Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Boskoop

Algemene Subsidieverordening gemeente Boskoop 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Boskoop
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening gemeente Boskoop 2010
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening gemeente Boskoop 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-09-201001-01-2014Nieuwe regeling

16-09-2010

Gouwe Koerier

Onbekend

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1

Aanvrager:Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het burgerlijk wetboek die door middel van een schriftelijke aanvraag een verzoek heeft ingediend subsidie te verkrijgen;

Activiteit:De prestatie gericht op de behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de inwoners van Boskoop, die door de aanvrager zullen worden uitgevoerd;

Activiteitenplan:Het overzicht van activiteiten en de daarmee nagestreefde doelstellingen overeenkomstig artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college kan nadere beleidsregels vaststellen met betrekking tot de inhoud van het activiteitenplan;

Begunstigde:Een (rechts-) persoon aan wie, al dan niet onder voorbehoud, voorwaarden en beperkingen, een subsidie is verleend;

Beleidsregel:Een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

Beschikking: Een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.

Beschikking tot subsidieverlening:Het besluit tot het verlenen van een voorlopige subsidie, waarbij een aanvrager een omschrijving van de te verrichten activiteiten, het bedrag van de subsidie, de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald, de wijze van betaling van het bedrag, en de looptijd van de subsidie en de eventuele subsidieverplichtingen worden meegedeeld;

Beschikking tot subsidievaststelling:Het besluit waarbij het bedrag van de subsidie definitief wordt vastgesteld en die aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig het bepaalde in de Awb;

Besluit :Een schriftelijke beslissing van het college, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Bestemmingsreserve:Bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst beoogde specifieke uitgaven te kunnen bekostigen;

Budgetsubsidie:Een budgetsubsidie is een eenmalige of meerjarige subsidie zoals bedoeld in artikel 4:58 van de Algemene wet bestuursrecht, in de vorm van een budget voor een periode van minimaal één en maximaal vier jaren, waarbij het subsidieniveau is gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties;

College:Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boskoop;

Egalisatiereserve:Vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatie) kosten op te kunnen vangen;

Eigen Vermogen:is het verschil tussen de activa en de schulden, dus inclusief (bestemmings)reserves en voorzieningen;

Kwalitatieve voorwaarden:Ook wel uitvoeringsvoorwaarden of voorwaarden waaronder de prestatie verricht dient te worden: eisen die gesteld worden aan beroepskrachten, het minimaal en maximaal aantal activiteiten, informatie over de tevredenheid van het product, etc;

Kwantitatieve voorwaarden:Prestaties uitgedrukt in getallen bijvoorbeeld in de vorm van een streefgetal of een kengetal;

Prestatie:Dat wat door de aanvrager is gepresteerd, verricht (bijvoorbeeld: aantal en soort activiteiten, aantal en soort te bereiken deelnemers, ingezette uren en middelen);

Projectsubsidie:Een subsidie die verstrekt wordt voor een eenmalige activiteit, maar kan wel meerdere jaren bestrijken. Vaak wordt deze ook als incidentele subsidie aangeduid.

Resultaat:De verandering die het geheel aan activiteiten teweeg brengt bij de deelnemers aan de activiteiten;

Subsidie:De aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan betaling voor aan het gemeentebestuur geleverde goederen en diensten;

Subsidieperiode:Het in de subsidiebeschikking overeengekomen tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt. Dit tijdvak kan gelijk zijn aan een kalenderjaar;

Subsidieplafond:Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

Uitvoeringsovereenkomst:De overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 Awb tussen de aanvrager en het gemeentebestuur wordt gesloten ter uitvoering van de subsidiebeschikking. In deze overeenkomst worden in ieder geval aangegeven; een nadere uitwerking van de te verrichten activiteiten, de doelgroep m.b.t. de te leveren activiteiten en de wijze waarop door de begunstigde verantwoording dient te worden afgelegd;

Voorziening:Vermogensbestanddelen die worden gevormd door toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en/of berekenbaar zijn;

Waarderingssubsidie:Een subsidie wat aan een begunstigde kan worden verstrekt als blijk van waardering voor een bepaalde activiteit of als eenmalige stimulans voor diens activiteiten.

Welzijn:Het welbevinden van mensen in lichamelijk en geestelijk opzicht.

Welzijnsdoelstellingen:Doelstellingen op het gebied van welzijn.

Welzijnsubsidie:Alle subsidies die verstrekt worden voor het organiseren van activiteiten die gericht zijn op het vergroten van het welbevinden van mensen in lichamelijk en geestelijk opzicht.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

  • 1 Deze verordening is van toepassing op alle welzijnssubsidies die door of namens bestuursorganen van de gemeente Boskoop worden verstrekt, tenzij op grond van een wettelijk voorschrift een afzonderlijke verordening dient te worden vastgesteld, dan wel indien een subsidie rechtstreeks op grond van een wettelijk voorschrift wordt verstrekt;

  • 2 Subsidie kan worden verstrekt voor de beleidsvelden zoals opgenomen in de gemeentebegroting.

Artikel 1.3 Competentie tot uitvoering van deze verordening

  • 1 Het college is bevoegd tot het nemen van alle besluiten ter uitvoering van deze verordening en oefent ter zake van de in deze verordening geregelde subsidies de in titel 4.2 van de Awb aan het “bestuursorgaan” toegekende bevoegdheden uit.

Hoofdstuk 2 Algemene vereisten en voorwaarden voor de verstrekking en verkrijging van subsidies

Artikel 2.1 Algemene eisen ten aanzien van de aanvrager van de subsidie

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de aanvrager:a) activiteiten te (gaan) verrichten: 1. die passen binnen de welzijnsdoelstellingen van de gemeente ten aanzien van de beleidsvelden zoals blijken uit de gemeentebegroting; 2. die in overwegende mate ten dienste staan van de bevolking van de gemeente Boskoop; 3. die geen politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen of feitelijk betreffen;b) een rechtspersoon te zijn met een volledige rechtsbevoegdheid die niet het oogmerk heeft om winst te maken;c) de behoefte aan activiteiten aannemelijk te maken, bijvoorbeeld door het aantal deelnemers;d) aan te tonen dat de verwachting gerechtvaardigd is dat, met inbegrip van de aangevraagde subsidie, de financiële middelen beschikbaar zijn om de aangevraagde activiteiten te kunnen realiseren;e) waar mogelijk zijn activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke instellingen en met dergelijke instellingen samen te werken; het college kan terzake voorschriften in een beschikking tot verlening van subsidie stellen;f) te voldoen aan de overige in deze verordening en in de beschikking tot subsidieverlening gestelde voorschriften;g) geen activiteiten te verrichten die in strijd zijn met de wet.

  • 2 Het college kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, sub b, subsidie verlenen aan rechtspersonen die het maken van winst nastreven mits de subsidie wordt verstrekt op de grondslag van kwantificeerbare prestatie-eenheden als bedoeld in artikel 3.2., lid 1 sub b van deze verordening. Indien op basis van gekwantificeerde prestatie-eenheden subsidie wordt verstrekt aan een begunstigde die het streven heeft winst te maken, blijven de artikelen 2.6 en 2.7 alsmede 6.1 en 6.7 van deze verordening buiten toepassing.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, sub b, kan het college aan natuurlijke personen een waarderingssubsidie verlenen als bedoeld in artikel 3.2, derde lid, van deze verordening.

Artikel 2.2 Subsidieplafonds en beleidsregels

  • 1 Het bedrag dat op de begrotingspost waaruit de subsidie dient te worden bekostigd voor subsidieverlening beschikbaar is, geldt als subsidieplafond in de zin van artikel 4:22 en 4:25 van de Awb;

  • 2 De subsidieplafonds worden jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad;

  • 3 De raad kan het subsidieplafond verlagen en/of bepalen dat ten laste van het op een begrotingspost voor subsidieverstrekking beschikbare budget in tranches subsidie kan worden verleend;

  • 4 Het college kan jaarlijks beleidsregels vaststellen waarin zijn opgenomen de beleidsprioriteiten en criteria voor de wijze van verdeling van de onder de subsidieplafonds vallende bedragen. De beleidsregels worden gelijk met het subsidieplafond bekend gemaakt.

Artikel 2.3 Begrotingsvoorbehoud

  • 1 Ten aanzien van verleende subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld, of ten laste van middelen die nog door middel van een wijziging van de begroting door de gemeenteraad beschikbaar dienen te worden gesteld, geldt het voorbehoud dat zij zijn verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

Artikel 2.3a Indexeringspercentage

  • 1 Voor de indexering van een subsidie wordt het indexeringspercentage aangehouden dat de gemeenteraad jaarlijks vaststelt voor het indexeren van de begroting.

