Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maasdonk

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid gemeente Maasdonk (2003)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maasdonk
Officiële naam regelingVerordening overleg lokaal onderwijsbeleid gemeente Maasdonk (2003)
CiteertitelVerordening overleg lokaal onderwijsbeleid gemeente Maasdonk (2003)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpOnderwijs

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-06-2003Onbekend

03-06-2003

Streekwijzer

Agendapunt 6.6

Tekst van de regeling

De raad der gemeente Maasdonk;

gezien het advies van de Adviesraad Welzijn d.d. 6 mei 2003;

gelet op artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs;

BESLUIT:

- vast te stellen de volgende:

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    schoolbestuur: het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school voor basisonderwijs, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw, dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

  • b.

    het advies van de Onderwijsraad als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

  • c.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2. Overleg

Paragraaf 2.1 Overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid
Artikel 2. Functie overlegorgaan
  • 1. Er is een overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid, waarin burgemeester en wethouders met de vertegenwoordigers van alle schoolbesturen overleg voeren over de voorbereiding en uitvoering van het lokaal onderwijsbeleid.

  • 2. In het overlegorgaan komen aan de orde:

    • a.

      de onderwerpen waarop het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) van toepassing is als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

    • b.

      overige onderwerpen van overleg aangaande het lokaal onderwijsbeleid.

  • 3. Op de onderwerpen, als genoemd in het tweede lid onder b, is artikel 9 niet van toepassing.

Artikel 3. Samenstelling overlegorgaan
  • 1. De schoolbesturen kunnen zich laten vertegenwoordigen in het overlegorgaan. Een schoolbestuur wijst daartoe maximaal 2 vertegenwoordigers aan, die namens dit schoolbestuur het overleg voeren.

  • 2. Schoolbesturen kunnen zich gezamenlijk laten vertegenwoordigen in het overlegorgaan. Ze wijzen daartoe maximaal 2 vertegenwoordigers aan.

  • 3. De portefeuillehouder onderwijs vertegenwoordigt burgemeester en wethouders in het overlegorgaan. De portefeuillehouder onderwijs fungeert als voorzitter van het overlegorgaan.

Artikel 4. Derden

Derden kunnen, indien de voorzitter van het overlegorgaan dit wenst of 1 of meer schoobesturen, genoemd in artikel 3, dit wensen, deelnemen aan een overleg. Bij derden gaat het niet om adviseurs van de schoolbesturen.

Paragraaf 2.2 Voorbereiding overleg.
Artikel 5. Uitnodiging
  • 1. Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de raad doen over een onderwerp, zenden zij de voorgenomen inhoud van dit voorstel met een toelichting daarop en de inventarisatie, als bedoeld in artikel 7, toe aan alle schoolbesturen.

  • 2. De toezending geschiedt onder bekendmaking van de plaats, de datum en het tijdstip waarop het overleg hierover zal aanvangen. Tussen de datum van de toezending van het voorstel en de datum van het overleg liggen ten minste twee weken.

  • 3. De schoolbesturen, die niet deelnemen aan het overleg, kunnen voor de datum van dit overleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders stellen de deelnemers aan dit overleg hiervan in kennis.

Artikel 6. Secretariaat

Burgemeester en wethouders voeren het secretariaat van het overlegorgaan.

Artikel 7. Voorbereiding

Burgemeester en wethouders kunnen een voorbereidend platform-overleg tussen vertegenwoordigers van de schoolbesturen en burgemeester en wethouders instellen, dat voorafgaat aan het overleg in het overlegorgaan. Dit voorbereidend overleg wordt afgerond met een inventarisatie van de onderwerpen, waarover al dan niet overeenstemming is bereikt. Per onderwerp wordt aangegeven of het gaat om een onderwerp, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a.

Artikel 8. Agenda-overleg
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een agenda-overleg instellen. Hierin wordt nagegaan, welke onderwerpen op welk tijdstip in het overlegorgaan aan de orde kunnen komen. Op grond hiervan stellen burgemeester en wethouders de agenda op.

