Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maasdonk

Welstandsnota (2004)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maasdonk
Officiële naam regelingWelstandsnota (2004)
CiteertitelWelstandsnota (2004)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp(Ver)bouwen en welstand (omgevingsvergunning)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

vergadering van 6 mei, zijn de gebieden ''Heiduinen, Vinkel-Zuid en ''Verlengde de Run'' toegevoegd

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-2004Onbekend

15-06-2004

Streekwijzer

Onbekend

Tekst van de regeling

Welstandsnota

Juni 2004 projectnummer 88.49.01.00 Er zijn geen kaarten (afbeeldingen) in dit document opgenomen. Het orgineel van dit bestand is in te zien bij de gemeente Maasdonk of als PDF-bestand (met afbeeldingen) van de webiste van Maasdonk te downloaden.

INHOUD

1 welstandsbeleid

  • 1.1

    doel van de nota

  • 1.2

    relatie met andere beleidsterreinen

  • 1.3

    vaststelling en evaluatie van het welstandsbeleid

  • 1.4

    handhaving welstandstoezicht

2 de welstandsadvisering

  • 2.1

    welstandsoordeel

  • 2.2

    het welstandsadvies (vorm en inhoud)

  • 2.3

    de welstandscommissie

  • 2.4

    indieningvereisten

3 de welstandscriteria

  • 3.1

    wettelijke basis van het welstandsadvies

  • 3.2

    een samenhangend stelsel van criteria

  • 3.3

    welstandsniveaus

  • 3.4

    beoordelingsaspecten

  • 3.5

    monumenten en welstandscriteria

  • 3.6

    excessenregeling

4 ruimtelijk kader

  • 4.1

    gemeente als geheel

  • 4.2

    opbouw landschap

  • 4.3

    karakteristiek kernen

5 gebiedsgerichte welstandscriteria

  • 5.1

    gebiedstyperingen hoofdgroepen subgroepen

  • 5.2

    gebiedscriteria en welstandsniveau

6 de deelgebieden

I heiduinen

II vinkel –zuid

1 historisch dorpsgebied

gebied 1a historisch dorpsgebied geffen

gebied 1b historisch dorpsgebied nuland

gebied 1c historisch dorpsgebied vinkel

2 bebouwingslinten

gebied 2 bebouwingslinten heeseind

3 woonwijken traditionele verkaveling

gebied 3a woonwijken traditionele verkaveling geffen

gebied 3b woonwijken traditionele verkaveling nuland

gebied 3c woonwijken traditionele verkaveling vinkel

4 forumbeweging

gebied 4a forumbeweging geffen

gebied 4b forumbeweging nuland

5 individuele woningbouw

gebied 5a individuele woningbouw nuland

gebied 5b individuele woningbouw vinkel

6 bedrijventerrein

gebied 6a bedrijventerrein geffen

gebied 6b bedrijventerrein nuland

7 buitengebied

gebied 7a rivierengebied

gebied 7b zandgronden

gebied 7c bungalowpark

7criteria voor specifieke bouwwerken

8sneltoetscriteria

9algemene welstandscriteria

bijlagen

Begrippenlijst;

Sneltoetscriteria, welstandszorg Noord-Brabant;

Deelgebiedenkaart gemeente Maasdonk;

Kaart Welstandsregiems;

Monumentenlijst en kaart;

Lijst beeldbepalende panden;

Schema welstandstoetsing;

Criteria voor specifieke bouwwerken, welstandszorg Noord-Brabant.

1 WELSTANDSBELEID

De nieuwe Woningwet, die met ingang van 1 januari 2003 is ingevoerd, roept gemeenten nadrukkelijker op om welstandsbeleid te voeren. Tezamen met Welstandszorg Noord-Brabant, heeft het college van burgemeester en wethouders van de 1 gemeente Maasdonk zich beraden op de wijze waarop

vorm en inhoud zou kunnen worden gegeven aan deze oproep. Heldere en transparante procedures met objectieve beoordelingscriteria en een meer concrete inbedding van de welstandszorg in het taakveld van ruimtelijke ordening en planning staan ons hierbij voor ogen. Ook de dwarsverbanden met de cultuurhistorie en de monumentenzorg dienen in dit beleid gestalte te krijgen.

Niet genoeg kan het belang van een goede kwaliteit van de gebouwde omgeving worden benadrukt. Het probleem dat zich echter hierbij voordoet, is dat kwaliteit door verschillende bevolkingsgroepen anders, en niet zelden tegengesteld, wordt gezien. Juist in dit spanningsveld ligt een opgave voor de raad om boven de waan van alledag een evenwichtig beleid te formuleren dat nu en in de toekomst haar waarden behoudt en recht doet aan de belangen van de verschillende bevolkingsgroepen binnen de gemeente.

1.1 doel van de nota

De gemeente maasdonk is overtuigd van het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van de inwoners van de gemeente. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van het bouwwerk alleen. Elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat. De gemeente Maasdonk wil om die redenen middels het vaststellen van deze Welstandsnota invloed blijven houden op de esthetische kwaliteiten van de (te bouwen) bouwwerken. Met deze nota kan in alle openheid een bijdrage worden geleverd aan het beheer van de dagelijkse leefomgeving, schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente. Door het ontwikkelen van zowel een intern als een extern samenhangend stelsel van beleidsregels voor de welstandsadvisering in deze nota, zet de gemeente haar visie op het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de rol van de welstandszorg uiteen. Deze welstandsnota heeft dan ook als doel de burger vooraf in alle openheid te informeren en inzicht te geven over de wijzen waarop de welstandscommissie bouwplannen zal adviseren. De criteria die bij deze advisering een rol spelen worden met deze nota meer geobjectiveerd en gemotiveerd. Hierdoor wordt de bouwplanprocedure, die uitmondt in een door het college van burgemeester en wethouders te verstrekken bouwvergunning, daardoor beter voorspelbaar.

1.2 relatie met andere beleidsterreinen

Voor een effectief en praktisch hanteerbaar kwaliteitsbeleid is het zaak zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten. Van elk instrument moet duidelijk zijn wat de reikwijdte is en hoe het te verweven is met andere beleidsinstrumenten. In het kader van deze welstandsnota is vooral de relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken 'voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening'. Datgene dat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren. In de welstandsnota kan worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten, zoals de beeldkwaliteitplannen. Dergelijke documenten worden daardoor geacht deel uit te maken van de welstandsnota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde eisen als voor de welstandsnota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die 'zo veel mogelijk' zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en die specifieke aspecten van het bouwwerk normeren. De aanwezige beeldkwaliteitplannen zullen daarmee onderdeel gaan vormen van het welstandsbeleid in de gemeente en worden gebruikt in het kader van de welstandstoets.

1.2.1 Welstandstoezicht in de huidige situatie

De gemeente voert reeds lange tijd welstandstoezicht uit. Sinds 1992 zijn hiervoor algemene welstandscriteria opgenomen in de bouwverordening:

“de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte en de stedenbouwkundige context, de massa, materiaal, maat, schaal, detaillering en kleurstelling mede in verband met de samenhang in het bouwwerk zelf“.

Daarnaast kan de gemeente specifiek beleid voeren met betrekking tot de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving. Van deze mogelijkheid wordt vooral de laatste jaren gebruik gemaakt in de vorm van beeldkwaliteitplannen. Specifiek welstandsbeleid is ontwikkeld in de Algemene notities van Welstandszorg Noord-Brabant. Dit beleid gaat in op het bouwen in het buitengebied en het bouwen van dakkapellen, erfafscheidingen, reclame-uitingen en aan-en uitbouwen, etc. Burgemeester en wethouders laten zich bij de afgifte van bouwvergunningen adviseren door een adviescommissie die bestaat uit onafhankelijke deskundigen van Welstandszorg Noord-Brabant. Elke twee weken houdt de grote commissie een zitting in één van de aangesloten gemeenten in het rayon. Planindieners en ontwerpers kunnen desgewenst een toelichting geven op het plan. Alle voor advies aangevraagde bouwplannen worden in de week tussen twee grote commissievergaderingen, in de kleine commissie van Welstandszorg Noord-Brabant, voorgelegd. Alle kleine plannen, herhalingsplannen en plannen waarvan het advies van de grote commissie als bekend kan worden verondersteld, worden direct geadviseerd. De overige plannen worden voor behandeling in de grote commissie gereed gemaakt. De uitvoering van het welstandstoezicht geschiedt door de sector Grondgebied onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders. De beleidsmedewerker van deze sector licht de plannen toe bij de welstandscommissie en zorgt voor 3 alle relevante informatie.

1.2.2 Ruimtelijk beleid: bestemmingsplannen

De gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Maasdonk is vastgelegd in Structuurvisie 1996-2010 – Ruimte voor de toekomst -. In sommige delen van de gemeente wordt een actief ruimtelijk kwaliteitsbeleid gevoerd, waarbij onder andere een instrument als het beeldkwaliteitplan wordt ingezet. Bij de gemeentelijke herindeling in 1993 zijn de gemeenten Geffen en Nuland samengevoegd tot de gemeente Maasdonk. Momenteel vigeren er in de gemeente circa 98 bestemmingsplannen. Ongeveer 81 van deze plannen zijn ouder dan 10 jaar. Het oudste geldende plan stamt uit 1972. In de komende periode wordt gewerkt aan het actualiseren van verouderde bestemmingsplannen. In de toelichting bij herziene bestemmingsplannen worden de beleidsuitgangspunten met een verwijzing naar welstand, zoals een stedenbouwkundige paragraaf of een kwaliteitsparagraaf, opgenomen. De welstandscommissie kan hierbij om advies worden gevraagd. Gezien van de verhouding tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota, is in relatie tot de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de drie dorpskernen binnen de gemeente Maasdonk het raadzaam deelgebiedgrenzen en plangrenzen op elkaar af te stemmen. Deze werkwijze is eenduidiger voor de burger. In de welstandsnota Maasdonk is hier gevolg aan gegeven. Uitzondering vormt het bedrijventerrein Nuland dat in tegenstelling tot het bestemmingsplan is ingedeeld bij de dorpskern Nuland. Tevens is een koppeling van bestemmingsplan en welstandsnota in tijd raadzaam. Door beide plannen tegelijkertijd te ontwikkelen/actualiseren kunnen inhoudswijzigingen op elkaar af worden gestemd en tevens tegelijkertijd door de gemeenteraad worden vastgesteld, doordat beide producten eenzelfde proceduretijd doorlopen.

1.2.3 Monumentenbeleid

De gemeente voert een actief monumentenbeleid waarin aandacht wordt besteed aan onderzoek en inventarisatie van cultuurhistorische waarden, met inbegrip van de archeologische monumenten en waarden. Op het grondgebied van de gemeente Maasdonk zijn in totaal 40 objecten als gemeentelijk monument aangewezen. Het betreft voornamelijk boerderijen en woningen van na 1850. Ter bevordering van de monumentenzorg, zal door de gemeente een lijst worden opgesteld met beeldbepalende panden die niet als gemeentelijk monument zijn aangewezen maar wel door hun beeldbepalende waarde onder het hoogste welstandsregiem komen te vallen. Deze beeldbepalende panden worden niet enkel gevormd door solitair gelegen bebouwingselementen maar eveneens door clusters van bebouwingselementen die tezamen een beeldbepalend karakter hebben. Deze lijst is als bijlagen aan de welstandsnota toegevoegd. In tegenstelling tot een monument voor een aanpassing van een beeldbepalend pand geen extra vergunning vereist. Neemt niet weg dat op de aanpassing of eventuele herinvulling van het perceel het hoogste welstandsregiem van toepassing is. De beeldbepalende panden worden bij de herziening van de bestemmingsplannen voor de kernen op de plankaart aangeduid. Voor de beoordeling van bouwplannen zullen wellicht extra voorschriften worden opgenomen. De beleidsinstrumenten behorende bij het monumentenbeleid zijn in de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening (22 november 1994) vastgelegd. De monumentencommissie is een onafhankelijk adviesorgaan, dat gevraagd en ongevraagd het gemeentebestuur kan adviseren. Onderdeel van de vergadering is de planbeoordeling voor wijzigingen aan rijks- en gemeentelijke monumenten. De monumentencommissie adviseert verder over uiteenlopende beleidszaken met betrekking tot de gemeentelijke monumentenzorg. Tot slot is voor de commissie een belangrijke taak weggelegd in het selecteren en beoordelen van potentiële panden voor de gemeentelijke monumentenlijst.

1.2.4 Openbare ruimte

De gemeente voert (nog) geen expliciet kwaliteitsbeleid ten aanzien van de openbare ruimte. Het opstellen van inrichtingsplannen, de uitvoering en het beheer geschieden door de gemeentelijke diensten. Op deze wijze wordt de kwaliteitsopgave ten aanzien van de openbare ruimte door de gemeente zelf geregisseerd. In de welstandsnota wordt verder niet ingegaan op groen daar deze nota enkel van toepassing is op bouwwerken.

1.2.5 Landschap

Steeds vaker moeten naast of in plaats van agrarische bedrijvigheid ook nieuwe functies een plaats krijgen in het buitengebied. Recreatief medegebruik legt extra druk op het buitengebied. Deze ontwikkelingen leiden tot een sluipende verstedelijking van het buitengebied, waarbij de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing langzaam verdwijnt of wordt aangetast. Het wordt dan ook zeer noodzakelijk geacht dat de cultuurhistorische aspecten een rol spelen bij de welstandsbeoordeling van ingrepen in het buitengebied. Tot nu toe beoordeelt de welstandscommissie vooral het uiterlijk aanzien van de gebouwen als zodanig. Op het niveau van de kavel (lokalisatie) vindt geen beoordeling plaats, op het niveau van de structuur van het landschap tot op dit moment evenmin.

1.3 vaststelling en evaluatie van het welstandsbeleid

1.3.1 Vaststelling

Met de nieuwe Woningwet wordt een gemeentelijke welstandsnota een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandstoezicht. De gemeenteraad stelt het welstandsbeleid vast. Na vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar worden gebaseerd op de criteria die in de welstandsnota zijn genoemd. De criteria in de welstandsnota moeten zo concreet mogelijk zijn en zo veel mogelijk zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk. De welstandscriteria zijn in tegenstelling tot de criteria die voorheen in de bouwverordening waren opgenomen niet langer algemeen verbindend. Ze vormen een stelsel van beleidsregels waarbinnen burgemeester en wethouders het welstandstoezicht moeten uitvoeren. Dit geeft onder meer de mogelijkheid om de welstandscriteria per gebied op maat te snijden. Het blijft bij het welstandstoezicht gaan om redelijke eisen van welstand, maar de vraag wat precies 'redelijk' is wordt per gebied ingevuld.

1.3.2 Evaluatie en aanpassingen van de welstandsnota

Na vaststelling van de welstandsnota zal de werking ervan jaarlijks in de gemeenteraad worden geëvalueerd. Dit zal gebeuren aan de hand van het jaarverslag van de welstandscommissie en een rapportage van burgemeester en wethouders over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan het welstandstoezicht. Deze evaluatie is wettelijk verplicht. Naar aanleiding van de evaluatie kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is. Voor dergelijke aanpassingen is de gemeentelijke inspraakverordening van kracht. Bij dit evaluatiegesprek kunnen burgers of vertegenwoordigers van maatschappelijke groeperingen worden betrokken. Het verslag van deze evaluatie wordt ter kennisname aan de welstandscommissie aangeboden. Minimaal eenmaal per jaar vindt er naar aanleiding van dit verslag overleg plaats tussen de verantwoordelijke portefeuillehouder en de welstandscommissie.