Artikel 2.4 Andere inkomsten

  • 1 Bij de verlening van een subsidie wordt er rekening mee gehouden of en in hoeverre een aanvrager op een andere wijze de beschikking heeft dan wel kan krijgen over de voor zijn activiteiten benodigde geldmiddelen;

  • 2 Het college kan regels stellen met betrekking tot de hoogte en de wijze van vaststelling en inning van contributies, deelnemersbijdragen en eigen bijdragen.

Artikel 2.5 Eigen vermogen

  • 1 Indien uit de bij de aanvraag gevoegde gegevens of anderszins blijkt dat het eigen vermogen van de aanvrager meer bedraagt dan 10% van de totale begroting gedurende het jaar waarover de aanvraag gaat, dan wordt het bedrag aan te verlenen subsidie dienovereenkomstig verlaagd; 

  • 2 Vervallen.

  • 3 Het eerste lid blijft buiten toepassing indien het eigen vermogen van een aanvrager of begunstigde minder bedraagt dan € 5.000;

  • 4 Tot het eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid wordt tevens gerekend voorzieningen en bestemmingsreserves van de aanvrager c.q. begunstigde;

  • 5 Slechts met voorafgaande toestemming, die door of namens het college van burgemeester en wethouders wordt verleend, is het toegestaan een voorziening of bestemmingsreserve te vormen. Voorzieningen en bestemmingsreserves waarvoor toestemming is verleend, worden niet betrokken bij de in het lid bedoelde vermogenstoets;

  • 6 Een verzoek als bedoeld in het vijfde lid dient uiterlijk 31 december van het betreffende boekjaar te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Het college neemt hierop binnen zes weken een beslissing;

  • 7 Dit artikel is niet van toepassing op begunstigden die op basis van regionaal bestuurlijke afspraken bekostigd worden en die op regionale basis werken en bekostigd worden.

Artikel 2.6 De inhoud van de beschikking tot het verlenen van subsidie

  • 1 De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval;a) de subsidiesoort zoals genoemd in artikel 3.1;b) de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt;c) het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt;d) een omschrijving van de activiteiten die met de subsidie worden gerealiseerd;e) de hoogte van het te verstrekken bedrag;f) de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;g) de wijze waarop dit bedrag betaald wordt; h) de datum wanneer begunstigde een aanvraag voor definitieve vaststelling in moet dienen;i) ingeval artikel 2.8, eerste lid, van toepassing is, wordt in de beschikking vermeld dat nadere afspraken omtrent de activiteiten zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst;j) dat op de verstrekte subsidie van toepassing zijn de artikelen van de Algemene Subsidie Verordening van de gemeente Boskoop 2010.

Artikel 2.7 De uitvoeringsovereenkomst

  • 1 In een beschikking tot verlening van een subsidie wordt, indien van toepassing, de voorwaarde opgenomen dat de begunstigde verplicht is medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb; 

  • 2 In de uitvoeringsovereenkomst zijn ten minste de volgende voorwaarden opgenomen:a) de te verrichten activiteiten en de doelgroep;b) de frequentie van deze activiteiten;c) de looptijd van de subsidie;d) het subsidiebedrag;e) de mogelijkheid tot reservevorming indien de aanvrager niet het gehele subsidiebedrag heeft besteed als gevolg van een efficiënte werkwijze;f) de wijze en tijdstippen waarop de aanvrager verantwoording dient af te leggen;g) de kwalitatieve voorwaarden verbonden aan de uitvoering van de activiteiten.

  • 3 In de uitvoeringsovereenkomst wordt geregeld dat de begunstigde verplicht is de activiteiten, inclusief de voorwaarden waaronder deze plaats dienen te vinden en waarvoor subsidie is verleend, uit te voeren;

  • 4 Ter voorbereiding van de uitvoeringsovereenkomst wordt een onderhandelingsgesprek gevoerd tussen het college en de aanvrager;

  • 5 het onderhandelingsgesprek wordt afgerond met het opstellen van een conceptuitvoeringsovereenkomst.

Artikel 2.8 Afwijking van de subsidiebeschikking c.q. de uitvoeringsovereenkomst

  • 1 van een beschikking tot subsidieverlening c.q. een uitvoeringsovereenkomst kan door het college noch door de begunstigde worden afgeweken, tenzij er sprake is van:a) niet voorziene calamiteiten, die niet vallen onder de algemeen aanvaardbare en hanteerbare (bedrijfs-) risico’s en die direct invloed hebben op de gemaakte afspraken in de overeenkomst; ofb) ingrijpende wijzigingen in wet –en regelgeving die direct van invloed zijn op de activiteiten/afspraken tijdens de lopende subsidieperiode.

  • 2 In geval van lid 1, a of b, zal overleg tussen de begunstigde en het college plaatsvinden over de wijze waarop van de beschikking c.q. de uitvoeringsovereenkomst zal worden afgeweken.

Hoofdstuk 3 de subsidietermijnen en grondslagen

Artikel 3.1 Subsidietermijnen en vormen

  • 1 Subsidie kan op verzoek van een aanvrager worden verleend:a) voor een project, een projectsubsidie;b) voor een periode van een jaar, een periodieke subsidie;c) voor een periode van meerdere jaren met een maximum van ten hoogste vier jaren, een budgetsubsidie.

  • 2 Subsidie kan, ook zonder voorafgaand verzoek, aan een begunstigde worden verstrekt als blijk van waardering voor een bepaalde activiteit of als eenmalige stimulans voor diens activiteiten, een waarderingssubsidie;

  • 3 Een waarderingssubsidie, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, bedraagt maximaal € 500,00.

Artikel 3.2 Bekostigingsmethoden

  • 1 Bij de verlening van de subsidie bepaalt het college op basis van welke van de volgende bekostigingsmethoden de subsidie wordt verleend:a) Vervallenb) op basis van een activiteitenplan;c) op basis gekwantificeerde prestatie-eenheden die worden opgenomen in een verleningsbeschikking dan wel in de uitvoeringsovereenkomst behorend bij deze beschikking;

  • 2 De hoogte van de subsidie wordt niet gerelateerd aan de financiële resultaten die een aanvrager boekt gedurende een exploitatiejaar of met een bepaalde activiteit.

Artikel 3.3 Overige subsidievoorwaarden

  • 1 In een beschikking tot subsidieverlening worden naast de soort subsidie en de bekostigingsmethode, de kwalitatieve criteria opgenomen waaraan de activiteiten van de aanvrager, waarvoor subsidie is verleend, dienen te voldoen;

  • 2 De beoordeling achteraf van deze kwalitatieve criteria wordt niet betrokken bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie maar wel bij de beoordeling van een eventuele subsidieaanvraag voor een nieuwe periode.

Hoofdstuk 4 De aanvraagprocedures

Artikel 4.1

Vervallen

Artikel 4.2 Tijdstip indienen van de aanvraag tot subsidie

  • 1 Aanvragen voor project en periodieke subsidies als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, sub a, b en c, worden bij het college ingediend voor 1 mei van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.Of;Indien het een meerjarige subsidie betreft, voor 1 mei van het eerste jaar van de meerjarige periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • 2 In afwijking van de in het eerste lid opgenomen hoofdregel kan het college besluiten een projectsubsidie gedurende het lopende boekjaar te verlenen;

  • 3 Een aanvraag voor een projectsubsidie als bedoeld in het tweede lid dient ten minste 8 weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend. Het college kan in bijzondere gevallen een kortere termijn toestaan;

  • 4 Aanvragen voor een waarderingssubsidie als bedoeld in artikel 3.1 tweede lid, kunnen tijdens het jaar, en wel voor 31 december van dat jaar, waarop de subsidie betrekking heeft worden ingediend.

Artikel 4.3 Bij een aanvraag tot verlening van subsidies te overleggen gegevens

  • 1 Bij de aanvraag van een projectsubsidie of een per boekjaar te verstrekken subsidie als bedoeld in artikel 3.1, sub a, b of c, dient te worden overlegd:a) een activiteiten- of een werkplan waarin de activiteiten, de te leveren prestaties en de beoogde resultaten in meetbare en toetsbare grootheden zijn uitgedrukt;b) een begroting voor het realiseren van het activiteiten- of een werkplan, waarin per activiteitensoort de baten en lasten zichtbaar zijn gemaakt, waarin eventuele andere subsidies vermeld zijn en waarbij met inbegrip van de gevraagde subsidie sprake is van minimaal een sluitende exploitatie;c) de meest recente geaccordeerde jaarrekening;d) een opgave van eventueel geldende tarieven en contributies;e) een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager al dan niet bij andere instellingen subsidie heeft aangevraagd en of die subsidie is toegekend of geweigerd;

  • 2 Bij een eerste aanvraag van de in het eerste lid genoemde subsidies overlegt de aanvrager tevens:a) de stukken zoals vermeld in artikel 4:64 Awb;b) een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;c) een opgave van de met de aanvrager gelieerde rechtspersonen.