  • 2. Aan het agenda-overleg nemen de portefeuillehouder onderwijs en een vertegenwoordiger van het platformoverleg primair onderwijs deel.

Paragraaf 2.3 Uitvoering overleg
Artikel 9. Advies onderwijsraad
  • 1. Indien een of meer schoolbesturen of burgemeester en wethouders een advies wensen over een onderwerp, waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, maken zij dit uiterlijk kenbaar in het overleg, waarin het onderwerp in finale zin aan de orde is. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van het onderwerp, waarover het advies wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen het onderwerp en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting van het onderwijs.

  • 2. Alle vertegenwoordigers krijgen in het overleg de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen over het verzoek om advies.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies. Zij doen dit uiterlijk twee weken na afloop van het overleg. Daarbij informeren zij tevens de Onderwijsraad over de in het tweede lid bedoelde zienswijzen.

  • 4. De wettelijke termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag, waarop de Onderwijsraad burgemeester en wethouders uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens, die hij nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.

  • 5. De gemeenteraad neemt gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit over het onderwerp waarover advies is gevraagd.

  • 6. Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van het uitgebrachte advies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over een onderwerp waarover advies is gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor nader overleg.

    In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader overleg over het advies wenselijk is. Zij geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.

  • 7. Het overleg, als bedoeld in het vorige lid, vindt binnen twee weken plaats nadat het advies is uitgebracht. Burgemeester en wethouders informeren de gemeenteraad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10.

Artikel 10. Verslaglegging: informeren gemeenteraad
  • 1. Burgemeester en wethouders maken een verslag van het overleg.

  • 2. Het verslag bevat een overzicht van de besproken onderwerpen, waarbij per onderwerp wordt aangegeven:

    • a.

      of het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder a of b van toepassing is;

    • b.

      of volledige, geen volledige of geen overeenstemming is bereikt;

    • c.

      de in het overleg door de deelnemers naar voren gebrachte zienswijzen en - indien van toepassing - de zienswijzen als bedoeld in artikel 5, derde lid;

    • d.

      de door de portefeuillehouder onderwijs in het overleg toegezegde wijzigingen in het oorspronkelijk voorstel.

    Indien artikel 9, eerste lid van toepassing is, wordt hiervan eveneens een weergave opgenomen in het verslag.

  • 3. Het overlegorgaan stelt het verslag vast. In afwijking hiervan kunnen burgemeester en wethouders spoedshalve het verslag ter commentaar toezenden aan de schoolbesturen. Binnen 10 dagen na de dag waarop het conceptverslag is toegezonden, maken de schoolbesturen, die deel hebben genomen aan het overleg schriftelijk hun opmerkingen over het conceptverslag kenbaar. Burgemeester en wethouders stellen het verslag vast met inachtneming van de opmerkingen. De door 1 of meer schoolbesturen kenbaar gemaakte opmerkingen ten aanzien van het concept-verslag, worden door burgemeester en wethouders ter kennis gebracht van alle schoolbesturen.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen het verslag gelijktijdig met het voorstel over het onderwerp ter kennis van de gemeenteraad. Voor zover burgemeester en wethouders afwijken van de tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstel aan de gemeenteraad. Daarbij geven zij de redenen aan van het niet geheel overnemen van deze zienswijzen.