1.3.3 Aanvullingen op de welstandsnota

Na vaststelling van de welstandsnota zal de gemeenteraad soms ook tussentijds aanvullingen op de welstandsnota vaststellen. Dit is met name het geval bij grotere nieuwe projecten, waarvoor de welstandscriteria voortaan in het kader van de stedenbouwkundige planvoorbereiding worden opgesteld. Dit kan bijvoorbeeld in een beeldkwaliteitplan, dat vervolgens als aanvulling in de welstandsnota verwerkt kan worden. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

1.3.4 Verslag burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een verslag op voor de gemeenteraad over de wijze waarop zij met hun verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het welstandstoezicht van het afgelopen jaar zijn omgegaan. Daarnaast wordt melding gemaakt van het aantal malen dat burgemeester en wethouders gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn te verdagen Deze rapportage dient uiterlijk in juli van het volgende jaar gereed te zijn. In de rapportage komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:

  • De wijze waarop burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen;

  • In welke categorieën van gevallen zij de aanvraag voor een lichte bouwvergunning niet aan de welstandscommissie hebben voorgelegd en op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing hebben gegeven aan de welstandscriteria;

  • In welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van ‘ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand’ (artikel 19 Woningwet) zijn overgegaan en of zij na die aanschrijving zijn overgegaan tot bestuursdwang.

1.4 handhaving welstandstoezicht

De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. De gemeente zal prioriteit geven aan het handhavingsbeleid en illegale bouwwerken of gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan actief opsporen en daar tegen optreden. Als voor een vergunningplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouwvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze bouwvergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan zal de eigenaar de situatie moeten veranderen. Burgemeester en wethouders kunnen dan degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen. Ook t.a.v. bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd, kan indien sprake is van ernstige mate van strijdigheid met redelijk eisen van welstand tot aanschrijving worden besloten.

2 DE WELSTANDSADVISERING

Evenals het welstandsbeleid moet de uitvoering van dat beleid, in de vorm van welstandsadvisering, klantgerichter worden. Transparante procedures en vooraf geformuleerde beoordelingscriteria zijn belangrijke middelen hierbij. 7 De bij de advisering toe te passen criteria moeten uit te leggen zijn en de uitvoering van het welstandsbeleid moet openbaar en controleerbaar zijn. De aanvrager en zijn architect hebben ten aanzien van de behandeling van het plan het recht op een inzichtelijke, vlotte procedure. Een procedure die evenwel rekening houdt met zowel het privé-als het gemeenschapsbelang.

2.1 welstandsoordeel

2.1.1 Burgemeester en wethouders voeren het welstandstoezicht uit

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van de bouwvergunning ligt bij burgemeester en wethouders. Zij dragen hun een eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de welstandscriteria en het daaruit volgende welstandsoordeel. Het advies van de onafhankelijke en deskundige welstandscommissie speelt daarbij een belangrijke rol.

2.1.2 Waarover adviseert de commissie

De welstandscommissie brengt over alle regulier vergunningplichtige bouwwerken advies uit. De welstandscommissie zal ook over licht-vergunningplichtige bouwwerken aan de voorkant en bij monumenten advies uitbrengen. In het geval dat het plan voor het licht-vergunningplichtige bouwwerk aan de achterzijde niet voldoet aan de sneltoetscriteria, maar het plan toch een kwalitatief goede aanvulling op de bestaande situatie lijkt te vormen, wordt het eveneens ter advisering voorgelegd aan de commissie.

Licht vergunningplichtige bouwwerken aan de achterzijde die voldoen aan de objectcriteria kunnen direct ambtelijk afgehandeld worden.

2.1.3 Gefaseerde bouwaanvraag

Het regulier vergunningplichtige bouwwerk dat bij de indiening in de tweede fase afwijkt van de criteria waarop in de eerst fase streng en kritisch getoetst is, wordt opnieuw aan de welstandscommissie ter advisering voorgelegd. Indien het plan in de tweede fase afwijkt van de criteria behorende bij de beoordelingsaspecten waar in de eerste fase licht op is getoetst, kan het plan, naar aanleiding van deze beoordelingsaspecten ambtelijk worden afgehandeld.

2.1.4 Informatie aan de aanvrager en architect

Bij de indiening van een plan zal informatie verschaft worden over de tijd en plaats waarop het plan, indien dit voldoet aan de indieningvereisten, voorgelegd worden aan de welstandscommissie. Als de aanvrager niet bekend is met de criteria en het beoordelingskader voor zijn bouwplan dan zal hij daarvan in kennis worden gesteld. De indiener van het plan of zijn architect kan, indien gewenst, in de kleine of grote commissie een toelichting geven op zijn plan. Hiertoe wordt een afspraak gemaakt met de ambtenaar van bouw en woningtoezicht. Indien het een afspraak betreft voor de grote commissie dan wordt dit doorgegeven aan de rayonarchitect die de tijd vastlegt. Indien de kleine commissie vooraf niet met voldoende zekerheid het advies van de grote commissie kan inschatten, zal in de informatie richting de aanvrager en architect duidelijk worden aangegeven of de behandeling van het bouwplan een week wordt opgeschoven.

2.1.5 Afwijking van het advies, afwijken van de criteria

Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Daarop gelden de volgende uitzonderingsmogelijkheden:

Afwijken van het advies op inhoudelijke grond / second-opinion

Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast. Indien burgemeester en wethouders bij een reguliere bouwvergunningaanvraag op inhoudelijke grond tot een ander oordeel komen dan de welstandscommissie, dan vragen zij voordat het besluit op de vergunningaanvraag wordt genomen, maar binnen de daarvoor geldige afhandelingtermijn, een second-opinion aan bij een van de andere adviescommissies van Welstandszorg Noord-Brabant. Het advies van deze commissie speelt een zware rol bij de verdere oordeelvorming van burgemeester en wethouders. Indien het advies van de reguliere commissie en de second-opinion tegengesteld zijn en burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de reguliere welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De reguliere welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.

Afwijken van het advies om andere redenen

Burgemeester en wethouders krijgen volgens artikel 44 lid 1 d Woningwet de mogelijkheid om bij het in strijd zijn van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch de bouwvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld. Burgemeester en wethouders van de gemeente zullen uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid, omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen.

Afwijken van de criteria

De welstandscommissie kan bij haar advisering afwijken van het welstandsbeleid. Dit kan gebeuren op basis van een gemotiveerd positief welstandsadvies bij plannen die weliswaar niet voldoen aan enige gebiedsgerichte of objectgerichte welstandscriteria, maar wel voldoen aan redelijke eisen van welstand zoals vervat in de algemene welstandscriteria. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning eveneens gemotiveerd. Afwijkingen van het beleid vragen om een bestuurlijk draagvlak. Wanneer de welstandscommissie voor een bepaald plan aanleiding ziet tot afwijken van het beleid,

zal zij het college van burgemeester en wethouders in haar advies daarover informeren.

2.1.6 Bezwarenprocedure

Het indienen van bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag voor een bouwvergunning. Belanghebbenden zijn in de regel de planindiener en de direct omwonenden. In de bezwaarschriftprocedure heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit, na advies van de ‘Commissie Bezwaar- en Beroepschriften’. Belanghebbenden worden in dat geval uitgenodigd om tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toe te lichten. Binnen tien weken nemen burgemeester en wethouders daarna een beslissing op het bezwaar. De belanghebbenden die het met de heroverweging niet eens zijn kunnen hiertegen in beroep gaan. De afdeling Bouw-en Woningtoezicht kan informatie over de procedure geven. Als een bezwaar te maken heeft met het welstandsoordeel richt de belanghebbende zich dus nadrukkelijk op het oordeel van burgemeester en wethouders en niet op het advies van de welstandscommissie. Dat is immers alleen een advies aan burgemeester en wethouders. De welstandscommissie zelf kent daarom geen bezwaarprocedure voor belanghebbenden. Natuurlijk kunnen de ontwerper en eventueel de planindiener de welstandscommissie wel een toelichting op een uitgebracht advies vragen. Na hoor en wederhoor kan de welstandscommissie, als zij daartoe aanleiding ziet, het advies herzien. Deze herziening wordt in het advies gemotiveerd.

2.2 het welstandsadvies (vorm en inhoud)

2.2.1 Schriftelijk advies

Het advies van de welstandscommissie aan burgemeester en wethouders wordt altijd schriftelijk uitgebracht. Het geeft aan of 'het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan' (art. 12 lid 1 Woningwet), niet is strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota. Alle adviezen, behoudens het positieve advies, worden schriftelijk gemotiveerd. De positieve adviezen worden op verzoek van het college gemotiveerd of indien daar vanuit andere overwegingen aanleiding toe is.

Een behandeling van een plan in de grote of kleine commissie kan de volgende uitkomst hebben:

2.2.2 Aanhouden

De welstandscommissie kan het advies aanhouden wanneer meer informatie of een toelichting van de ontwerper gewenst of noodzakelijk is.

2.2.3 Pré-advies

Voorafgaand aan een formele adviesaanvraag kan de ontwerper of aanvrager verzoeken om een vooroverleg. Van dit vooroverleg wordt middels een pré-advies verslag gemaakt. Ook het pré-advies wordt op de gebruikelijke wijze aan het college ter kennisname gebracht. In het pré-advies zullen eventuele bezwaren of waarderingen wel een rol spelen. Indien in het vooroverleg een plan ter sprake komt dat afwijkt van de gebiedsgerichte criteria maar niettemin voldoet aan redelijke eisen van welstand volgens de algemene criteria, dan zal dit expliciet in het pré-advies worden vermeld, zodat het college zich daar eveneens tijdig een zelfstandig oordeel over kan vormen. Op verzoek van de opdrachtgever kan dit overleg achter gesloten deuren plaatsvinden. De opdrachtgever dient deze wens bij het college van burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

2.2.4 Voldoet

De welstandscommissie adviseert positief aan burgemeester en wethouders omdat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria voldoet aan redelijke eisen van welstand. Desgewenst motiveert de commissie haar advies schriftelijk. Eventueel geeft de commissie nog suggesties om het plan te verbeteren. Formeel gezien is het bouwplan dan echter akkoord.

2.2.5 Voldoet mits ( voldoet niet tenzij)

Een 'voldoet mits' houdt in dat het plan niet voldoet aan de toetsingscriteria uit de welstandsnota, tenzij wordt voldaan aan de voorwaarden zoals de welstandscommissie die heeft geformuleerd. De commissie geeft nauwkeurig aan welke onderdelen van het plan gewijzigd moeten worden. De aanvrager krijgt vervolgens de gelegenheid zijn plan aan te passen. Burgemeester en wethouders kunnen ook besluiten om de voorwaarden van het welstandsadvies op te nemen in de bouwvergunning. Gelet op de aanhef van deze paragraaf wordt in een aantal gevallen, op verzoek in plaats van het “voldoet mits” de omschrijving “voldoet niet tenzij” gehanteerd.

2.2.6 Voldoet in principe

Een voldoet in principe houdt in dat de hoofdopzet van de bouwmassa, de vorm en de plaatsing voldoen aan redelijke eisen van welstand. Het plan vraagt nog om een nadere uitwerking of tegen de voorgelegde uitwerking bestaan op grond van de criteria nog bezwaren. Na een “voldoet in principe” wordt een gewijzigd of nader uitgewerkt plan altijd opnieuw aan de welstandscommissie voorgelegd.

2.2.7 Voldoet niet

De commissie is van oordeel dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een negatief welstandsadvies betekent dat een bouwplan ingrijpend moet worden gewijzigd. Adviseert de commissie negatief, dan geeft ze een nauwkeurige schriftelijke motivering. Deze bevat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten.

2.2.8 Aanvullend advies

Als er na een advisering een gesprek in de commissie volgt dan wordt het verslag van dit gesprek als aanvullend op het eerdere advies gegeven. Een aanvullend advies zal ook gegeven worden als het college om een nadere motivering of schriftelijke toelichting op het eerdere advies verzoekt.

2.3 de welstandscommissie

De bouwverordening moet volgens artikel 8 lid 6 Woningwet voorschriften bevatten omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie. Aanpassing van de bouwverordening van onze gemeente zal plaatsvinden nadat de Modelbouwverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is aangepast.

2.3.1 Samenstelling grote commissie

De commissie is als collectief deskundig en onafhankelijk. Zij komt in onafhankelijkheid tot een advies. Er bestaan geen bindingen of relaties op basis waarvan het advies over de welstandsaspecten wordt beïnvloed. De welstandscommissie bestaat uit een bestuurlijk voorzitter en drie stemhebbende leden. De rayonarchitect van het bureau is één van de stemhebbende leden en fungeert tevens als secretarisdeskundige van de commissie, terwijl de overige leden van buiten het bureau worden benoemd. Behalve de rayonarchitect zijn tenminste twee commissieleden deskundig op het terrein van architectuur, stedenbouw, monumentenzorg en aanverwante vakgebieden. De welstandscommissie kan zich naar eigen inzicht laten bijstaan door extra deskundigen van het bureau of daarbuiten. Afhankelijk van het type plan dat moet worden beoordeeld, nemen de extra deskundigen deel aan de vergadering. Wanneer een van de leden van de commissie is verhinderd wordt hij/zij, indien mogelijk vervangen door een van de plaatsvervangende leden. Ter vermaatschappelijking van de welstandsadvisering is in de Woningwet de mogelijkheid opgenomen om burgerleden aan de welstandscommissie toe te voegen.

2.3.2 Samenstelling kleine commissie

De kleine commissie wordt gevormd door twee rayonarchitecten van Welstandszorg Noord-Brabant. De ambtenaar Bouw-en woningtoezicht legt de plannen ter advisering voor aan de kleine commissie en geeft indien nodig een toelichting. De ambtenaar Bouw- en woningtoezicht kan de functie van secretaris vervullen.

2.3.3 Taken van de welstandscommissie

De welstandscommissie is belast met zowel wettelijke als niet wettelijk verplichte taken. De wettelijke taken van de welstandscommissies worden uitgevoerd op grond van de Woningwet.

Wettelijke taken

Toetsing van vergunningplichtige bouwwerken

De commissie brengt advies uit aan burgemeester en wethouders over de welstandsaspecten van reguliere aanvragen om bouwvergunning als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet.

De tweede wettelijke taak van de commissie is het opstellen van een jaarlijks verslag ( art. 12b lid 3 Woningwet).

Verslag van de welstandscommissie aan de raad

De welstandscommissie legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden. In het verslag zet de commissie tenminste uiteen op welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria. Het nu reeds gebruikelijke gemeentelijke verslag zal daartoe met statistische gegevens over de hoeveelheid uitgebrachte adviezen, ontvangen bezoekers en een beschouwing over de toepassing van de criteria worden uitgebreid. Naar aanleiding van de jaarlijkse evaluatie van het welstandsbeleid door het college en de raad, waarin tevens het jaarverslag van de commissie en het college aan de orde zijn gekomen, vindt er een gesprek plaats tussen de commissie en de verantwoordelijke portefeuillehouder over deze evaluatie en de eventuele aanvullingen en aanpassingen van de welstandsnota.