  • 3 Ten behoeve van een aanvraag tot waarderingssubsidie worden de volgende gegevens overlegd:a) een omschrijving van het werkterrein van de aanvrager;b) de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd;c) het beoogde bereik met de activiteit;d) een activiteitenbegroting.

  • 4 Het college kan naar aanleiding van de aanvraag, de bij de aanvraag in te dienen bescheiden en de beoordeling daarvan verzoeken om extra bescheiden,

Artikel 4.4 Besliscriteria subsidies

  • 1 De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden worden geweigerd indien:a) de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met wettelijke bepalingen, het algemeen belang of de openbare orde;b) de aanvrager over voldoende eigen middelen dan wel middelen verstrekt door derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;c) de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;d) de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;e) de aanvrager niet heeft voldaan aan een of meer verplichtingen betrekking hebbend op een subsidieverlening uit een vorige subsidieperiode;

  • 2 Een subsidie aan een rechtspersoon kan worden geweigerd dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur. Onder intrekking wordt in dit verband tevens begrepen de vaststelling op een lager bedrag dan bij verlening is bepaald, alsmede de wijziging van de subsidieverstrekking ten nadele van de subsidieontvanger.

Artikel 4.5 Beslistermijnen

  • 1 Het college beslist op een aanvraag om een periodieke of meerjarige subsidie op een zodanig tijdstip dat het zijn besluit bekend kan maken op uiterlijk 31 december voorafgaand aan het (eerste) jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • 2 De beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot weigering is uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het (eerste) jaar waarop de aanvraag betrekking heeft in het bezit van de aanvrager;

  • 3 Vervallen

Hoofdstuk 5 De vaststellingsprocedures

Artikel 5.1 Indienen aanvraag tot vaststelling van verstrekte subsidies

  • 1 De aanvraag tot vaststelling van een per boekjaar verstrekte subsidie dient voor 1 mei van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor de subsidie verleend is bij het college ingediend zijn;

  • 2 De aanvraag tot vaststelling van een meerjarige subsidie dient jaarlijks voor 1 mei bij het college te zijn ingediend gedurende de gehele periode waarop de meerjarige subsidie betrekking heeft;

  • 3 een aanvraag tot vaststelling van een projectsubsidie dient binnen 3 maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteit te worden ingediend;

  • 4 Een waarderingssubsidie wordt zonder het indienen van een aanvraag voor vaststelling, vastgesteld.

Artikel 5.2 In te dienen gegevens bij een aanvraag tot vaststelling van een subsidie

  • 1 De begunstigde aan wie subsidie voor één of meer boekjaren, dan wel een projectsubsidie is verleend dient ten behoeve van de aanvraag tot definitieve vaststelling in:a) een inhoudelijk verslag van de tijdens de subsidieperiode verrichte activiteiten;b) indien met de begunstigde een uitvoeringsovereenkomst is afgesloten dient het inhoudelijk verslag conform hetgeen is overeengekomen in de overeenkomst opgesteld te worden;c) een financieel verslag c.q. geaccordeerde jaarrekening over de subsidieperiode inclusief balans met toelichting;d) indien de verleende subsidie meer bedraagt dan € 100.000 dient de jaarrekening vergezeld te gaan van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 

  • 2 Indien een subsidie van niet meer dan € 2.500 is verleend, is een begunstigde niet verplicht een verzoek tot vaststelling van subsidie te overleggen. Deze subsidie wordt direct bij verlening vastgesteld.

  • 3 Het college kan met betrekking tot de in te dienen stukken met inbegrip van de accountantsverklaring aanvullingen vragen, aanwijzingen geven en modellen voorschrijven;

  • 4 Het college kan bij de subsidieverlening aanvullende voorschriften stellen met betrekking tot tussentijdse verslaglegging en/of verslaglegging binnen een bepaalde termijn na afloop van de activiteit;

  • 5 Het college houdt zich het recht voor, indien hij daar aanleiding toe ziet, een al dan niet aanvullend accountantsonderzoek te laten verrichten. De kosten van dit onderzoek worden op de begunstigde verhaald.

Artikel 5.2a Eigen vermogen

  • 1 Indien uit de bij het verzoek tot vaststelling gevoegde balans blijkt dat het eigen vermogen van een begunstigde meer bedraagt dan 10% van de totale begroting gedurende het verstreken jaar, brengt het college van burgemeester en wethouders bij de subsidievaststelling het meerdere op de subsidie in mindering, mits er geen toestemming is verleend zoals bedoeld in artikel 2.5 lid 5 en 6 van deze verordening.

  • 2 Het eerste lid blijven buiten toepassing indien het eigen vermogen van een begunstigde minder bedraagt dan € 5.000;

Artikel 5.3 Beslistermijnen voor vaststelling

  • 1 Het college stelt een subsidie vast binnen 6 maanden na ontvangst van de in artikel 5.1 en 5.2 bedoelde aanvraag, verantwoordingen en jaarrekeningen. Het college kan zijn beslissing voor de duur van maximaal 2 maanden verlengen;

  • 2 Een besluit tot verlenging wordt schriftelijk meegedeeld aan begunstigde, onder vermelding van de redenen en termijn waarbinnen de beslissing kan worden tegemoet gezien.

Artikel 5.4 Voorschotten en verrekening

  • 1 Het college kan het aan begunstigde (een gedeelte van) verleende subsidiebedrag bij wijze van voorschot uit betalen;

  • 2 Het college kan huurbedragen voor gemeentelijk accommodaties en overige vorderingen rechtstreeks met de voorschotten verrekenen;

  • 3 Voorschotten worden bij vaststelling van de subsidie verrekend. Op eerste aanzegging door of namens het college stort een begunstigde te veel ontvangen voorschotten terug in de gemeentekas;

  • 4 Indien uit het financiële verslag van begunstigde blijkt dat meer aan voorschotten is verleend dan waarop begunstigde ingevolge de vaststelling recht zal krijgen, kan het college, vooruitlopend op de vaststelling:- bepalen dat het verschil wordt teruggestort in de gemeentekas;- het verschil in mindering brengen op te verstrekken voorschotten op andere subsidies.

  • 5 Het college verleent geen voorschotten zodra het kennis heeft genomen van: - het ontbinden van een begunstigde;- conservatoir beslag op (een deel) van het vermogen van begunstigde; - een ten aanzien van een begunstigde verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

Hoofdstuk 6 Overige verplichtingen voor subsidiebegunstigden

Artikel 6.1 Eisen aan de administratie

  • 1 De administratie dient op een overzichtelijke wijze te worden gevoerd en steeds toegankelijk te zijn ten behoeve van door gemeentelijke functionarissen uit te voeren controles;

  • 2 Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.

Artikel 6.2 Toepasselijkheid artikel 4:71 van de Awb

  • 1 Het in artikel 4:71 van de Awb geregelde vereiste van toestemming is van toepassing op subsidies als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 a en b, met dien verstande dat de in artikel 4:71, lid g Awb vereiste toestemming voor het vormen van fondsen en reserveringen meer zal bedragen dan 15% van het subsidiebedrag op jaarbasis; 

  • 2 Dat de begunstigde vooraf schriftelijke goedkeuring van het college dient te vragen voor door haar genomen besluiten tot:a) de aan –of verkoop van registergoederen;b) het sluiten van geldleningen;c) het bezwaren of vervreemden van eigendommen;d) het aangaan van schikkingen;e) in het algemeen besluiten die leiden tot uitgaven buiten de lopende begroting dan wel tot belasting van een toekomstige begroting.

  • 3 Bij het vervreemden van eigendommen, die met subsidie van de gemeente zijn verkregen of in stand gehouden, dient een eventueel voordelig verschil tussen boekwaarde en de op het moment van de vervreemding geldende marktwaarde ten gunste van het resultaat te worden gebracht;

  • 4 Indien subsidiëring tot het verwerven van registergoederen heeft geleid, is de begunstigde aan de gemeente een afkoopsom verschuldigd bij:a) beëindiging van de subsidiëring;b) liquidatie;c) wijziging van de bestemming van de desbetreffende registergoederen;d) bezwaren of vervreemden van de desbetreffende registergoederen.

Artikel 6.3 Tegengaan van vervreemding

  • 1 Het is een begunstigde niet toegestaan, behoudens vooraf verkregen schriftelijke toestemming van het college, bedragen om niet aan derden ter beschikking te stellen;

  • 2 Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming. 