Artikel 11 Heropening overleg
  • 1. Indien uit het oordeel van de betrokken adviesraad over het voorgenomen voorstel aan de gemeenteraad over het onderwerp blijkt dat de meerderheid van de adviesraad of een deel van de adviesraad, dat volgens burgemeester en wethouders geacht wordt een meerderheid in de gemeenteraad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaatsvinden. Burgemeester en wethouders beslissen daarover. Zij heropenen het overleg in ieder geval, indien de inhoudelijke bijstelling betrekking heeft op een onderwerp, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, waarover overeenstemming in het overlegorgaan was bereikt.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders het overleg heropenen, dan roepen zij het overlegorgaan zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk voor het moment, waarop de gemeenteraad een definitief besluit neemt over het onderwerp. In dit overleg hebben de vertegenwoordigers de gelegenheid om hun zienswijzen te geven op het oordeel van de adviesraad. Burgemeester en wethouders informeren de gemeenteraad over het resultaat van dit overleg in de vorm van een aanvulling van het verslag als bedoeld in artikel 10. De gemeenteraad betrekt de in dit aanvullend verslag neergelegde zienswijzen bij zijn definitieve besluitvorming over het onderwerp.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 12. Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, gehoord de vertegenwoordigers van de schoolbesturen in het overleg.

Artikel 13. Citeertitel en inwerkingtreding
  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid gemeente Maasdonk.

  • 2. Deze verordening treedt, onder gelijktijdige intrekking van de verordening procedure overleg huisvesting, in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 3 juni 2003

De raad voornoemd.

de griffier, de voorzitter

Algemene toelichting

1. Goed overleg: belangrijk instrument voor lokaal onderwijsbeleid.

Door de decentralisatie van een aantal rijkstaken op onderwijsgebied naar de gemeenten zullen op lokaal niveau gemeenten en schoolbesturen in toenemende mate met elkaar in overleg treden. Ze zijn de centrale partners in het lokaal onderwijsbeleid. Daarnast zijn andere hierbij betrokken, zoals de schoolbegeleidingsdienst, welzijnsinstellingen en de jeugdhulpverlening. Afhankelijk van de onderwerpen zullen ook zij bij het lokale overleg betrokken worden.

Overleg is het belangrijkste instrument van het lokaal onderwijsbeleid. Overleg maakt het mogelijk om van de beleidsontwikkeling een interactief proces te maken. Een proces waarin de concrete vraagstukken, die zich in de gemeente voordoen, worden opgepakt. De gezamenlijke analyse en aanpak, dicht bij de onderwijspraktijk, maken maatwerk in de vorm van op de lokale situatie toegesneden oplossingen mogelijk. Uiteraard binnen het kader van de wet- en regelgeving. Daarin zit de meerwaarde van lokaal onderwijsbeleid.

Goed en instructief overleg veronderstelt, dat de overlegpartners hun uiterste best doen om tot consensus te komen. In de wet- en regelgeving rond het lokaal onderwijsbeleid heeft de wetgever de consensusgedachte tot uiting gebracht door de introductie van de terminologie van ''op overeenstemming gericht overleg'' = OOGO. Zo kan een gemeenteraad een vierjaarlijks plan voor de bestrijding van onderwijsachterstanden pas vaststellen, nadat daarover met de schoolbesturen op overeenstemming gericht overleg is gevoerd. Het belang, dat de wetgever hecht aan goed en serieus overleg, komt ook tot uiting in de wettelijke verplichting voor gemeenten om voor de diverse domeinen van het lokaal onderwijsbeleid een regeling vast te stellen voor het overleg met de schoolbesturen (zie ook paragraaf 2). In deze regeling dienen met name procedurele en organisatorische aspecten rond de inrichting van het overleg te worden vastgesteld.

Uitgangspuntne bij de opzet van deze verordening zijn:

- Samenhang: Er is gekozen voor de instelling van een overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid, waarin de hoofdlijnen van het lokaal beleid als geheel besproken kunnen worden. Verkokering door opsplitsing in een afzonderlijk bestuurlijk overleg voor bijvoorbeeld huisvesting, achterstandenbeleid en schoolbegeleiding moet worden voorkomen. Voorbereiding en uitwerking van hoofdlijnen kunnen natuurlijk zinvol zijn in aparte overleggremia (werkgroepen die ingesteld worden door het overlegorgaan).