Toetsing van licht-vergunningplichtige bouwwerken

De welstandscommissie zal ook over licht-vergunningplichtige bouwwerken aan de voorzijde en bij monumenten advies uitbrengen. In het geval dat het plan voor het licht-vergunningplichtige bouwwerk aan de achterzijde niet voldoet aan de objectcriteria, maar het plan toch een kwalitatief goede aanvulling op de bestaande situatie lijkt te vormen, wordt het eveneens ter advisering voorgelegd aan de commissie.

Licht-vergunningplichtige bouwwerken aan de achterzijde die voldoen aan de sneltoetscriteria worden ambtelijk afgehandeld.

Niet wettelijk verplichte taken

De welstandscommissie krijgt de opdracht om naast de reguliere taken de volgende (niet wettelijk verplichte) taken uit te voeren:

  • De beoordeling van aanvragen voor reclames (inzake de gemeentelijke APV);

  • Het onder de regie van de gemeente noodzakelijk geacht overleg voeren met betrokkenen bij de voorbereiding van bouwplannen;

  • Het desgevraagd uitbrengen van adviezen aan burgemeester en wethouders over de welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde structuurplannen, bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante beleidsstukken;

  • Het desgevraagd adviseren over stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente. Hierbij valt te denken aan advies over de inrichting van het openbare gebied. De welstandscommissie zou hiervoor desgevraagd kunnen worden uitgebreid met deskundigen op het gebied van design, landschapsarchitectuur, monumentenzorg of openbaar kunstbezit.

2.3.4 Mandaat

De kleine commissie is gemandateerd om adviezen over bouwplannen uit te brengen als het oordeel van de grote commissie daarover reeds als bekend kan worden verondersteld. Plannen die afwijken van de gebiedsgerichte criteria, maar die niettemin op zich een architectonische waarde bezitten worden in ieder geval in de grote commissie behandeld. Dit zal ook gebeuren indien het advies van de grote commissie vooraf door de kleine commissie niet met voldoende zekerheid is in te schatten.

2.3.5 Secretariaat

De rayonarchitect is secretaris-deskundige van de grote commissie. Hij draagt er zorg voor dat de hem aangeboden grote bouwplannen op het secretariaat worden ingeboekt en van een dossiernummer worden voorzien. Na behandeling van de adviesaanvragen in de commissies zorgt hij voor een snelle adviesverwerking door het secretariaat. De adviezen worden door een van de rayonarchitecten ondertekend en met de afgestempelde tekeningen retour gezonden naar de gemeente. Welstandszorg Noord-Brabant streeft ernaar om de adviezen t.z.t. middels elektronische post (E-mail) aan de gemeenten aan te kunnen bieden. Het secretariaat geeft de uitslag van de planbehandeling en de motivering van de adviezen alleen door aan de ambtenaar bouw- en woningtoezicht. Aanvragers en ontwerpers worden voor de uitslag doorverwezen naar het bouwtoezicht.

2.3.6 Benoeming van de commissieleden

De welstandscommissie is volgens artikel 1 lid 1, onderdeel r van de Woningwet een door de gemeenteraad benoemde commissie van onafhankelijke deskundigen. De gemeenteraad heeft met de vaststelling van de Gemeenschappelijke Regeling Welstandszorg Noord-Brabant deze bevoegdheid gedelegeerd naar het Dagelijks Bestuur van Welstandszorg Noord-Brabant. De externe leden van de welstandscommissie worden benoemd voor een periode van drie jaar, met de mogelijkheid van verlenging van nog eens drie jaar. Alvorens een extern architectlid in de commissie wordt benoemd, heeft hij als plaatsvervangend lid kennis kunnen maken met het welstandswerk. Plaatsvervangende leden worden voor onbepaalde tijd benoemd. Bij de benoeming van een plaatsvervangend lid tot vast commissielid gaat de eerste benoemingstermijn van drie jaar in.

2.3.7 Openbaarheid

Zowel de grote als de kleine commissievergadering (beraadslagingen en beoordeling ) vindt in openbaarheid plaats, tenzij op verzoek van de aanvrager en de gemeente hiervan om redenen die in de Wet Openbaarheid van Bestuur, artikel 10 vermeld staan, van moet worden afgeweken. Indien de openbare behandeling van een plan niet gewenst is, dan wordt dit gelijktijdig met de aanbieding van de overige plangegevens en tekeningen schriftelijk bekend gemaakt aan de rayonarchitect. Belanghebbenden (aanvrager en architect ) kunnen op verzoek in gelegenheid worden gesteld om in de grote commissie een toelichting te geven op hun plan of een toelichting te verkrijgen op het advies. Zij kunnen hiertoe een afspraak maken via het Bouwtoezicht die deze afspraak voor de sluitingstermijn van de agenda doorgeeft aan het bureau van Welstandszorg Noord-Brabant. Voor zover er in de agenda ruimte is voor dit overleg zullen deze afspraken worden gehonoreerd. In het andere geval worden zij naar de eerstvolgende vergadering doorgeschoven.

Belangstellenden kunnen de vergadering van de grote commissie bijwonen op de publieke tribune. Zij hoeven daarvoor geen afspraak te maken. Belangstellenden hebben geen spreekrecht. De welstandscommissie wordt immers gevraagd om een onafhankelijk en deskundig advies aan burgemeester en wethouders, binnen het

democratisch vastgestelde kader van de welstandsnota. In zeer bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethouders de welstandscommissie vragen om belangstellenden te horen, voorafgaand aan de planbeoordeling. Verwacht mag worden dat de openbaarheid bijdraagt aan de gewenste vermaatschappelijking van het welstandstoezicht.

2.3.8 Vooroverleg

De gemeente biedt ontwerpers en planindieners de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele bouwvergunningaanvraag, vooroverleg te plegen met de welstandscommissie over de interpretatie van de welstandscriteria in het concrete geval van hun bouwplan. Hiertoe kan het schetsontwerp worden ingediend bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Het vooroverleg met de welstandscommissie kan pas starten nadat duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van het plan. Omdat het vooroverleg diep kan ingrijpen in de planontwikkeling moet het met de nodige waarborgen worden omgeven. Ook tijdens het vooroverleg moet de kwaliteit van het aangeleverde materiaal een goed beeld geven van het plan en de relatie met de omgeving. De welstandscommissie kan zich een goed oordeel vormen als de volgende zaken worden aangeleverd: situatieschets inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1 : 1.000), foto’s van de bestaande situatie en de omgeving, bij verbouwingsplannen tevens schetsen van bestaande plattegronden, doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1 : 100). Bij grote projecten kan de welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen.

Het schetsplan wordt geregistreerd, gedateerd en krijgt een dossiernummer. In afwachting van de verdere ontwikkelingen van het plan wordt met een pré-advies verslag uitgebracht van het vooroverleg en eventueel gemaakte afspraken vastgelegd. Op deze wijze wordt zorggedragen voor een goede verslaglegging en een consistente advisering in alle planfasen. Op verzoek van de opdrachtgever kan dit overleg achter gesloten deuren plaatsvinden. De opdrachtgever dient deze wens bij het college van burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

2.3.9 Stedenbouwkundige supervisie / relatie welstandscommissie

De gemeente kan voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aanstellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en initiatiefnemers in de vroege planvormingfasen reeds te informeren en te begeleiden. Om misverstanden te voorkomen is het van belang de relatie tussen de planbegeleiding door de supervisor en de uiteindelijke welstandsbeoordeling door de welstandscommissie vooraf schriftelijk vast te leggen.

2.4 indieningvereisten

De kwaliteit van het aangeleverde materiaal (plattegronden, tekeningen, foto’s etc.) moet een goed beeld geven van het bouwplan en de relatie met de omgeving. Zowel de kleine als de grote commissie kunnen zich een goed oordeel vormen als tenminste de volgende zaken worden aangeleverd. Een situatietekening inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1 : 1.000), foto’s van de bestaande situatie en de omgeving, bij verbouwingsplannen tevens tekeningen van bestaande plattegronden, doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1 : 100), tekeningen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk, kleurenschema’s en een materiaallijst. Tevens zijn kopieën van de relevante criteria uit de welstandsnota benodigd. Wanneer het plan een monument betreft, dient de redengevende beschrijving van het monument bij de behandeling van het plan beschikbaar te zijn. Bij grote projecten kan de welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen. De rayonarchitect die de vergadering van de grote commissie voorbereidt, zorgt in overleg met de ambtenaar bouwtoezicht die het plan in de kleine commissie de eerste keer heeft voorgelegd dat de vereiste informatie om het plan te kunnen beoordelen aanwezig is. Indien naar de mening van de commissieleden voor een goede beoordeling van alle aspecten een oriëntatie ter plaatse noodzakelijk is, wordt de advisering tot de volgende vergadering aangehouden.

3 DE WELSTANDSCRITERIA

Het formuleren van de aspecten en de daarbij behorende criteria waarop een plan beoordeeld wordt tezamen met het vaststellen van het ambitieniveau voor specifieke gebieden, zal moeten leiden tot meer objectiviteit en een duidelijk toetsingskader voor de welstandscommissie. Voor de burger ontstaat hiermee meer inzicht in de welstandstoetsing en vooraf meer zekerheid over de haalbaarheid van zijn plannen. De duidelijkheid die ontstaat met het vaststellen van de beoordelingsaspecten, criteria, en de openbare besluitvorming die daaraan ten grondslag ligt, moet de welstandstoetsing een groter maatschappelijk draagvlak geven.

3.1 wettelijke basis van het welstandsadvies

Artikel 12 van de Woningwet luidt: “Het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, mogen niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a.”

“Uiterlijk en plaatsing”

Er dient niet alleen te worden gekeken naar de vormgeving van het object, maar ook naar de situering. Vragen als: staat het op logische wijze op het kavel gesitueerd en past de plaatsing van het object in deze omgeving of in de ontwikkeling van die omgeving, dienen beantwoord te worden.

“Op zichzelf, in verband met de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan”

De kern van welstandszorg ligt in het feit dat bouwen een maatschappelijke daad is, die het leven van anderen, de leef- en werkomgeving, beïnvloedt. Het particuliere belang kruist in Nederland vrijwel altijd het algemene of maatschappelijke belang. Elke burger mag van de overheid verwachten dat zij een zorgvuldige afweging van belangen maakt bij het verlenen van vergunningen. Het is in het algemeen belang dat onze leef-en werkomgeving een verzorgd en samenhangend karakter vertoont. Vandaar dat de welstandsadvisering zich niet kan beperken tot de verschijningsvorm van het bouwwerk op zich, maar ook de relatie van dat bouwwerk met zijn omgeving dient te onderzoeken. De invloed van bouwen op de omgeving is bovendien vrijwel altijd van lange duur. Het is daarom ook belangrijk een inschatting te maken van de te verwachten ontwikkelingen van de omgeving. Ook de samenhang van verschillende bouwplannen onderling moet kunnen worden beoordeeld. Deze plannen vormen immers elkaars toekomstige omgeving.

“Redelijke eisen van welstand”

Met “redelijk” bedoelt de wetgever aan te geven dat plannen getoetst worden op eisen die men redelijkerwijs mag verwachten. Redelijk is dus geen absoluut begrip en heeft niet de betekenis van “gemiddeld”. Het is afhankelijk van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan, of de eisen hoog, gemiddeld of laag zullen zijn. Zoals ook verderop in tekst zal worden uitgelegd kan van een plan dat zich onderscheidt van zijn omgeving in redelijkheid verwacht worden dat het aan hoge architectonische en stedenbouwkundige eisen voldoet. Het ambitieniveau wordt door de ontwikkelaars van het bouwplan zelf immers al hoog gelegd.

“Beoordeeld naar de criteria, bedoeld in art. 12a, eerste lid, onderdeel a”

Deze zinsnede is toegevoegd aan de oorspronkelijke wetstekst, en vormt de basis 17 voor deze welstandsnota. Gemeenten worden hiermee verplicht de criteria voor de welstandsadvisering vast te leggen in een gemeentelijke beleidsnota. Artikel 12 a, lid 1, onderdeel a luidt immers: “De gemeenteraad stelt een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling: of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.”

3.2 een samenhangend stelsel van criteria

Het gemeentelijk welstandsbeleid bevat de welstandsaspecten en de criteria waaraan bouwplannen worden getoetst. Het specifieke karakter van een gemeente is in het algemeen vooral regiogebonden (denk aan nederzettingsstructuur) en wordt voor het overige door enkele karakteristieke gebouwen of ensembles bepaald. Een groot deel van het grondgebied omvat bebouwing zonder specifiek plaatselijke kenmerken. Voorts bestaat het bouwen in Nederland voor een groot deel uit (standaard-)objecten: kleine gebouwen, verbouwingen en uitbreidingen, waarvoor een maatschappelijk geaccepteerd scala aan oplossingen en vormen is ontwikkeld, en waarvoor objectieve, meetbare criteria op te stellen zijn. Het is dus logisch dat de welstandsnota een samenhangend stelsel van criteria zal bevatten onderverdeeld in vier hoofdgroepen:

  • algemene criteria;

  • gebiedscriteria;

  • criteria voor specifieke bouwwerken;

  • sneltoetscriteria.

De gebiedscriteria zullen als enige set criteria gekoppeld zijn aan specifieke gebieden binnen de gemeente.

Met het vaststellen van de criteria zal de welstandstoetsing objectiever worden. Echter niet alle aspecten van het bouwen zijn op basis van volledig geobjectiveerde criteria te toetsen. Architectuur laat zich niet vangen in louter meetbare eigenschappen. Vandaar dat de toetsing van bouwplannen ook in de toekomst door een onafhankelijke commissie zal plaatsvinden. De toetsing kan wel inzichtelijker worden door:

  • de algemene criteria te expliciteren. Deze algemene architectonische criteria worden toegepast in het geval een plan niet of niet volledig voldoet of kan voldoen aan de gebiedscriteria;

  • de kenmerkende waarden van een gebied te omschrijven (gebiedsgerichte criteria). Met welke gebiedsgebonden aspecten moet bij de ontwikkeling van bouwplannen rekening worden gehouden? Hoeveel vrijheid is er om daarvan af te wijken?

    Een gebiedscriterium is de beschrijving van de vergelijking van het planaspect met de maten, marges of hoedanigheid van de overeenkomstige gebiedskarakteristiek. Bij de beoordeling wordt getoetst of het planaspect voldoet aan die vergelijking (zie 3.4.);

  • het ambitieniveau van de gemeente voor het specifieke gebied vast te stellen (welstandsniveau). Hoe waardevol is het gebied en hoe kwetsbaar? Wat zijn de toekomstplannen van de gemeente met het gebied?

    Het welstandsniveau is de mate waarin de aspectgroepen relevant geacht worden voor de planbeoordeling (zie tabel 3.3.6.);

  • standaardregels (sneltoetscriteria) op te stellen voor veel voorkomende, kleine plannen. De aanvrager kan zich zo vooraf duidelijkheid verschaffen over de haalbaarheid van zijn plan. Dit is feitelijk een formalisering en uniformering van een bestaande praktijk bij veel welstandscommissies;

  • een excessenregeling te formuleren, die criteria bevat die te maken hebben met de aanschrijvingsmogelijkheid van burgemeester en wethouders indien een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (Woningwet artikel 19);

Samenhang van de criteria

Bouwaanvragen in een bepaald gebied worden met behulp van de beschreven gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen en op basis van het vastgestelde niveau beoordeeld. Voor de beoordeling van standaardbouwopgaven en kleine bouwwerken in dit gebied wordt gebruik gemaakt van de sneltoetscriteria. Bouwwerken die niet met de gebiedscriteria en de sneltoetscriteria te adviseren zijn, omdat zij daarvan zowel functioneel als morfologisch te veel afwijken, worden beoordeeld aan de hand van de algemene welstandscriteria (zie hoofdstuk 9). Het gaat dan immers om de vraag of dit te realiseren bouwwerk door zijn bijzondere verschijningsvorm een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.