Artikel 6.4 Leveren van goederen en diensten aan derden

  • 1 Een begunstigde die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn;

  • 2 Het college kan ook andere gevallen aanwijzen waarin deze bepaling niet geldt.

Artikel 6.5 Liquidatiesaldo

  • 1 Bij ontbinding van een begunstigde dient vooraf toestemming van het college gevraagd te worden voor de bestemming van een eventueel liquidatiesaldo. Het college houdt daarbij rekening met de toekomst en samenstelling van het liquidatiesaldo;

  • 2 Het college neemt een besluit binnen acht weken na ontvangst van het voorstel van de begunstigde;

  • 3 Indien het college het voorstel van de begunstigde afwijst, geeft het college tevens een aanwijzing met betrekking tot de gewenste bestemming;

  • 4 Indien begunstigde binnen de door het college te bepalen termijn geen gevolg geeft aan de aanwijzing, kan het college bepalen dat gehele of gedeeltelijke storting in de gemeentekas plaatsvindt;

  • 5 In de statuten van begunstigde wordt rekening gehouden met het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 6.6 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

  • 1 De aanvrager die een subsidie heeft aangevraagd c.q. een begunstigde aan wie een subsidie is verleend doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overlegd;

  • 2 De begunstigde stelt het college in kennis van het voornemen tot statutenwijziging en de inhoud daarvan;

  • 3 Een voornemen tot opheffing of fusie brengt begunstigde tenminste 13 weken voor het definitieve besluit wordt genomen ter kennis aan het college. 

Artikel 6.7 Medewerking aan gemeentelijk onderzoek

  • 1 Een begunstigde werkt mee aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve de controle op rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van subsidies.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1 Bijzondere gevallen

  • 1 In gevallen waarin deze verordening niet of onvoldoende voorziet beslist het college.

Artikel 7.2 Citeertitel

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening gemeente Boskoop 2010. (afgekort ASV Boskoop 2010)

Artikel 7.3 Inwerkingtreding van de verordening

  • 1 De verordening treedt in werking op 23 september 2010.

  • 2 Met ingang van 23 september 2010 wordt de Algemene Subsidieverordening gemeente Boskoop 2007 ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft voor de vaststelling van de subsidies die onder toepassing van de in dit lid genoemde verordening zijn verleend.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Boskoop in de openbare vergadering van 16-09-2010

De raad van de gemeente vernoemd,

de griffier, de voorzitter,

(H. Timmerman), (J. Rijsdijk) 

Toelichting behorende bij Algemene Subsidieverordening gemeente Boskoop 2010 1

Toelichting behorende bij Algemene Subsidieverordening gemeente Boskoop 2010.

Toelichting Artikel 1.2:In dit artikel is sprake van een subsidieverstrekking door bestuursorganen van de gemeente Boskoop. Deze formulering is vanwege het gegeven dat ook aan anderen dan het college de bevoegdheid tot het verstrekken van een subsidie is gegeven. Dit betekent dat niet alleen het college maar ook commissies die subsidie zouden verstrekken, en ambtenaren die op basis van een mandaat bevoegdheden uitoefenen, de verordening dienen toe te passen.

De verordening is niet van toepassing indien subsidies rechtstreeks worden verstrekt op basis van een voorschrift van een hogere wetgever. De verordening is wel van toepassing indien die hogere wetgever via wettelijk voorschrift bepaalt dat de gemeente een regeling dient vast te stellen voor het verstrekken van bepaalde subsidies.

Toelichting Artikel 1.3:In het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen: het betreft niet alleen het verlenen of (gedeeltelijk) weigeren van subsidies maar ook besluiten als het toestaan van reserves.Het verlenen of weigeren e.d. van subsidies en garanties behoren- indien geen subsidieverordening geldt- tot de autonome bevoegdheden van de gemeenteraad.

De verordening geeft kaderstelling voor het uitoefenen van deze bestuursbevoegdheden. Daarnaast wordt via een systeem van subsidieplafonds en begrotingsvoorbehouden de koppeling gelegd met het budgetrecht van, en beleidsinhoudelijke sturing door de gemeenteraad.

Voor de volledigheid zij hier opgemerkt dat het college originair bevoegd is tot de uitvoering van deze verordening. Op grond van de Gemeentewet kan deze bevoegdheid worden overgedragen aan een commissie ex artikel 83 van de Gemeentewet. Ook kan het college bevoegdheden mandateren aan één of meer van haar leden en/of aan een ambtenaar.

Toelichting Artikel 2.1:Artikel 4:23 van de Awb gaat er vanuit dat subsidie, behalve in uitzonderingsgevallen, wordt verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift. Dat wettelijk voorschrift regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. In de praktijk is letterlijke toepassing niet mogelijk. De activiteiten zouden in de verordening moeten worden opgenomen waarbij bij een beleidswijziging de verordening voortdurend aangepast zou moeten worden.Aan het vereiste dat kenbaar moet zijn voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt wordt ook voldaan door te verwijzen naar de gemeentebegroting. Bij de producten zoals opgenomen in de gemeentebegroting zijn de doelstellingen van de gemeente geformuleerd, en hoe deze doelstellingen door derden met een van gemeentewege te verlenen subsidie kunnen worden gerealiseerd.

Het eerste lid onder 2 bepaalt dat de activiteiten in overwegende mate ten dienste moeten staan van de Boskoopse bevolking. Hiermee wordt aangegeven dat het om activiteiten moet gaan die geen regionaal of landelijk karakter hebben. Uitzondering hierop vormen de afspraken die op bestuurlijk niveau regionaal zijn overeen gekomen en waarvoor de regiogemeenten subsidiemiddelen beschikbaar stellen.

In het algemeen kan aan bedrijven geen subsidie worden verstrekt: een vast uitgangspunt van subsidiebeleid is dat er geen subsidie wordt verstrekt aan aanvragers die een winstoogmerk hebben. Publieke middelen dienen uitsluitend voor publieke doeleinden te worden ingezet en niet voor het verhogen van de winst van een bedrijf. Hiervan kan worden afgeweken indien de subsidie een bijdrage is voor het realiseren van een concrete prestatie waarmee het publiek belang gediend is. Om die reden geldt dan als eis dat de subsidie moet worden verleend op basis van kwantificeerbare prestatie-eenheden. Er dient daarbij een directe aantoonbare relatie te zijn tussen de verleende subsidie en de overeengekomen prestatie-eenheden.

De aanvraag dient vergezeld te gaan van een sluitende begroting, dat is met inbegrip van het subsidiebedrag dat gevraagd wordt.

Toelichting Artikel 2.2:Op grond van artikel 4:25 Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Op grond van ditzelfde artikel kan een subsidie worden geweigerd indien door de verstrekking hiervan het subsidieplafond zou worden overschreden. Een aanvraag van subsidie kan wel aan de (inhoudelijke) criteria voldoen maar worden afgewezen omdat er geen middelen (meer) beschikbaar zijn. Hierbij dienen de aanvragen in volgorde van ontvangst gehonoreerd te worden.

Op basis van Titel 4.3 Awb kunnen beleidsregels worden vastgesteld.

Toelichting Artikel 2.3:In voorkomende gevallen kan een subsidie worden verleend voor een periode waarvoor nog geen begroting is vastgesteld. Aangezien de gemeenteraad het budgetrecht toekomt en het college dus eigenlijk geen financiële verplichtingen kan aangaan dient een begrotingsvoorbehoud gemaakt te worden. Een en nader is geregeld in artikel 4:34 Awb. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt dient wel binnen een periode van 4 weken na vaststelling van de begroting een uitdrukkelijk beroep te worden gedaan op het in de begroting gereserveerde bedrag.

Toelichting Artikel 2.4:Bij het beoordelen van de aanvraag worden ook andere mogelijke inkomensbronnen van de begunstigde betrokken, zoals subsidiemogelijkheden bij het rijk, provincie, contributies van leden, etc.

Toelichting Artikel 2.5:Een aanvrager mag een eigen vermogen hebben van maximaal 10% van de totale begroting van het betreffende jaar. Als een aanvrager een groter eigen vermogen heeft, wordt verwacht dat de aanvrager voor de activiteit geen subsidie nodig heeft en de kosten zelf kan dragen.

Ook wordt in dit artikel rekening gehouden met het uitgangspunt van budget- of outputfinanciering: Indien een begunstigde zijn activiteiten realiseert tegen minder kosten dan waarvan- op basis van een realistische raming- bij de subsidieverlening is uitgegaan dan kan zij het overschot behouden. Op deze wijze wordt een prikkel tot doelmatig werken ingebouwd. De besteding van het overschot moet passen binnen de doelstellingen waarvoor de subsidie is verleend. Indien het overschot niet besteed wordt dan kan dit worden toegevoegd aan het eigen vermogen, egalisatiereserve, dat een maximum van 10% van de totale begroting mag bedragen. Een eigen vermogen van 10% van de jaarlijkse begroting wordt voldoende geacht om inkomsten –en kostenfluctuaties op te vangen.