- Representativiteit: De wetgeving schrijft voor, dat de gemeente het op overeenstemming gericht overleg, voert met de besturen van alle scholen. Dit sluit niet uit dat gezocht wordt naar een overlegvorm, waarbij gesproken wordt met representatieve vertegenwoordigers van schoolbesturen. Om redenen van doelmatigheid is dit met name van belang voor gemeenten, waar een groot aantal schoolbesturen actief is.

- Helderheid gemeentelijke rol: De lokale overheid moet in alle gevallen duidelijk zijn over de hoedanigheid waarin ze aan het overleg deelneemt: als lokale overheid of schoolbestuur. Iedere gemeente bepaalt zelf hoe ze het openbaar onderwijs wil besturen. Wanneer de rollen van schoolbestuur en lokale overheid niet worden gescheiden, dan is het in elk geval wenselijk om de beide rollen in het lokaal overleg duidelijk te onderscheiden. De toelichting op het artikel over de vertegenwoordiging in het overleg (artikel 3 van de voorbeeldverordening) geeft een aantal mogelijkheden om dit onderscheid aan te brengen.

- Raamwerk: De voorbeeldverordening van de VNG uit 1996 is een raamwerk voor het overleg. Met inachtneming van de wijzigingen in december 1998 is deze verordening ''omgebouwd'' tot een verordening, die ziet op het overleg over de volle breedte van het lokale overheidshandelen op onderwijsgebied.

2. Wettelijk kader en reikwijdte verordening.

Evenals bij de decentralisatie van de onderwijsvesting het geval was, dienen gemeenten een regeling vast te stellen voor het ''op overeenstemming gericht overleg'' met schoolbesturen over het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, de schoolbegeleiding en het onderwijs in allochtone levende talen (OALT).

Op welke ''producten'' van het handelen van de lokale overheid op het terrein van het primair onderwijs is in formele zin de wettelijke formule van het ''op overeenstemming gericht overleg in samenhang met de mogelijkheid om een advies te vragen van de Onderwijsraad'' van toepassing?

Dit zijn:

- de wijziging van de verordening voor de onderwijshuisvesting;

- het gemeentelijk plan of besluit ter bestrijding van onderwijsachterstanden, incl. VVE;

- het gemeentelijk plan of besluit voor de toekenning van OALT middelen;

- het gemeentelijk plan of besluit om een deel van het budget voor schoolbegeleiding specifiek te bestemmen voor doelstellingen van het lokaal onderwijsbeleid en hiervoor criteria vast te stellen;

- voortijdig schoolverlaten;

- uitvoering leerplicht.

De laatste 2 vallen niet onder het regime van de Onderwijsraad, maar mogen wel in het overleg worden meegenomen.

3. Integrale verordening voor het onderwijsoverleg.

De gemeente kan ervoor kiezen om per onderdeel van het lokaal onderwijsbeleid een aparte verordening vast te stellen. Dit is omslachtig en miskent het gegeven, dat deze zaken onderling grote samenhang vertonen en tezamen het lokaal onderwijsbeleid vormen.

4. Delegatie gemeenteraad aan burgemeester en wethouders.

De verordening heeft als uitgangspunt, dat burgemeester en wethouders alle uitvoerende aspecten van het overleg over het lokaal onderwijsbeleid voor hun rekening nemen. Zo voeren zij het overleg met de schoolbesturen van alle scholen in de gemeente, voeren het secretariaat en zijn belast met de indiening van het verzoek om advies bij de Onderwijsraad.

Impliciet betekent dit, dat bij de vaststelling van de verordening de gemeenteraad een aantal zaken delegeert aan burgemeester en wethouders. De basis voor deze delegatie is neergelegd in artikel 156 van de Gemeentewet. Met de vaststelling van de overlegverordening bepaalt de gemeenteraad dus wat hij aan bevoegdheden aan zich wil houden en op welke onderdelen de uitoefening van bevoegdheden wordt gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.