3.3 welstandsniveaus

Na de inventarisatie van de ruimtelijk-morfologisch samenhangende gebieden en een globale waardebepaling is voor alle gebieden een ruimtelijk ambitieniveau vastgesteld. Dit ambitieniveau bepaalt de aard en de intensiteit waarmee de bouwplannen aan de diverse criteria zullen worden getoetst. Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien van de openbare ruimte kan voor dat gebied een hoog (niveau 1), normaal (niveau 2), laag (niveau 3) welstandsniveau vastgesteld worden. Afhankelijk van het niveau worden de beoordelingsaspecten streng, kritisch, licht of niet gehanteerd. Een vierde niveau wordt gevormd door het aanwijzen van welstandsvrije gebieden. In dergelijke gebieden wordt dan geen welstandstoets uitgevoerd. In het algemeen geldt: hoe waardevoller de gebiedskarakteristiek, hoe hoger het welstandsniveau. De begrenzingen van de gebieden met een verschillend welstandsniveau staan overigens los van de deelgebiedenindeling. Binnen een deelgebied kunnen verschillende welstandsniveaus voorkomen.

3.3.1 Niveau 1

In de eerste plaats zijn die gebieden aangewezen die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van de kernen en het landschap. Hierbij valt met name te denken aan bebouwing direct grenzend aan belangrijke doorgaande routes, historische linten en zichtlocaties. Verder is niveau 1 toegekend aan gebieden met hoge cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige waarde. In een beschermd dorpsgezicht met niveau 1 zal de welstandscommissie op meer beoordelingsaspecten adviseren en de criteria bij deze beoordelingsaspecten ook nauwgezetter toepassen. Voor individuele monumenten en de directe belendingen 19 wordt altijd niveau 1 gehanteerd, ongeacht het niveau van het gebied waarin ze liggen. Niveau 1 wordt ook toegekend aan nieuw te ontwikkelen gebieden waarvoor een hoog ambitieniveau is vastgelegd in het stedenbouwkundig plan of het beeldkwaliteitplan.

3.3.2 Niveau 2

Onder dit niveau vallen de gebieden die om een zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouwkundige ingrepen. Niveau 2 is van toepassing op de meeste coherente woon-, werk- en leefomgevingen. In de gemeente kunnen we globaal de volgende gebieden onderscheiden die onder niveau 2 vallen:

  • Bebouwing grenzen aan belangrijke buurt- en ontsluitingswegen;

  • Dorps- en stadsranden;

  • Waardevolle woonbuurten;

  • Bedrijventerreinen op prominente locaties;

  • Buitengebied.

3.3.3 Niveau 3

Niveau 3 geldt in principe alleen voor gebieden met een beperkte betekenis voor de openbare ruimte, zoals bedrijventerreinen, of gebieden waar zeer bewust gekozen is voor een grote mate van vrijheid. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur (voor zover aanwezig) zonder al te veel problemen verdragen. Er zal bij de welstandstoetsing niet gedetailleerd op architectonische kwaliteiten worden beoordeeld. Onder dit niveau vallen de volgende gebiedssoorten:

  • Op zichzelf gelegen gebieden die weinig invloed uitoefenen op de omgeving;

  • Bedrijventerreinen met een laag representatief gehalte;

  • Gebieden waar de beeldwaarde weinig prioriteit heeft.

3.3.4 Niveau 4

In gebieden met niveau 4 worden plannen niet getoetst aan redelijke eisen van welstand. Dit zijn welstandsvrije gebieden. Wel geldt hier de excessenregeling (zie 3.6. : excessenregeling). Niveau 4 kan gelden voor sommige niet-openbaar toegankelijke gebieden, zoals kazerneterreinen, of voor een nieuw te ontwikkelen gebied waarin, bij wijze van experiment, geen beperkingen worden gesteld aan onderlinge afstemming en architectonische vormgeving. Bouwplannen worden in deze gebieden overigens wel aan alle andere voorschriften getoetst, zoals het bouwbesluit en het bestemmingsplan, waarin zaken zoals rooilijnen, goot- en nokhoogte kunnen worden vastgelegd.

3.3.5 Toepassing van de welstandsniveaus

Om de niveaus in praktijk te kunnen toepassen is het noodzakelijk de welstandsniveaus te koppelen aan de beoordelingsaspecten. In het hierna volgende is een schematisch overzicht gegeven van alle beoordelingaspecten. In een tabel zijn deze elementen afgezet tegen de welstandsniveaus. Hieruit valt af te leiden welke aspecten bij welk niveau kritisch, normaal, licht of in het geheel niet getoetst worden aan de bij 3.4 vermelde criteria.

3.3.6 Tabel welstandsniveaus

streng: Alle beoordelingsaspecten van deze aspectgroep moeten voldoen aan de criteria die onder 3.4 beschreven zijn. Afwijkingen van deze criteria zijn slechts mogelijk wanneer het plan een overduidelijke meerwaarde voor de omgeving krijgt. Een afwijking behoeft een zorgvuldige motivering van de welstandscommissie.

kritisch: De meeste beoordelingsaspecten van deze aspectgroep moeten voldoen aan de criteria die onder 3.4 beschreven zijn. Afwijkingen van deze criteria zijn mogelijk mits goed gemotiveerd en mits er geen afbreuk aan de kwaliteit van de omgeving wordt gedaan.

licht: Enkele beoordelingsaspecten van deze aspectgroep moeten voldoen aan de criteria die onder 3.4 beschreven zijn. Er wordt een basiskwaliteit gevraagd. Afwijkingen van deze criteria zijn mogelijk wanneer deze in dienst staan van het plan zelf.

niet: Het plan wordt op geen enkel beoordelingsaspect van deze aspectgroep preventief getoetst. Alleen bij excessen kan ssief getoetst worden.

Opmerking: de verschillende “vrijheidsgraden” hebben alleen betrekking op de welstandstoetsing. Afmetingen e.d. kunnen nog steeds zeer strikt in een bestemmingsplan zijn vastgelegd.

3.4 beoordelingsaspecten

3.4.1 A hoofdaspecten

Plaatsing / situering:

  • afstemming van de plaats van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de plaats van het object op die van de belendingen; • overeenstemming van de plaats van het object op het kavel met de ruimtelijkfunctionele en architectonische opzet van het object;

  • wanneer sprake is van meerdere bouwdelen: overeenstemming van de situering van de bouwdelen onderling met de ruimtelijk-functionele en architectonische opzet van het object.

Afwijkingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Bij afwijkingen zal een positief welstandsadvies voorzien moeten zijn van een motivatie.

Massavorm:

  • afstemming van de massavorm van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de massavorm van het object op die van de belendingen;

  • een evenwichtige compositie van de massavorm van het object;

  • wanneer sprake is van meerdere bouwdelen: een evenwichtige en samenhangende compositie van de bouwdelen onderling.

aandachtspunten: schaal en maatverhoudingen (bijv. tussen gevelvlak en dakvlak), horizontaliteitverticaliteit, nokrichting en oriëntatie, kapvorm en dakhellingshoek, profielvorm

Afwijkingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Bij afwijkingen zal een positief welstandsadvies voorzien moeten zijn van een motivatie.

Gevelopbouw:

• afstemming van de gevelopbouw van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

• afstemming van de gevelopbouw van het object op die van de belendingen; 22 • een evenwichtige compositie van de gevelopbouw.

aandachtspunten: verhouding tussen verschillende gevelvlakken, open-dicht-verhouding

Afwijkingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Bij afwijkingen zal een positief welstandsadvies voorzien moeten zijn van een motivatie.

Materialen en kleuren hoofdvlakken:

  • afstemming van de materialen en kleuren van de hoofdvlakken op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de materialen en kleuren van de hoofdvlakken op die van de belendingen;

  • consistente toepassing van materialen en kleuren van de hoofdvlakken in dienst van de architectonische expressie van massavorm en gevelopbouw;

  • evenwicht en samenhang in de materiaal- en kleurtoepassing op zich.

Afwijkingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Bij afwijkingen zal een positief welstandsadvies voorzien moeten zijn van een motivatie.

3.4.2 B Deelaspecten

Compositie massaonderdelen (geledingen):

  • afstemming van de compositie van de massaonderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de compositie van de massaonderdelen op de belendingen;

  • evenwichtige verhouding van massaonderdelen tot de hoofdmassavorm(en);

  • evenwicht en samenhang in de compositie van de massaonderdelen op zich.

aandachtspunten: structurele verwantschap (kenmerkende massaverhoudingen en hiërarchie), schaal en maat.

Gevelindeling:

  • afstemming van de gevelindeling op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de gevelindeling op de belendingen;

  • evenwicht en samenhang in de gevelindeling op zich.

aandachtspunten: plaatsing gevelelementen in het vlak, open-dicht verhouding, verticaliteit - horizontaliteit hiërarchische verhoudingen tussen gevelelementen onderling

Vormgeving gevelelementen:

  • afstemming van de vormgeving van de gevelelementen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de vormgeving van de gevelelementen op de belendingen;

  • vormgeving van de gevelelementen in dienst van de architectonische expressie 23 van het gevelvlak;

  • evenwicht en samenhang in de vormgeving van de gevelelementen op zich.

3.4.3 C Detailaspecten

Materialen onderdelen:

  • afstemming van de materiaalkeuze voor onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de materiaalkeuze voor onderdelen op die van de belendingen;

  • consistente materiaalkeuze voor onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object;

  • evenwicht en samenhang in de materiaalkeuze voor onderdelen op zich.

Kleuren onderdelen:

  • afstemming van de kleurkeuze voor onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de kleurkeuze voor onderdelen op die van de belendingen;

  • consistente kleurkeuze voor onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object;

  • evenwicht en samenhang in de kleurkeuze voor onderdelen op zich.

Detaillering onderdelen:

  • afstemming van de detaillering van onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteiteisen;

  • afstemming van de detaillering van onderdelen op die van de belendingen;

  • consistente detaillering van onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object;

  • evenwicht en samenhang in de detaillering van onderdelen op zich.

3.5 monumenten en welstandscriteria

Voor bouwplannen op, aan of nabij (onder meer belendende percelen) monumenten vormt de redengevende beschrijving van het monument het welstandscriterium. Monumenten vormen niet zelden een uitzondering in hun omgeving. Ze hebben vaak specifieke vorm- en stijlkenmerken, die afwijken van de gebiedskarakteristiek. Voor monumenten geldt altijd het hoogste welstandsregiem. Voor panden op de belendende percelen van een monument geldt eveneens het hoogste welstandsregiem. De lijst met monumenten is in de bijlage opgenomen. Voor panden die niet zijn aangemerkt als zijnde een monument maar wel beeldbepalend zijn, is door de gemeente een lijst samengesteld van beeldbepalende panden. Deze lijst is als bijlage opgenomen. Voor deze beeldbepalende panden en de belendende percelen zal welstandsniveau 1 gaan gelden. Bij aanwijzing van beschermde stads-en dorpsgezichten zullen deze bij de actualisering van de welstandsnota als een apart gebied worden beschreven en onder het hoogste welstandsniveau komen te vallen. Voor deze gebieden zal de redengevende beschrijving meestal als basis voor het opstellen van de gebiedsgerichte criteria worden gehanteerd.

3.6 excessenregeling

Volgens artikel 19 Woningwet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Criteria hiervoor moeten in de welstandsnota zijn opgenomen. De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. Voor de gemeente geldt het criterium dat er bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor nietdeskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de burgers zich ergert. Vaak heeft dit betrekking op het onbruikbaar maken van bouwwerken, ernstig verval van bouwwerken, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie hoofdstuk 6). Het zal duidelijk zijn dat in een gebied waarvoor een hoog ambitie niveau is vastgesteld er eerder sprake kan zijn van een exces dan in een gebied met een laag niveau.

4 RUIMTELIJK KADER

4.1 gemeente als geheel

De gemeente Maasdonk bestaat sinds 1 januari 1993 uit de samengevoegde gemeenten Geffen en Nuland. Binnen de huidige gemeentegrenzen is een drietal kernen gelegen, Geffen, Nuland en Vinkel. De gemeente ligt ingeklemd tussen de stedelijke gebieden van Oss aan de oostzijde en Den Bosch aan de westzijde. Ten zuiden van de gemeente bevinden zich de gemeenten Bernheze en St. Mi-chielsgestel. Deze zuidkant bestaat grotendeels uit zandgronden. Ten noorden van de gemeente Maasdonk strekken de komgronden zich uit tot aan de rivier de Maas. Dit gebied ten noorden van Maasdonk valt onder de gemeente Lith. Op de grens van de zandgronden en het rivierenlandschap zijn de twee grootste kernen, Geffen en Nuland gelegen. Vinkel is een kleinere agrarische kern die gelegen is in het zuiden van de gemeente. Geffen vormde reeds voor de Tweede Wereldoorlog de grootste van de drie kernen en is dit gebleven. De kernen bestonden voornamelijk uit bebouwingslinten die naarmate de tijd vorderde zijn verdicht. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de eerste echte uitbreidingswijken gerealiseerd. Aangezien de kern Nuland het zwaarst getroffen is in de Tweede Wereldoorlog, bestaat de bebouwing in deze kern overwegend uit naoorlogse bebouwing.

4.2 opbouw landschap

4.2.1 Occupatiegeschiedenis

Reeds in het stenen tijdperk (2000 voor Christus) is de streek om en in de gemeente Maasdonk bewoond geweest. De huidige dorpskernen zijn van veel latere datum en komen in de 13e eeuw voor het eerst in geschriften voor onder hun huidige benamingen. De dorpen zijn ontstaan in de tijd dat de heidegronden op de hoger gelegen zandruggen door de Hertog van Brabant ter beschikking werden gesteld aan de bewoners van de streek ten behoeve van het houden van vee en het winnen van turf. De gronden werden door de bewoners gemeenschappelijk gebruikt. De dorpen zijn ontstaan op zogenaamde donken. Dit zijn hoger gelegen delen in een laag overstromingsgevoelig gebied. De dorpskernen zijn ontstaan uit een verdichting van bebouwingslinten die pas in de 20e eeuw zijn uitgegroeid tot echte dorpskernen. De historische ligging van de centra is in de loop der tijden in zuidelijke richting opgeschoven door het opkomende water vanuit het noorden.

4.2.2 Landschappelijke eenheden

De gemeente Maasdonk is een relatief groene gemeente tussen de verstedelijkte gebieden van Den Bosch/Rosmalen en Oss. Het landschap heeft een bijzondere en herkenbare gelaagde opbouw. In het noorden ligt vanaf de Weteringsgraaf tot aan 27 de Maas een lager gelegen deel. Ten zuiden daarvan ligt een hoger gelegen dekzandrug, waarop de kernen Geffen en Nuland zijn ontstaan. Tussen de kernen bevindt zich een laagte, waardoor ooit overtollig water in de Beerse Overlaet kon stromen. Nabij Nuland bevond zich hier in vroeger tijden een kasteel. Vinkel bevindt zich op een verhoging in het oude overlaatgebied. Dit hoogteverschil is zichtbaar in het landschap en heeft eveneens grotendeels het landgebruik bepaald. Op de lage open ruimte in het noorden worden de gronden hoofdzakelijk gebruikt als graslanden voor de intensieve veehouderij. De hogere gronden in het zuiden zijn kleinschaliger en bosrijker van aard en worden gebruikt voor een combinatie van intensieve veehouderij en rundveehouderij.