Indien een grotere financiële buffer gewenst is, bijvoorbeeld ten behoeve van een (vervangings-) investering of substantiële risico’s, dan dient hiervoor op grond van het zesde lid apart toestemming aan het college te worden gevraagd. De voorafgaande toestemming voor een voorziening en/of bestemmingsreserve betreft de gevraagde subsidieperiode en zal dus bij subsidiebeschikking bepaald worden. Het college kan ook besluiten de toestemming voor een langere periode te geven, bijvoorbeeld voor de periode dat een voorziening/bestemmingsreserve in het leven is geroepen.

Bij het eigen vermogen wordt niet meegerekend de voorzieningen en bestemmingsreserves voor zaken als onroerend goed, instrumenten, kleding, speeltoestellen van speeltuinen, etc.

Regionale instellingen en verenigingen krijgen vaak van meerdere gemeente subsidie. De subsidie van de gemeente Boskoop is daarvan maar een klein deel. Deze instellingen hebben vaak ook grote reserves en voorzieningen, maar het is voor hen veel te omslachtig om ieder jaar een verzoek in de dienen bij alle gemeenten. Tevens is het voor de gemeente ook erg lastig om het exacte percentage eigen vermogen te bepalen dat teveel is, omdat de bijdrage van de gemeente Boskoop veelal een klein percentage van de totale subsidie is.

Toelichting Artikel 2.6:De beschikking geeft een rechtsbetrekking aan. Subsidie is een aanspraak op financiële middelen. De Awb schrijft voor dat elke beschikking dient te berusten op een deugdelijke motivering die moet worden meegedeeld aan de aanvrager c.q. de begunstigde. Het nauwkeurig omschrijven van de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend voorkomt onduidelijkheid ten aanzien van de vraag of de activiteiten zijn uitgevoerd op de wijze zoals de gemeente had bedoeld.

Toelichting Artikel 2.7:De doelstelling van de subsidietitel in de Awb is het zo goed mogelijk regelen van de wederzijdse rechten en plichten van de begunstigde en het bestuursorgaan dat de subsidie verleent. Op grond van artikel 4:36 Awb is het mogelijk een begunstigde te verplichten een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten. In deze overeenkomst kan de verplichting worden opgenomen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend worden uitgevoerd. De uitvoeringsovereenkomst is bedoeld om meer te kunnen (bij) sturen op resultaten en effecten van het beleid uitgedrukt in kwantificeerbare prestatie-eenheden. Naast kwantificeerbare eenheden kunnen ook kwalitatieve criteria in een overeenkomst worden opgenomen. Tevens kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop activiteiten moeten worden uitgevoerd of ten aanzien van het te behalen resultaat.

Toelichting Artikel 2.8:Op grond van artikel 4:36 van de Awb en artikel 2:8 van deze verordening is het mogelijk een begunstigde te verplichten een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten. Het eerste lid van artikel 2.8 bepaald wanneer van deze verplichting kan worden afgeweken. De begunstigde evenals het college dienen schriftelijk en met argumenten omkleed de reden tot afwijking aan elkaar te melden.

Toelichting Artikel 3.1:Een projectsubsidie is een subsidie die bedoeld is voor een eenmalige activiteit, maar kan meerdere jaren bestrijken. Vaak wordt deze ook als incidentele subsidie aangeduid. De subsidie voor de periode van een jaar of meerdere jaren, ook wel een periodieke subsidie genoemd, is een subsidie die per boekjaar of reeks van boekjaren wordt verstrekt ter bekostiging van structurele activiteiten van een aanvrager met rechtspersoonlijkheid. De Awb geeft aan deze subsidie de naam boekjaarsubsidie. De waarderingssubsidie kan ook zonder aanvraag vooraf door het college worden verleend.

Toelichting Artikel 3.2:Welhaast traditioneel betrof subsidiëring het aanvullen van een ongedekt tekort in de exploitatiebegroting of het vergoeden van bepaalde kostencomponenten. Het nadeel van dergelijk subsidievormen is dat zij onvoldoende prikkelen tot doelmatig werken en dat de aard van de voorwaarden en van de voorwaarden die aan dergelijke subsidievormen zijn verbonden onvermijdelijk leiden tot veel invloed op de bedrijfsvoering van de begunstigde.In de meest zuivere vorm van subsidiëring op basis van kwantificeerbare prestaties worden de prestaties die de begunstigde zal voortbrengen in meetbare en controleerbare eenheden uitgedrukt en wordt per eenheid een vast subsidiebedrag bepaald. De afrekening vindt uiteindelijk plaats op basis van het daadwerkelijk aantal verrichte prestaties vermenigvuldigd met het vooraf vastgestelde subsidiebedrag per eenheid. Enerzijds ontstaat hier voor de begunstigde het voordeel dat, indien hij tegen een lagere kostprijs de afgesproken prestaties weet te leveren, hij het financiële voordeel conform artikel 3.4.1 van deze verordening mag besteden. Anderzijds draagt de begunstigde een risico indien de kostprijs om welke reden dan ook hoger uitvalt, het financiële nadeel is in dat geval voor de begunstigde. Vanwege dit, en andere risico’s, wordt in artikel 2.6 van deze verordening de mogelijkheid geboden om een gelimiteerd eigen vermogen op te bouwen waarmee de risico’s kunnen worden afgedekt.Indien niet op basis van kwantificeerbare eenheden subsidie wordt verstrekt zal de verstrekking plaats vinden op basis van een ingediend activiteitenplan met bijbehorende begroting waarin de kosten per activiteit zijn opgenomen. De derde mogelijkheid betreft de subsidiëring op basis van kostensoorten. In dat geval dient de aanvrager een begroting in waarin zijn opgenomen alle kostensoorten en de financiële dekking die daarvoor aanwezig is, dan wel gevraagd wordt.In de beleidsregels voorzover behorend bij deze verordening, is aangegeven vanaf welk bedrag welke bekostigingsmethode door het college gehanteerd zal worden.

Toelichting Artikel 3.3:Sturen en toetsten op alleen kwantitatieve gegevens is te beperkt. Het verbinden van kwalitatieve voorwaarden aan de activiteiten geeft naast de mogelijkheid tot een cijfermatige afweging ook de mogelijkheid tot een inhoudelijke afweging van de met de subsidie georganiseerde activiteiten. Het formuleren van kwalitatieve voorwaarden is maatwerk per geval.

Toelichting Artikel 4.2:De in het eerste lid opgenomen deadline voor het indienen van aanvragen houdt verband met de gemeentelijke beleid- en beheercyclus. Het besluitvormingsproces ten aanzien van de subsidieaanvragen dient hierin te passen. Dit geldt ook voor de projectsubsidies. In incidentele gevallen heeft het college de mogelijkheid hiervan af te wijken. Dit is opgenomen in het tweede lid. Hierbij kan gedacht worden aan urgente gevallen die geen uitstel kunnen velen. Maar ook aan externe middelen die gedurende het jaar beschikbaar komen voor projecten.

Toelichting Artikel 4.3:Dit artikel geeft aan welke gegevens ten minste met een aanvraag voor subsidie moeten worden ingediend. Op grond van het vierde lid kan het college een en ander detailleren en/of uitbreiden. In de praktijk zal veelal sprake zijn van overleg met de aanvragers voor wat betreft de in te dienen stukken.

Toelichting Artikel 4.4:De weigeringsgronden zijn van belang om te kunnen sturen in het proces van subsidiering. De weigeringsgronden dienen er toe bij te dragen, dat subsidiemiddelen voor de juiste activiteiten worden verstrekt en waarvan mag worden aangenomen dat deze activiteiten gerealiseerd worden.Op grond van artikel 4:25 Awb kan een subsidie worden geweigerd indien deze subsidie het subsidieplafond zou overschrijden. Artikel 4.35 noemt de redenen waardoor een subsidie preventief kan worden geweigerd.Bij een beslissing omtrent subsidieverlening spelen niet alleen de hierboven genoemde weigeringsgronden een rol maar kan ook, met inachtneming van artikel 3:4 Awb, een belangenafweging plaatsvinden.

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) en het daarbij behorende besluit BIBOB in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk ongewild faciliteren van criminele organisaties door de overheid tegen te gaan. De wet maakt het mogelijk om subsidies te weigeren of in te trekken, als er sprake is van een ernstig gevaar dat subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of om geld verkregen uit strafbare feiten wit te wassen. Voor onderzoek naar mogelijke strafbare feiten kunnen bestuursorganen het landelijk bureau BIBOB inschakelen. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke beslissing blijft bij het bestuursorgaan liggen. Om van deze mogelijkheden gebruik te kunnen maken dienen deze in de subsidieregeling expliciet van toepassing verklaard te worden.