5. Geen nadere regeling voor stemverhoudingen.

Partijen moeten zich tot het uiterste inspannen om tot overeenstemming te komen. Er vindt echter geen finale besluitvorming plaats in het overlegorgaan, omdat de wetgever dit heeft voorbehouden aan de gemeenteraad overeenkomstig het principe van territoriale decentralisatie. Indien in bestuurlijk onderwijsoverleg volledige overeenstemming wordt bereikt, zal de gemeenteraad alleen goed gemotiveerd van dit standpunt kunnen afwijken.

De gemeenteraad zal de kracht van eventuele argumenten en het draagvlak, dat daarvoor bestaat binnen het onderwijsveld, in onderlinge samenhang dienen te betrekken bij zijn uiteindelijke besluitvorming over een van de onderwerpen in het kader van het lokaal onderwijsbeleid.

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1. Begripsbepalingen

De schoolbesturen, die worden uitgenodigd voor het bestuurlijk overleg, zijn de bevoegde gezagsorganen van alle scholen, die zijn gesitueerd op het grondgebied van de gemeente en vallen onder de reikwijdte van een onderwerp van lokaal onderwijsbeleid, waarop het overleg van toepassing is.

Tijdens het op overeenstemming gericht overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken om een advies uit te brengen over een onderwerp, waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is. De gemeenteraad moet dit verzoek doen, indieen een schoolbestuur dit wenst.

Artikel 2. Functie overlegorgaan

Er is voor gekozen om de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid niet alleen te richten op de onderwerpen, waarvoor wettelijk het op overeenstemming gericht overleg is voorgeschreven, maar te kiezen voor een brede opzet. Gezien de samenhang tussen de verschillende wetten en tevens uit oogpunt van harmonisatie en effectiviteit heeft een brede overlegprocedure de voorkeur.

Artikel 3. Samenstelling overlegorgaan

Een schoolbestuur is uiteraard vrij om al of niet deel te nemen in het overlegorgaan. Indien een bestuur daarin plaatsneemt, wijst het hiervoor een of meer vertegenwoordigers aan. Uiteraard dient de mogelijkheid te worden geboden, dat de vertegenwoordigers zich laten bijstaan door een of meerdere adviseurs. Het schoolbestuur bepaalt door wie het zich laat vertegenwoordigen, door leden van het bestuur, management, bovenschoolse manager, enz.

Artikel 4. Derden

Afhankelijk van het onderwerp van het overleg kunnen derden, niet te verwarren met de adviseurs van de gemeente of het schoolbestuur, als deelnemer worden toegelaten tot het overleg. Denk bijvoorbeeld aan het consultatiebureau, de peuterspeelzalen, de kinderopvang, maatschappelijk werk, welzijnswerk, OBD, politie, enz.

Artikel 5. Uitnodiging

De strekking van dit artikel is, dat in procedurele zin wordt gewaarborgd, dat de schoolbesturen tijdig worden ingeschakeld in het traject, dat moet leiden tot een besluit over een onderwerp, waarop het overleg van toepassing is.

De gemeente is gehouden om een ''aangekleed'' voorstel toe te zenden. In de vorm van een toelichting wordt de overlegpartners inzicht gegeven in de achtergronden van het voorstel. Tevens dient te worden aangegeven of het overleg over het voorstel moet worden aangemerkt als OOGO.

Artikel 6. Secretariaat

In formele zin zijn burgemeester en wethouders belast met het voeren van het secretariaat van het overlegorgaan. De praktijk is dat het secretariaat wordt verzorgd door een of meer gemeenteambtenaren van de afdeling onderwijs-welzijn.