Sterk bepalend zijn, naast de hoogteverschillen, ook de oost-westverbindingen die de gemeente doorsnijden. Het meest in het oog springen de N 59/A 59 en de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen, die beide een kaarsrechte lijn annex barrière door de gemeente trekken. De N 59/A 59 wordt anno 2003 tot autosnelweg omgebouwd, waarmee de barrièrewerking versterkt zal worden. De ruimtelijke en landschappelijke impact hiervan is groot. De bestaande weg zal als parallelweg en hoofdroute tussen Nuland en Geffen gaan fungeren. Op de rand van het lage rivierengebied loopt over een dijkje de Nulandsestraat tussen de twee hoofdkernen Nuland en Geffen. Ten zuiden van het spoor vormen De Singel en de Zandstraat een verbindingen tussen Nuland en Geffen. Loodrecht hierop staan de noord-zuidverbindingen zoals de Kerkdijk en de Kepkensdonk die het lage riviergebied inlopen alsmede de Coppensdijk en de beide Weerscheuten naar Vinkel. In tegenstelling tot de oost-westverbindingen hebben de noord-zuidverbindingen een bescheiden betekenis.

Bijzonder in het landschap zijn de vrij intensief bebouwde linten in het buitengebied, met name Heeseind en Bergstraat. De kernen Nuland en Geffen zijn eveneens als oost-west georiënteerde linten in het landschap ontstaan waarbij een verdichting heeft plaatsgevonden daar waar de kerken stonden.

4.3 karakteristiek kernen

4.3.1 Geffen

De kern Geffen is de grootste dorpskern binnen de gemeente en is tevens de plaats waar het gemeentebestuur zetelt. Geffen herbergt bovenlokale voorzieningen en heeft naast de overheersende woonfunctie eveneens een tweetal bedrijventerreinen binnen de kern. Het dorp kan worden aangemerkt als middelgroot en is gelegen op de overgang tussen de zandgronden en het rivierengebied. Het dorp is ontstaan uit agrarische bebouwing gelegen langs linten. Het meest beeldbepalende lint is het centrale lint langs de Dorpsstraat/Kloosterstraat. Het betreft een langgerekt lint dat vanaf de noordelijke dorpsrand doorloopt tot aan de zuidelijke dorpsrand. Dit lint kenmerkt zich door haar verkeersfunctie als de belangrijkste ontsluitingsweg binnen de dorpskern. Het oude centrum is gelegen nabij de noordelijke dorpsrand en bestaat uit karakteristieke bebouwing rond de dorpspomp. Tevens bevindt zich hier zowel een voormalig kloostercomplex, als een kerk. Het “nieuwe” centrum wordt gevormd door het Dorpsplein en ligt ten zuiden van het oude centrum aan het historische dorpslint. Rond het Dorpsplein en aan het lint is het merendeel van de in de kern aanwezige voorzieningen gesitueerd. Het Dorpsplein heeft normaliter een parkeerfunctie maar dient tevens als marktplaats en evenementenlocatie. De linten zijn in de loop der tijden opgevuld met recentere woonbebouwing. In latere periodes is de ruimte achter de linten bebouwd met meer recentere woonwijken in een kwadrant van linten.

4.3.2 Nuland

De dorpskern Nuland is evenals Geffen een middelgrote dorpskern en is gelegen in het westen van de gemeente. Ten westen van Nuland bevindt zich een kleinschalig landschap en een bosgebied. Ten oosten, tussen de kernen Nuland en Geffen, bevindt zich een laagte, waar zich voorheen ten tijde van overstromingen de Maas zich richting de zandgronden opdrong en over liep in de Baardwijkse Overlaet. De kern bestaat in hoofdzaak uit zowel een noord-zuid als oost-west georiënteerd lint met aan de huidige noordelijke dorpsrand de restanten van het historische dorpscentrum. Het huidige ruimtelijke centrum is centraal in de dorpskern gelegen rondom het Prins Bernhardplein. Het plein wordt gevormd door een open brinkvormige ruimte, waar de hoofdwegen binnen de kern samenkomen. Het plein wordt echter niet omgeven door pleinwanden maar door lage relatief open bebouwingswanden. Het plein wordt gebruikt als marktplaats en wordt ingezet bij evenementen. Normaliter is het plein in gebruik als parkeerterrein. Rondom het plein zijn enkele voorzieningen gesitueerd. Het merendeel van de in Nuland aanwezige voorzieningen is echter verspreid gesitueerd over de linten. In de Tweede Wereldoorlog heeft Nuland zware tijden gekend en is een aanzienlijk deel van de bebouwing zwaar beschadigd of vernietigd. Dit verklaart waarom nagenoeg alleen naoorlogse bebouwing is te vinden. Aan de zuidzijde van de kern is langs de N 59/A 59 een bedrijventerrein gelegen. Toekomstige bedrijvigheid binnen de gemeente zal met name geconcentreerd worden nabij Nuland mede met het oog op het verleggen van het traject van de N 59 /A 59.

4.3.3 Vinkel

De dorpskern Vinkel is gelegen in het zuiden van de gemeente Maasdonk. Het dorp heeft een agrarische achtergrond en heeft zich ontwikkeld tot een oost-west georienteerd bebouwingslint op een verhoging in het landschap. Naast deze beeldbepalende lintbebouwing bevinden zich in de kern Vinkel nog twee bebouwingslinten. Hierbij gaat het om de bebouwing langs de linten die reeds van oudsher leiden naar enerzijds Nuland en anderzijds Geffen. De voorzieningen die in de kern aanwezig zijn met name geconcentreerd langs het hoofdlint. Achter het lint zijn enkele woonwijken gelegen.

5 GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA

De gebiedsgerichte criteria bestaan uit een beschrijving van de beeldkarakteristiek van de verschillende gebieden in de gemeente, een waardebepaling daarvan en, daaraan gekoppeld, een vaststelling van het welstandsniveau. De beeldkarakteristiek wordt per deelgebied beschreven. In de waardebepaling wordt aangegeven welke gebiedsgebonden kenmerken zodanig typerend zijn dat ze dienen te worden gerespecteerd of beschermd. Het welstandsniveau geeft aan hoe intensief er door de welstandscommissie in een bepaald gebied getoetst wordt. Het zal duidelijk zijn dat in een historisch waardevolle omgeving een hoger welstandsniveau zal worden vastgesteld dan in een omgeving zonder duidelijk aanwijsbare waardevolle bebouwingskarakteristieken. Om in de rayoncommissies van Welstandszorg Noord-Brabant op een efficiënte wijze met de gemeentelijke welstandsnota’s te kunnen werken is een uniforme aanpak voor de ontwikkeling en uitwerking van het gebiedsgerichte beleid gewenst. Deze worden in de volgende paragraaf nader toegelicht.

5.1 gebiedstyperingen hoofdgroepen subgroepen

Vanuit de vaststelling dat er bij elke gemeente min of meer sprake is van een aantal dezelfde gebieden met dezelfde gebiedsomschrijvingen en gebiedstyperingen is landelijk een onderscheid gemaakt in een 5-tal gebiedshoofdgroepen:

  • Historisch gegroeide gebieden;

  • Planmatig ontworpen gebieden;

  • Bedrijvengebieden;

  • Groene gebieden;

  • Gebieden met bijzondere bebouwingsthema’s.

Deze hoofdgroepen zijn elk weer onderverdeeld in een aantal subgroepen. Deze zijn terug te vinden in ”Bouwstenen Noord-Brabant”. Deze onderverdeling wordt voorgesteld voor de bepaling en omschrijving van de te onderscheiden gemeentelijke gebieden.

Welstandskaarten en gebiedsbeschrijving

Voor het gemeentelijk grondgebied is een kaart voorgesteld op basis van de 5 gebiedsgroepen resulterend in 17 deelgebieden. Daarnaast is bij de welstandsnota een kaart gevoegd waarop de binnen de gemeente voorkomende welstandsniveaus aan de verschillende gebieden zijn toebedeeld.

5.2 gebiedscriteria en welstandsniveau

Criteria

Vervolgens zijn de waarden van het gebied beschreven en aangegeven in hoeverre deze bescherming behoeven. Uit deze waardebepaling volgt het vaststellen van de gebiedsgerichte criteria voor nieuw- en verbouw in dit gebied.

Welstandsniveau

Van elk gebied is op basis van de aanwezige kwaliteit het gewenste welstandsniveau vastgesteld en op de kaart aangegeven. Alle plannen in dat gebied zullen op het vastgestelde niveau aan de gebiedsgerichte criteria worden getoetst. Ontwerpen die doelbewust of noodzakelijkerwijs van de gebiedsgerichte criteria afwijken, zullen met behulp van de algemene criteria beoordeeld worden als lagen zij in een gebied met welstandsniveau 1 (zie ook 2.1.5.: afwijken van criteria).

In de volgende gevallen zal altijd op welstandsniveau 1 worden getoetst:

  • verbouwingen en uitbreidingen aan monumenten en beeldbepalende panden (omschreven in bestemmingsplan of cultuurhistorische waardenkaart van de provincie en opgenomen als bijlage bij de welstandsnota);

  • bouwen of verbouwen in de onmiddellijke nabijheid van monumenten en beeldbepalende panden (belendende percelen);

  • bouwen in een beschermd stads- of dorpsgezicht;

  • plannen die passen in het bestemmingsplan, maar sterk afwijken van de omgevingskarakteristiek;

  • plannen die een uniciteit hebben voor de gemeente (winkelcentra, schouw burgen e.d.).

6 DE DEELGEBIEDEN

Een tweetal gebieden zijn niet in de welstandsnota opgenomen. Het betreft twee gebieden die ontwikkeld worden voor de nieuwbouw van woningen. De welstandtoetsing voor deze gebieden vindt plaats op basis van de beeldkwaliteitplannen die 33 voor deze gebieden zijn opgesteld. Na realisatie van de woningbouwplannen kan bij de actualisatie van de welstandsnota de doorvertaling plaatsvinden van de beeldkwaliteitplannen naar welstandscriteria en zullen de gebieden in de nota worden opgenomen.

I heiduinen

In het noordwesten van de kern Nuland wordt de woningbouwlocatie Heiduinen ontwikkeld. In het gebied zullen ongeveer 70 woningen worden gerealiseerd. De welstandstoetsing met betrekking tot de te realiseren bouwwerken in dit gebied zullen in eerste instantie worden getoetst aan het beeldkwaliteitplan Heiduinen (Pouderoyen compagnons, februari 2004). Na realisatie van het woningbouwplan zal het beeldkwaliteitplan doorvertaald worden naar welstandscriteria die vervolgens bij een actualisatie van de welstandsnota hierin opgenomen kunnen worden. De welstandsnota is gericht op het bestaande bebouwde gebied. Nieuwbouwlocaties van dergelijke omvang worden in eerste instantie gerealiseerd op basis van een beeldkwaliteitplan. Om deze reden zal het betreffende gebied pas bij een actualisatie van de welstandsnota hierin worden meegenomen.

II vinkel –zuid

Vinkel-Zuid is een nieuwbouwlocatie in het zuidwesten van de kern Vinkel. Voor Vinkel-Zuid geldt hetzelfde als voor Heiduinen. Aangezien het hier een nieuwbouwlocatie betreft waarvoor een beeldkwaliteitplan is opgesteld (Pouderoyen compagnons, december 2003), zal de welstandstoetsing plaatsvinden op basis van dit beeldkwaliteitplan. Bij de actualisatie van de welstandsnota kan na realisatie van het woningbouwplan een doorvertaling plaatsvinden naar welstandscriteria.

1 historisch dorpsgebied

Veel Brabantse dorpen zijn ontstaan als agrarische nederzettingen. Iedere regio heeft zijn eigen typen, zoals de brinkdorpen, de gestrekte langstraatdorpen en wegdorpen bij jonge ontginningen. Daarnaast zijn er ook dorpen met een andere ontstaansgeschiedenis, zoals marktplaatsen, strategische vestigingen of nederzettingen met een meer industriële oorsprong. De oude dorpsgebieden kenmerken zich door relatief open en kleinschalige bebouwing met daarbinnen een zekere variatie. Binnen deze gebieden zijn vaak nog onbebouwde percelen in gebruik als weiland of moestuin. Op enkele plaatsen en met name langs kruisingen van belangrijke wegen komt verdichting voor. Naast wonen zijn er functies als detailhandel en ambachten. In sommige gevallen treft men nog oude molens, kerken en boerderijen aan. Oorspronkelijke dorpsgebieden vormen waardevolle elementen in het huidige beeld van de gemeente. Ze vormen de historische context van veel objecten van cultuur historische waarde, zijn belangrijke schakels binnen het wegennetwerk en ondersteunen de oriëntatie binnen de gemeente.

gebied 1a historisch dorpsgebied geffen

Gebiedsbeschrijving

Deelgebied 1a wordt gevormd door de lintstructuur van de Dorpsstraat/Kloosterstraat en Kerkstraat. Het lint vormt als het ware het dorpshart van Geffen en loopt vanaf de spoorlijn in het noorden tot aan de Heesterseweg in het zuiden. Het lint kenmerkt zich door een grote diversiteit voor wat betreft bebouwing en aanwezige functies. Het gebied aan de noordzijde van Geffen, dat gelegen is rond de plaats waar de Kerkstraat en de Dorpsstraat samenkomen, vormt het historische centrum van Geffen. In dit deel van het lint zijn enkele bijzondere elementen gelegen zoals de kerk, de pastorie, een voormalig kloostercomplex en een bejaardencentrum. Ten zuiden hiervan is het Dorpsplein gelegen. In dit deel van het lint en rondom het plein is een meer eigentijdse bebouwing te vinden. Voor het overige wordt het lint gevormd door bebouwing uit diverse perioden en overheerst de woonfunctie. De bebouwing in deelgebied 1a bestaat overwegend uit 1 of 2 bouwlagen en een kap. Het noordelijk meer historische deel van het lint kenmerkt zich door bebouwing in overwegend 1 bouwlaag met kap. De kapvormen die in het gebied voorkomen zijn divers te noemen. Slechts een enkele keer komt een platte kapuitvoering voor. De kappen zijn over het algemeen belegd met antracietkleurige of rode dakpannen.