Toelichting Artikel 4.5:Ingevolge de Awb geldt een “redelijke” termijn ten aanzien van het beslissen op aanvragen. Deze redelijke termijn is na acht weken verstreken en kan dan nog met acht weken worden verlengd. Hierover bericht het college schriftelijk aan de aanvrager. Met het verstrijken van de “redelijke” termijn waarbinnen de aanvraag niet is afgehandeld ontstaat de zogenaamde fictieve weigering waartegen een aanvrager een bezwaarschrift kan indienen.Met het opnemen van termijnen in deze verordening wordt beter aangesloten op de beleid- en beheercyclus van de gemeente. De termijn van acht weken plus verlenging is onvoldoende om te komen tot binnen de begroting passende besluiten t.a.v. structurele subsidies. Een uitzondering hierop vormt de termijn voor het nemen van een besluit t.a.v. waarderingssubsidies. Hiervoor wordt de termijn van 8 weken plus de verlengingsmogelijkheid aangehouden.

Toelichting Artikel 5.2:Dit artikel geeft aan over welke stukken het college ten minste moet beschikken in verband met de (definitieve) vaststelling van subsidies. Met toepassing van het derde en het vierde lid kan het college een en ander zonodig uitbreiden.In het tweede lid is de verantwoording voor ontvangers van kleine subsidies tot een minimum beperkt. Deze verantwoording kan bestaan uit een recapitulatie van de gemaakte kosten. Steekproefsgewijs kan in de populatie van deze categorie gesubsidieerden een controle met meer diepgang worden verricht.

Toelichting Artikel 5.3:Zie toelichting bij artikel 2.5.

Toelichting Artikel 5.4:In dit artikel zijn de maximale termijnen aangegeven waarbinnen het college moet beslissen. Uiteraard kan een beslissing ook eerder door het college worden genomen.

Toelichting Artikel 5.5:Bevoorschotting is gebruikelijk, daarbij moet wel worden vastgelegd hoe met die voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting. Bevoorschotting aan een begunstigde waarvan het voortbestaan onzeker wordt kan worden gestopt (vierde lid).Bevoorschotting kan worden gestaakt indien er zich omstandigheden voordoen, die aanleiding kunnen geven tot intrekking of wijziging van de subsidie, bijvoorbeeld het niet voldoen aan de subsidieverplichting. Artikel 4:56 regelt dat de verplichting tot betaling van voorschotten wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan intrekking of wijzigingen van subsidie op grond van artikel 4:48 en 4:49 Awb.

Toelichting Artikel 6.1:Het stellen van eisen aan de administratie van een begunstigde is in het bijzonder van belang met het oog op de subsidievaststelling die mede gebaseerd is op aan deze administratie ontleende gegevens. Deze moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn. Indien sprake is van meerdere activiteiten is een kostenverdeelstaat met een adequate toerekening van kosten verplicht.

Toelichting Artikel 6.2:In artikel 4:71 Awb wordt de toestemming van het bestuursorgaan vereist voor een aantal vermogensrechtelijke handelingen dat de begunstigde kan verrichten. Het doel van deze bepaling is onder andere te voorkomen dat subsidiegelden niet juist worden gebruikt en het voorkomen van financiële risico’s.

Toelichting Artikel 6.3:De subsidie wordt verleend voor het uitvoeren van een activiteitenplan, het realiseren van vooraf overeengekomen prestatie-eenheden of ten behoeve van het “Goede doel”(waardering). Dit artikel beoogt dat de subsidiegelden niet worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door begunstigde elders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.

Toelichting Artikel 6.4:Een begunstigde mag, zonder toestemming van het college de subsidie niet deels ten goede te laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren. Uitzondering daarop vormt de barexploitatie omdat daarbij dikwijls sprake is van functioneren ten behoeve van de doelgroep en derden.

Toelichting Artikel 6.5:De bedoeling van dit artikel is dat, indien met subsidie verkregen eigendommen aan de doelstelling worden onttrokken, een evenredig deel van het vermogen dat met de subsidie is opgebouwd terugvloeit naar de gemeente. Het gaat hier immers om gemeenschapsgeld, verstrekt door het college.Het vijfde lid is bedoeld om te voorkomen dat een begunstigde in verband met het naleven van deze verplichtingen ten opzichte van de gemeente in strijd zou moeten handelen met zijn statuten.

Toelichting Artikel 6.6:In dit artikel wordt de verplichte informatie verstrekking door de begunstigde geregeld. Op het moment dat zich omstandigheden voordoen die van directe invloed zijn op de subsidie en waarover het college moet of kan beslissen dient de begunstigde zo spoedig mogelijk en schriftelijk hiervan melding te doen aan het college.

Toelichting Artikel 6.7:Medewerking aan onderzoek is in het algemeen niet verplicht. Met dit artikel wordt aangegeven dat een begunstigde niet de vrijheid heeft om zich aan die medewerking te onttrekken. 

Toelichting 1

Artikel 1.2 ToepassingsgebiedIn dit artikel is sprake van een subsidieverstrekking door bestuursorganen van de gemeente Boskoop. Deze formulering is vanwege het gegeven dat ook aan anderen dan het college de bevoegdheid tot het verstrekken van een subsidie is gegeven. Dit betekent dat niet alleen het college maar ook commissies die subsidie zouden verstrekken, en ambtenaren die op basis van een mandaat bevoegdheden uitoefenen, de verordening dienen toe te passen.

De verordening is niet van toepassing indien subsidies rechtstreeks worden verstrekt op basis van een voorschrift van een hogere wetgever. De verordening is wel van toepassing indien die hogere wetgever via wettelijk voorschrift bepaalt dat de gemeente een regeling dient vast te stellen voor het verstrekken van bepaalde subsidies.

Artikel 1.3 Competentie tot uitvoering van deze verordeningIn het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen: het betreft niet alleen het verlenen of (gedeeltelijk) weigeren van subsidies maar ook besluiten als het toestaan van reserves.Het verlenen of weigeren e.d. van subsidies en garanties behoren- indien geen subsidieverordening geldt- tot de autonome bevoegdheden van de gemeenteraad.

De verordening geeft kaderstelling voor het uitoefenen van deze bestuursbevoegdheden. Daarnaast wordt via een systeem van subsidieplafonds en begrotingsvoorbehouden de koppeling gelegd met het budgetrecht van, en beleidsinhoudelijke sturing door de gemeenteraad.

Voor de volledigheid zij hier opgemerkt dat het college originair bevoegd is tot de uitvoering van deze verordening. Op grond van de Gemeentewet kan deze bevoegdheid worden overgedragen aan een commissie ex artikel 83 van de Gemeentewet. Ook kan het college bevoegdheden mandateren aan één of meer van haar leden en/of aan een ambtenaar.

Artikel 2.1 Algemene eisen ten aanzien van de aanvrager van de subsidieArtikel 4:23 van de Awb gaat er vanuit dat subsidie, behalve in uitzonderingsgevallen, wordt verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift. Dat wettelijk voorschrift regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. In de praktijk is letterlijke toepassing niet mogelijk. De activiteiten zouden in de verordening moeten worden opgenomen waarbij bij een beleidswijziging de verordening voortdurend aangepast zou moeten worden.Aan het vereiste dat kenbaar moet zijn voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt wordt ook voldaan door te verwijzen naar de gemeentebegroting. Bij de producten zoals opgenomen in de gemeentebegroting zijn de doelstellingen van de gemeente geformuleerd, en hoe deze doelstellingen door derden met een van gemeentewege te verlenen subsidie kunnen worden gerealiseerd.

Het eerste lid onder 2 bepaalt dat de activiteiten in overwegende mate ten dienste moeten staan van de Boskoopse bevolking. Hiermee wordt aangegeven dat het om activiteiten moet gaan die geen regionaal of landelijk karakter hebben. Uitzondering hierop vormen de afspraken die op bestuurlijk niveau regionaal zijn overeen gekomen en waarvoor de regiogemeenten subsidiemiddelen beschikbaar stellen.

In het algemeen kan aan bedrijven geen subsidie worden verstrekt: een vast uitgangspunt van subsidiebeleid is dat er geen subsidie wordt verstrekt aan aanvragers die een winstoogmerk hebben. Publieke middelen dienen uitsluitend voor publieke doeleinden te worden ingezet en niet voor het verhogen van de winst van een bedrijf. Hiervan kan worden afgeweken indien de subsidie een bijdrage is voor het realiseren van een concrete prestatie waarmee het publiek belang gediend is. Om die reden geldt dan als eis dat de subsidie moet worden verleend op basis van kwantificeerbare prestatie-eenheden. Er dient daarbij een directe aantoonbare relatie te zijn tussen de verleende subsidie en de overeengekomen prestatie-eenheden.