Artikel 7. Voorbereiding

De praktijk laat vaak zien, dat een overleg wordt voorafgegaan door het nodige (technische) vooroverleg. Dit overleg heeft tot doel om onderwerpen in inhoudelijke en technische zin voor te bereiden voor de bespreking in het overlegorgaan. De bereikte overeenstemming en overgebleven verschillen van inzicht in het vooroverleg vormen de basis van het overleg in het overlegorgaan. Burgemeester en wethouders kunnen dit voorbereidend overleg instellen. Zij doen dit uiteraard in nauw overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.

Artikel 8. Agenda-overleg

In het agenda-overleg kan onderzocht worden, welke onderwerpen op welk tijdstip in het OOGO aan de orde komen en welke onderwerpen op welk tijdstip in andere vormen van overleg. Burgemeester en wethouders stellen dit overleg in. Zij doen dit, evenals bij het voorbereidend overleg, in samenspraak met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.

Artikel 9. Advies Onderwijsraad

Dit artikel betreft de rol van de Onderwijsraad. Daar waar het lokaal onderwijsbeleid inzake huisvesting, schoolbegeleiding, achterstandenbeleid en OALT de grondwettelijke vrijheid van richting en vrijheid van inrichting van het onderwijs raakt, kan de Onderwijsraad in beeld komen. Niet als geschillenbeslechter, maar als adviseur van de lokale overheid. Maar wel, wanneer een schoolbestuur zich beroept op strijdigheid met deze grondwettelijke aspecten van onderwijsvrijheid, in de vorm van een verplichting voor de gemeente om advies te vragen. Burgemeester en wethouders dienen een mogelijk verzoek om davies in bij de Onderwijsraad. Zij doen dit uiterlijk twee weken na afloop van het overleg. De adviestermijn bedraagt vier weken. De wettelijke bepalingen geven aan, dat de termijn van vier weken wordt opgeschort, indien de Onderwijsraad op redelijke gronden aanvullende gegevens nodig heeft over een goede vervulling van zijn taak.

Verder bepaalt de wet dat de gemeenteraad geen besluit neemt over een onderwerp, waarop het overleg van toepassing is, alvorens de termijn is verstreken, waarbinnen de Onderwijsraad advies moet uitbrengen.

Artikel 10. Verslaglegging en informeren gemeenteraad

De gemeenteraad zal bij zijn besluitvorming over het onderwerp, waarop het overleg van toepassing is de argumenten en zienswijzen moeten wegen, die in het overleg naar voren zijn gebracht. Hiertoe is het van belang, dat de gemeenteraad zich een duidelijk beeld kan vormen van de inhoud en strekking van hetgeen tijdens en voor het overleg is aangevoerd. De raad wordt hierover op de hoogte gebracht via toezending van het verslag van het overleg. In het verslag wordt per onderwerp aangegeven of het OOGO van toepassing is. Daarnaast wordt per onderwerp aangegeven in hoeverre er in het overlegorgaan overeenstemming over het onderwerp is bereikt.

Artikel 11. Heropening overleg

De uitkomst van het overleg vormt een belangrijk gegeven in de verdere besluitvormingsprocedure (adviesraad en gemeenteraad) over een onderwerp, waarop het overleg van toepassing is. In het voorstel van burgemeester en wethouders is aangegeven op welke wijze is omgegaan met de gebrachte zienswijzen. Indien er in het verdere besluitvormingsproces signalen komen dat vermoedelijk wordt afgeweken van het voorstel van burgemeester en wethouders en dat daarmee de uitkomst van het overleg in een ander licht komt te staan, komt de vraag aan de orde of de mogelijkheid moet worden geboden om over de gewijzigde situatie het overleg te heropenen. Een eventueel hernieuwd overleg is in dit artikel gekoppeld aan het resultaat van de bespreking van het voorstel van burgemeester en wethouders in de adviesraad, waarin onderwijsaangelegenheden aan de orde komen. Indien de adviesraad of een deel daarvan dat een meerderheid vertegenwoordigt in de gemeenteraad aanleiding ziet voor een standpunt om te komen tot inhoudelijke bijstellingen in het voorstel van burgemeester en wethouders, dan kan dit aanleiding zijn om het overleg bijeen te roepen.