Beleid en ontwikkeling

Het historisch dorpsgebied van Geffen kan in eerste instantie worden aangemerkt als beheersgebied. Omdat hier in beginsel zich geen (grote) nieuwe ontwikkelingen zullen voordoen kan het historisch dorpsgebied van Geffen als een beheer(s)gebied worden aangemerkt. Bij de zuidelijke entree van Geffen is een ontwikkeling gaande aan weerszijde van de Dorpstraat. Aan de westzijde is een brandweercomplex ontwikkeld. Bij de toetsing van plannen die in het oostelijk deel van deze entree worden ontwikkeld zal aansluiting gezocht dienen te worden bij het karakter van het reeds gerealiseerde westelijk deel.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 1a is welstandsniveau 1 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Eveneens blijven de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de bebouwing is georiënteerd op de (belangrijkste) straat;

  • de bebouwing is geplaatst in een (licht) verspringende rooilijn (soms op ruime 37 afstand van de weg);

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de bebouwing is individueel en afwisselend (gevarieerd beeld);

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of het complex;

  • de massa is geleed; grote gevelvlakken worden doorbroken door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm);

  • blinde gevels aan de zijde van de openbare ruimte zijn niet gewenst, hoekpanden hebben derhalve twee representatieve gevels;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met verschillende kapvormen (zadeldak, mansardekap, schilddak);

  • de nokrichting is wisselend (maar ligt in de straat bij voorkeur loodrecht dan wel evenwijdig aan de straat);

  • • terughoudend omgaan met de toepassing van luifels, indien reeds toegepast dan:

    • passend bij de architectuur van het pand;

    • geen massief ogende zware constructies;

    • niet breder dan het pand;

    • doortrekken over meerdere panden is niet toegestaan;

    • geen horizontale opdeling van de gevel;

    • maximaal 1,5m diep.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen, (witgekalkt) pleisterwerk is, indien dit het algehele beeld van het deelgebied niet gaat overheersen, tevens toegestaan;

  • toepassing van dakpannen in gebiedseigen kleuren (antraciet, rood), bij voorkeur gebakken pannen;

  • interpretatie van de gebiedseigen architectuur met eigentijdse materialen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de belendende panden;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa;

  • het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit), de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • raamopeningen zijn verticaal;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek;

  • de bestaande geveldetaillering is gehandhaafd of versterkt .

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

• reclame is terughoudend en past binnen de structuur en detaillering van de gevel.

gebied 1b historisch dorpsgebied nuland

Gebiedsbeschrijving

Het historische dorpsgebied Nuland is ontstaan in de 13e eeuw en heeft zich door de tijd heen ontwikkeld van langstraatdorp tot het huidige centrum van de kern Nuland. Het historisch dorpsgebied strekt zich uit van noord naar zuid langs de kerkstraat, Dorpsstraat en Hoogstraat. De lintbebouwing langs deze straten kenmerkt zich door een grote diversiteit in zowel verschijningsvorm als in functie. Op enkele plaatsen bevinden zich bijzondere bebouwingselementen zoals de kerk en Villa Maasdonk. Op de kruising van de linten Kerkstraat/Dorpstraat en de Elzenstraat/Zandstraat is een pleinruimte gelegen, het Prins Bernhardplein. Het plein vormt het tegenwoordige centrum van de dorpskern en kenmerkt zich door een open karakter. De pleinwanden zijn open en bestaan voornamelijk uit woonbebouwing in 1 of 2 bouwlagen voorzien van een kap. De kappen bestaan overwegend uit een met antracietkleurige dakpannen belegd zadeldak. De overheersende nokrichting is evenwijdig gelegen aan de straat. De bebouwing is over het algemeen opgetrokken uit een lichtbruin tot roodbruine baksteen. In sommige gevallen zijn de gevels wit geverfd.

Beleid en ontwikkeling

Het historisch dorpsgebied Nuland kan worden aangemerkt als beheergebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 1b is welstandsniveau 1 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de bebouwing is georiënteerd op de (belangrijkste) straat;

  • de bebouwing is geplaatst in een (licht) verspringende rooilijn (soms op ruime 41 afstand van de weg);

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de bebouwing is individueel en afwisselend (gevarieerd beeld);

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de massa is geleed, grote gevelvlakken worden doorbroken door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm);

  • blinde gevels aan de zijde van de openbare ruimte zijn niet gewenst, hoekpanden hebben derhalve twee representatieve gevels.

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met verschillende kapvormen (zadeldak, mansardekap, schilddak);

  • de nokrichting is wisselend (maar ligt in de straat bij voorkeur loodrecht dan wel evenwijdig aan de straat);

  • • terughoudend omgaan met de toepassing van luifels, indien reeds toegepast dan:

    • passend bij de architectuur van het pand;

    • geen massief ogende zware constructies;

    • niet breder dan het pand;

    • doortrekken over meerdere panden is niet toegestaan;

    • geen horizontale opdeling van de gevel;

    • maximaal 1,5m diep.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen, (witgekalkt) pleisterwerk is, indien dit het algehele beeld van het deelgebied niet gaat overheersen, tevens toegestaan;

  • toepassing van dakpannen in gebiedseigen kleuren (antraciet, rood), bij voorkeur gebakken pannen;

  • interpretatie van de gebiedseigen architectuur met eigentijdse materialen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de belendende panden;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa;

  • het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit), de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • raamopeningen zijn verticaal;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek;

  • de bestaande geveldetaillering is gehandhaafd of versterkt. Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • reclame is terughoudend en past binnen de structuur en detaillering van de gevel.

gebied 1c historisch dorpsgebied vinkel

Gebiedsbeschrijving

Het centrale dorpslint van Vinkel vormt tevens het eigenlijke historische dorpsgebied van de kern. Het gebied kenmerkt zich door een grote diversiteit in verschijningsvorm. De bebouwing in het gebied is gerealiseerd in diverse perioden. Naast de woonfunctie komen verspreid ook andere functies voor als kleinschalige bedrijven, horeca en dergelijke. Centraal in Vinkel zijn achter het lint enkele woonbuurten gelegen. Zowel in westelijke als oostelijke richting wordt de dichtheid van het lint minder en zijn op plaatsen doorzichten aanwezig naar het achterliggende buitengebied. De bebouwing in het gebied bestaat uit 1 of 2 bouwlagen en is voorzien van een kap. In het gebied komen verschillende kapvormen voor. De nokrichting is over het algemeen evenwijdig aan de straat gelegen. De daken zijn overwegend voorzien van een antracietkleurig pannendek. Sporadisch komen eveneens daken voor die voorzien zijn van rode dakpannen en rieten kappen. De bebouwing is opgetrokken uit lichtbruine tot roodbruine baksteen. Een duidelijk onderscheidend bebouwingselement in het lint wordt gevormd door de vestiging van de Spar. Dit bebouwingselement is opgetrokken uit plaatmateriaal en golfplaten.

Beleid en ontwikkeling

Het historisch dorpsgebied van Vinkel kan worden aangemerkt als beheergebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 1c is welstandsniveau 1 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de bebouwing is georiënteerd op de (belangrijkste) straat;

  • de bebouwing is geplaatst in een (licht) verspringende rooilijn (soms op ruime 45 afstand van de weg);

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de bebouwing is individueel en afwisselend (gevarieerd beeld);

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de massa is geleed, grote gevelvlakken worden doorbroken door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm);

  • blinde gevels aan de zijde van de openbare ruimte zijn niet gewenst, hoekpanden hebben derhalve twee representatieve gevels;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met verschillende kapvormen (zadeldak, mansardekap, schilddak);

  • de nokrichting ligt evenwijdig aan de straat;

  • terughoudend omgaan met de toepassing van luifels, indien reeds toegepast dan:

    • passend bij de architectuur van het pand;

    • geen massief ogende zware constructies;

    • niet breder dan het pand;

    • doortrekken over meerdere panden is niet toegestaan;

    • geen horizontale opdeling van de gevel;

    • maximaal 1,5m diep.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen, (witgekalkt) pleisterwerk is, indien dit het algehele beeld van het deelgebied niet gaat overheersen, tevens toegestaan;

  • toepassing van dakpannen in gebiedseigen kleuren (antraciet, rood), bij voorkeur gebakken pannen;

  • interpretatie van de gebiedseigen architectuur met eigentijdse materialen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de belendende panden;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa;

  • het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit), de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • raamopeningen zijn verticaal;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek;

  • de bestaande geveldetaillering is gehandhaafd of versterkt .

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • reclame is terughoudend en past binnen de structuur en detaillering van de gevel.

2 bebouwingslinten

Langs de oudere hoofdwegen en uitvalswegen zijn vanuit de historische bebouwingskernen in de loop der tijd bebouwingslinten ontstaan. Ook ontstonden langs secundaire landwegen op strategische plekken bebouwing. Veel van deze bebouwingslinten zijn later opgenomen in nieuwe wijken. Vaak is de oorspronkelijke samenhang in het wegennet nog herkenbaar, maar soms zijn het slechts fragmenten in een nieuwe omgeving. Aan het beeld van deze routes is de ontstaansgeschiedenis van de gemeente binnen de oorspronkelijke landschappelijke omgeving af te lezen. Binnen de gemeente Maasdonk zijn deze linten overwegend in oost-west richting gelegen. Met name op de overgang tussen het rivierenlandschap en de hogere zandgronden hebben deze linten zich ontwikkeld. Ten noorden van Nuland en Geffen is een bebouwingslint gelegen dat doorloopt richting Oss en richting Rosmalen. Ten noordwesten van Nuland is het lint relatief dicht bebouwd. Dit gebied staat bekend onder de naam Heeseind.

gebied 2 bebouwingslinten heeseind

Gebiedsbeschrijving

Ten noordwesten van de kern Nuland, aan de overzijde van de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen, is een verdicht bebouwingslint gelegen dat bekend is onder de naam Heeseind. Een lint als Heeseind werd in het verleden gevormd door bebouwingsconcentraties langs historische verbindingswegen waaruit later dorpen en steden zich ontwikkelden. Heeseind maakt onderdeel uit van een langgerekt lint dat zich via de Kruisstraat uitstrekt tot Rosmalen. Binnen het lint is bebouwing aanwezig uit diverse perioden. Het lint is ontstaan vanuit een agrarische functie en is gelegen op de overgang tussen de hoger gelegen zandgronden en het lager gelegen rivierengebied. De bebouwing is perceelsgewijs tot stand gekomen waardoor het straatbeeld een wisselend karakter heeft. De rooilijn is veelal per perceel verschillend waardoor deze een verspringende lijn volgt. De structuur van het lint is open waardoor doorzichten naar het achterliggende buitengebied aanwezig zijn. De bebouwing kent een grote mate van diversiteit voor wat betreft verschijningsvorm. De bebouwingselementen zijn veelal als individuele bouwwerken vormgegeven maar bestaan over het algemeen uit 1 tot 2 bouwlagen en zijn voorzien van een kap overwegend in de vorm van een langskap. De kappen zijn over het algemeen afgedekt met een antraciet- of roodkleurig pannendek. Tevens komen binnen het lint rieten kappen voor. De bebouwing is opgetrokken uit baksteen.

Beleid en ontwikkeling

Het Heeseind is een beheergebied. Op termijn zal het Heeseind worden aangewezen als beschermd stad- en dorpsgezicht.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 2 is welstandsniveau 1 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

• de bebouwing is georiënteerd op de straat;

50 • de bebouwing is geplaatst in een verspringende rooilijn, (soms op ruime afstand van de weg);

• bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de bebouwing is individueel en afwisselend (gevarieerd beeld);

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met verschillende kapvormen doch overwegend een zadeldak;

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van dakpannen in gebiedseigen kleuren (antraciet, rood), bij voorkeur gebakken pannen;

  • interpretatie van de gebiedseigen architectuur met eigentijdse materialen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de belendende panden;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa;

  • het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit); de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek;

  • de bestaande geveldetaillering is gehandhaafd of versterkt .

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek.

3 woonwijken traditionele verkaveling

In de jaren ’50, ’60 en ‘70 zijn veel uitleggebieden gerealiseerd met een eenvoudig patroon van rechte straten met een symmetrisch straatprofiel en bomen op de trottoirs. Langs deze straten zijn woningen gebouwd, veelal in rijtjes van drie of meer, afgewisseld met dubbele en vrijstaande woningen en in sommige gevallen met lage flatgebouwen. Soms is sprake van een geclusterde stedenbouwkundige opzet, waarbij sommige buurten doen denken aan de tuindorpen van voor de Tweede Wereldoorlog. De samenhang in het straatbeeld ontstaat onder meer door een ingetogen materiaal- en kleurgebruik. Kenmerkend zijn het blokvormig stratenpatroon en het straatgericht wonen. De straathoeken zijn open, waarbij de woningen veelal een duidelijk onderscheid hebben tussen voorgevel en zijgevel. Rust in het bebouwingsbeeld ontstaat door de eenvoudige hoofdmassa´s en kapvormen, zoals zadelkappen en soms schilddaken. De herhaling van gelijkvormige koppen van bouwblokken geven een karakteristiek beeld naar zijstraten. Voor- en zijtuinen zijn gescheiden van de openbare ruimte door eenvoudige, lage erfafscheidingen. Aanbouwen aan achtergevels en dakkapellen/dakopbouwen voegen zich soepel binnen de hoofdkarakteristiek van het bebouwingsthema. Deze woongebieden hebben een overzichtelijk, rustig en relatief groen karakter. De aanwezige complexen zijn in hun oorspronkelijke opzet architectonisch en stedenbouwkundig met zorg ontworpen. Verstoringen van het bebouwingsbeeld doen zich met name voor bij hoekwoningen omdat aanbouwen, bijgebouwen en schuttingen in de zijtuinen vaak op gespannen voet staan met de stedenbouwkundige karakteristiek van de woonwijk. Wanneer woningen afzonderlijk aan particulieren zijn verkocht bestaat het gevaar dat de architectonische samenhang in het straatbeeld langzamerhand verdwijnt. Uitgifte van openbaar groen aan particulieren kan leiden tot een verstoring van de ruimtelijke samenhang.

gebied 3a woonwijken traditionele verkaveling geffen

Gebiedsbeschrijving

Binnen Geffen zijn twee gebieden te onderscheiden die in hoofdzaak gevormd worden door woonbebouwing in een traditionele verkaveling. Deze woongebieden zijn ruim en groen van opzet. De woonbebouwing staat overwegend in een strakke rooilijn. Deze twee woongebieden zijn aan weerszijde van het noord-zuid gelegen dorpslint gesitueerd. Het betreft de eerste meer grootschalige uitbreidingsgebieden van Geffen. De bebouwing dateert veelal uit de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. De woonbebouwing wordt in hoofdzaak gevormd door vrijstaande, tweeonder-één-kapwoningen en rijwoningen uitgevoerd in twee bouwlagen en voorzien van een kap. De kap bestaat over het algemeen uit een zadeldak die belegd is met een antracietkleurig pannendek. De nokrichting is meestal evenwijdig aan de straat gelegen. De woningen zijn opgetrokken uit een lichtbruine tot roodbruine baksteen.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 3a kan worden aangemerkt als beheergebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 3a is welstandsniveau 2 van toepassing. Voor een deel van het deelgebied gelegen aan de Molenstraat, noordelijk deel van de Van Coothstraat, de Pastoor van de Kampstraat en de Heesterseweg geldt dat welstandsniveau 1 van toepassing is.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (kaprichting, gerichtheid op de weg);

  • de bebouwing is geplaatst in de rooilijn;

  • behoud van het huidige verloop van de rooilijnen;

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s en het kappensilhouet vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 2 lagen met een kap;

  • de bebouwing is voorzien van een zadeldak;

  • de nokrichting ligt evenwijdig aan de straat.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

Voor die delen van het deelgebied waarvoor welstandsniveau 1 geldt zijn de volgende criteria eveneens van toepassing:

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit); de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek.

