van de gemeente Maarssen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 september 1998;

gehoord de commissie voor ruimtelijke ordening, verkeer, bouwen/wonen en milieu;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeersweg 1994;

besluit:

vast te stellen de navolgende

VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN PARKEERPLAATSEN EN DE VERLENING VAN VERGUNNINGEN VOOR HET PARKEREN IN MAARSSEN

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt, voorzover niet uitdrukkelijk anders bepaald, verstaand onder:

  • a.

    het RVV 1990:

    het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    b.Wegenverkeersweg 1994:

    De Wegenverkeerswet van 21 april 1994, Stb.475;’

  • c.

    c.motorrijtuigen:

    hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet 1994:

  • d.

    parkeren:

    het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen danwel het onmiddellijk laden of lossen van zaken op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder:

    degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeersweg 1994 (Stb.1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    belanghebbendeplaats:

    een parkeerplaats die:

  • 1.

    is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

  • 2.

    gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • g.

    vergunning:

    een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

  • h.

    h.vergunninghouder:

    de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de vergunning is verleend.

HOOFDSTUK 2 AANWIJZING PARKEERGELEGENHEDEN, PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS EN VERGUNNINGEN

Artikel 2
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan op aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorrijtuig wanneer deze een beroep of bedruif uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorrijtuig te parkeren.

  • 3. De eigenaar of houder van een voertuig die voldoet aan de in het tweede lid gestelde voorwaarde, wordt wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder 2 genoemde voorwaarden.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen, zulks te hunner beoordeling, een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarde.

  • 5. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 7. De vergunning geeft geen recht op een parkeerplaats

Artikel 4
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan, met inachtneming van het bepaalde in de Awb, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 6 weken verlengen.

Artikel 5
  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste 1 jaar verlengd.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt.;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken van het motorrijtuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer een vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt.

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang;

    • h.

      indien de voor de parkeervergunning verschuldigde parkeerbelasting niet of tijdig is voldaan.

  • 2. Een beschikking tot het intrekken van een vergunning treedt niet eerder in werking dan op de achtste dag na dagtekening van die beschikking.

Artikel 7

Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer derden machtigen om namens hen uitvoering te geven aan enige bepaling betreffende verlening, wijziging of intrekking van een vergunning.

HOOFDSTUK 3 VERBODSBEPALINGEN

Artikel 8
  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorrijtuig te plaatsen of te laten staan op een belanghebbendeplaats.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 9
  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendeplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden bepalingen of voorschriften.

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in artikel 8 en 9 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie als bedoeld in artikel 23 van het wetboek Strafrecht

HOOFDSTUK 4 OVERGANS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van de Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Parkeerverordening 1998”.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op een door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar besluit bekend te maken datum.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 september 1998.

De secretaris, De voorzitter,