De aanvraag dient vergezeld te gaan van een sluitende begroting, dat is met inbegrip van het subsidiebedrag dat gevraagd wordt.

Artikel 2.2 Subsidieplafonds en beleidsregelsOp grond van artikel 4:25 Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Op grond van ditzelfde artikel kan een subsidie worden geweigerd indien door de verstrekking hiervan het subsidieplafond zou worden overschreden. Een aanvraag van subsidie kan wel aan de (inhoudelijke) criteria voldoen maar worden afgewezen omdat er geen middelen (meer) beschikbaar zijn. Hierbij dienen de aanvragen in volgorde van ontvangst gehonoreerd te worden.

Op basis van Titel 4.3 Awb kunnen beleidsregels worden vastgesteld.

Artikel 2.3 BegrotingsvoorbehoudIn voorkomende gevallen kan een subsidie worden verleend voor een periode waarvoor nog geen begroting is vastgesteld. Aangezien de gemeenteraad het budgetrecht toekomt en het college dus eigenlijk geen financiële verplichtingen kan aangaan dient een begrotingsvoorbehoud gemaakt te worden. Een en nader is geregeld in artikel 4:34 Awb. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt dient wel binnen een periode van 4 weken na vaststelling van de begroting een uitdrukkelijk beroep te worden gedaan op het in de begroting gereserveerde bedrag. 

Artikel 2.4 Andere inkomstenen van de aanvraag worden ook andere mogelijke inkomensbronnen van de begunstigde betrokken, zoals subsidiemogelijkheden bij het rijk, provincie, contributies van leden, etc.

Artikel 2.5 Eigen vermogenIn dit artikel wordt rekening gehouden met het uitgangspunt van budget- of outputfinanciering: Indien een begunstigde zijn activiteiten realiseert tegen minder kosten dan waarvan- op basis van een realistische raming- bij de subsidieverlening is uitgegaan dan kan zij het overschot behouden. Op deze wijze wordt een prikkel tot doelmatig werken ingebouwd. De besteding van het overschot moet passen binnen de doelstellingen waarvoor de subsidie is verleend. Indien het overschot niet besteed wordt dan kan dit worden toegevoegd aan het eigen vermogen, egalisatiereserve, dat een maximum van 10% van de totale begroting mag bedragen. Een eigen vermogen van 10% van de jaarlijkse begroting wordt voldoende geacht om inkomsten –en kostenfluctuaties op te vangen. Indien een grotere financiële buffer gewenst is, bijvoorbeeld ten behoeve van een (vervangings-) investering of substantiële risico’s, dan dient hiervoor op grond van het zesde lid apart toestemming aan het college te worden gevraagd. De voorafgaande toestemming voor een voorziening en/of bestemmingsreserve betreft de gevraagde subsidieperiode en zal dus bij subsidiebeschikking bepaald worden. Het college kan ook besluiten de toestemming voor een langere periode te geven, bijvoorbeeld voor de periode dat een voorziening/bestemmingsreserve in het leven is geroepen.

Artikel 2.6 De inhoud van de beschikking tot het verlenen van subsidieDe beschikking geeft een rechtsbetrekking aan. Subsidie is een aanspraak op financiële middelen. De Awb schrijft voor dat elke beschikking dient te berusten op een deugdelijke motivering die moet worden meegedeeld aan de aanvrager c.q. de begunstigde. Het nauwkeurig omschrijven van de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend voorkomt onduidelijkheid ten aanzien van de vraag of de activiteiten zijn uitgevoerd op de wijze zoals de gemeente had bedoeld.

Artikel 2.7 De uitvoeringsovereenkomstDe doelstelling van de subsidietitel in de Awb is het zo goed mogelijk regelen van de wederzijdse rechten en plichten van de begunstigde en het bestuursorgaan dat de subsidie verleent. Op grond van artikel 4:36 Awb is het mogelijk een begunstigde te verplichten een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten. In deze overeenkomst kan de verplichting worden opgenomen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend worden uitgevoerd. De uitvoeringsovereenkomst is bedoeld om meer te kunnen (bij) sturen op resultaten en effecten van het beleid uitgedrukt in kwantificeerbare prestatie-eenheden. Naast kwantificeerbare eenheden kunnen ook kwalitatieve criteria in een overeenkomst worden opgenomen. Tevens kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop activiteiten moeten worden uitgevoerd of ten aanzien van het te behalen resultaat.

Artikel 2.8 Afwijking van de subsidiebeschikking c.q. de uitvoeringsovereenkomstOp grond van artikel 4:36 van de Awb en artikel 2:8 van deze verordening is het mogelijk een begunstigde te verplichten een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten. Het eerste lid van artikel 2.9 bepaald wanneer van deze verplichting kan worden afgeweken. De begunstigde evenals het college dienen schriftelijk en met argumenten omkleed de reden tot afwijking aan elkaar te melden.

Artikel 3.1 Subsidietermijnen en vormenEen projectsubsidie is een subsidie die bedoeld is voor een eenmalige activiteit, maar kan meerdere jaren bestrijken. Vaak wordt deze ook als incidentele subsidie aangeduid. De subsidie voor de periode van een jaar of meerdere jaren, ook wel een periodieke subsidie genoemd, is een subsidie die per boekjaar of reeks van boekjaren wordt verstrekt ter bekostiging van structurele activiteiten van een aanvrager met rechtspersoonlijkheid. De Awb geeft aan deze subsidie de naam boekjaarsubsidie. De waarderingssubsidie kan ook zonder aanvraag vooraf door het college worden verleend.

Artikel 3.2 BekostigingsmethodenWelhaast traditioneel betrof subsidiëring het aanvullen van een ongedekt tekort in de exploitatiebegroting of het vergoeden van bepaalde kostencomponenten. Het nadeel van dergelijk subsidievormen is dat zij onvoldoende prikkelen tot doelmatig werken en dat de aard van de voorwaarden en van de voorwaarden die aan dergelijke subsidievormen zijn verbonden onvermijdelijk leiden tot veel invloed op de bedrijfsvoering van de begunstigde.In de meest zuivere vorm van subsidiëring op basis van kwantificeerbare prestaties worden de prestaties die de begunstigde zal voortbrengen in meetbare en controleerbare eenheden uitgedrukt en wordt per eenheid een vast subsidiebedrag bepaald. De afrekening vindt uiteindelijk plaats op basis van het daadwerkelijk aantal verrichte prestaties vermenigvuldigd met het vooraf vastgestelde subsidiebedrag per eenheid. Enerzijds ontstaat hier voor de begunstigde het voordeel dat, indien hij tegen een lagere kostprijs de afgesproken prestaties weet te leveren, hij het financiële voordeel conform artikel 3.4.1 van deze verordening mag besteden. Anderzijds draagt de begunstigde een risico indien de kostprijs om welke reden dan ook hoger uitvalt, het financiële nadeel is in dat geval voor de begunstigde. Vanwege dit, en andere risico’s, wordt in artikel 2.6 van deze verordening de mogelijkheid geboden om een gelimiteerd eigen vermogen op te bouwen waarmee de risico’s kunnen worden afgedekt.Indien niet op basis van kwantificeerbare eenheden subsidie wordt verstrekt zal de verstrekking plaats vinden op basis van een ingediend activiteitenplan met bijbehorende begroting waarin de kosten per activiteit zijn opgenomen. De derde mogelijkheid betreft de subsidiëring op basis van kostensoorten. In dat geval dient de aanvrager een begroting in waarin zijn opgenomen alle kostensoorten en de financiële dekking die daarvoor aanwezig is, dan wel gevraagd wordt.In de beleidsregels voorzover behorend bij deze verordening, is aangegeven vanaf welk bedrag welke bekostigingsmethode door het college gehanteerd zal worden.

Artikel 3.3 Overige subsidievoorwaardenSturen en toetsten op alleen kwantitatieve gegevens is te beperkt. Het verbinden van kwalitatieve voorwaarden aan de activiteiten geeft naast de mogelijkheid tot een cijfermatige afweging ook de mogelijkheid tot een inhoudelijke afweging van de met de subsidie georganiseerde activiteiten. Het formuleren van kwalitatieve voorwaarden is maatwerk per geval.