gebied 3b woonwijken traditionele verkaveling nuland

Gebiedsbeschrijving

Binnen Nuland zijn evenals in Geffen twee gebieden te onderscheiden die in hoofdzaak gevormd worden door woonbebouwing in een traditionele verkaveling. Deze woongebieden zijn ruim en groen van opzet. De woonbebouwing staat overwegend in een strakke rooilijn. Deze twee woongebieden zijn aan weerszijde van het noordzuid gelegen dorpslint gesitueerd. Het betreft de eerste meer grootschalige uitbreidingsgebieden van Nuland. De bebouwing dateert veelal uit de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. Binnen het westelijk gelegen deel van gebied 3b komt tevens vooroorlogse bebouwing voor, uitgevoerd in een tuindorp architectuur. De woonbebouwing wordt in hoofdzaak gevormd door vrijstaande, twee-onder-éénkapwoningen en rijwoningen uitgevoerd in één of twee bouwlagen en voorzien van een kap. De woningen uitgevoerd in een tuindorparchitectuur bestaan uit één bouwlaag. De kap van de woonbebouwing in het gebied bestaat over het algemeen uit een zadeldak die belegd is met een antraciet- of roodkleurig pannendek. De nokrichting is meestal evenwijdig aan de straat gelegen. De woningen zijn opgetrokken uit een lichtbruine tot roodbruine baksteen. Bij sommige woningen is tevens sprake van de toepassing van hout in de gevels.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 3b kan worden aangemerkt als beheergebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 3b is welstandsniveau 2 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (kaprichting, gerichtheid op de weg);

  • de bebouwing is geplaatst in de rooilijn;

  • behoud van het huidige verloop van de rooilijnen;

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s en het kappensilhouet vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met een kap;

  • de bebouwing is voorzien van een zadeldak;

  • de nokrichting ligt evenwijdig aan de straat.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van rode- of antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

gebied 3c woonwijken traditionele verkaveling vinkel

Gebiedsbeschrijving

Deelgebied 3c is gelegen ten noorden van het centrale lint van Vinkel. Aan de noordzijde grenst de wijk aan het buitengebied. Aan de zuidzijde wordt de wijk begrenst door een open pleinruimte tegenover de kerk. De woonwijk dateert uit de jaren zeventig/tachtig. De wijk kenmerkt zich door een traditionele rechthoekige structuur en een ruime opzet. De in de wijk gelegen woonbebouwing bestaat overwegend uit vrijstaande woningen. Naast vrijstaande woningen zijn binnen het gebied eveneens tweeonder-één-kapwoningen gesitueerd. De woningen bestaan uit twee bouwlagen en zijn voorzien van een kap in de vorm van een zadeldak. De woningen aan de noordrand bestaan uit één bouwlaag en zijn overwegend voorzien van een zadeldak. De nokrichting van de woningen in het gebied zijn evenwijdig aan de straat gelegen. De daken zijn belegd met een antracietkleurig pannendek. De woningen zijn opgetrokken uit zandkleurige tot roodbruine baksteen.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 3c kan worden aangemerkt een beheergebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 3c is welstandsniveau 2 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (kaprichting, gerichtheid op de weg);

  • de bebouwing is geplaatst in de rooilijn;

  • behoud van het huidige verloop van de rooilijnen;

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s en het kappensilhouet vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met een kap;

  • de bebouwing is voorzien van een zadeldak;

  • de nokrichting ligt evenwijdig aan de straat.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

4 forumbeweging

Als reactie op de blokverkaveling en de invloed van de “modernen”, die als te zakelijk en monotoon werden ervaren, ontstaat in de jaren ’70 de Forumbeweging, die aandacht vraagt voor de menselijke schaal en maat van nieuwe woongebieden. De woongebieden uit deze periode hebben een grillig stratenpatroon en weinig doorgaande wegen. De woningen zijn meestal geclusterd rondom woonerven waarbij een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkanten ontbreekt. De wijken, maar ook delen daarvan zijn sterk naar binnen gekeerd. Een groot aantal van de woningen is niet straatgericht maar georiënteerd op de privé-tuin. Er komen veel variaties voor in de vormgeving openbaar-privé. De architectuur van de woningen is relatief ingetogen en sluit aan bij de jaren 70 mode: donkere, semi-ambachtelijke materialen, bruin hout, rode baksteen en donkere pannen. De waarde van deze wijken schuilt voornamelijk in de stedenbouwkundige opzet: de ruime groenstructuren die het beeld van de wijken bepaalt. Ook de kleine schaal van de bebouwing en de variatie zijn aantrekkelijk. Waar schuren voor het huis zijn geplaatst ontstaan soms rommelige situaties. Het zicht op de achtertuinen kan een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het openbaar gebied. In grotere wijken ontbreken veelal visueel-ruimtelijke aanknopingspunten voor de oriëntatie. Op enkele plekken dringen gesloten en weinig aantrekkelijke achtererfafscheidingen op tot aan de openbare weg. Uitbreidingen aan de woningen aan de straatzijde kunnen de rust en de samenhang binnen het bebouwingsbeeld verstoren.

gebied 4a forumbeweging geffen

Gebiedsbeschrijving

Deelgebied 4a is gelegen in het noordoosten van de kern Geffen. Het betreft een woonbuurt die bestaat uit twee delen. De beide delen komen samen in een groene zone die vanaf het buitengebied de wijk inkomt. De openbare ruimte binnen de wijk heeft een erfachtig karakter. De woningen liggen deels in de rooilijn en deels is sprake van een verspringende rooilijn. De bebouwing in het gebied dateert uit de laatste decennia van de 20e eeuw. In het gebied zijn naast vrijstaande woningen ook twee-onder-één-kapwoningen en rijwoningen gelegen. De bebouwing bestaat uit 1-2 bouwlagen en is voorzien van een kap in de vorm van een zadeldak. De nokrichting van de kappen is over het algemeen evenwijdig aan de straat gelegen. De kappen zijn belegd met een antracietkleurig pannendek. De woningen zijn opgetrokken uit lichtbruine tot roodbruine baksteen.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 4a is een beheersgebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 4a is welstandsniveau 2 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (kaprichting, gerichtheid op de weg);

  • de bebouwing is geplaatst in de rooilijn;

  • behoud van het huidige verloop van de rooilijnen;

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s en het kappensilhouet vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met een kap;

  • de bebouwing is voorzien van een zadeldak;

  • de nokrichting ligt evenwijdig aan de straat;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa.

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

gebied 4b forumbeweging nuland

Gebiedsbeschrijving

Deelgebied 5b is gelegen in het noordwesten van de dorpskern Nuland. De buurt vormt een voortzetting in noordelijke richting van de eerder gerealiseerd “traditionele” woonwijk. Deze buurt is gerealiseerd in de jaren zeventig/tachtig. De woonwijk bestaat uit rijwoningen en twee-onder-één-kapwoningen, uitgevoerd in overwegend twee bouwlagen en voorzien van een kap in de vorm van een zadeldak. De nokrichting is deels evenwijdig aan en deels haaks op de straat georiënteerd. De daken zijn voor het merendeel belegd met antracietkleurige dakpannen. De woningen zijn over het algemeen opgetrokken uit lichtbruine tot bruine baksteen. De openbare ruimte kenmerkt zich door een erfachtig karakter. De wijk heeft sterk het karakter van een woonbuurt gelegen achter de linten van de Kerkstraat en de Elzenstraat.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 4b kan worden aangemerkt als beheergebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 4b is welstandsniveau 2 van toepassing. Voor de bebouwing die grenst aan de Rijksweg N 59/A 59 geldt welstandsniveau 1.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (kaprichting, gerichtheid op de weg);

  • de bebouwing is geplaatst in de rooilijn;

  • behoud van het huidige verloop van de rooilijnen;

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s en het kappensilhouet vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met een kap;

  • de bebouwing is voorzien van een zadeldak;

  • de nokrichting ligt evenwijdig aan de straat.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

Voor die delen van het deelgebied waarvoor welstandsniveau 1 geldt zijn de volgende criteria eveneens van toepassing:

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit); de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek.

5 individuele woningbouw

Individuele woningbouw bestaat veelal uit vrijstaande woningen van één of twee bouwlagen met kap, in diverse architectuurstijlen. De straten en buurten hebben een groen, en vaak dorps karakter. In de loop der jaren is de invloed van diverse stedenbouwkundige stromingen ook in de vrije sectorwijken ingebracht. De woningen van rond de jaren vijftig zijn gesitueerd aan rechte straten met trottoir, straatbomen en heestervakken. Het kleurgebruik in de detaillering van deze woningen, zoals houtwerk in de gevel, is overwegend donker. In deze periode gaat het vaak om kleinere inbreidingsplannen. De straten vanaf het eind van de 20e eeuw zijn veelal geknikt met korte zijstraatjes en loopstroken in plaats van echte trottoirs. Het openbaar groen bestaat uit heestervakken met straatbomen. Hier gaat het naast kleine inbreidingsplannen ook om hele wijken en buurten aan de rand van de bebouwde kom. De woningen zijn veelal individueel ontworpen en hebben daardoor een eigen en herkenbaar gezicht. Als er voldoende ruimte tussen de panden aanwezig is, wordt een afwisseling in kleur- en materiaaltoepassing als prettig ervaren. Indien de kavels aan de krappe kant zijn en de ruimten tussen de woningen minimaal, werkt de diversiteit in het woningbeeld veelal negatief en ontstaan rommelige, onsamenhangende straten. De ruimere woongebieden zijn dan ook minder kwetsbaar dan compactere woongebieden. De laatste jaren wordt in de vrije sectorgebieden veel aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit o.a. in de vorm van beeldkwaliteitplannen.

gebied 5a individuele woningbouw nuland

Gebiedsbeschrijving

Deelgebied 5a is gelegen in het westen van de kern Nuland, tegen de westzijde van het centrale dorpslint. De bebouwing dateert uit het laatste decennium van de 20e eeuw. De woningen in het gebied liggen in de rooilijn. De afstanden tussen de woningen onderling is niet groot, mede voortkomend uit de relatief hoge bebouwingsdichtheid. In de woonbuurt liggen over het algemeen vrijstaande woningen. De woningen bestaan uit 1-2 bouwlagen en zijn voorzien van een kap. In het gebied komen verschillende kapvormen voor waaronder zadeldaken, schilddaken en tentdaken. De daken zijn belegd met rode of antracietkleurige dakpannen. De woningen zijn opgetrokken uit baksteen in een kleurstelling die varieert van wit tot roodbruin. De stedenbouwkundige setting van de woonbuurt is gebaseerd op een landelijke informele sfeer.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 5a is een beheersgebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 5a is welstandsniveau 2 van toepassing. Voor een deel van de bebouwing gelegen aan de Heiweg geldt welstandsniveau 1.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (gerichtheid op de weg);

  • de bebouwing is geplaatst in de rooilijn;

  • behoud van het huidige verloop van de rooilijnen;

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met een kap;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van rode of antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa.

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

Voor die delen van het deelgebied waarvoor welstandsniveau 1 geldt zijn de volgende criteria eveneens van toepassing:

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit); de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek.

gebied 5b individuele woningbouw vinkel

Gebiedsbeschrijving

Achter het centrale dorpslint van Vinkel bevinden zich centraal in het dorp twee woongebieden. De één is gelegen aan de noordzijde van de kern, de ander aan de zuidzijde. Deze gebieden zijn gerealiseerd in de laatste decennia van de 20e eeuw. Naast de overwegend vrijstaande woningen komen enkele twee-onder-éénkapwoningen en geschakelde woningen in het gebied voor. De woningen zijn gesitueerd aan erfachtige woonstraten met een landelijke uitstraling. In het noordelijk deel zijn naast woningen ook enkele voorzieningen gelegen, waaronder het dorpshuis ’t Zijl. Dit gebouw is uitgevoerd in twee bouwlagen en is voorzien van een platte afdekking. Het gebouw is opgetrokken uit een bruine baksteen. Het gebied rondom het dorpshuis is ruim opgezet en sluit aan op de openheid van het lint ter plaatse van de school. De woningen zijn over het algemeen in de rooilijn geplaatst. De woningen bestaan uit één en soms twee bouwlagen en zijn voorzien van een kap. De kapvorm bestaat overwegend uit een traditioneel zadeldak dan wel een variant hierop. De nokrichting ligt over het veelal evenwijdig aan de straat. De daken zijn belegd met overwegend antracietkleurige dakpannen. De woningen zijn opgetrokken uit lichtbruine tot roodbruine baksteen. In het noordelijk deel komen enkele woningen voor die zijn opgetrokken uit een witte kleur baksteen.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 5c is een beheersgebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 5c is welstandsniveau 2 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (gerichtheid op de weg);

  • de bebouwing is geplaatst in de rooilijn;

  • behoud van het huidige verloop van de rooilijnen;

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-2 lagen met een kap;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van rode of antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

6 bedrijventerrein

Bedrijventerreinen zijn er in veel vormen en maten. Van oorsprong kwam bedrijvigheid voor langs ontsluitingen over het water (rivieren, kanalen, weteringen) en het spoor. Later werd veel bedrijvigheid ontwikkeld langs provinciale en rijkswegen. De laatste jaren zien we enorme ontwikkelingen op de zogenaamde “zichtlocaties” langs de autosnelwegen. In de kleinere kernen komt kleinschalige bedrijvigheid voor waar locale ondernemers dicht bij huis hun bedrijf voeren in de ambachtelijke sfeer. De bebouwing bestaat veelal uit eenvoudige loodsen met een klein kantoor- en kantinegedeelte. In de grotere kernen en in de buurt van de autosnelwegen hebben zich de laatste decennia de zogenaamd logistieke transportcentra ontwikkeld. Immense opslagloodsen met rijen “loadingdocks” bepalen het beeld van deze grootschalige bedrijventerreinen. De laatste jaren is veel zorg en aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen. De vormgeving van de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte en de bedrijfspercelen wordt vaak geregisseerd door middel van beeldkwaliteitplannen. Binnen de gemeente Maasdonk is een drietal bedrijventerreinen gelegen. Het betreft overwegend kleine bedrijventerreinen die zich voegen naar de schaal en maat van de dorpskernen. Het bedrijventerrein aan de zuidoostzijde van de kern Nuland is momenteel de grootste. Richting de N 59/A 59 vormt dit bedrijventerrein een voor Nuland beeldbepalend gebied.

gebied 6a bedrijventerrein geffen

Gebiedsbeschrijving

In Geffen zijn momenteel twee bedrijventerreinen gelegen: een klein bedrijventerrein ten noordoosten van het dorpscentrum langs de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen en een groter bedrijventerrein in het zuidoosten van de kern. De bedrijventerreinen kenmerken zich door een relatief kleinschalig karakter. Binnen beide bedrijventerreinen is naast bedrijfsbebouwing ook woonbebouwing aanwezig. Het bedrijventerrein in het noordoosten herbergt enkele grotere bedrijfsgebouwen. De bebouwing varieert van architectonisch vormgegeven panden tot functionele bebouwing zonder enige architectonische allure. De bebouwing dateert uit verschillende perioden, maar is met name in de laatste decennia van de 20e eeuw gerealiseerd. De woningen in deelgebied 6a bestaan uit 1 bouwlaag en zijn voorzien van een kap overwegend in de vorm van een zadeldak. De daken zijn over het algemeen belegd met antracietkleurige dakpannen. De woningen zijn opgetrokken uit lichtbruine tot bruine baksteen. De bedrijfsbebouwing in het gebied bestaat uit 1-3 bouwlagen en ligt over het algemeen verder terug van de weg dan de aanwezige woningen. De bedrijfsbebouwing is opgetrokken uit baksteen en prefabelementen. De bedrijfsbebouwing is over het algemeen plat afgedekt. Enkele panden zijn voorzien van een zadeldak met een flauwe dakhelling.