In 1 specifiek geval moeten burgemeester en wethouders het overleg heropenen, namelijk indien dit oordeel betrekking heeft op inhoudelijke onderdelen van het voorstel, waarover in het OOGO overeenstemming was bereikt. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht, dat deze consensus een zwaarder gewicht kan hebben dan een bereikte overeenstemming over een onderwerp, waarover de wetgever geen OOGO heeft voorgeschreven.

Er kunnen zich in dit laatste geval naar aanleiding van de behandeling in de adviesraad verschillende situaties voordoen:

  • 1.

    Over (onderdelen van) het voorstel dat burgemeester en wethouders hebben ingebracht bestond in het overleg volledige overeenstemming. Het afwijkende meerderheidsstandpunt van de adviesraad daarover betekent dus ook een afwijking van de bereikte consensus in het overleg. In een dergelijk geval heropenen burgemeester en wethouders het overleg. Het spreekt voor zich, dat het daarbij dient te gaan om aspecten met een zekere importantie. Vandaar dat gekozen is voor de formulering dat het moet gaan om een ''inhoudelijke'' bijstelling. Het zou bijvoorbeeld overdreven zijn om voor kleine technische bijstellingen een bestuurlijk overleg bijeen te roepen.

  • 2.

    De afwijkende visie van de adviesraad strookt met de afwijkende zienswijzen zoals die gezamenlijk door de vertegenwoordigers van de schoolbesturen zijn ingebracht in het overleg. In een dergelijke situatie lijkt het opnieuw bijeenroepen van het overleg niet noodzakelijk, tenzij burgemeester en wethouders dit dienstig vinden voor hun standpuntbepaling over het meerderheidsstandpunt van de adviesraad.

  • 3.

    De afwijkende visie van de adviesraad strookt met de zienswijze, zoals die door een deel van de schoolbesturen in het overleg naar voren is gebracht. In deze situatie kan het bijeenroepen van het overleg gewenst zijn in verband met de positie van de schoolbesturen, die hun zienswijze niet gehonoreerd zien. Burgemeester en wethouders bezien de noodzaak daartoe.

Het voordeel van de in artikel 11 neergelegde procedure is dat het gemeentelijk besluitvormingsproces voortgaang kan vinden zonder het gewicht van het overleg geweld aan te doen. het voorstel van burgemeester en wethouders, al dan niet bijgesteld naar aanleiding van de behandeling in de adviesraad, kan namelijk doorgaan naar de raad. Het resultaat van het heropende overleg kan vervolgens ter kennis worden gebracht van de raad. Dit resultaat wordt door de raad betrokken bij de uiteindelijke besluitvorming. Dit positioneert de gemeenteraad ook als hoogste bestuursorgaan in de gemeente, die alles afwegend een finale beslissing neemt.

Artikel 12. Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

Wanneer de verordening voor het overleg in bepaalde zaken niet voorziet, dan nemen burgemeester en wethouders een beslissing. Aangezien dergelijke beslissingen (in de richting van) het overleg raken,is erin voorzien dat B en W hierover de andere partijen uit het overleg horen. Daaruit zou bijvoorbeeld kunnen blijken dat het wenselijk wordt geacht om:

- bepaalde zaken nader te regelen (reglement van orde of huishoudelijke reglement);

- bepaalde zaken via een aan de gemeenteraad voor te leggen wijziging vast te leggen in de verordening op het overleg.

Artikel 13. Citeertitel en inwerkingtreding

Bij de inwerkingtreding van de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid dient de verordening procedure overleg huisvesting te worden ingetrokken. Zoals bij artikel 2 al is vermeld, is gekozen voor een brede overlegverordening, waaronder ook het overleg over de inhoud van de verordening voor de onderwijshuisvesting is begrepen.