Artikel 4.1 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrechtOp het proces van verlenen tot en met het vaststellen en afrekenen van subsidie zijn de bepalingen van titel 4.2 van de Awb van toepassing. Deze titel biedt een uitgewerkte en afgeronde wettelijke basis voor subsidieprocessen. Daarnaast bevat de subsidietitel in afdeling 4.2.8 een zogenaamde facultatieve standaardregeling ten aanzien van subsidie die per boekjaar wordt verstrekt aan rechtspersonen. Aan het van toepassing verklaren van de facultatieve standaardregeling is het voordeel verbonden dat eenduidigheid ontstaat met andere subsidieverstrekkers die daarvan gebruik maken. Dit kan van belang zijn voor begunstigden die van meerdere bestuursorganen subsidie ontvangen. Ook wordt aansluiting gezocht bij voortgaande ontwikkelingen in de jurisprudentie hetgeen een bijdrage betekent aan de rechtszekerheid.

Titel 4.2 Awb bevat weliswaar een afgeronde regeling van de juridische aspecten van subsidieverstrekking maar het kan wenselijk zijn op gemeenteniveau nadere bepalingen op te stellen die specifiek richting geven aan het subsidiebeleid. De wet biedt de mogelijkheid om in de verordening afwijkingen op te nemen. Uitgangspunt blijft echter om zoveel mogelijk aansluiting te houden bij titel 4.2 Awb.

Artikel 4.2 Tijdstip indienen van de aanvraag tot subsidieDe in het eerste lid opgenomen deadline voor het indienen van aanvragen houdt verband met de gemeentelijke beleid- en beheercyclus. Het besluitvormingsproces ten aanzien van de subsidieaanvragen dient hierin te passen. Dit geldt ook voor de projectsubsidies. In incidentele gevallen heeft het college de mogelijkheid hiervan af te wijken. Dit is opgenomen in het tweede lid. Hierbij kan gedacht worden aan urgente gevallen die geen uitstel kunnen velen. Maar ook aan externe middelen die gedurende het jaar beschikbaar komen voor projecten.

Artikel 4.3 Bij een aanvraag tot verlening van subsidies te overleggen gegevensDit artikel geeft aan welke gegevens ten minste met een aanvraag voor subsidie moeten worden ingediend. Op grond van het vierde lid kan het college een en ander detailleren en/of uitbreiden. In de praktijk zal veelal sprake zijn van overleg met de aanvragers voor wat betreft de in te dienen stukken.

Arikel 4.4 Besliscriteria subsidies De weigeringsgronden zijn van belang om te kunnen sturen in het proces van subsidiering. De weigeringsgronden dienen er toe bij te dragen, dat subsidiemiddelen voor de juiste activiteiten worden verstrekt en waarvan mag worden aangenomen dat deze activiteiten gerealiseerd worden.Op grond van artikel 4:25 Awb kan een subsidie worden geweigerd indien deze subsidie het subsidieplafond zou overschrijden. Artikel 4.35 noemt de redenen waardoor een subsidie preventief kan worden geweigerd.Bij een beslissing omtrent subsidieverlening spelen niet alleen de hierboven genoemde weigeringsgronden een rol maar kan ook, met inachtneming van artikel 3:4 Awb, een belangenafweging plaatsvinden.

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) en het daarbij behorende besluit BIBOB in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk ongewild faciliteren van criminele organisaties door de overheid tegen te gaan. De wet maakt het mogelijk om subsidies te weigeren of in te trekken, als er sprake is van een ernstig gevaar dat subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of om geld verkregen uit strafbare feiten wit te wassen. Voor onderzoek naar mogelijke strafbare feiten kunnen bestuursorganen het landelijk bureau BIBOB inschakelen. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke beslissing blijft bij het bestuursorgaan liggen. Om van deze mogelijkheden gebruik te kunnen maken dienen deze in de subsidieregeling expliciet van toepassing verklaard te worden.

Artikel 4.5 Beslistermijnen Ingevolge de Awb geldt een “redelijke” termijn ten aanzien van het beslissen op aanvragen. Deze redelijke termijn is na acht weken verstreken en kan dan nog met acht weken worden verlengd. Hierover bericht het college schriftelijk aan de aanvrager. Met het verstrijken van de “redelijke” termijn waarbinnen de aanvraag niet is afgehandeld ontstaat de zogenaamde fictieve weigering waartegen een aanvrager een bezwaarschrift kan indienen.Met het opnemen van termijnen in deze verordening wordt beter aangesloten op de beleid- en beheercyclus van de gemeente. De termijn van acht weken plus verlenging is onvoldoende om te komen tot binnen de begroting passende besluiten t.a.v. structurele subsidies. Een uitzondering hierop vormt de termijn voor het nemen van een besluit t.a.v. waarderingssubsidies. Hiervoor wordt de termijn van 8 weken plus de verlengingsmogelijkheid aangehouden.

Artikel 5.2 In te dienen gegevens bij een aanvraag tot vaststelling van een subsidieDit artikel geeft aan over welke stukken het college ten minste moet beschikken in verband met de (definitieve) vaststelling van subsidies. Met toepassing van het derde en het vierde lid kan het college een en ander zonodig uitbreiden.In het tweede lid is de verantwoording voor ontvangers van kleine subsidies tot een minimum beperkt. Deze verantwoording kan bestaan uit een recapitulatie van de gemaakte kosten. Steekproefsgewijs kan in de populatie van deze categorie gesubsidieerden een controle met meer diepgang worden verricht.

Artikel 5.3Beslistermijnen voor vaststelling In dit artikel zijn de maximale termijnen aangegeven waarbinnen het college moet beslissen. Uiteraard kan een beslissing ook eerder door het college worden genomen.

Artikel 5.4 Voorschotten en verrekeningBevoorschotting is gebruikelijk, daarbij moet wel worden vastgelegd hoe met die voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting. Bevoorschotting aan een begunstigde waarvan het voortbestaan onzeker wordt kan worden gestopt (vierde lid).Bevoorschotting kan worden gestaakt indien er zich omstandigheden voordoen, die aanleiding kunnen geven tot intrekking of wijziging van de subsidie, bijvoorbeeld het niet voldoen aan de subsidieverplichting. Artikel 4:56 regelt dat de verplichting tot betaling van voorschotten wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan intrekking of wijzigingen van subsidie op grond van artikel 4:48 en 4:49 Awb.

Artikel 6.1 Eisen aan de administratieHet stellen van eisen aan de administratie van een begunstigde is in het bijzonder van belang met het oog op de subsidievaststelling die mede gebaseerd is op aan deze administratie ontleende gegevens. Deze moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn. Indien sprake is van meerdere activiteiten is een kostenverdeelstaat met een adequate toerekening van kosten verplicht.

Artikel 6.2 Toepasselijkheid artikel 4:71 van de AwbIn artikel 4:71 Awb wordt de toestemming van het bestuursorgaan vereist voor een aantal vermogensrechtelijke handelingen dat de begunstigde kan verrichten. Het doel van deze bepaling is onder andere te voorkomen dat subsidiegelden niet juist worden gebruikt en het voorkomen van financiële risico’s.

Artikel 6.3 Tegengaan van vervreemdingDe subsidie wordt verleend voor het uitvoeren van een activiteitenplan, het realiseren van vooraf overeengekomen prestatie-eenheden of ten behoeve van het “Goede doel”(waardering). Dit artikel beoogt dat de subsidiegelden niet worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door begunstigde elders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.

Artikel 6.4 Leveren van goederen en diensten aan derdenEen begunstigde mag, zonder toestemming van het college de subsidie niet deels ten goede te laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren. Uitzondering daarop vormt de barexploitatie omdat daarbij dikwijls sprake is van functioneren ten behoeve van de doelgroep en derden.

Artikel 6.5 LiquidatiesaldoDe bedoeling van dit artikel is dat, indien met subsidie verkregen eigendommen aan de doelstelling worden onttrokken, een evenredig deel van het vermogen dat met de subsidie is opgebouwd terugvloeit naar de gemeente. Het gaat hier immers om gemeenschapsgeld, verstrekt door het college.Het vijfde lid is bedoeld om te voorkomen dat een begunstigde in verband met het naleven van deze verplichtingen ten opzichte van de gemeente in strijd zou moeten handelen met zijn statuten.

Artikel 6.6 Meldingsplicht bij wijziging omstandighedenIn dit artikel wordt de verplichte informatie verstrekking door de begunstigde geregeld. Op het moment dat zich omstandigheden voordoen die van directe invloed zijn op de subsidie en waarover het college moet of kan beslissen dient de begunstigde zo spoedig mogelijk en schriftelijk hiervan melding te doen aan het college.

Artikel 6.7 Medewerking aan gemeentelijk onderzoekMedewerking aan onderzoek is in het algemeen niet verplicht. Met dit artikel wordt aangegeven dat een begunstigde niet de vrijheid heeft om zich aan die medewerking te onttrekken.