Beleid en ontwikkeling

De bedrijventerrein vormen tezamen een beheersgebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 6a is welstandsniveau 3 van toepassing. Voor de percelen grenzend aan de Heesterseweg en de Bredeweg geldt welstandsniveau 1.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

• de bebouwing is georiënteerd op de openbare ruimte;

• beeldverstorend terreingebruik (zoals opslag) wordt zoveel mogelijk aan het oog onttrokken en niet aan de voorzijde gesitueerd.

Massa

  • de bebouwing is individueel en afwisselend (gevarieerd beeld);

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de massa is geleed, grote gevelvlakken worden doorbroken door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm);

  • het onderscheid tussen het kantoor-(woon-) en bedrijfsgedeelte wordt benadrukt door hoogteverschil in de massaopbouw, vormgeving, verschil in materiaal- en kleurgebruik en openheid;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1 laag met een kap;

  • de bebouwing heeft een eenvoudige hoofdvorm met een plattegrond op rechthoekige basis en een plat dak of licht hellende kap.

Materialen en kleuren

  • toepassing van antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • bij de gevels is baksteen toegepast;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de belendende panden;

  • het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Voor die delen van het deelgebied waarvoor welstandsniveau 1 geldt zijn de volgende criteria eveneens van toepassing:

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit); de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • gevelreclame is zichtbaar vanaf de Heesterseweg en past binnen de structuur en detaillering van de gevel;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek, gebiedseigen traditionele architectuur.

gebied 6b bedrijventerrein nuland

Gebiedsbeschrijving

Deelgebied 6b wordt gevormd door een in het zuidoosten van Nuland gelegen bedrijventerrein. Dit bedrijventerrein herbergt naast woonbebouwing overwegend kleinschalige bedrijfsbebouwing en een kleine woonwagenlocatie. De aanwezige bedrijfsbebouwing dateert van na de Tweede wereldoorlog. De woonbebouwing is over het algemeen gelegen aan de straatzijde en bestaat uit één bouwlaag en is voorzien van een zadeldak. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de straat gelegen. De daken zijn belegd met een antracietkleurig pannendek. De bebouwing is opgetrokken uit een lichtbruine tot roodbruine baksteen. De bedrijfsbebouwing in het gebied bestaat overwegend uit anderhalve bouwlaag en is opgetrokken uit prefab materialen en baksteen.

Beleid en ontwikkeling

Het bedrijventerrein is een beheersgebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 6b is welstandsniveau 3 van toepassing. Langs de N 59/A 59 is een zone gelegen waar welstandsniveau 1 van toepassing is.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de bebouwing is georiënteerd op de openbare ruimte;

  • de bebouwing is geplaatst in de rooilijn, de voorgevels verspringen incidenteel; 81

  • beeldverstorend terreingebruik (zoals opslag) wordt zoveel mogelijk aan het oog onttrokken en niet aan de voorzijde gesitueerd.

Massa

  • de bebouwing is individueel en afwisselend (gevarieerd beeld);

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de massa is geleed, grote gevelvlakken worden doorbroken door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm);

  • het onderscheid tussen het kantoor-(woon-) en bedrijfsgedeelte wordt benadrukt door hoogteverschil in de massaopbouw, vormgeving, verschil in materiaal- en kleurgebruik en openheid;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1-1,5 laag met (eventueel) een kap;

  • de bebouwing heeft een eenvoudige hoofdvorm met een plattegrond op rechthoekige basis en een plat dak of licht hellende kap.

Materialen en kleuren

  • toepassing van antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • bij de gevels is baksteen toegepast;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de belendende panden;

  • het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Voor die delen van het deelgebied waarvoor welstandsniveau 1 geldt zijn de volgende criteria eveneens van toepassing:

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit); de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • gevelreclame is zichtbaar vanaf de N 59/A 59 en past binnen de structuur en detaillering van de gevel;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek, gebiedseigen traditionele architectuur.

7 buitengebied

In Noord-Brabant is een rijke verzameling van gebieden aan te treffen die zijn ontstaan vanuit verschillend agrarisch grondgebruik. Diverse methoden van akkerbouw en veeteelt zijn in de loop der eeuwen in de vorming van het landschap tot uitdrukking gekomen en worden nu als cultuurhistorische waardevolle gebieden beschermd. Denk hierbij aan het coulissenlandschap in de Meierij, het slagenlandschap in de Langstraat en het maasheggenlandschap in het rivierengebied bij Cuijk. De oudere erven nemen een eigen positie in binnen het landschap. Meestal liggen ze op de overgang van hoge naar lage gronden. Het zijn clusters van relatief forse bouwmassa’s en onregelmatig ten opzichte van elkaar geplaatst. Veel oude erven zijn daarnaast belangrijke schakels in de landschappelijke structuur. De oude gebouwen vormen een waardevol en cultuurhistorisch erfgoed. De “jongere” erven liggen langs een weg. Meestal is het voorhuis naar de weg gekeerd en liggen daarachter de schuren in een rechthoekig patroon. Sommige erven maken deel uit van een bebouwingslint De laatste jaren vindt er een ingrijpende schaalvergroting plaats in de agrarische bebouwing. De oudere, bakstenen schuren maken plaats voor grote damwand loodsen. Deze verhouden zich vaak moeizaam met de van oudsher aanwezige bebouwing en de schaal van het landschap. Ook vindt er op voormalige boerenerven een functieverschuiving plaats naar wonen en andersoortige bedrijvigheid. De oorspronkelijke karakteristiek van de erven staat hierdoor eveneens onder druk. In Maasdonk is het buitengebied grofweg in twee deelgebieden uit te splitsen op basis van het type landschap. Aan de noordzijde van de gemeente bevindt zich het rivierenlandschap dat zich kenmerkt door een grote mate van openheid. Aan de zuidzijde bevinden zich de hoger gelegen zandgronden die zich kenmerken door een halfopen karakter.

gebied 7a rivierengebied

Gebiedsbeschrijving

Het noordelijk deel van het buitengebied wordt gevormd door de lager gelegen gronden die behoren tot het rivierenlandschap. De bebouwing in het gebied wordt gekenmerkt door agrarische bedrijfsbebouwing met bijbehorende woning. De bebouwing in dit gebied is overwegend van na de Tweede Wereldoorlog. Het gebied als geheel is in een lage dichtheid bebouwd. De bebouwing staat in een open landschap met opgaand groen rond het erf. De bebouwing bestaat uit één bouwlaag en is voorzien van een kap in de vorm van een zadeldak met of zonder wolfseinden. De daken van de woonbebouwing zijn afgedekt met dakpannen over het algemeen in de kleur antraciet. De daken van schuren en loodsen zijn meestal afgedekt met golfplaten. De bebouwing is opgetrokken uit een lichtbruine tot donkerbruine baksteen.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 7a is een beheersgebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 7a is welstandsniveau 2 van toepassing. Voor dat deel van het gebied dat direct grenst aan de Bergstraat geldt welstandsniveau 1.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (kaprichting, gerichtheid op de weg);

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s en het kappensilhouet vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1 laag met een kap;

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek, gebiedseigen traditionele architectuur.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van rode of antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

Voor die delen van het deelgebied waarvoor welstandsniveau 1 geldt zijn de volgende criteria eveneens van toepassing:

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit); de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek.

gebied 7b zandgronden

Gebiedsbeschrijving

Het zuidelijk buitengebied van de gemeente bestaat uit de hoger gelegen zandgronden en het lager gelegen gebied tussen Nuland en Geffen. De zandgronden zijn minder open dan het rivierengebied en kenmerken zich door een hogere bebouwingsdichtheid. De in het gebied aanwezige bouwwerken zijn voor een groot deel van na de Tweede Wereldoorlog. De bebouwing bestaat overwegend uit agrarische bedrijfsbebouwing en bijbehorende bedrijfswoning en bestaat over het algemeen uit één bouwlaag voorzien van een kap. De kappen bestaan overwegend uit een zadeldak of een zadeldak voorzien van vergrote wolfseinden. De daken zijn afgedekt met een rood- of antracietkleurig pannendek. De bebouwing in het gebied is overwegend opgetrokken uit lichtbruin tot roodbruine baksteen. Voor bijgebouwen en bedrijfsbebouwing als schuren en loodsen is naast baksteen ook gebruik gemaakt van prefab plaatmateriaal.

Beleid en ontwikkeling

Deelgebied 7b is een beheersgebied.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 7b is welstandsniveau 2 van toepassing. Voor de bebouwing gelegen in de zones die op de kaart zijn aangegeven als karakteristieke linten -binnen deelgebied 7b- geldt welstandsniveau 1.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing op de kavel vertoont samenhang (kaprichting, gerichtheid op de weg);

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s en het kappensilhouet vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de (woon)bebouwing bestaat uit 1 laag met een kap;

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek, gebiedseigen traditionele architectuur.

Materialen en kleuren

  • de gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen;

  • toepassing van rode of antracietkleurige dakpannen, bij voorkeur gebakken pannen;

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van het betreffende bouwblok;

  • aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa.

Aanvullende criteria voor kleine bouwplannen

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek: gebiedseigen traditionele architectuur.

Voor die delen van het deelgebied waarvoor welstandsniveau 1 geldt zijn de volgende criteria eveneens van toepassing:

Detaillering

  • de detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit); de gevel is samenhangend vormgegeven;

  • van de bijgebouwen is de massa qua maat, schaal en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;

  • erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte zijn uitgevoerd in hoogwaardige materialen en afgestemd op de aangrenzende bebouwing;

  • de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek.

gebied 7c bungalowpark

Gebiedsbeschrijving

In het uiterste zuidwesten van de gemeente bevindt zich bungalowpark en kampeerterrein Vinkeloord. Het terrein is gelegen in het buitengebied en vormt een introvert en solitair gelegen deelgebied. De bebouwing en de kampeerplaatsen liggen verscholen in een door bos gedomineerde omgeving. Naast de bij de entree gelegen centrumbebouwing bevinden zich op het terrein onder meer bungalows, motelkamers/studio’s en stacaravans. De bebouwing is over het algemeen laag en bestaat uit één bouwlaag. De aanwezige bebouwing is voor het merendeel plat afgedekt en deels zijn de bungalows voorzien van een zadeldak. Bij de bebouwing is onder meer gebruik gemaakt van grijze betongevelstenen en hout. De centrumbebouwing die op het park aanwezig is, is gestuukt. De daken zijn, voorzover deze niet plat zijn, afgedekt met een pannendek.

Beleid en ontwikkeling

Vinkeloord is een beheersgebied. Mogelijke toekomstige ontwikkelingen zullen bij de actualisatie van de welstandsnota in de nota opgenomen worden.

Waardebepaling/welstandsregiem

In deelgebied 7c is welstandsniveau 3 van toepassing.

Afstemming op criteria voor kleine bouwplannen

Bij de gebiedsgerichte beoordeling blijven de uitgangspunten van het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken zoals vermeld in hoofdstuk 8 van toepassing. Ook de in hoofdstuk 8 genoemde criteria ten aanzien van vormgeving, kapvorm en kleur- en materiaalgebruik blijven bij de gebiedsgerichte beoordeling onverminderd van toepassing.

Welstandscriteria

Ligging

  • de oriëntatie van de bebouwing vertoont samenhang;

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond.

Massa

  • de hoofdmassa’s vertonen samenhang;

  • aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex;

  • de bebouwing bestaat uit 1 laag eventueel met een kap;

Materialen en kleuren

  • het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de materialen en kleuren van bebouwing in de omgeving.

7 CRITERIA VOOR SPECIFIEKE BOUWWERKEN

Monumenten en beeldbepalende panden

De monumenten en de beeldbepalende panden binnen de gemeente Maasdonk zijn aangewezen als specifieke bouwwerken. Deze beeldbepalende panden zijn karakteristieke panden die niet de status van monument hebben maar wel een bijzondere status verdienen door hun cultuurhistorische betekenis in de bebouwingsstructuur van de gemeente. In de bijlagen is een lijst opgenomen met monumenten. Een lijst met beeldbepalende panden is eveneens als bijlage aan de nota toegevoegd. Voor specifieke bouwwerken is welstandsniveau 1 van toepassing. Welstandsniveau 1 is eveneens van toepassing op de belendende percelen van de in de lijst genoemde percelen.

Criteria voor specifieke bouwwerken

In geval van plannen met betrekking tot de onderstaande specifieke bouwwerken zal getoetst dienen te worden aan de criteria voor specifieke bouwwerken . Deze zijn in de bijlagen opgenomen. In de notities met betrekking tot deze bouwwerken, opgesteld door Welstandszorg Noord-Brabant, wordt aangegeven hoe omgegaan wordt bij de welstandstoetsing met betrekking tot de volgende typen bouwwerken:

  • reclametekens (naast deze criteria wordt met betrekking tot ontsierende reclame tevens verwezen naar de APV artikel 4.7.2);

  • aanbouwen aan de voorzijde;

  • bouwen in het buitengebied;

  • gevelschilder- en stucwerk;

  • meerlaagse aanbouwen;

  • antennemasten politie.

De criteria die gesteld zijn met betrekking tot de genoemde typen bouwwerken, gelden niet specifiek in een deelgebied maar dienen geraadpleegd te worden indien een initiatief voor komt te liggen dat binnen de genoemde categorieën bouwwerken valt.

8 SNELTOETSCRITERIA

In dit hoofdstuk wordt de als bijlage van deze welstandsnota deel uitmakende notitie van Welstandszorg Noord-Brabant “Sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen” van toepassing verklaard voor het ten uitvoer brengen van de 93 sneltoets. De sneltoetscriteria worden gebruikt voor de beoordeling van lichtvergunningplichtige bouwwerken. In tegenstelling tot de eerder beschreven “relatieve” criteria gaat het hier om vrijwel “objectieve” criteria die planindieners vooraf maximale duidelijkheid geven op basis waarvan de welstandstoets zal plaatsvinden. Naast de in de bijlagen opgenomen sneltoetscriteria zijn ten aanzien van de sneltoets eveneens de in hoofdstuk 6 per deelgebied aangegeven aanvullende criteria voor kleine bouwplannen van toepassing. Plannen die niet aan de sneltoetscriteria voldoen of waarbij sprake is van een bijzondere situatie waardoor twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, worden aan de welstandscommissie voorgelegd.

De sneltoetscriteria gelden tenzij sprake is van een bijzondere situatie en er gerede twijfel mag bestaan aan de toepasbaarheid van de genoemde criteria. Hierbij dient deugdelijk gemotiveerd te worden waarom er een uitzondering gemaakt wordt op de sneltoetscriteria. Deze zogenaamde afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 4:84 Awb.

Naast algemene sneltoetscriteria zijn sneltoetscriteria gegeven voor kleine bouwplannen die vallen in de volgende categorieën:

  • aan- en uitbouwen;

  • bijgebouwen en overkappingen;

  • kozijn- en gevelwijzigingen;

  • dakkapellen;

  • erfafscheidingen;

  • dakramen;

  • zonnepanelen en –collectoren;

  • spriet-, staaf- en schotelantennes;

  • rolhekken, luiken en rolluiken.

9 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

Inleiding

De algemene welstandscriteria die in dit hoofdstuk worden genoemd, richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij algemene kwaliteitsprincipes.

De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en sneltoetscriteria. In de praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling.

In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de sneltoetscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan (slaafs) is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden.

Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wel aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate, een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaalculturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.

Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw-of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.

Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerk. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.

Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

leder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.

Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.

De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.